Tag Archief van: recensie

Wiegertje Postma
Boeken / Non-fictie

Vrouwen over vrouw-zijn

recensie: Wiegertje Postma (redactie) - Vrouwen schrijven niet met hun tieten
Wiegertje Postma

Wiegertje Postma is hoofdredacteur van Vice en schreef voor vice.com columns over alledaags seksisme. Met Vrouwen schrijven niet met hun tieten keert ze terug naar dit voor haar bekende terrein en vroeg 25 jonge schrijvers om een bijdrage.

Wat opvalt aan Vrouwen schrijven niet met hun tieten is allereerst de titel. Deze is enigszins verwarrend – hij doet suggereren dat het over vrouwelijke auteurs gaat – en lijkt dan ook voornamelijk gekozen omdat hij prikkelend is. De essays in de bundel variëren sterk, zowel in kwaliteit als in heftigheid van het onderwerp dat ze behandelen. Ze gaan over het al dan niet krijgen van kinderen, jongens- en meisjesspeelgoed en over thema’s als het gebruik van anticonceptie en seksueel misbruik. Over één ding zijn de auteurs het zeker eens: de strijd voor gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen is absoluut nog niet gestreden.

Actueel

De kwesties die beschreven worden zijn stuk voor stuk actueel en dat maakt dat een bundel als deze nodig is. Het is goed om de balans op te maken: Hoe staat het met het feminisme anno 2016? Onlangs nog werd een vrouw in Londen ontslagen omdat ze weigerde hakken te dragen. Dat ze veel moest lopen was geen reden om niet aan het kledingvoorschrift te doen.

Lisa Bouyeure kaart dit misplaatste symbool voor de ambitieuze vrouw aan in haar essay ‘De hoge hak als symbool voor de werkende vrouw is vreselijk achterhaald’. Hoge hakken, zo schrijft ze, ontleenden ooit hun status aan het feit dat je er niet op kon lopen en dus dat de drager ervan niet hoefde te werken. Inmiddels werkt het niet meer statusverhogend om niet te werken, maar toch zijn we de hak als een statussymbool blijven zien.

Beperkt kader

De bundel is niet slechts door alleen maar vrouwen geschreven, maar lijkt ook enkel voor vrouwen bestemd te zijn. Postma spreekt in haar inleiding over ‘wij’, waarmee ze vrouwen bedoelt en dus mannen buitensluit. Menig mannelijke lezer zal zich gepasseerd voelen door haar oproep ‘een alles ontregelend leger [te] vormen’. Het gros van de mannen plaatst immers ook kanttekeningen bij het patriarchaat. Een aantal essays vanuit mannelijk perspectief zouden niet misstaan hebben.

Jammer is ook de wisselende kwaliteit van de essays en dat ze nogal lukraak in één boek gepropt zijn. Het persoonlijke perspectief is soms wat te ver doorgetrokken, waardoor we bijvoorbeeld moeten lezen over de pil die voor Bregje Hofstede libidoverlagend werkte. Toen ze er eenmaal vanaf was, constateerde haar vriend ineens dat-ie geen porno meer keek. Good for him. Postma is vooral voor kwantiteit gegaan en heeft haar schrijvers de ruimte gegeven om over grote en kleine onderwerpen te schrijven. Dit heeft als resultaat dat sommige essays de vinger op de zere plek leggen en andere juist een zere plek creëren.

Wiegertje Postma
Boeken / Non-fictie

Vrouwen over vrouw-zijn

recensie: Wiegertje Postma (redactie) - Vrouwen schrijven niet met hun tieten
Wiegertje Postma

Wiegertje Postma is hoofdredacteur van Vice en schreef voor vice.com columns over alledaags seksisme. Met Vrouwen schrijven niet met hun tieten keert ze terug naar dit voor haar bekende terrein en vroeg 25 jonge schrijvers om een bijdrage.

Wat opvalt aan Vrouwen schrijven niet met hun tieten is allereerst de titel. Deze is enigszins verwarrend – hij doet suggereren dat het over vrouwelijke auteurs gaat – en lijkt dan ook voornamelijk gekozen omdat hij prikkelend is. De essays in de bundel variëren sterk, zowel in kwaliteit als in heftigheid van het onderwerp dat ze behandelen. Ze gaan over het al dan niet krijgen van kinderen, jongens- en meisjesspeelgoed en over thema’s als het gebruik van anticonceptie en seksueel misbruik. Over één ding zijn de auteurs het zeker eens: de strijd voor gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen is absoluut nog niet gestreden.

Actueel

De kwesties die beschreven worden zijn stuk voor stuk actueel en dat maakt dat een bundel als deze nodig is. Het is goed om de balans op te maken: Hoe staat het met het feminisme anno 2016? Onlangs nog werd een vrouw in Londen ontslagen omdat ze weigerde hakken te dragen. Dat ze veel moest lopen was geen reden om niet aan het kledingvoorschrift te doen.

Lisa Bouyeure kaart dit misplaatste symbool voor de ambitieuze vrouw aan in haar essay ‘De hoge hak als symbool voor de werkende vrouw is vreselijk achterhaald’. Hoge hakken, zo schrijft ze, ontleenden ooit hun status aan het feit dat je er niet op kon lopen en dus dat de drager ervan niet hoefde te werken. Inmiddels werkt het niet meer statusverhogend om niet te werken, maar toch zijn we de hak als een statussymbool blijven zien.

Beperkt kader

De bundel is niet slechts door alleen maar vrouwen geschreven, maar lijkt ook enkel voor vrouwen bestemd te zijn. Postma spreekt in haar inleiding over ‘wij’, waarmee ze vrouwen bedoelt en dus mannen buitensluit. Menig mannelijke lezer zal zich gepasseerd voelen door haar oproep ‘een alles ontregelend leger [te] vormen’. Het gros van de mannen plaatst immers ook kanttekeningen bij het patriarchaat. Een aantal essays vanuit mannelijk perspectief zouden niet misstaan hebben.

Jammer is ook de wisselende kwaliteit van de essays en dat ze nogal lukraak in één boek gepropt zijn. Het persoonlijke perspectief is soms wat te ver doorgetrokken, waardoor we bijvoorbeeld moeten lezen over de pil die voor Bregje Hofstede libidoverlagend werkte. Toen ze er eenmaal vanaf was, constateerde haar vriend ineens dat-ie geen porno meer keek. Good for him. Postma is vooral voor kwantiteit gegaan en heeft haar schrijvers de ruimte gegeven om over grote en kleine onderwerpen te schrijven. Dit heeft als resultaat dat sommige essays de vinger op de zere plek leggen en andere juist een zere plek creëren.

