Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Heldere beschrijving van een troebele geschiedenis

recensie: Gert Oostindie - Soldaat in Indonesië, 1945-1950. Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis

Gert Oostindie, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, schreef met Soldaat in Indonesië, 1945-1950 een nieuw onderzoeksboek over de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië.

In tegenstelling tot veel andere werken over dit stukje Nederlandse geschiedenis, focust Oostindie zich expliciet op de soldaten die in Indonesië waren: hij verweeft hun dagboeken, memoires en gedenkboeken, zogenaamde ‘egodocumenten’, met de bestaande literatuur over deze oorlog.

Oorlogsmisdaden

Hierdoor ontstaat een imposant onderzoekswerk; Oostindie heeft duidelijk uitgebreid zijn huiswerk gedaan. Het boek is opgedeeld in tien hoofdstukken die elk een onderdeel van de oorlogssituatie bespreken: van de (aanvankelijke) missie en de tegenstander tot het soldatenleven en de thuiskomst. Twee hoofdstukken zijn gewijd aan de saillante details van deze oorlog: het oorlogsgeweld – of oorlogsmisdaden, in Oostindies woorden.

Door het geweld te bestempelen als misdaden, en niet als excessief of buitensporig geweld, zoals de Nederlandse regering in 1969 deed, geeft Oostindie een duidelijk teken. Volgens Oostindie zijn Nederlandse militairen tijdens de jaren 1945-1950 veelvuldig over de schreef gegaan, en in zulke mate dat dit beschouwd kan worden als oorlogsmisdaden. Hij doorbreekt hiermee definitief het taboe dat sinds 1950 op deze oorlog rust. Oostindie laat enige egodocumenten voor zich spreken, maar voegt daaraan toe dat veel documenten gecensureerd zullen zijn, mogelijk de waarheid verdraaid hebben, of niet eens bestaan. Dit klinkt alsof Oostindie zijn eigen argumenten verzint, maar niets lijkt minder waar. Hij weet overtuigend neer te zetten dat niet alle bronnen, om verschillende en veelal pijnlijke redenen, de waarheid konden zeggen, of om diezelfde of andere redenen niet eens gemaakt zijn.

Soldaten zelf

Meer dan dat laat Oostindie zien dat er in een oorlog, en zeker in een guerrilla– en contraguerrilla-oorlog, geen zwart-wit situatie bestaat. Door te vertellen vanuit het perspectief van de Nederlandse soldaten, van wie velen jonge dienstplichtigen zijn, weet hij duidelijk te maken hoe het is om in een onbekend, tropisch warm land te zijn, met een andere bevolking en andere gebruiken, in een totaal onbekende situatie. Hiermee probeert Oostindie niets goed te praten. Hij velt naar eigen zeggen geen morele oordelen, hoewel dit misschien niet helemaal strookt met zijn oordeel over de gepleegde oorlogsmisdaden, iets waar de Nederlandse regering tot op heden niet aan toegegeven heeft.

Oostindie laat je kennismaken met de oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis, met het leger dat weleens het ‘vergeten leger’ wordt genoemd. Door de soldaten en veteranen zelf aan het woord te laten, schetst Oostindie een begrijpelijk beeld van de oorlog, voor de lezer die, twee generaties verder, wat onbevangener in het debat staat. De vraag op welke schaal er oorlogsmisdaden zijn gepleegd blijft, maar Oostindie levert een waardevolle bijdrage. Of er ooit een antwoord zal komen, is maar de vraag.

Boeken / Non-fictie

Heldere beschrijving van een troebele geschiedenis

recensie: Gert Oostindie - Soldaat in Indonesië, 1945-1950. Getuigenissen van een oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis

Gert Oostindie, directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV-KNAW) en hoogleraar Geschiedenis aan de Universiteit Leiden, schreef met Soldaat in Indonesië, 1945-1950 een nieuw onderzoeksboek over de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesië.

In tegenstelling tot veel andere werken over dit stukje Nederlandse geschiedenis, focust Oostindie zich expliciet op de soldaten die in Indonesië waren: hij verweeft hun dagboeken, memoires en gedenkboeken, zogenaamde ‘egodocumenten’, met de bestaande literatuur over deze oorlog.

Oorlogsmisdaden

Hierdoor ontstaat een imposant onderzoekswerk; Oostindie heeft duidelijk uitgebreid zijn huiswerk gedaan. Het boek is opgedeeld in tien hoofdstukken die elk een onderdeel van de oorlogssituatie bespreken: van de (aanvankelijke) missie en de tegenstander tot het soldatenleven en de thuiskomst. Twee hoofdstukken zijn gewijd aan de saillante details van deze oorlog: het oorlogsgeweld – of oorlogsmisdaden, in Oostindies woorden.

Door het geweld te bestempelen als misdaden, en niet als excessief of buitensporig geweld, zoals de Nederlandse regering in 1969 deed, geeft Oostindie een duidelijk teken. Volgens Oostindie zijn Nederlandse militairen tijdens de jaren 1945-1950 veelvuldig over de schreef gegaan, en in zulke mate dat dit beschouwd kan worden als oorlogsmisdaden. Hij doorbreekt hiermee definitief het taboe dat sinds 1950 op deze oorlog rust. Oostindie laat enige egodocumenten voor zich spreken, maar voegt daaraan toe dat veel documenten gecensureerd zullen zijn, mogelijk de waarheid verdraaid hebben, of niet eens bestaan. Dit klinkt alsof Oostindie zijn eigen argumenten verzint, maar niets lijkt minder waar. Hij weet overtuigend neer te zetten dat niet alle bronnen, om verschillende en veelal pijnlijke redenen, de waarheid konden zeggen, of om diezelfde of andere redenen niet eens gemaakt zijn.

