Tag Archief van: recensie

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

posthuma
Boeken / Fictie

Stuurloos volwassen worden

recensie: Jente Posthuma - Mensen zonder uitstraling
posthuma

‘Die avond in bed staarde ik naar het plafond. Ik besta niet, dacht ik. Ik ben een verzinsel van anderen.’ Veel eigenwaarde geeft debutante Jente Posthuma haar beschouwende hoofdpersoon niet mee. Toch lijkt ze gaandeweg het leven prima aan te kunnen.

Met een moeder als actrice – iemand met uitstraling – en een vader als psychiater kijkt de jonge vertelster met een heldere blik en in afgemeten zinnen naar het verloop van haar leven. Het is de naïeve verwondering van een kind die ongemerkt overgaat in de onzekerheid van de opgroeiende puber. Een groot obstakel in de dagelijkse omgang vormen de geluiden die anderen maken, met name tijdens het eten: ‘De cruesli kraakte tussen zijn kiezen. Het doorslikken van de hap ging gepaard met een duidelijk hoorbaar samentrekken van de keelspieren. Daarna klonken een dof klikje en een zucht’.

In zeer precieze observaties wordt een universum aan ervaringen blootgelegd, terwijl de licht ironische toon prachtig contrasteert met de ernst van de situatie. De moeder is terminaal ziek en blijft tot haar overlijden – en tot ver daarna – als een veeleisende diva over de houding van haar dochter waken. Mensen zonder uitstraling zijn verschrikkelijk, zo verkondigt ze vanaf haar sterfbed, die zijn nog erger dan lelijke mensen. ‘Om haar blij te maken zei ik steeds dat ze de mooiste van de wereld was’, is de weldoordachte reactie van dochterlief.

Geen medelijden

Het is de achteloze stijl waarmee Posthuma haar vertelster een uiterst indringende sfeer laat oproepen. De verschillende indrukken worden aan elkaar geknoopt om zo in twaalf afzonderlijke hoofdstukken een haast terloops beeld van een jong leven te presenteren. Ouders staan op een voetstuk, het gezin is de meest vertrouwde plek ter wereld en daarbuiten is alles nieuw en rijp voor ontdekking en avontuur. Voor deze jongvolwassene ligt de romantiek vervolgens in Parijs, waar een boek geschreven moet gaan worden. Met die zelfverworven onafhankelijkheid blijkt het moeizaam te dealen, de eenzaamheid slaat om in wanhoop en het project mislukt jammerlijk: ‘Verder lag ik te lang op bed, was mijn hoofd te klein vergeleken met de rest van mijn lichaam en at ik overal te veel mayonaise bij. Ondertussen kwam ik niet aan schrijven toe’.

Ondanks de aanhoudende stuurloosheid die Mensen zonder uitstraling gemakkelijk tot een larmoyante bekentenisroman had kunnen maken, houdt Posthuma de teugels stevig in handen. Haar nuchtere registratie roept geen medelijden op, maar wijst telkens vooruit, naar het heden waarin de vertelster een volwassen vrouw en zelf moeder is geworden. Alle toestanden ten spijt – het gemis van een overheersende moeder, de verhouding tot een rouwende vader, de zoektocht naar een betrouwbare partner en een opspelende kinderwens – blijkt het geluk toch maakbaar te zijn. Zo wordt in een zakelijke boodschap meegedeeld: ‘De baby heette Bob’.

De vraag is in hoeverre Jente Posthuma in Mensen zonder uitstraling haar eigen leven als inspiratie heeft genomen. Volgens de schrijfster bestaat het uit een mengeling van persoonlijke ervaringen, bekentenissen van mensen uit haar omgeving en een goed gevoel voor fictie. Zeker is dat met deze ingrediënten een bijzonder boek is gecomponeerd, in een uitgesproken stijl en een meeslepende vorm. Het wachten is op nummer twee.

Boeken / Non-fictie

Tegen de stroom in

recensie: De literaire apologie, een alternatieve verdediging van het christendom


Wie vandaag de dag gelooft, moet zich dikwijls verdedigen. Dat was tijdens het vroege christendom niet anders. In De literaire apologie vergelijkt theoloog en literatuurwetenschapper Hans van Stralen de moderne en klassieke apologeten (geloofsverdedigers) van het christendom.