Jambinai
Muziek / Album

Laag op laag op laag

recensie: Koreaanse muziek van Jambinai - A Hermitage
Jambinai

Vervreemdend, zo is de experimentele muziek van Jambinai wel te noemen. Met het enorme scala aan traditionele instrumenten, sfeervolle klanken, uitgedrukte invloeden en effecten is de muziek echter nauwelijks in te delen bij een genre. 17 juni brengt de band officieel zijn tweede album uit, A Hermitage.

De fascinerende mix van traditionele Koreaanse en Westerse muziek is niet bepaald gangbaar te noemen. Jambinai combineert traditionele instrumenten, waaronder de piri (soort hobo), de haegeum (tweesnarige, langwerpige viool) en de geomungo (mix van een citer en een luit), met rockinstrumenten en minimalistische ritmes. De akoestische instrumenten maken het repertoire allerminst soft klinkend. Integendeel, Jambinai maakt zeer diverse liedjes met dromerige sferen, een combinatie van elektro, metalmuziek en ambient. De kracht achter de band is dat hij avontuurlijke soundscapes creëert die uit films tot leven lijken te zijn gewekt.

Complexe gelaagdheid

De muziek is net als op het debuutalbum Différance (2012) overwegend instrumentaal, maar hier en daar zijn vrouwelijke vocalen toegevoegd. Op de track ‘Abyss’ wordt zelfs een soort rap gebracht, waarvan de tekst Koreaans is en waarop sporadisch grunts te horen zijn. A Hermitage lijkt voornamelijk een voortzetting te zijn van de eerste track ‘Time of Extinction’, het zwaarste nummer van Différance. In tegenstelling tot dat album is er minder afwisseling met rustige delen. In plaats daarvan is er meer ruimte gereserveerd voor de opbouw van de liederen, waarbij met name de geomungo voor hoekige, ostinatische motiefjes zorgt.

JambinaiWie goed luistert, hoort dat de dynamiek van de liederen voortkomt uit de volumewisselingen door het creatieve gebruik van de instrumenten en effecten. Vaak zetten de instrumenten achter elkaar in, zoals bij ‘They Keep Silence’ dat met een laag, beukend ritme op de geomungo begint. Dit wordt na een paar maten ondersteund door zachte vocalen, ruige drums en wazige melodieën op de haegeum. Er komen steeds meer lagen van ritmes en klanken bij gedurende het nummer, waarin afwisseling in sterkte van verschillende delen in de liederen een belangrijke rol spelen voor de luisterervaring.

Albumversie mist ambiance

Bij ‘Echo of Creation’, zoals de meeste tracks, vallen bijna alle instrumenten na een hoogtepunt weg tot alleen de samples overblijven. Vervolgens wordt er weer opnieuw naar een hoogtepunt toegewerkt met nóg meer dynamiek dan in het begin. De ontstane mix is echter zo complex gelaagd dat de muziek uiteindelijk meer een waas is van snelle ritmes (vooral in de bass drum en gitaar) en opeenvolgingen van klanken die neigen naar grindcore. De soundscape is daarom moeilijk te volgen voor luisteraars die niet bekend zijn met dergelijke muziek.

Het is een ware kunst om de gelaagdheid van de liederen op te zetten aangezien deze veel concentratie vereist. De recensies van de eerste concerten (waaronder in Vera, Groningen) zijn daarom ook lovend, wat een voorbode is voor de optredens die nog komen gaan. Hoewel de muziek totaal niet makkelijk luistert, zal de muzikale kracht van Jambinai ongetwijfeld op het podium – waar het publiek de artiesten aan het werk ziet in de totstandkoming van het live-product – beter tot zijn recht komen dan op het toch wat tegenvallende album.

Live te bewonderen:

14 juni – Paradiso, Amsterdam
21 juli – Valkhof Festival, Nijmegen

Boeken / Fictie

De plot en de vergeetbaarheid

recensie: Yannick Dangre - De idioot en de tederheid

Aan alles merk je dat Yannick Dangre, het ‘wonderkind in het verborgene’, een schrijver is: zijn taal is soepel, zijn stijl zelfverzekerd, zijn gevoel voor ritme onovertroffen. Hoe jammer dan toch dat de plot van De idioot en de tederheid zo ondraaglijk licht en vluchtig is.

Het boek begint nochtans veelbelovend mysterieus: de jonge schrijver Tristan gaat op bezoek bij zijn oom Arthur in Zuid-Frankrijk, waar die hem vraagt zijn levensverhaal op te tekenen. Als lezer heb je meteen vragen: Wat doet Arthur in Frankrijk? Wat is er gebeurd tussen hem en zijn broer Frank? Waarom wil hij dat de familiesaga op papier wordt gesteld? Die intro vermeldt ook een datum die Arthur als ‘de belangrijkste uit zijn leven’ bestempelt, en waar we later in het boek het fijne van te weten zullen komen. Een cliffhanger die binnenkomt.

Helaas maakt de rest van De idioot en de tederheid die broeierigheid en dat mysterieuze te weinig waar. Wat zich na die eerste pagina’s ontvouwt, is een familiekroniek die niet echt diep snijdt, met iets te veel voorspelbare ingrediënten: broers die in onmin vallen, tirannieke vader, getormenteerde moeder wiens leven in het teken van verwelking staat, een mentaal zwakbegaafd kind, scheidingen, ziektes, en wat nog meer. Uiteraard zijn dit allemaal zaken die nu eenmaal in families voorvallen, maar omdat het allemaal in zo’n rotvaart wordt verteld en dus een opeenstapeling van ellende lijkt, mist het zijn doel. Op die manier doet Dangre de meermaals geciteerde zin van Tolstoj, dat elk ongelukkig gezin op een unieke manier ongelukkig is, geweld aan – het lijkt allemaal al een keer verteld te zijn.

Man met losse handjes

Het grote voordeel is dat de plot niet kabbelt, maar voorbijraast. Dangre, die zich aan het begin van zijn schrijfcarrière nadrukkelijk spiegelde aan Jeroen Brouwers, heeft nu resoluut het verhaal laten domineren op stijl. En een verhaal vertellen, dat kan hij. Met als gevolg dat er in het boek geen rustmomenten zijn en je het voor je het weet uit hebt. Maar daarin schuilt een ander nadeel: door die gejaagde verteltrant, maken bepaalde scènes een wat potsierlijke indruk omdat ze de tijd niet krijgen zich te ontvouwen. Zo bijvoorbeeld deze wat lachwekkende seksscène, die wel in fast forward lijkt verteld:

‘Jessica duwde haar borsten in mijn gezicht terwijl haar vochtige geslacht samentrok, met lange, plagerige halen. Toen haar linkerhand zachtjes mijn balzak begon te kneden, voelde ik dat ik het niet meer zou houden, mijn zaad spoot in een intens genotsvolle flits uit me weg.’