Soldaten zelf

Meer dan dat laat Oostindie zien dat er in een oorlog, en zeker in een guerrilla– en contraguerrilla-oorlog, geen zwart-wit situatie bestaat. Door te vertellen vanuit het perspectief van de Nederlandse soldaten, van wie velen jonge dienstplichtigen zijn, weet hij duidelijk te maken hoe het is om in een onbekend, tropisch warm land te zijn, met een andere bevolking en andere gebruiken, in een totaal onbekende situatie. Hiermee probeert Oostindie niets goed te praten. Hij velt naar eigen zeggen geen morele oordelen, hoewel dit misschien niet helemaal strookt met zijn oordeel over de gepleegde oorlogsmisdaden, iets waar de Nederlandse regering tot op heden niet aan toegegeven heeft.

Oostindie laat je kennismaken met de oorlog aan de verkeerde kant van de geschiedenis, met het leger dat weleens het ‘vergeten leger’ wordt genoemd. Door de soldaten en veteranen zelf aan het woord te laten, schetst Oostindie een begrijpelijk beeld van de oorlog, voor de lezer die, twee generaties verder, wat onbevangener in het debat staat. De vraag op welke schaal er oorlogsmisdaden zijn gepleegd blijft, maar Oostindie levert een waardevolle bijdrage. Of er ooit een antwoord zal komen, is maar de vraag.

Muziek / Album

Mag het een onsje minder donker?

recensie: Roots Manuva – Bleeds

Roots Manuva gaf zijn negende studioalbum de donkere naam Bleeds. In opener ‘Hard Bastards’ schetst hij meteen al een rauw beeld van het moderne Engeland: ‘Kids are having kids, kids that will never work / Grandaddy never worked, daddy never worked now / Three generations don’t give a shit about work’.

Helaas weet Roots Manuva die sfeer niet vast te houden. Bleeds is een beetje een geval van, zoals dat in de Engelse taal heet, hit and miss. Bij vlagen is de plaat heel sterk, het urgente ‘Hard Bastards’ en de donkere triphop van ‘Stepping Hard’ zijn echte hoogtepunten, maar er zijn net zoveel minder overtuigende momenten. Dat ligt meestal aan de muziek. Het samplen van huilende kinderen op ‘Crying’ klinkt op papier als een goed experiment, maar pakt op plaat maar matig uit. De sample is eerder vervelend dan sfeerverhogend. De wisselvalligheid van Bleeds is opvallend, want we hebben hier niet met zomaar iemand te maken. Roots Manuva is een grote naam binnen de Britse hiphop, scoorde een fraaie hit met ‘Witness (1 Hope)’, en had glansrollen op Gorillaz-nummer ‘All Alone’ en Leftfields ‘Dusted’.

Modderig

Het geluidsbeeld op Bleeds is donker, en een beetje modderig. Afzonderlijke lagen krijgen weinig ruimte. De producers opereren in een grensgebied tussen hiphop, elektronica, triphop en dub. Die genres vertonen al veel raakvlakken, en op Bleeds wordt te vaak naar die overeenkomsten gezocht, in plaats van de verschillen te benutten. Die houding haalt de spanning vaak uit de muziek. Muzikale details liggen vaak een eindje onder bas, drums en grauwe sfeer verstopt. Het is tevergeefs hopen op een mooi, contrasterend of in elk geval opvallend element als die synthlijn op ‘Witness (1 Hope)’.

Consistente raps

Roots Manuva zelf is vrij consistent, met eenvormigheid als risico. Hij varieert weinig in zijn flow en zijn zware accent drukt een dito stempel op zijn raps. Daarnaast valt zijn stem een beetje weg in dat modderige geluidsbeeld. Daardoor verslapt de aandacht van de luisteraar iets te vaak, en dat is jammer. Een paar goede gastrappers of godbetert wat catchy refreintjes hadden Bleeds erg ten goede kunnen komen. Bovendien weet Roots Manuva de urgentie van ‘Hard Bastards’ verderop op de plaat niet meer op te roepen. Hij valt nergens op binnen het peloton van nogal als elkaar klinkende Britse rappers waar we de afgelopen tijd kennis mee hebben gemaakt. (Iedereen die zich DELS nog herinnert: steek je hand op. Niemand?) En dat is jammer voor iemand met zo’n staat van dienst als deze man.

En toch heeft Bleeds zijn charmes. De compacte speelduur (zo’n veertig minuten) helpt erg, en er zijn genoeg prima momenten om de plaat te redden. Dit is weer zo’n typische plaat die, hoewel er veel op aan te merken is, uiteindelijk toch ergens tussen een 6,5 en een 7 scoort (zie wederom DELS). Laten we het maar niet over houdbaarheid hebben.

Kunst / Expo binnenland

Spaanse contrasten en mystiek in Amsterdam

recensie: Recensie: Spaanse Meesters uit de Hermitage

Spaanse kunst staat bekend om zijn sterke contrasten. Maar dat er ook een andere, meer mystieke kant aan zit, toont de tentoonstelling Spaanse Meesters in de Hermitage. Getoond wordt schilderkunst, grafiek en toegepaste kunst vanaf de Spaanse Gouden Eeuw tot de vroege Picasso uit de Hermitage in St. Petersburg.

hermitage-spaanse_meesters-03

El Greco (Doménikos Theotokópoulos, 1541–1614) De apostelen Petrus en Paulus, 1587–92 © State Hermitage Museum, St Petersburg

El Greco (Doménikos Theotokópoulos, 1541–1614)
De apostelen Petrus en Paulus, 1587–92
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Wat over de hele linie geldt, is dat Spaanse ‘trots en temperament’ gepaard gaan met een grote intensiteit. Of het nu de felle Spaanse zon of de duisternis van historische drama’s is, het wordt allemaal intens weergegeven. Gevoelens zijn duidelijk af te lezen van de gezichten van Bijbelse figuren als Petrus en Paulus, zoals El Greco (1541-1614) ze schilderde. Ook in de licht/donker-werking op het gezicht van Hiëronymus door Ribera (1591-1652) en in de scherpe schaduw op de hals van een man in profiel van Vélazquez (1599-1660) zien we sterke contrasten. Het laatste schilderij is één van de hoogtepunten in de zogenaamde Spaanse zaal die ook op het affiche is afgebeeld. Deze zaal vormt het hart van de tentoonstelling, een kopie van de gelijknamige zaal in  de Hermitage in St. Petersburg, waarvan de Hermitage in Amsterdam een dependance is.