De situatie van de hedendaagse christen in Nederland is vergelijkbaar met die van de vroege christenen in het Romeinse Rijk: als minderheid dienen zij zich te verweren tegen een niet-christelijke meerderheid. Nu hoeven de christenen van vandaag de dag niet te vrezen dat ze in een kolkende kuip door leeuwen worden verslonden, zoals in Rome veelvuldig gebeurde. Maar wie intellectueel nog serieus genomen wil worden, heeft het als christen niet eenvoudig.

Nu zou Willem Jan Otten, nadat hij als christen uit de kast kwam, de bulderende lach van z’n collega’s van het NRC Handelsblad ongetwijfeld als onprettig hebben ervaren. Toch valt dit immer te prefereren boven het gebrul van een hongerige leeuw.

Er staat, kortom, minder op het spel en dat klinkt door in de toon van de geschriften. Klassieke apologeten als Irenaeus, Tertullianus en Origenes verdedigden hun geloof in zeer felle bewoordingen en deinsden niet terug om hun tegenstanders te beledigen (Tertullianus vergeleek het hoofd van een tegenstander met een pompoen omdat hij hem een leeghoofd vond). Het doel was de superioriteit van het christendom te verdedigen; een idee waar zij heilig van overtuigd leken.

Het innerlijke


Moderne apologeten kenmerken zich door een andere insteek: niet zozeer de superioriteit van het christendom wordt verdedigd, maar meer het recht om gelovig te mogen zijn. De nadruk ligt meer op de individuele belevingswereld van de schrijver waarbinnen ook veel ruimte is voor twijfel. Áls al getracht wordt de ander te overtuigen, dan leggen de moderne apologeten, anders dan de klassieke, meer de nadruk op de schoonheid en minder op de waarheid van het geloof.

Van Stralen ziet Friedrich Schleiermacher (1768-1834) als de grondlegger van deze moderne vorm van apologetiek bedrijven. Ook de Nederlandse literaire apologeten die Van Stralen behandelt – Gerard Reve, Frans Kellendonk en Willem Jan Otten – staan duidelijk in die traditie. Net als Schleiermacher voeden zij graag het romantische beeld van de outcast en zijn ze niet bepaald terughoudend om de nadruk te leggen op hoe intolerant de intellectuele goegemeente staat tegenover hun christen-zijn.

Miscommunicatie


Weinig goede woorden heeft Van Stralen over voor atheïsten als Richard Dawkins en Herman Philipse die zich veelvuldig kritisch uitlaten over het geloof, maar ‘het niet nodig achten zich op theologisch vlak te verdiepen in geloofszaken’. Volgens Van Stralen koesteren veel atheïstische denkers vaak achterhaalde of onjuiste denkbeelden over religie, hetgeen een zorgvuldige discussie in de weg staat.

Van Stralen geeft een goed overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de klassieke en moderne apologie. Helaas gaat hij niet erg diep in op de behandelde schrijvers. Hij behandelt er ook wel erg veel (veertien!) voor een boek van zo’n 150 pagina’s. Van Stralen had best wat uitgebreider mogen citeren uit het proza van bijvoorbeeld Kellendonk of Reve. Dat had het boek niet alleen inhoudelijk sterk gemaakt, maar zou ook een welkome compensatie zijn geweest voor het tamelijk droge schrijven van Van Stralen zelf.

picasso
Kunst / Expo binnenland

Klei, glazuur en vuur

recensie: Picasso aan zee - Keramiek & Sculptuur
picasso

Op dit moment toont het Museum Beelden aan Zee de tentoonstelling Picasso aan zee – Keramiek & Sculptuur. Toepasselijker kan bijna niet. In 1946 verbleef de Spaanse kunstenaar Pablo Picasso (1881-1973) zes maanden aan de Middellandse Zee. Daar lag de bakermat voor zijn keramische oeuvre van na 1947. Tevens is er een bijbehorende catalogus onder dezelfde titel te verkrijgen.

Bij binnenkomst sta je direct tegenover een foto van Picasso op het strand, waar hij bezig is een vorm in het zand te tekenen. Het zou zomaar een warme dag op het Scheveningse strand kunnen zijn. Een warme sfeer, die ook tot uitdrukking komt in de tentoongestelde keramiek met zijn mediterrane vormen en kleuren in glazuur.

