Boeken / Interview
special: Interview met Yannick Dangre, schrijver van De idioot en de tederheid

‘Een wonderkind van 60, dat zie ik wel zitten’

Tijd verspillen is niet aan Yannick Dangre besteed: op zijn 27e staat de teller op drie romans en twee dichtbundels. Met De idioot en de tederheid schreef hij een ambitieuze familiesaga, doorspekt met literaire referenties. Intussen begint hij langzaam te denken aan een volgend boek, waarvoor hij zich nu aan het inlezen is. Feesten omwille van het verschenen boek doet hij dus niet per se. ‘Een wild en liederlijk leven levert misschien een interessante biografie op, maar geen interessante bibliografie. En voor mij telt vooral dat laatste.’

De titel was me duidelijk en toch ook niet: veel idioten in het boek, maar weinig tederheid.
(lacht) ‘Mja, tussen de kinderen onderling, die lijden onder hun gewelddadige vader, is er toch wel genegenheid, lijkt me. Ze hebben een goede band, zij het één die later beproefd wordt, dus daarin heb je gelijk. Want uiteindelijk is het ironische dat de geschiedenis zich herhaalt en dat de kinderen dezelfde fouten als de vader maken. En dat ze dus ook voor een stuk idioten zijn. Maar tot het moment dat dit gebeurt, bespeur ik toch voldoende liefde en tederheid.’

Behalve tussen de ouders…
‘Nee, en hoewel ik het er in hun situatie wat dik opleg bij wijze van parodie, blijkt toch dat veel zeventigers en tachtigers waarmee ik heb gesproken dergelijke gewelddadige situaties hebben meegemaakt. De autoritaire vader en machteloze moeder komen best wel vaak voor in die naoorlogse gezinnen.’

Yannick Dangre

Yannick Dangre (© Keke Keukelaar)

Ik verdenk je, na het lezen van het boek, niet van een al te rooskleurige kijk op de mensheid.
‘Het zou inderdaad overdreven zijn om te stellen dat ik een vrolijk wereldbeeld heb (lacht). Maar ik ben ook geen complete zwartkijker. Vandaar ook de titel: ik wilde de twee kanten belichten, anders wordt het me te beperkt. En er mag ook wat gelachen worden, het moet allemaal niet te tragisch zijn.’

Op een bepaald moment heb je ’t in het boek over ‘bevlogen cynisme’. Wat moet ik me daar bij voorstellen?
‘Daarmee bedoel ik cynisme dat eigenlijk een heel romantisch verlangen maskeert. Geen destructief en 100 procent negatief gevoel, maar eerder constructief. De redenering van “als de toestand dan toch wanhopig is, gaan we die wanhoop op zijn minst stileren”. Zwarte romantiek dus.’

Je deelt je boek op met behulp van titels van beroemde romans, zoals Tender is the Night en Tropic of Cancer. Is het een meerwaarde als je die boeken als lezer ook daadwerkelijk gelezen hebt?
‘Toch wel een beetje, maar het is zeker geen must. Het fijne is gewoon dat wat er in die boeken gebeurt, ook in De idioot en de tederheid voorkomt, of toch in dat specifieke deel. Of dat per se mijn favoriete boeken zijn? Nee, maar ik heb ze wel allemaal graag gelezen. Laten we zeggen dat ze zeker in mijn top 50 staan.’

Je schuwt de clichés niet: de tirannieke vader, het zakelijke gefoefel van zelfstandigen, de minderbegaafde broer… Is dat bewust?
‘Natuurlijk ga ik als schrijver nooit bewust de clichés opzoeken, maar ik heb die archetypes vooral gebruikt om ze een beetje belachelijk te kunnen maken. Het is een beetje over the top, parodie. En ik had ze nodig om de plot te structureren. Voor het eerst heb ik namelijk met zeer veel personages gewerkt, in plaats van te focussen op één of twee zoals in mijn vorige romans.’

Familie en familiebanden spelen een heel belangrijke rol in het boek. Dat was in je dichtbundel Met terugwerkende kracht ook het geval. Je bent gefascineerd door dit thema, is het niet?
‘Ja, omdat familie zo’n cruciale invloed heeft op wie je bent als persoon. Het gezin waarin je bent geboren, de plaats waar je opgroeit, dat is allemaal zo bepalend. Niemand staat volledig los van zijn opvoeding, daar ben ik van overtuigd.’

Er staan enkele heel mooie zinnen in je boek. Beleef je een ‘yes’-moment in je werkkamer als je die hebt bedacht?
‘De eerste keer misschien wel, maar na twintig keer herlezen begin je je soms af te vragen of de zin wel echt zo goed gevonden was (lacht). Je hebt er ook geen vat op: wat je zelf fantastisch vindt, komt misschien bij geen enkele lezer binnen. Terwijl een in jouw ogen eerder minder belangrijke zin dan weer door veel mensen wordt opgepikt. Maar weet je, als schrijver moet je overtuigd zijn van wat je maakt, anders kom je er niet met je boek.’

Op de achterflap word je ‘een wonderkind in het verborgene’ genoemd. Oké, je bent nog maar 27, maar je hebt al drie boeken en twee dichtbundels op je naam staan. Vind je die term ‘wonderkind’ dan niet wat denigrerend?
‘Goh, hoe lang kan je bestempeld worden als wonderkind? Geen idee eigenlijk (lacht). Maar ik zeg dit niet over mezelf natuurlijk, dus voor mij is dat allemaal prima. Ze mogen mij nog lang een wonderkind noemen, geen probleem. Ja, een wonderkind van 60, dat zie ik wel zitten.’