José de Ribera (1591–1652) Sint Hiëronymus en de engel, 1626 © State Hermitage Museum, St Petersburg

José de Ribera (1591–1652)
Sint Hiëronymus en de engel, 1626
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Mystiek

Een ander kenmerk dat meestal in verband wordt gebracht met Spaanse meesters, is een mystieke, aan het rooms-katholieke geloof ontleende ondertoon van veel schilderijen uit met name de Gouden Eeuw. Op een bijschrift wordt erop gewezen dat dit was te danken aan de invloed van de beroemde mystica Theresia van Avila. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het schilderij Visioen van St. Antonius van Murillo, waarop hemel en aarde door het kleurgebruik ineen vloeien. Sommige schilders geven ook aan alledaagse voorwerpen een mystieke lading mee, zoals oplichtend metaal op De slijper van Antonio de Puga. Ook dat is Spanje!
Contrastwerking en mystieke eenheid komen ook op latere doeken terug. Gevoel en ratio, vooruitgang en angst voor het onbekende sijpelen door op Spaanse dans (1901) van Hermenegildo Anglada Camarasa. Een voor velen onbekende naam, die al aangeeft dat ook kleine meesters zijn vertegenwoordigd.

Antonio Pereda (1611–1678) Stilleven met kastje, 1652 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Antonio Pereda (1611–1678)
Stilleven met kastje, 1652
© State Hermitage Museum, St Petersburg

Extra’s

Ook Antonio Pereda (1611-1678) is een kleine meester. Zijn Stilleven met kastje is zo goed en zo kwaad als het gaat als een extra toevoeging in een vitrine nagebouwd, terwijl naast Picasso’s Stilleven met glaswerk een soortgelijke Catalaanse wijnkaraf is neergezet. Het prikkelt de fantasie, met name van kinderen. En het komt, net als de nagebouwde zaal uit St. Petersburg, ‘echt’ over.
Aan kinderen is trouwens meer gedacht. Speciaal voor hen zijn er drie extra’s: een kinderspeurtocht, aangegeven door middel van een loepje met een cijfer dat bij sommige bezoekers al vragen opriep, commentaren bij de werken door jongeren die deelnamen aan de Hermitage voor Kinderen (Open Blik-route), en een puur muzikale audiotour met door dj Von Rosenthal raak gekozen fragmenten. Raak gekozen, omdat het geen muzak is, maar de gevoelens die op de schilderijen tot uitdrukking komen verhevigt.

Pablo Picasso (1881–1973) Stilleven met glaswerk, 1906 © State Hermitage Museum, St Petersburg

Pablo Picasso (1881–1973)
Stilleven met glaswerk, 1906
© State Hermitage Museum, St Petersburg

De bedoeling van deze tentoonstelling is om de Spaanse kunst uit St. Petersburg ook daarbuiten meer bekendheid te geven. Dat is gezien het aantal bezoekers dat de tentoonstelling nu al trekt, gelukt. Daarnaast zijn er enkele leuke extra’s die de tentoonstelling ook voor kinderen aantrekkelijk maken. Al met al een bezoekje waard. Wie meer, en over de gehele linie sterkere kunst van Spaanse meesters wil zien, kan in het Prado in Madrid terecht.

Boeken / Fictie

Een geslaagd tragikomisch gezinsportret

recensie: David Nicholls - Wij

Als de zoon van het curieuze echtpaar Douglas en Connie gaat studeren, besluit Connie dat ook zij haar eigen weg weer wil gaan. Douglas is vastberaden om de al geplande familievakantie, een grand tour door Europa, te gebruiken om zowel de liefde van zijn vrouw als het respect van zijn zoon te herwinnen. Nicholls’ gebruik van het ik-perspectief is treffend en de rondreis zorgt voor verrassende verhaalwendingen.

Wij wordt verteld vanuit een ‘ik’: Douglas. De toepassing van dit ik-perspectief is de sterkste troef van de roman. Douglas’ intelligente en soms wat zonderlinge observaties doen regelmatig wrang glimlachen. Zo start het tweede hoofdstuk met: ‘Onze zoon Albie zou in oktober het huis uitgaan en maar al te snel daarna mijn vrouw ook.’ Door de nonchalante formulering krijgt de heftige boodschap een humoristische bijklank. Deze luchthartigheid keert steeds terug en verhindert dat het verhaal melodramatisch wordt.

Innemende hoofdpersoon

Nicholls weet via het ik-perspectief Douglas’ welgemeende, maar soms onhandig geuite, genegenheid naar zijn echtgenote en zoon uitstekend te etaleren. Wanneer Douglas bijvoorbeeld een LEGO-set aan elkaar lijmt voor een jonge Albie met het idee dat Albie er op die manier het meest van kan genieten, komt dit aandoenlijk over. De geïrriteerde reacties van Albie en Connie zijn dan voornamelijk pijnlijk.