Madoura

picasso

Femme Agenouillée, 1950. 29 cm hoog. Coll. Musée National Picasso, Parijs © RMN Grand Palais musée Picasso, Parijs. Gérard Blot

In 1946 verbleef Picasso een aantal maanden op het kasteel Grimaldi (nu Picasso-museum) in Antibes aan de Franse Rivièra. Tijdens zijn verblijf besloot hij de pottenbakkerstentoonstelling in het nabijgelegen Vallauris te bezoeken. Hij was bijzonder geïnteresseerd in de stand van Suzanne en Georges Ramié, die daar hun Madoura keramiek toonden. Hij bezocht hun pottenbakkerij waar hij een workshop volgde en drie werken maakte. Later kwam hij terug om te kijken hoe de stukken tevoorschijn waren gekomen. Hij was zo tevreden over het resultaat, dat hij meer wilde maken. Vanaf dit moment keerde Picasso vaak terug naar Vallauris, waar hij in 1949 zelf een huis kocht. In de loop der jaren (1945-1960) ontstonden er vele vazen, potten, kannen en borden van zijn hand.

Tanagrabeeldjes

Tanagra is een Griekse stad in het zuidoosten van Boeotië (Midden-Griekenland). Het is ook de vindplaats van de uit de vierde eeuw voor Christus daterende zogenoemde Tanagra-beeldjes. Dit zijn kleine beeldjes van terracotta, die daar, voornamelijk in graven, werden gevonden. Meestal stellen ze staande of zittende vrouwen voor. Picasso liet zich door deze beeldjes inspireren om zijn eigen ‘Tanagra’ te maken. Hij liet de plaatselijke meesterpottenbakker uit Vallauris, Jules Agard, traditionele vaasvormen vervaardigen, die hij zelf in de natte klei bewerkte door er allerlei vormen aan toe te voegen. Zo stelde hij uit de hals van een traditionele vaas, een op de zij gedraaide amfora en een voetstuk ‘Uil’ (1947-1948) samen. Het oor van de amfora vormt een vleugel. Zo ontstonden zijn eigentijdse beeldjes, gebaseerd op de Griekse oudheid.

Thematiek en techniek

picasso

‘Tanagra au long cou’, 1947-1948, 28.5 cm hoog, Coll. Musée Antibes, © Succession Picasso 2016, Photo © imageArt, Claude Germain

De thema’s die Picasso voor zijn keramiek gebruikte zijn, net als in zijn overige oeuvre, van grote eenvoud. Buiten vrouwenfiguren, komen ook dieren vaak voor. Als Spanjaard was Picasso gek op stierenvechten, dat ook in Zuid-Frankrijk een zeer geliefde bezigheid was. Stieren, paarden en picadors zijn dan ook als decoratie op zijn keramische werk te vinden. Maar ook vogels, vissen en geiten decoreren zijn werken.
Picasso leerde de grondbeginselen van het decoreren van aardewerk in de Madoura-pottenbakkerij. Toen hij die eenmaal onder de knie had, begon hij zijn eigen ontwerpen te realiseren en fantasierijke variaties te maken op de bestaande vaste productie van Madoura. Hij beeldhouwde en schilderde in klei. Maar eenmaal in het vuur, ging het regelmatig mis. Het bleek dat sommige elementen dikker moesten worden gedraaid. Picasso’s uitgangspunt was, dat zijn ontwerpen geen gebruiksvoorwerpen waren om bijvoorbeeld olie of water in te bewaren, maar puur als plastische vorm moesten functioneren. Ook in de keramische technieken probeerde Picasso zoveel mogelijk de traditie van de klassieke oudheid te doen herleven.
Naast de keramiek zijn nog een aantal sculpturen te bewonderen. Soms in brons en soms als objects trouvés (gevonden voorwerpen).
Al met al een heldere, ruim opgezette tentoonstelling met een verrassend warme en zonnige uitstraling, die benieuwd maakt naar de bijbehorende catalogus.

Catalogus

In deze gelijknamige en tweetalige (Nederlands en Engels) uitgave zijn de tentoongestelde werken terug te vinden met meer achtergrondinformatie. De catalogus heeft een mooie lay-out en sterke foto’s. De teksten zijn wat minder boeiend. Na een tamelijk saai voorwoord van Jan Teeuwisse over de aanloop tot deze tentoonstelling van, volgt het artikel ‘Picasso’s keramiek: Een nieuw artistiek avontuur’ van Picassodeskundige Marilyn McCully. Zij schrijft over de eerste jaren van Picasso’s werk bij de Madoura pottenbakkerij en de ontdekkingen die hij deed op structureel en technisch gebied. De drukfout op pagina 43 werkt nogal storend. Daarna volgt nog een artikel van de kunsthistoricus en -criticus Jean-Louis Andral over Picasso in Antibes. Hoewel de titel anders is: ‘Picasso in Antibes’, bevat het weinig nieuwe informatie in vergelijking met het voorgaande artikel. Overigens komt de prijs- en kwaliteitsverhouding wel overeen.