Wat het boek toch enigszins de moeite maakt, zijn de prachtige bedenkingen die er hier en daar in worden rondgestrooid. Met deze als absolute uitschieter:

‘Zodra geliefden ontdekken dat de ander niet van hen houdt om dezelfde redenen als waarom ze van zichzelf houden, is de relatie gedoemd.’

Maar helaas bevat De idioot en de tederheid veel te weinig van dit soort pareltjes. Je klapt het boek dan ook dicht met een ‘mja’, in plaats van een ‘wow’ of ‘bah’. En die onverschilligheid is doodjammer, want nogmaals: dat Dangre kan schrijven, staat vast.

(Lees hier ook ons interview met de schrijver!)

Benjamin Burnley in de Melkweg
Muziek / Concert

Het licht wint van het duister

recensie: Opzienbarend debuutconcert Breaking Benjamin op Nederlandse bodem
Benjamin Burnley in de Melkweg

Voor de eerste keer sinds de oprichting in 1998 tourt Breaking Benjamin door Europa. Het debuutconcert op Nederlandse bodem begint anders dan verwacht. Bij aanvang komt de band op om te vertellen dat leadgitarist Jasen Rauch met acute pijn naar het ziekenhuis is gebracht. De overige bandleden peinzen er niet over om het concert te annuleren; the show must go on.

Frontman Benjamin BurnleyDuimpjes omhoog - fotograaf Brian Krijgsman vraagt het publiek met opgestoken duimen toestemming om het concert semi-akoestisch te spelen en daarvoor de nodige voorbereidingen te treffen. Wanneer de hele zaal goedkeurende tekens geeft, begint de band ruim twintig minuten later dan gepland aan een aangepaste semi-akoestische set met vier man. “We are stripped down to the core, this is who we are from the inside,” vertelt Burnley, waarna de band inzet met ‘So Cold’, een nummer van het album We Are Not Alone (2004).

Toch maar elektrisch?

De line-up van de band veranderde sinds de herformatie in 2014 ingrijpend. Burnley is het enige originele overgebleven lid. De stijl van de muziek en tekst zijn consistent gebleven in het eerste album sinds de herformatie, Dark Before Dawn. Dat is mogelijk te danken aan het feit dat Burnley als primaire tekstschrijver en componist fungeert, nog altijd geteisterd door verschillende fobieën. Eén daarvan is vlieganst, waardoor de band zich lang onthouden heeft van optredens buiten de VS en Canada. Zelfs in deze ‘softere’ samenstelling, zet de band een sterk optreden neer met duidelijke invloeden van hard rock. De onberedeneerde angst die spreekt uit de teksten wordt sterk benadrukt door rauwe gitaarklanken en grunts. Burnley is ditmaal niet de enige zanger – zoals in eerdere touren gebruikelijk – gitarist Keith Wallen en bassist Aaron Bruch treden ook als zanger op.

Breaking Benjamin OnstageHet vijfde nummer, ‘Simple Design’, speelt de band elektrisch om het publiek toch iets van de echte muzikale kracht van Breaking Benjamin te laten proeven, waarna het publiek unaniem bepaalt dat de rest van het optreden ook full on elektrisch gespeeld mag worden. “But I don’t want a fucking post about that it sounds different; we know he is not here,” zegt Burnley, verwijzend naar de missende melodische gitaarlijnen van Rauch.

“Ok, I got it!”

Bij het rustige coda van ‘Give Me A Sign’ vraagt Burnley het publiek telefoons als zaklamp te gebruiken. Het zaallicht dooft, waardoor het podium alleen nog verlicht wordt vanuit het publiek. Tegen het eind van het lied dooft het licht van de telefoons langzaam uit, waarna de band ‘Breaking the Silence’ inzet en de hele zaal wordt omgevormd tot een grote moshpit. Wanneer de band ‘Failure’ wil gaan spelen, meldt BurnleyBenjamin Burnley op lead dat hij even een riffje moet oefenen dat hij normaal niet speelt en zegt na het aanslaan van een akkoord “Ok, I got it!” De normale set eindigt vervolgens met ‘I Will Not Bow’ waarin Burnley normaal gesproken helemaal niet speelt, wat blijkt uit het nogal satirische gesprek dat hij voert met drummer Shaun Foist die steeds zijn schouders ophaalt.

Het publiek pept zichzelf na de set op met geklap, gejuich, gejoel en met “bier en tieten, tralalala…” De toegiften worden daarom ook met groot enthousiasme ontvangen. De berichten vanuit het ziekenhuis zijn goed, waardoor Burnley in een beter humeur is. Daarom vindt hij het toepasselijk om speciaal deze avond het akoestische ‘Rain’ te spelen, waarin hij zichzelf begeleidt; een nummer dat normaal gesproken niet gespeeld wordt tijdens een optreden. Het publiek zingt luidkeels mee. Iedereen lacht als de frontman vertelt over de vreemde dingen die hij ooit tijdens een vreetkick door het gebruik van wiet gegeten heeft. Na tien jaar zitten de rare mengsel nog steeds in zijn maag – zoals brood met pindakaas en gummiberen, volgens Burnley de beste combinatie ooit.

Breaking Benjamin Onstage (2)Met ‘Dance With the Devil’ en ‘Diary of Jane’ sluit Breaking Benjamin het optreden af, waarvoor Burnley eerst nog even wat riffjes moet ‘leren’. Hij grapt dat dit het eerste concert ooit is waar iemand een partij zó kort voor het optreden moet leren. Hoewel het ontbreken van de melodische gitaarlijnen soms duidelijk hoorbaar was, weet de band zich uitstekend staande te houden en aan de hoge verwachtingen van het eerste concert in Nederland te voldoen. Laten we hopen dat Burnley zijn fobieën voortaan beter de baas blijft en ons niet nog eens zo lang op een concert van zijn geweldige band laat wachten.

 

Boeken / Non-fictie

Zijn we slim genoeg of te arrogant?

recensie: Frans de Waal - Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn?

Frans de Waal kennen we als apendeskundige van eerdere boeken, optredens bij De Wereld Draait Door en een Ted Talk. Ditmaal heeft hij zijn expertisegebied uitgebreid naar andere soorten, inclusief de chimpansee, de brulkikvors, en de etholoog of dierenwetenschapper.

Het boek Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? is niet zozeer een antwoord op die vraag, maar meer een verdediging van de ethologie, of de evolutionaire cognitie, zoals De Waal het liever noemt. Dit gaat verder dan dierlijke intelligentie; cognitie heeft te maken met het opnemen, verwerken en inzetten van kennis en informatie. Intelligentie is in die zin onderdeel van cognitie, en deze term is volgens De Waal niet alleen gereserveerd voor mensen.