Prettig onvoorspelbare reis

De reis die het gezin maakt, zorgt voor een steeds veranderend decor. Dit is een krachtig dramatisch middel. Door alle onverwachte gebeurtenissen krijgen de personages nog meer kleur; het wordt duidelijk hoe ze reageren in ‘crisissituaties’. Daarnaast vergroten alle onvoorspelbare toestanden de gezinsproblematiek, zodat er wel een oplossing móét komen. Ook geven de voorvallen in het heden Douglas aanleiding om op een gedoseerde manier herinneringen aan zijn leven met Connie en Albie op te halen. Zo is de grand tour van dit gezin niet alleen een reis door Europa, maar tevens een allesomvattende, fascinerende tocht door de levens van de gezinsleden.

Kunst / Expo binnenland

Lichtzinnig de zestiende eeuw in

recensie: Van Bosch tot Bruegel – De ontdekking van het dagelijks leven

Een spectaculaire periode uit de kunstgeschiedenis wordt door Museum Boijmans van Beuningen gepresenteerd in een meeslepende tentoonstelling. Jheronimus Bosch, Pieter Bruegel en een handvol tijdgenoten tonen hun talent en visie die in de zestiende eeuw voor een omslag in de schilderkunst zorgden.

In de late Middeleeuwen is de beeldende kunst slechts voorbehouden om religieuze voorstellingen in een kerkelijke omgeving te laten zien. De clerus is opdrachtgever, kwaliteitsbewaker en censor tegelijk. Toch zien kunstenaars voorzichtig mogelijkheden om ook hun alledaagse omgeving in beelden te vatten. Dat gebeurt voornamelijk in de wat ongrijpbare prentkunst (ets en gravure) waarmee ook de reproductiemogelijkheid opeens een factor van belang wordt.

Als schilders als Jheronimus Bosch en Lucas van Leyden zichzelf dit genre eigen maken, begint een periode van ongekende luchtigheid en losbandigheid in de kunst. Mede onder invloed van de Reformatie wordt religie ingewisseld voor het dagelijks leven, bijbelse taferelen maken plaats voor uitbundige slemppartijen waarbij vooral boeren, bedelaars, marskramers en liefdesparen worden afgebeeld. Humor voert de boventoon.

Jheronimus Bosch 'Hooiwagen-triptiek' ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Jheronimus Bosch ‘Hooiwagen-triptiek’ ca. 1515 (Museo Nacional del Prado, Madrid)

Bizarre mensentypes

Centraal in Boijmans staat de uiterst curieuze Hooiwagen-triptiek van Bosch. Vervaardigd omstreeks 1515 en tijdens de Spaanse overheersing aangekocht door Filips II – waarschijnlijk heeft ‘IJzeren Hertog’ Alva de deal gesloten – vormt dit drieluik een sleutelwerk in de perceptie van de toenmalige kunstbeschouwing. Bosch schildert een traditioneel altaarstuk met links een paradijselijk paneel (blote mensen, slang en appel) en rechts een paneel dat de hel vertegenwoordigt (vuur, ellende, duivels en monsters). Het grote middenpaneel toont een enorme hooiwagen die omgeven wordt door de meest bizarre mensentypes die het aardse leven in volle glorie verbeelden. Er wordt gezoend, gemoord, bedrogen, gevreeën, gevochten, gegokt en gezopen. En iedereen wil een pluk hooi van de hooiwagen bemachtigen – hét symbool van de menselijke hebzucht – die langzaam door typische Bosch-monsters richting de hel wordt gesleept. Helemaal bovenin, op een overkoepelende wolk, is een minuscule Jezus afgebeeld die het geheel berustend, of vertwijfeld, aanschouwt met de armen zegenend gespreid.

Het triptiek, dat met de grootst mogelijke moeite is losgeweekt uit het Prado in Madrid, vormt het middelpunt in de tentoonstelling die verder wordt ingevuld door tijdgenoten en nazaten van Jheronimus Bosch. Met dezelfde directheid en vooral ook ironie wordt de menselijke conditie weergeven, zij het meestal zonder de overtuigende moraal die de Hooiwagen nog kenmerkt.

Brunswijkse Monogrammist 'Bordeelscène met ruziënde prostituees' ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Brunswijkse Monogrammist ‘Bordeelscène met ruziënde prostituees’ ca. 1530 (Gemäldegalerie, Berlijn)

Bordeel met graffiti

De links en rechts uitwaaierende afdelingen voeren de bezoeker op overzichtelijke wijze door de tijd. Naast de kaartspelers van Lucas van Leyden en de wanstaltige karikaturen van Quinten Massijs, voorstellingen die het alledaagse leven maar ook de menselijke verhoudingen tot in detail weergeven, is het werk van Marinus van Reymerswaele een bijzonder hoogtepunt. Zijn schilderijen van belastingontvangers en geldwegers, gemaakt tussen 1530 en 1540, vormen een prachtige satire op de hebzucht. De vrekkige personages, getooid met exuberante, vrouwelijke hoofddeksels van eeuwen daarvoor, tellen gretig de centen, graaien in geldbuidels en bladeren met hun knokige vingers door de kasboeken.

Nog banaler zijn de bordeelscènes van de anonieme kunstenaar die aangeduid wordt als de ‘Brunswijkse Monogrammist’. Omstreeks 1530 schildert hij een tafereel van een bordeel met daarop vrijende, omhelzende en zoenende paartjes. De drank vloeit rijkelijk, terwijl op de voorgrond twee hevig vechtende hoeren te zien zijn. Opmerkelijk zijn hier de met graffiti overdekte muren waarop iedereen blijkbaar zijn zegje kon doen. Duidelijk zichtbaar is de uitgeschreven spreuk ‘Dat Dinck Doet Die Dochter Dalen’ waarbij de letter D is telkens is vervangen door de afbeelding van een grote penis.