 

Titel: Picasso aan zee. Keramiek en sculptuur
Auteurs: Andral, J-L. & McCully, M. & Teeuwisse, J. & Bürgi, M. (2016)
Uitgever: Waanders uitgevers Zwolle
ISBN 9789462621114
Prijs: € 19,95.
Beoordeling: 3 sterren

Herfsttij der middeleeuwen
Boeken / Non-fictie

Het verleden vergeten?

recensie: Johan Huizinga - Herfsttij der middeleeuwen
Herfsttij der middeleeuwen

Herfsttij der middeleeuwen is een van de bekendste, zo niet hét bekendste geschiedkundig werk van de Lage Landen. Een toonbeeld van eruditie, een magnum opus van een geleerde met een fascinatie voor het Avondland. Helaas is het ook een boek dat heel sterk in zijn tijd is ingebed, waardoor ook deze nieuwe editie nauwelijks nog leesbaar is. Zeker omdat ervoor werd gekozen de oorspronkelijke taal van de auteur te hanteren.

Het is natuurlijk een moeilijke spagaat. Kies je ervoor om deze cultuurhistorische klassieker in een hedendaagse Nederlandse hertaling uit te geven, dan ontdoe je het meteen van zijn eigenheid en van de unieke stem van zijn auteur Johan Huizinga. Geef je het uit in de oorspronkelijke taal, zij het minimaal opgepoetst, dan krijg je een hermetisch resultaat. Men koos voor het laatste, en dan ook nog eens zonder de illustraties uit vorige edities – een echte misvatting. Zeker omdat Huizinga voortdurend verwijst naar schilderijen, miniaturen en dergelijke, en de schilderkunst expliciet als basis gebruikt om de middeleeuwse leefwereld op te roepen. Het resultaat is een dichtbedrukt werk met nauwelijks ademruimte. Welk lezerspubliek de uitgever hier voor ogen had, is me een raadsel. Zeker omdat men in de inleiding de wens uitspreekt zoveel mogelijk mensen te bereiken.

Grote zwakte

Herfsttij der middeleeuwen heeft natuurlijk zijn verdiensten. Het is verbluffend te zien hoe iemand zo erudiet kon zijn. Huizinga durfde het aan om zijn uitgangspunt – de teloorgang van de middeleeuwse maatschappij en de kiemen van de renaissance, die erop zou volgen – in één alomvattende, monumentale studie te concentreren. Bovendien is de ambitie om in de hoofden van de toenmalige (hoofse) mensen te kruipen al even indrukwekkend. Maar wie als eigentijdse historicus het boek leest, ziet daarin ook de grote zwakte. Het is nogal vooringenomen om de 14e en 15e eeuw te zien als het einde van een tijdperk en vervolgens alle feiten te verzamelen die dat bevestigen. Terwijl de werkelijkheid uiteraard veel genuanceerder is.

Haast poëtisch

Daarom is Herfsttij der middeleeuwen vooral interessant als historiografisch werk – een voorbeeld van hoe men vroeger aan geschiedschrijving deed. Men ging op zoek naar de emotie en historische sensatie en schreef verhalend en nauwelijks objectief. Dit boek is dus zelf een historisch document geworden. Maar als literatuur is het, in deze uitgave, anno 2016 nauwelijks te behappen. Op hier en daar een haast poëtische, ritmische beschouwing na. Want hoe men het ook draait of keert, dat Huizinga in zijn tijd en discipline een taalvirtuoos was, daar kan niemand onderuit:

‘In de pastorale verbeeldt zich de positieve tegenstelling van het hoofse leven; de negatieve uiting is de hofvlucht, de lof der aurea mediocritas, de verloochening van het aristocratische levensideaal, hoe en waar men het dan ook ontvluchten wil: in studie, in eenzame rust, in arbeid.’

Dave Eggers
Boeken / Fictie

Grenzeloos entertainment

recensie: Dave Eggers - Helden van de grens
Dave Eggers

Hoe komt het toch dat romans (of films) die zich in de wildernis afspelen, zo vaak meesterwerken opleveren? Denk maar aan The Lost City of Z, Butcher’s Crossing, The Revenant, Into the Wild of Chaplins The Gold Rush. Helden van de grens, van Dave Eggers, mag nu gerust aan dat rijtje worden toegevoegd.