Chimpansees, wipsnavelkraaien en ethologen

Zo leren we dat chimpansees begrijpen dat ze op een kist moeten gaan staan om bij hoger gelegen bananen te komen, en dat ze de kist de volgende keer meesleuren om het trucje nog eens te doen. Ook leren we dat wipsnavelkraaien bladeren en takjes als werktuigen gebruiken (en dat wipsnavelkraaien bestaan). Bovendien maken we kennis met een aantal ethologen, die ook hun merkwaardige gebruiken hebben. Zo zou professor Konrad Lorenz, die beschouwd wordt als een van de grondleggers van de ethologie, over de universiteitscampus hebben gelopen met een vlucht ganzen achter zich aan.

Lorenz reageerde met zijn manier van dierenwetenschap op de veel sterielere wijze van zijn voorgangers, waarvan professor Burrhus Skinner het boegbeeld was. Skinner was een psycholoog en de grondlegger van het behaviorisme, dat door middel van experimenten onderzoek doet naar het gedrag van mens en dier. Vooral dieren waren voor Skinner in deze zin onderzoeksobjecten, en daarmee was uitgesloten dat ze emoties, laat staan cognitie hadden. Skinner wordt opgetekend als wetenschapper in steriele, witte jas, die zijn onderzoeksdieren letterlijk stevig in zijn greep heeft. In een van de tekeningen in het boek (die verspreid door de hoofdstukken afgedrukt staan) zien we hem met een duif in zijn hand, en andere duiven achter kleine tralies. Een paar bladzijden terug zagen we Lorenz nog gezellig rondlopen met een pijp in zijn mond, terwijl kleine gansjes achter hem aan waggelden.

Introspectie

Hiermee laat De Waal een verschil van dag en nacht zien, wat zijn argument voor de evolutionaire cognitie zeker versterkt. Daarbij leest zijn werk simpelweg makkelijk; geen kronkelige zinsstructuren of onmogelijke woorden, maar verteerbare populaire wetenschap. Zijn we slim genoeg om te weten hoe slim dieren zijn? is een intrigerend inkijkje in een wetenschap die anders verborgen zou blijven in laboratoria en onderzoekscentra.

Het boek geeft ons ook een inkijkje in onszelf, en onze verhouding ten opzichte van (andere) dieren. Zo ver verheven boven dieren zijn wij mensen niet, lijkt De Waal te willen zeggen – in tegendeel. Zo is het voor een mier zonneklaar dat hij moet samenwerken met de andere mieren, terwijl we allemaal weten dat dat voor mensen wel eens een lastige realisatie is. De vraag lijkt dan ook niet of we slim genoeg zijn, maar of we te arrogant zijn om te accepteren hoe slim dieren zijn. De Waals werk staat bomvol voorbeelden en anekdotes om dit te onderstrepen. Toch weet hij zich te weerhouden van veroordelingen, wat van zijn werk prettig leesvoer voor de zonnige zondagmiddag maakt.

Boeken / Non-fictie

Hier komt het geheim

recensie: Joakim Garff - Kierkegaard. Een biografie.

Joakim Garffs 800 pagina’s tellende biografie over de Deense filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) is 16 jaar na verschijning vertaald in het Nederlands door Edith Koenders en Jan Millekamp. De vermaarde, maar niet onomstreden biografie voegt een belangrijk hoofdstuk toe aan de groeiende Nederlandse Kierkegaard-bibliotheek.

In een inleidend werk uit 1952 noteert Gregor Malantschuk dat ‘De toekomst zal bewijzen of de belangstelling voor Søren Kierkegaard en zijn geschriften meer is dan een modeverschijnsel’ (p.11). Kierkegaard zelf heeft altijd volgehouden dat niet alleen zijn filosofie, maar juist ook zijn leven, ‘dat intrigerende geheim van de hele machinerie’, keer op keer bestudeerd zou worden en dat hij pas na zijn dood werkelijk goed begrepen kon worden. Inmiddels is duidelijk dat de internationale Kierkegaard-studie een van de meest veelomvattende hedendaagse filosofieprojecten vormt. Sinds het eerste nog uit het Duits vertaalde boek van Kierkegaard in 1886 verscheen, zijn willekeurig talloze artikelen en vertalingen verschenen, totdat Uitgeverij Damon vanaf 2006 begon met het systematisch uitgeven van Kierkegaards werk. Het einde daarvan is nog lang niet in zicht, waarbij een enkeling zelfs de hoop koestert dat Kierkegaards dagboeken ooit nog volledig in vertaling verschijnen. Dat nu bij Uitgeverij Ten Have de vertaling van Garffs geprezen Kierkegaard biografie verschenen is, bevestigt dat Kierkegaard ook in Nederland al lang geen modeverschijnsel meer is. Deze biografie maakt Kierkegaards leven en denken voor een nog breder publiek toegankelijk, zonder concessies te doen aan de complexiteit van diens karakter, denken en levenswandel.

Vertalen

De Nederlandse vertaling is gebaseerd op de Deense jubileumuitgave die verscheen in 2013 ter gelegenheid van Kierkegaards 200ste geboortedag. Opvallend is dat een aantal hoofdstukken ontbreekt die in de oorspronkelijke uitgave uit 2000 en de daaropvolgende Duitse (2004) en Engelse vertaling (2005) wel zijn opgenomen. Volgens de uitgever omdat het voor de Nederlandse lezer om Deense, al te Deense uiteenzettingen zou gaan. Weggelaten is onder meer een beschouwing van het ondergrondse Kopenhagen destijds evenals een vermakelijke uiteenzetting van een nooit door Kierkegaard gepubliceerd werk over literaire snoeverij bij monde van A.B.C.D.E.F. Godthaab. Toch de moeite van het lezen waard, en voor wie Kierkegaard nog beter binnen zijn Deense context verstaan wil, zeker niet overbodig. Wie het Deens niet machtig is, maar wel die achtergronden wil lezen, kan altijd nog terecht bij de Engelse vertaling van Bruce Kirmmse.

De Nederlandse vertaling is al met al een 70 pagina’s ingekort, waar de lezer voor zolang hij het niet doorheeft niets van merkt. De vertalers hebben daarbij een complex werk dat aaneenhangt van nooit eerder vertaalde brieven, dagboekpassages, rapporten, krantenknipsels en de nodige filosofische fragmenten, om weten te zetten naar een vlot lezende tekst.