Pieter Bruegel 'Winterlandschap met vogelknip' 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Pieter Bruegel ‘Winterlandschap met vogelknip’ 1565 (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel)

Realityshow

Niets is de mens vreemd, dat geldt ook voor de condition humaine in de zestiende eeuw. Dat daarbij de meest bizarre situaties worden uitgebeeld door boeren, soldaten, kwakzalvers, prostituees en bedelaars is tekenend voor de maatschappelijke verhouding en de heersende mores. Er is geen burger of stedeling te zien op de meeste genrestukken, zij zijn uiteindelijk de welgestelde kopers van de schilderijen. Een boerenfeest boven de haard, met veel verborgen en schunnige details ingevuld, is voor de zestiende-eeuwse burgerij hetzelfde als een realityshow op de hedendaagse televisie.

Als afsluiting van deze imponerende tentoonstelling toont Pieter Bruegel de Oude zijn in 1565 geschilderde Winterlandschap met vogelknip. De tijd van pionieren in de genrekunst is voorbij en de verbeelding van de dagelijkse werkelijkheid is gemeengoed geworden. De satire en karikaturale weergaven hebben grotendeels plaatsgemaakt voor een eerder rustiek en landschappelijk tafereel waarin nog wel verwijzingen naar de menselijke deugd en ondeugd verborgen zitten. De Hollandse schilderkunst is klaar voor de Gouden Eeuw.

Werkman The Next Call
Kunst / Expo binnenland

Een andere Werkman, die een nuttige toevoeging vormt

recensie: The Next Call. H. N. Werkman en de internationale avant-garde
Werkman The Next Call

In een gebouw dat een Escher-tekening als blauwdruk gebruikt lijkt te hebben opent het verhuisde grafisch museum in Groningen (GRID) met een bescheiden, maar nuttige toevoeging aan het Werkmanjaar: een tentoongesteld overzicht van zijn pamflettenreeks.

GRID; Grafusch Museum Groningen

GRID; Grafisch Museum Groningen

Is het GRID een museum? Die vraag ligt misschien niet voor de hand, maar het is geen vreemde mijmering als je door het gebouw dwaalt. Een medewerker legt een kind uit hoe een oude grafische machine werkt en moedigt haar aan zelf een druksel te maken. Ze aarzelt, maar werkt aangemoedigd zorgvuldig met roller en inkt aan haar Snuf de Hond. Overal in het gebouw is het geluid van bezigheden, van bezoekers die aan het werk worden gezet. Hier is de geur van drukinkt niet decoratief.
Dit is een museum zonder depot, als een stoomtreinmuseum: de collectie bestaat uit machines en staat al volledig op zaal. De bezoeker mag, moet ze gebruiken zelfs. Via een roterende trap, als in een kerktoren, komt de bezoeker op de bovenste verdieping. Daar staat verticaal aan de muur: The Next Call, H. N. Werkman en de internationale avant-garde. Een bordje naast nog een trap omhoog verwijst naar het ‘Werkman atelier’ en ‘Workshop’, een plateautje hoger, van waaruit bedrijvigheid klinkt die de serene tentoonstellingsruimte eronder overstemt.

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

H.N. Werkman, The Next Call 2, 1923

Groningen Berlijn Moskou Parijs

Op het roze pamflet dat op posterformaat de tentoonstelling opent, staat bovenaan: Groningen Berlijn Moskou Parijs 1923. Het lijkt bijna ironisch, hoe Werkman Groningen tussen de andere steden zet. Na de poster komt de bezoeker bij een lange vitrinekast terecht die de hoofdmoot van de tentoonstelling vormt: de hele negentallige reeks van Werkmans ‘pamfletachtige geschrift’ The Next Call ligt er uitgestald.
Een minpuntje aan deze tentoonstelling zou kunnen zijn dat er veel minder ‘levensmateriaal’ beschikbaar was. Tenslotte – als de grote overzichtstentoonstelling in het Groninger Museum het materiaal gebruikte van de Stichting H N Werkman, wat was er dan nog over en wat valt er dus verder nog te vertellen? De oplossing lijkt te zijn geweest een aanvulling te geven vanuit de eigen expertise- de praktische kennis van het drukken, in combinatie met het nemen van ruimte voor het op een rijtje leggen van de negen pamfletten die Werkman destijds heeft uitgegeven. Ze worden in de bijbehorende vitrineteksten minutieus met elkaar vergeleken. Hier worden niet de vragen gesteld wie Werkman was en wat hij wilde, maar wordt vooral gewoon gekeken naar het werk. Het wordt met elkaar vergeleken en zo uitgelegd, naar aanleiding van vragen als: Hoe deed hij dat, hoe drukte hij het, wanneer, waarop, met welke techniek?

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

H.N. Werkman, The Next Call 9, 1926

Gelatenheid en verslagenheid

De pamflettenreeks leverde Werkman niet de internationale erkenning die hij had gehoopt, maar Hendrik Werkman is een man die in Groningen gelukkig al wordt geëerd om het Proberen. Deze tentoonstelling, met zijn open inzage in de poging tot een internationale doorbraak, draagt daar wel degelijk een steentje aan bij. Er is geluid, video, vitrines, maar vooral geur. Gelatenheid en verslagenheid is wat in de teksten van The Next Call naar voren komt, en zo kan de toon van de tentoonstelling ook samengevat worden. Die gelaten stem, die vanuit de pamfletten uit Werkman zelf lijkt te komen, is interessant, want heel anders dan de glamoureuze toon die uit de tentoonstelling in het Groninger Museum naar voren komt. Kijk en vergelijk, is dus een idee: het Groninger Museum vertelt over het leven van Werkman, het Grafisch Museum laat ons stap voor stap zien wat hij misschien zelf wilde vertellen.