Vermaard controversieel

De oorspronkelijke uitgave, die de belangrijke Deense ‘George Brandes literatuurprijs’ won, is desalniettemin sinds verschijnen onderwerp van stevig academisch debat. Hoewel internationaal vrijwel alle recensies lovend zijn, heeft met name Peter Tudvad in uiteenlopende commentaren gewezen op de vele fouten die te vinden zouden zijn in de biografie. Garff zou fouten en valse speculaties uit secundaire literaire bronnen hebben overgenomen en bovendien gedreven door sensatiezucht Kierkegaard een nauwelijks onderbouwde duw hebben gegeven richting het beeld van een dweperige dandy. Garff zou ook geregeld met een Freudiaanse bril op geneigd zijn tot absurde insinuaties, en toegegeven: ‘Met ambivalente gevoelens en misplaatste loyaliteit, die haast te vergelijken is met de paradoxale toewijding van een incestslachtoffer, laat Kierkegaard ons meestal tussen haakjes weten dat zijn vader de beste van alle vaders is’ (p. 39-40), is op zijn minst een ongelukkige woordkeuze.

In het in 2004 verschenen artikel En uvidenskabelig biografi om Kierkegaard stelt Tudvad vast dat Garff bovendien schuldig is aan plagiaat, vanwege het geregeld zonder (juiste) bronvermelding overnemen van teksten uit eerdere Kierkegaardstudies, met name Jørgen Bukdahls Søren Kierkegaard og den menige mand uit 1961. Ondanks zijn faam zou het boek zonder twijfel ‘afgewezen worden als masterscriptie’ maar desondanks ‘wordt het als de meest gezaghebbende biografie beschouwd van wellicht de grootste Deense denker allertijden’.

Naast deze scherpe kritiek wijst ook de Amerikaanse filosofe Marilyn Piety al geruime tijd op de onterechte waardering die Garff ontvangt. Haar felle aanvaringen met de vertaler van de Engelse uitgave Bruce Kirmmse zouden zelfs op vriendjespolitiek duiden en het moedwillig verbloemen van frauduleuze passages. Een nader te verschijnen studie van haar hand getiteld Fear and Dissembling: The Copenhagen Kierkegaard Controversy zou een definitief overzicht moeten geven van de lacunes in Garffs biografie, en het probleem van het onderscheiden van biografische feiten en fictie.

Het is echter de vraag of deze studie ooit het daglicht zal zien, nu deze al enige jaren is vertraagd en Garff met de jubileumeditie een aantal kritiekpunten lijkt te hebben ontmanteld. Althans, in zijn nieuwe voorwoord noteert Garff dat ‘voor zover de omstandigheden dat toelieten’ hij de aantekeningen die Tudvad heeft geplaatst bij zijn academische aanpak in de oorspronkelijke uitgave in deze editie ten goede heeft laten komen. Dat is een vriendelijke manier van zeggen dat hij zich de kritiek enigszins heeft aangetrokken. De psychoanalytische kijk en het beeld van de jonge Kierkegaard als ijdele dandy zijn echter niet verdwenen. Overigens ironisch genoeg liet Kierkegaard zich in tegenstelling tot veel van zijn tijdgenoten nooit fotograferen, waardoor we zo weinig idee hebben van hoe ‘deze scheve kabouter met zijn te hoge schouders en dunne benen’ (p. 296) er werkelijk uitzag. De bekende romantische beeltenis van de jonge Kierkegaard getekend door zijn neef Niels Christian Kierkegaard siert ook de Nederlandse cover.

Hij werd geboren, werkte en stierf

Het leven van Kierkegaard laat zich in enkele regels vertellen, noteert Frits Florin in een bloemlezing (2003). Het zou ook weinig spectaculair zijn. Dat zijn twee vergissingen: wie Kierkegaards levensverhaal bestudeert, komt onvermijdelijk tot de conclusie dat Kierkegaard meer overhoop heeft gehaald in 43 levensjaren dan menigeen voor zich zou wensen. Ook het eenvoudige leven kan spectaculair zijn. Kierkegaards ambivalente jeugd, dramatische liefdesverhouding met Regine Olsen, voortdurende opstand tegen de massa en de verwoestende aanvallen op de Deense Staatskerk: dat is opzienbarend. Daarbij, iemands leven in enkele regels uit de doeken doen is juist bij Kierkegaard de valkuil die men moet vermijden, omdat geen levenswandel zo verbonden is met de filosofische ontwikkeling als bij Kierkegaard.

Garff verweeft wat dat betreft nadrukkelijk leven en denken met elkaar, en erkent in zijn inleiding dat hij kritischer, historischer en minder eerbiedig te werk is gegaan dan voorgangers. Niet alleen de grote gebeurtenissen, maar ook de kleine voorvallen en bijkomstigheden moeten verteld worden. De biografie is een zoektocht geweest naar ‘de scheuren in het graniet van zijn genie, naar de gekte die vlak onder de oppervlakte school, naar zijn intensiteit en de prijs die hij (…) heeft moeten betalen voor zijn maniakale geschrijf, en naar de onpeilbare ondoorgrondelijkheid van deze man, met wie je nooit helemaal klaar bent’ (p. 17). Met dit boek heeft Garff beoogt ‘zo uitgebreid mogelijk een complexe Kierkegaard te beschrijven’ (idem).

Garff heeft ervoor gekozen het verhaal van geboorte tot na de dood onder te verdelen in vijf kenmerkende perioden waarbij de belangrijkste bronnen Kierkegaards correspondentie en dagboekfragmenten zijn. Opmerkelijk is dat Kierkegaards roemruchte notitie IV A 85 ontbreekt in een herschreven hoofdstuk ‘Oefening achter de coulissen’ waarin hij schreef: ‘Na mijn dood, en dat is mij een troost, zal niemand in mijn papieren één verklaring vinden over datgene wat eigenlijk mijn leven vervuld heeft; niemand zal in mijn innerlijk de sleutel vinden die alles verklaart (….)’. Wellicht heeft Garff gemeend dat hoe hij dit ook uitlegt of nuanceert het een te grote schaduw werpt op de biografische poging.

Een ander belangrijke bron die Garff benut is Kierkegaards Gezichtspunt voor mijn schrijverswerkzaamheid (vert. 2015) waarin Kierkegaard een verantwoording geeft over de totstandkoming en duiding van zijn (pseudonieme) geschriften. Hier toont zich de moeilijkheid van ‘objectieve levensbeschrijving’. Garff geeft niet louter een presentatie van levensfeiten, maar kiest bewust voor een interpretatie waarin hij in dit geval veronderstelt dat Kierkegaards autobiografische verantwoording een product is van de fantasie met hier en daar een passage die ‘het midden houdt tussen een vervalsing en een parodie’ van de realiteit (p. 542). C. Stephen Evans (2009) betwist dit punt echter stellig en wijst op de gevolgen voor de Kierkegaard-studie wanneer men uitgaat van zulke ‘postmoderne verwijten’. Volgens Evans moeten we Kierkegaard meer geloofwaardigheid toekennen in zijn bekentenissen, dan Garff veronderstelt.