Kamelot@013, Tilburg, 16-10-2015
Muziek / Concert

Ultieme test voor nieuwe zaal 013

recensie: Interview met metalen meesters Kamelot in 013, Tilburg
Kamelot@013, Tilburg, 16-10-2015

Na Gregory Porter, Rowwen Hèze en de Stereophonics, was het nu de beurt aan het zware werk, de metalmuziek van Kamelot, om de nieuwe zaal te testen voordat deze definitief in gebruik wordt genomen op 13 november. 8Weekly was er bij en interviewde niemand minder dan toetsenist Oliver Palotai over de nieuwe richting die Kamelot is ingeslagen.

In de vernieuwde, grote zaal van 013 is er nu meer ruimte voor het podium, waardoor er zo’n duizend man meer in kan dan voorheen. De karakteristieke trapstructuur is gelukkig behouden. Door de extra ruimte is ook de foyer groter geworden en zijn er twee lange barren aan de zijkanten van de zaal geïnstalleerd. De nieuwe zaal is minstens net zo fijn als dat het al was.

Op het podium is er nu ook extra ruimte, waardoor artiesten beter gebruik kunnen maken van attributen. Maar niet voor Kamelot. Zelfs het gebruik van kleine elementen of attributen op het podium is ingewikkeld en kost veel geld. Je zou er bijvoorbeeld een nieuwe truck voor nodig hebben om het te vervoeren en daar heeft Kamelot simpelweg het geld niet voor, legt Oliver uit. Gelukkig is er veel support van metalmuziekfans, waardoor ze veel inkomsten halen uit de verkoop van hun producten om zo de tour in de plus af te sluiten. Nederland heeft volgens Oliver waarschijnlijk de beste podia van de wereld:

“The standard here is really high compared to the rest of the world. Even the small stages are really well equipped. That is so cool, also for young bands. We basically have the same list of good and less good countries. The venues in Holland are usually on first or second place.”

Goede samenwerking en communicatie backstage

Backstage hangt er in ieder geval een ontspannen sfeer en iedereen lijkt er zin in te hebben. “I don’t have tension. I’m not the person for that,” vindt Oliver, terwijl de zanger van Gus G haastig de gangen doorloopt op zoek naar eten. De samenwerking en de communicatie tussen de bands verlopen erg goed.

“Both support acts are really nice guys, it’s a very relaxed tour, which is not always the case. Sometimes, especially young support bands, have really big egos. We make it very clear what their position is. That is necessary because if else, the show doesn’t run well. Everybody has to know his place, we do that too when we support. When we were supporting Nightwish we were definitely not number one, but some support bands just don’t understand that.”

Maar niet alleen de artiesten houden rekening met hun positie, het publiek laat ook zeker wel blijken dat er onderscheid is tussen de support acts en het hoofdprogramma. Zij lijken toch echt alleen voor Kamelot te zijn gekomen.

Kobra and the Lotus brengen hun optreden een beetje overdreven theatraal. Door de grote mate van vibrato is de zangeres nog nauwelijks te verstaan. De concertgangers blijven dan ook stijf staan; ze kijken en huiveren, niet zo goed wetende wat ze hiervan moeten vinden.

De band van gitarist Gus G – onder andere bekend van Ozzy Osbourne en Firewind, nu op solotour met eigen band – haalt het publiek gelukkig uit de stijve toestand tijdens hun set. Pas halverwege wordt het publiek echt warm door de power van de band. Ze plaatsen ook wel een heel mooi en gelikt sologedeelte halverwege de set voor de muzikanten. Vingervlugge passages van zestiende triolen en dreigende tromslagen vullen de zaal. Zelfs de zanger lijkt er steeds meer zin in te hebben en zoekt meer en meer interactie met het publiek door ze mee te laten schreeuwen. Wanneer blijkt dat de band nog paar minuten over heeft voor ze plaats moeten maken voor de hoofdact, spelen ze nog even Ozzy’s ‘Crazy Train’ als toegift; het dak gaat er af. Bijna letterlijk, want aan de druppels te voelen is het dak toch nog niet helemaal waterproof.

Hervonden energie

Het laatste album Haven, wat eerder dit jaar werd uitgebracht, is met lovende recensies ontvangen. De band lijkt zich in een stijgende lijn te bevinden na het tegenvallende album Poetry for the Poisoned uit 2010. Volgens Oliver doet de nieuwe zanger Tommy Karevik veel goeds met de band.Tommy Karevik

“The thing is, before Roy (de vorige vocalist) left, I had the feeling that the pool of energy was being drained. The last album before he left, Poetry of the Poisoned, was in my opinion one of the weakest. When Tommy came in, he brought a lot of new energy and motivation with him, and he’s a very easy guy to work with. That experience was good for me.”

En dat geldt niet alleen voor Oliver, maar de hele band bloeide er weer van op. Het was de start voor een nieuwe fase van Kamelot, waarin ze succesvoller zijn dan ooit. In tegenstelling tot veel andere artiesten, leeft Kamelot niet van hun oude hits. Sterker nog, de laatste twee albums hebben zelfs meer aandacht gekregen dan alle voorgaande, wat voor de band nogal een verrassing is. Voor Oliver was dat bij zijn vorige bands niet het geval.

“I played guitars for eight years with Doro. All the fans wanted was the old stuff from the 80s and the new stuff was so quickly forgotten… That’s an example of a band that didn’t really make it. She is still successful though, but that’s one of the reasons I couldn’t stay.”