Veelkleurige vertelling

Garff laat er geen misverstand over bestaan dat zijn studie een poging is om de afstand tussen het vertellen van een goed verhaal en het presenteren van een ware geschiedenis zo klein mogelijk te houden. In dat opzicht leest zijn biografie als een sterk gedocumenteerde roman, en is ze veel uitgebreider en beter dan Peter Thielsts Het verhaal van Søren Kierkegaard. Roman over het leven van een filosoof (vert. 1999). Uit de lucht gegrepen beweringen dat Kierkegaard een trouw bezoeker zou zijn van het bordeel en wijnhuis (p. 144), treft men in Garff niet aan zonder het nodige voorbehoud (p. 112-118). Garff is ook toegankelijker dan de bijna 500 pagina’s tellende ‘intellectuele biografie’ Kierkegaard A Biography van Alastair Hannay (2001) die als eerste alternatief van recente Kierkegaard-biografieën moet worden genoemd. Ook Hannay is overigens breed bekritiseerd, wat eens temeer duidelijk maakt dat er niet zoiets kan bestaan als de ‘definitieve biografie’ waarmee uitgever Ten Have schermt of een ‘waarschijnlijk definitieve presentatie van feiten’ zoals de Frankfurter Algemeine Zeitung meende. Daarvoor heeft Kierkegaard teveel raadsels en geheimen achtergelaten.

Garffs biografie is een veelkleurige vertelling die op eigen wijze deze geheimen en raadsels tegemoet treedt en dat indrukwekkend doet. Zolang er geen gelijkwaardige biografische inspanningen het daglicht zien, is dit boek nu ook voor de Nederlandse Kierkegaardlezers een eerste en onmisbare toegang tot het leven en denken van de Deense spion in dienst van het Hogere.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery
Kunst / Expo binnenland

Rob Scholte heeft een hobby

recensie: Rob Scholte's Embroidery Show, Museum de Fundatie
Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Wat is het verschil tussen je naam ergens op zetten en je naam ergens aan verbinden? Rob Scholte lijkt tot nog toe altijd het eerste te doen, maar wil met zijn nieuwste expositie eigenlijk het tweede: het voor het voetlicht brengen van het werk van (anonieme) anderen.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

fotograaf: Hans Westerink

Waarschijnlijk hebben er nog nooit zoveel vrouwen tegelijk in het museum gehangen. Rob Scholte grijnst als hem die suggestie wordt gedaan en vindt ook dat het werk van deze – waarschijnlijk –  dames wel onder de aandacht mag worden gebracht. Maar dat is niet de enige reden dat Scholte deze tentoonstelling cureerde. Hij wilde het publiek ook laten zien wat hij ziet wanneer hij naar deze borduurwerken kijkt: de achterkant ervan.

Pas toen hij een keer van een van de werken uit zijn beginnende verzameling een achterkant zag, kwam hij op het idee dat ‘dit weleens meer dan gewoon een hobby zou kunnen zijn’, zoals hij zelf lachend zegt. Die achterkant fascineerde hem. Daar is volgens Scholte de individualiteit van de makers te zien, die anoniem moeten blijven omdat ze bij de meeste uit de kringloop en dergelijke gekochte werkjes moeilijk te achterhalen zijn.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Laatste avondmaal, 2009, fotograaf: Hans Westerink

Het tonen van de maker

Inmiddels behelst de verzameling 931 werken en werd het tijd voor een expositie. Wanneer je, bijvoorbeeld, negen in een vierkant opgehangen omgekeerd ingelijste borduurwerken die allemaal hetzelfde onderwerp verbeelden met elkaar vergelijkt, valt op dat alle achterkanten inderdaad zeer verschillend zijn – ook al hebben de voorkanten dezelfde nette uitkomst, de achterkant laat zien wie de makers werkelijk zijn. De één knipt zijn (of waarschijnlijk: haar) draden netjes af, de ander laat ze gewoon hangen. Een volgende maakt er knoopje in, of weeft ze weer door elkaar. De verschillende toonverschillen in kleur van het garen maken verder nog dat het effect verschilt met de oorspronkelijke voorstelling die er wordt geïmiteerd. Oftewel: de voorkant toont het werk, de achterkant toont de maker, en vervolgens – dat mogen we niet vergeten; de expositie toont Rob Scholte’s blik.

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte – Nachtwacht (detail), 2007, fotograaf: Hans Westerink

Esthetisch plezier

Wie is hier nou de kunstenaar? Mag je zo omgaan met andermans werk? Verandert het werk van betekenis nu het verplaatst is van iemands zolder naar deze expositie? Je kunt je van alles afvragen bij deze tentoonstelling, ook of het de bedoeling van Rob Scholte is dát je je die dingen begint af te vragen, maar je kunt er ook gewoon naar kijken.
De netjes op een rij gehangen enorme verzameling van geborduurde achterkanten – voorstellingen die veelal bij de bezoeker bekend zullen zijn – en dan de lichte variatie in kleur van het draad, zorgt voor een merkwaardig esthetisch plezierig effect. Het is gewoon prettig om te zien.

Zelf beslissen

Rob Scholte, 8weekly, Embroidery

Rob Scholte, fotograaf: Ferdy Damman

Deze tentoonstelling is een uitnodiging om te kijken naar handwerk, een uitnodiging om te kijken naar de achterkant ergens van en een uitnodiging om te bedenken wat het betekent als de grote meesters door de kleine, anonieme (!) handwerksters worden nagemaakt. De bezoeker zelf mag tenslotte beslissen wat de betekenis ervan is, zegt Scholte nonchalant, maar gemeend: ‘Iedereen mag ermee doen wat hij wil, net als ik dat zelf doe.’
Heeft Scholte zelf weleens geborduurd? Daarop antwoordt de kunstenaar ontkennend – borduren is niks voor hem. Zijn hobby is het verzamelen ervan; verzamelen en vervolgens anderen proberen te tonen wat hij ziet.

Het diepe Zuiden
Boeken / Non-fictie

Theroux maakt van reizen een studie

recensie: Paul Theroux - Het diepe Zuiden
Het diepe Zuiden

Paul Theroux maakte met de auto en gewapend met een opschrijfboekje een reis door het diepe Zuiden van de V.S. Resultaat: een kleurrijke en genuanceerde studie.

De meeste reisboeken gaan over reizigers die ergens voor het eerst komen, even om zich heen kijken en vervolgens niet meer terugkeren. Paul Theroux (1941), bekend van Muskietenkust en De grote spoorwegcarrousel, pakt het deze keer anders aan. Voor zijn boek Het diepe Zuiden maakte hij vier keer een roadtrip vanaf zijn huis in Massachussetts over Interstate Highways en plattelandswegen, bochtige weggetjes door bossen en bergen helemaal tot in het voor hem nog onbekende zuiden van het continent, naar staten als Alabama, Georgia, Arkansas en Mississippi.

Herfst, winter, lente en zomer in het diepe Zuiden

Theroux zakt, in het boek, in elk seizoen af naar het Zuiden en keert terug naar bepaalde plekken waardoor hij deze echt leert kennen. Het Zuiden is een ingewikkeld gebied, met een ‘spookachtige onderlaag van duisternis (…) en het kost een tijd om die duisternis waar te nemen, en nog langer om haar te begrijpen’, volgens Theroux. De meeste staten zijn nog altijd verscheurd door naweeën van de burgeroorlog en de complexiteit van segregatie en racisme. Voor zuiderlingen is die geschiedenis nog springlevend; noorderlingen worden er gewantrouwd en segregatie werkt er nog in de praktijk. Blanke mensen voelen zich miskend en ‘gekortwiekt’ in hun status, terwijl zwarte mensen nog lang niet altijd dezelfde rechten hebben. Zo moet je als zwarte boer vechten voor erkenning want volgens velen ‘horen zwarten nou eenmaal niet te boeren’. ‘Als je het verschil ziet tussen een blanke en een zwarte boerderij, zit je in de problemen,’ zegt zwarte boer Ernest over de moeite die het hem kost een lening te krijgen.

Derdewereldland

Een constante factor is de armoede op het platteland, ook al zijn er veel lokale goedbedoelde initiatieven. Zo’n 20 tot 30 procent van de bevolking in staten als Arkansas of Mississippi verkeert onder de armoedegrens. In de afgelopen decennia werd veel industrie verplaatst naar het buitenland met veel werkloosheid, en spookachtige steden met dichtgetimmerde winkels en hier en daar een pandjeshuis, tot gevolg. Het doet Theroux denken aan een derdewereldland, hij komt er mensen tegen die in hutten of vervallen caravans, niet zelden zonder water of elektriciteit, proberen te overleven. Troost vindt men er in het geloof. ‘Een kerk was meer dan een kerk; die was het kloppende hart – de vitaliteit, de hoop – van een zuidelijke gemeenschap.’ Maar er is ook hoop: Theroux bespeurt steeds vaker een opkomend zelfbewustzijn en ondernemerschap.

Reis- en literatuurstudie

Vier keer een seizoen in het Zuiden: het is een grondige aanpak voor een boek en daardoor is Het diepe Zuiden eigenlijk meer een studie naar de achtergrond en de structuur van het gebied dan een reisverhaal. Theroux geeft thema’s als racisme meer diepgang, bijvoorbeeld in een uitgebreide beschouwing van het woord ‘nikker’. Of door een passage te wijden aan de zuidelijke schrijver William Faulkner, waar hij een bewonderaar van is. De combinatie van de vele gesprekken die hij had, literaire zijstraatjes en de bespiegelende intermezzo’s is ook een minpunt van het boek: soms wordt het je te veel en verlies je de aandacht. Daar staat Theroux’ kleurrijke stijl van schrijven tegenover: hij kan als geen ander scherp en pakkend het verloop van een gesprek beschrijven.

Roadtrip naar een andere wereld

Reizen hoeft niet altijd een beproeving te zijn, concludeert Theroux. Je kunt ook gewoon in je eigen auto stappen om naar een andere wereld te gaan. In Het diepe Zuiden verzamelt Theroux de plekken en de mensen uit deze wereld en laat hij hen het verhaal van het Zuiden vertellen. Dat maakt het een betrouwbare en genuanceerde vertaling van deze cultuur en een rijke studie voor iedereen die zich ooit heeft afgevraagd of het Zuiden van de V.S. meer is dan blues en plantages. ‘Meneer Paul’, zoals hij er vaak wordt genoemd, krijgt het zo voor elkaar dat je graag bij hem op de achterbank had willen zitten.

Outsider Art Jeroen Pomp
Kunst / Expo binnenland

De verbeelding spreekt

recensie: Outsider Art Museum
Outsider Art Jeroen Pomp

Lopend door het nieuwe Outsider Art Museum in de Amsterdamse Hermitage, doemt de ene na de andere vergelijking op met reguliere kunst. Maar dat is niet het hele verhaal. Zelfs niet de kern ervan.

Het Outsider Art Museum op de begane grond van de Hermitage in Amsterdam heeft een eigen collectie, die van Het Dolhuys in Haarlem. Telkens zal daarnaast uit andere, internationale collecties worden geput om een tentoonstelling samen te stellen, zodat Nederlandse kunst enerzijds in een internationaal perspectief komt te staan en er anderzijds duidelijke overeenkomsten zichtbaar worden.

Verbeeldingskracht en rede

Outsider Art Museum

Outsider Art Museum Foto Evert Elzinga

Hét kenmerk van Outsider Art zou wel eens verbeeldingskracht kunnen zijn. En laten we wel wezen: dat is volgens een denker als Spinoza de eerste soort kennis die je opdoet uit alles dat bij je binnenkomt. Bij Outsider-kunstenaars gebeurt dat wellicht heftiger dan bij andere kunstenaars, en blijft het daar soms ook bij. Waar op zich helemaal niets mis mee is.

En al is bij Spinoza de rede de tweede soort kennis, je kunt niet zeggen dat dit bij alle Outsider-kunstenaars niet helemaal uit de verf komt. Neem het werk van Jeroen Pomp (1985). Hij werkt, net als Redon, volgens een bepaalde structuur van rechtsonder naar linksboven.

Soms raak je ook aan iets diepers dan verbeelding en rede, zoals op een paneel over de bekendste Nederlandse Outsider-kunstenaar, Willem van Genk (1927-2005) valt te lezen: het dicht op elkaar aanbrengen van tal van kleine afbeeldingen en letters zou bij hem wijzen op een dwangmatig karakter. Bij het werk van Mies van der Perk (1938) krijg je het gevoel dat universele angsten , zijn uitvergroot.
In de fraaie catalogus bij deze openingstentoonstelling staat in de beschrijving van haar werk dat het ‘een opmerkelijke ontwikkeling’ heeft doorgemaakt. En dat is opvallend, want iemand als oud-museumdirecteur Rudi Fuchs meent juist dat Outsider-kunstenaars dit ontberen…

Eigen collectie en bruiklenen

Sawada

Sawada, Zonder titel, 20 x 23,5 x 39 cm, keramiek, 2006-2010, Collectie Dolhuys

Naast stukken uit de eigen collectie wordt op dit moment Japanse kunst getoond. In het najaar zal dat Chinese kunst zijn. Meteen al bij binnenkomst van het museum sta je oog in oog met grote poppen in vitrines. Poppen van onder meer Sakiko Kono (1945), die de bewoners of medewerkers van de instelling waar zij woont verbeelden. Aan de Japanse kunst valt verder keramiek van Shinichi Sawa (1982) op. Van hem werd in 2013 ook werk getoond op de Biënnale van Venetië.