Kamelot heeft de overstap wel kunnen maken, zonder daarbij haar unieke positie in het metalgenre te verliezen: “It has a certain thing that is unique and that’s great, because I don’t wanna sound like any other band. That’s what I always tell young bands, saying that the things they have to work on, you’ve gotta find your uniqueness,” vertelt Oliver, hoewel hij zich er bewust van is dat het publiek natuurlijk het meest bepalend is voor het ontvangen van de concerten. Het is dan ook moeilijk te bepalen waar nu precies de kracht van Kamelot ligt; de bandleden missen een compleet overzicht gezien ze de shows alleen van binnenuit kunnen beoordelen.

Uitingen van filosofieën

Tegenwoordig gaan de ideeën van de band richting het science-fictionthema. Oliver legt het idee achter Haven uit. Hoewel het op eerste gezicht veel weg heeft van een conceptalbum, is dat niet zo. De verhaallijnen van de liedjes hebben wel een connectie met elkaar.

Thomas Youngblood“We are talking a lot during the night when we drive, about philosophies and current events. In Silverthorn there really was a story, this time it’s really about mankind at the moment: bio-technology, virtual reality, artificial intelligence, all these things are playing a role in there. That is definitely an open book right now, in which direction we are drifting. That’s why the album sounds a bit open; we just have to see in which direction we eventually go.”

Een van die richtingen is meer de kant op van liedjes met een zogenaamde hook, zoals bij ‘Fallen Star’ en ‘Insomnia’ het geval is; krachtige melodische lijnen en teksten die veel herhaald worden en blijven hangen. Deze liedjes zijn volgens Oliver toegankelijker voor de hele wereld, niet slechts de symfonische metalwereld. Deze worden dan afgewisseld met liedjes waarin meer geëxperimenteerd wordt, die meer cinematografisch klinken en minder makkelijk te grijpen zijn zoals ‘Here’s to the Fall’. Uiteindelijk is het een groot en lang werk, wat vooral in de details gaat zitten. Het is één groot proces, je blijft er als het ware aan sleutelen.

Epische uitvoering

Voor de aanvang van het concert, galmde backstage door de gang dat dit optreden een soort try-out is voor de dvd die ze volgend jaar willen gaan opnemen. Dat kan haast niet anders een spectaculaire show worden met veel vuureffecten (zoals blijkt uit de setlist). Toch maakt Kamelot de verwachtingen vanavond niet helemaal waar. Er worden vooral veel oudere liedjes gespeeld; slechts vijf van de dertien nieuwe liedjes op het album, en dat van de totale negentien liedjes op de setlist. Een aantal killers van het album ontbreken geheel. Tijdens het interview vertelt Oliver dat een live-performance altijd anders uitpakt dan in de studio;

“The funny thing is that sometimes songs that are killers on the album, don’t work live. An example is ‘Fallen Star’, we thought this would be the song to open the show because it is has great rhythm, melodic lines, hymne style… It’s a powerhouse. We played it about 10-15 times, but it never took off well and there’s almost too much. The orchestration is very dense, and live it is very difficult to mix it, so that’s reason why it’s no longer on the setlist.”

Desalniettemin gaan de vuisten en de corna (ook wel bokkegroet of duivelshoorns) aan het eind van elk nummer in grote getalen de lucht in. Er zijn vele spontane acties van het publiek tijdens de show, waaronder veel geklap en geschreeuw. Bassist Sean TibbettsBij ‘Forever’ neemt het publiek de band zelfs op voortouw als Tommy (te) lang wacht met het inzetten van de zang. Daarnaast wordt er met de hele zaal ‘Happy Birthday’ gezongen, want drummer Casey Grillo is vandaag jarig.

Visueel is het spel van de band een lust voor het oog. De bandleden gaan helemaal op in de show, waarbij het podium compleet benut wordt en de draaiende haren bij het headbangen als extra verbeeldend effect dienen. De energie straalt van het optreden af. Bassist Sean Tibbetts bespeelt zijn bas zelfs bij een paar nummers als een cello. En zoals gebruikelijk is voor de optredens van Kamelot, ontbreekt ook een gastartiest niet. Elize Ryd van Amaranthe verzorgt additionele vocals. Er werden echter wel meerdere gastartiesten verwacht door de grote collaboratie op het album.

Het zal voor Kamelot, gezien de Nederlandse metalcommunity, altijd fijn zijn om terug te keren naar Nederland.

“In some Eastern European countries metal music is still underground, but for us it’s nice to play for more people. That’s important, a concert is always giving and taking. If the audience is great, we feel great afterwards. But if that’s not the case and we really have to work for a concert, we’re dead after the concert. “

Het had zeker niet misstaan als de bandleden na het afwerken van de setlist inclusief drie encores nog wel een paar uur door zouden spelen. De energie en het enthousiasme straalde van het optreden af tijdens de laatste show van hun tour. Kamelot voelt zich duidelijk thuis op Nederlandse bodem.

Muziek / Concert

Epische sessie in het midden van niemandsland

recensie: Kensington unplugged, Live At Amsterdamse Bos.

Dat Kensington inmiddels een volwassen band is geworden sinds het debuutalbum Borders van 2011, hebben de vier heren allang bewezen. Het regent minstens net zo veel (uitverkochte) optredens voor de succesvolle Utrechtse indierockband als dat het met bakken uit de hemel valt voorafgaand aan hun speciale unplugged-sessie in het openluchttheater van het Amsterdamse Bos.

Een natte middag hield de organisatie in zijn greep. Voor geruime tijd, vooral tijdens het opbouwen, was het onzeker of het optreden van vanavond wel door kon gaan. In overleg met Meteo Consult werd de situatie ingeschat en werd voorspeld dat de meeste regen voor zeven uur zou vallen. Nu het vliegtuiggeraas nog als donderslagen naklinkt en de poncho’s van de bezoekers liggen te drogen op de reling, vangt het laatste concert in de derde reeks optredens van Live At Amsterdamse Bos aan.