Eén opmerking over de bordjes met begeleidende teksten: die zijn wat de vitrines betreft bevestigd op de sokkel eronder; de bezoeker moet op die manier haast een knieval maken om ze te kunnen lezen in de verder relatief ook wat donkere ruimtes …

Dit terzijde, kan uiteindelijk worden geconstateerd dat het goed is dat er een museum, artotheek en twee ateliers als dit zijn. Op zich niet de eerste in Nederland; dat was De Stadshof in Zwolle, dat zes jaar heeft bestaan. En zo is het ook goed dat Amsterdam in De Hallen een kunstuitleen/galerie/podium heeft voor professionele kunstenaars met een psychiatrische achtergrond: Kunst met een verhaal. Beide galeries vullen elkaar aan. En zo komt deze kunst terecht meer op de kaart.

Boeken / Non-fictie

Pleidooi voor het geheim

recensie: Paul Frissen - Het geheim van de laatste staat: kritiek van de transparantie


Transparantie, openheid, openbaarheid: wie kan daar nou tegen zijn? Alleen mensen die iets te verbergen hebben, zo luidt de dominante opvatting. Paul Frissen wijst in zijn nieuwe boek op de gevaren van de almaar toenemende roep om transparantie.

Wat hebben Julian Assange en Edward Snowden gemeen met totalitaire dictators? Allemaal verlangen ze naar volledige openheid. Assange en Snowden van overheidsfunctionarissen en dictators van burgers. Dat er van vrijheid weinig overblijft wanneer totalitaire dictators de macht grijpen, spreekt voor zich. Hoogleraar bestuurskunde Paul Frissen oppert in zijn boek Het geheim van de laatste staat een minder gangbare opvatting: ook de door Assange en Snowden nagestreefde openheid vormt een grote bedreiging voor de vrijheid.

Het boek is een kritiek op de dominante opvatting dat tolerantie en openheid altijd leidt tot meer democratie. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk ook zo. Maar, zo betoogt Frissen, zonder geheimen – van burger én staat – geen vrijheid en geen democratie.

Dystopie

Aan de hand van dystopische romans als De Cirkel van Dave Eggers laat Frissen de gevaren zien van een samenleving waarin privacy en geheimen volledig zijn verdwenen. Maar hij pleit ook voor het belang van staatsgeheimen.

“Dat vergt – soms – geheimhouding en geheime operaties, en daarom kan geen staat zonder geheime diensten: om democratie en rechtsstaat – en dus de vrijheid van burgers – te beschermen.”

Figuren als Assange en Snowden worden gezien als vechters voor internetvrijheid en een daarmee meer democratische wereld. Want internet heeft het vermogen de politieke arena te democratiseren waardoor machthebbers en machtelozen op één niveau worden geplaatst. Frissen vindt dit een naïef én gevaarlijk ideaal:

“Hier zijn weinig dilemma’s te lezen, laat staan die van het minste kwaad. Wel valt een grenzeloze naïviteit te beluisteren als het gaat om de illusie van een wereld zonder machtsverschillen – een naïviteit die echter gevaarlijk wordt als deze de onthulling van geheimen en geheime bronnen legitimeert.”

De imperfecte wereld

En dan komen we aan bij één van de centrale punten van Frissens gehele oeuvre: het ideaal van Snowden en co is volledige gelijkheid. De paradox is nou juist dat in een democratie altijd een zekere mate van ongelijkheid nodig is. Dat komt omdat we verschillende idealen koesteren (vrijheid, gelijkheid, veiligheid) die met elkaar op gespannen voet staan. Dat is de rode lijn die door het werk van Frissen loopt en soortgelijke thema’s behandelde hij ook in eerdere boeken. Volledige gelijkheid of veiligheid gaat niet samen met vrijheid (onderwerp in De staat van verschil en Gevaar verplicht). Die imperfectie, de tragiek, daar kunnen we maar moeilijk mee omgaan (De fatale staat). Terwijl die onvolkomenheid juist het gevolg is van onze vrijheid – en die moeten we koesteren. De grootste vijand van het goede, zo waarschuwt Frissen in al zijn boeken, is het betere.

Hiermee staat Frissen duidelijk in een lijn van denkers als Isaiah Berin en John Gray die een soort pessimistisch liberalisme aanhangen. Dat liberalisme is sterk doordrongen van tragiek of, in de woorden van Frissen, van de ‘fundamentele gebrokenheid van de wereld’. Daarom moet de vrijheid volgens Frissen soms worden beteugeld om hem te beschermen: “Het transparantieverlangen wil daarvan juist weinig weten, omdat het naar eenduidigheid van informatie streeft. Contradicties, laat staan ambiguïteit, komen in het transparantiediscours niet voor.”

Langdradig

Het centrale idee dat Frissen in Het geheim van de laatste staat uitwerkt is interessant. Het minpunt is dat je dit idee na het lezen van de proloog al doorhebt – en erdoor bent overtuigd. En mocht je niet overtuigd zijn, dan raak je dat na het lezen van de rest van het boek waarschijnlijk ook niet. De onderbouwing van zijn these is zo helder dat het niet veel argumentatie behoeft. De rest van het boek bestaat min of meer uit herhalingen van de proloog en het eerste hoofdstuk.

Het grootste deel van het boek is, gezien de vele herhalingen, moeilijk om doorheen te komen. Een voorbeeld: “Daarom is het ook zo belangrijk dat politiek wordt aanvaard dat transparantie weliswaar een waarde van democratie kan zijn en de controleerbaarheid van machthebbers dient, maar dat geheimhouding onafwendbaar is in de taakvervulling van een geheime dienst.” Zinnen met soortgelijke strekking kom je, net iets anders geformuleerd, om de paar pagina’s tegen. Je krijgt soms het idee te maken te hebben met een student die wanhopige pogingen doet om het minimum aantal woorden voor zijn scriptie te halen. Niet omdat er iets mis is met zijn these of onderbouwing of omdat hij een slechte student is, maar omdat die these en onderbouwing te licht zijn voor een scriptie en beter tot hun recht zouden zijn gekomen in een essay. Hetzelfde geldt voor dit werk van Frissen.