Na regen komt zonneschijn…

Anna Rune 2

De Vlaamse Anna Rune speelt het eerste voorprogramma met liedjes die net zo wisselvallig in stemming zijn als het weer. Haar muzikale spel is zoals tijdens ‘De Beste Singer Songwriter’ imponerend, waarin ze handig gebruik maakt van syncopen in haar pianopartijen om haar liedjes met percussie te ondersteunen. Een muziektechnisch hoogstandje waarbij liedjes bekend van de competitie de set passeren, waaronder ‘That’s Life’ ‘Recoil’ en ‘Liquid Luck’, alsmede een nieuw liedje over onenightstands. Met een hupje na het optreden laat ze zien dat ze genoten heeft van het spelen, hoewel de lieflijk aandoende liedjes, die vaak een schaduwkant hebben, het publiek enigszins neerslachtig achter laten na het natte begin van de avond.

Emil LandmanZoals het gezegde ons vertelt, volgt er na regen zonneschijn, wat hier symbolisch gemanifesteerd wordt door de vertolkingen van Emil Landman. De op folk georiënteerde liedjes met een vleugje Ben Howard zorgen voor een behaaglijke sfeer. Door de meerdere technieken die hij gebruikt in combinatie met de persoonlijke verhalen uit zijn liedjes komt hij over als een soort straatartiest. Een simpele man met zijn gitaar en zijn levensverhalen… schattige praatjes met een zachte ‘g’ gebracht. Een goede akoestische opwarmer – of beter gezegd opdroger – voor de hoofdact van de avond.

Genieten bij een muzikaal ‘kampvuur’

Wanneer de nacht valt en het daglicht gevlucht is voor het donker, wordt het podium niet alleen verlicht door de spotlights die bij het podium zijn geïnstalleerd, maar ook door de fakkels die er omheen zijn geplaatst. Twee zwarte schimmen nemen plaats in het midden van het duistere podium. Met ‘Words You Don’t Know’ vinden Kensington-frontman Eloi Youssef en gitarist/zanger Casper Starreveld een perfecte opening voor het optreden waar de rillingen van over je rug lopen. De sinistere gedachte van de tekst in combinatie met de akoestische uitvoering op slechts gitaren en met tweestemmige zang, komt in deze omgeving over als een spannend kampvuurlied.

Maar zoals we van Kensington gewend zijn, zou het verder geen rustig optreden worden. Al na het derde lied betreedt het Red Limo String Quartet het podium om Kensington te vergezellen voor de rest van de avond. Zelfs in akoestische setting weten ze veel epicness (aldus Eloi) te verwerken in het optreden door het gebruik van veel reverb in de zang en grote arrangementen voor de strijkers. Dit levert veel nieuwe mogelijkheden op om liedjes anders uit te voeren. Zo slaan de slagen van Niels Vandenberg op de toms in het intro van ‘Riddles’ in als een bom bovenop de lange, grootse akkoorden van de strijkers. Kleurrijke klanken vullen het bos en op momenten lijken zelfs de overvliegende vliegtuigen nu als een extra geluidseffect te dienen.

Het publiek wordt meegezogen in de mystieke sfeer, terwijl de geur van natte bladeren het theater vult. ‘Home Again’ wordt compleet bewerkt met een ander tempo en er worden andere ritmische figuren toegevoegd in de strijkers die niet in het origineel te horen zijn. De liedjes krijgen door het akoestische karakter een compleet andere feeling dan het origineel. Door de extra strijkers en de akoestische basgitaar van Jan Haker, wordt het publiek eveneens getrakteerd op een unieke uitvoering van ‘Perfect Family Day’, een lied dat eigenlijk alleen maar akoestisch wordt gespeeld. Verscheidene stemmen uit het publiek roepen Kensington (edit)dan ook dat dit lied eindelijk eens uitgebracht moet worden. De bandleden reageren er koppig op door te zeggen dat dit waarschijnlijk toch niet gaat gebeuren. Waarom zouden ze ook? Daarvoor zijn dit soort speciale sessies.

Unplugged to the max

Toch lijken de heren ervoor gekozen te hebben om veel van het origineel intact te houden. Niet alleen wordt alles in een akoestische jasje gestoken, soms zorgen de toevoegingen daardoor voor erg volle arrangementen. Het intieme karakter van een unplugged-show, zoals we wel hoorden met het openingsnummer ‘Words You Don’t Know’ en megahit ‘Home Again’, wordt overstemd door bombastische klanken. Er is te veel epicness, waardoor de arrangementen niet altijd goed uit de verf komen. In ‘Go Down’ lijken de verschillende muzikale figuurtjes in de gitaar en de strijkers een gevecht met elkaar aan te gaan. ‘Little Light’ had een goede afsluiter kunnen zijn, maar de climax die gespeeld wordt, past eigenlijk niet helemaal bij de rest van het optreden.

Er is qua dynamiek weinig afwisseling, waardoor vrijwel alle liedjes nogal groots klinken voor een akoestisch optreden van een rockband. Het paradoxale gevoel wat opgeroepen wordt door de epische akoestische vertolkingen van de liedjes, zal nog door veel bezoekers gespookt hebben langs de donkere, onverlichte paden van het Amsterdamse Bos op de weg terug naar huis.

De volgende unplugged-show van de band is op 29 november tijdens het Songbird Festival in Rotterdam. Daarnaast speelt Kensington nog op Appelpop (12 september) en tijdens twee uitverkochte shows in het Ziggo Dome (25 & 26 november).