Onze relatie met Eggers begon moeizaam. Zijn debuut, het wel heel postmoderne Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit, vonden we compleet over het paard getild: blanco pagina’s, omgekeerde zinnen… Allemaal foefjes die het nochtans veelbelovende verhaal in de weg stonden.

Maar Eggers is rijper geworden en beseft dat je een mooi plot zo weinig mogelijk in de weg moet leggen. Helden van de grens is een rechtlijnig avonturenverhaal, met hier en daar een sprookjesachtige ondertoon. De grootste troef is echter ironie. De wildernis van Alaska wordt niet romantisch of nostalgisch voorgesteld, maar als de omgeving die ze is: kil, meedogenloos en vooral ten onrechte opgehemeld.

Alles draait om Josie, een moeder van twee die haar tandartspraktijk heeft moeten sluiten nadat een patiënt haar had aangeklaagd. Bovendien kampt ze met een knoert van een schuldgevoel: ze heeft een jongen ervan overtuigd te gaan vechten in Afghanistan. Samen met haar twee kinderen, Paul en Ana, trekt ze daarom de wildernis van Alaska in. Zonder dat haar man ergens van op de hoogte is.

Magisch

Het interessante aan dit verhaal is dat het tegelijkertijd ontmythologiseert én een vleugje magie toevoegt. Wat dat eerste betreft: Alaska is helemaal niet het koude paradijs dat we ons allemaal voor de geest halen. Het is er kil, het krioelt er van rijkelui die niets met de authentieke volksaard van doen hebben en er gebeuren meer rampen dan je lief is. En het magische? Dat ligt vooral in het feit dat het gezin regelmatig in bedreigende situaties terechtkomt, maar daar telkens op een bizarre manier onderuit lijkt te komen. Grappig ook, hoe Eggers zijn roman laat afspelen in een decor dat niet méér kan afwijken van zijn vorige boek, Een hologram voor de koning.

Een heel leesbaar boek dus, met als bijzondere troef de heel mooi geportretteerde kinderen, die de emotionele kern van Helden van de grens (ook de titel is ironisch) vormen. Paul en Ana zorgen ook voor de komische noot. Bijvoorbeeld tijdens een discussie over de tekeningen die ze hebben gemaakt en de vorm die de piemels van de dieren daarop moeten hebben. Een ideaal boek voor deze koude tijden!

Niemand is ooit verloren
Boeken / Fictie

Op reis naar gedachtenland

recensie: Catherine Lacey - Niemand is ooit verloren
Niemand is ooit verloren

In Catherine Laceys debuut Niemand is ooit verloren neemt Elyria een enkele reis naar Nieuw-Zeeland om daar rond te reizen. De echte reis vindt echter plaats in haar hoofd. Het boek is één grote, soms ietwat langdradige, gedachtestroom, waarin filosofische gedachten worden afgewisseld met flashbacks naar het leven dat ze achterliet.

Een vlucht naar Nieuw-Zeeland

Elyria woont met haar man in New York. Zonder aankondiging vertrekt ze naar Nieuw-Zeeland, op zoek naar dichter Werner die haar ooit uitnodigde op zijn boerderij. Haar enige doel is om al liftend die boerderij te bereiken. De mensen die ze onderweg ontmoet, krijgen niet de kans haar te leren kennen. Elyria heeft zichzelf mentaal afgesloten van de buitenwereld. Ze ontmoet mensen, hoort hun verhalen aan, en vertrekt vervolgens weer.

Uit flashbacks blijkt hoe het komt dat Elyria zo afwezig is. Ze komt niet bepaald uit een warm nest. Haar vader is afwezig, haar moeder is meestal dronken en gedraagt zich meer als kind dan als ouder. Elyria’s geadopteerde zus Ruby pleegt zelfmoord in haar studententijd. Dit laatste zet Elyria’s leven volledig op zijn kop. Ze trouwt met de man die Ruby het laatst gezien heeft (De Docent), beleeft daardoor een paar gelukkige jaren, maar zakt uiteindelijk weg in een vreselijke depressie. In deze staat trekt ze door het verre Nieuw-Zeeland.

Weinig sympathiek

Hoe meer Elyria in de war raakt, hoe verder de lezer ook van de realiteit af komt te staan. Het wordt als lezer steeds moeilijker om sympathie te voelen voor de hoofdpersoon. Het lezen wordt daardoor steeds meer een worsteling door langdradige, afstandelijke passages. In plaats van emoties te voelen, analyseert Elyria hoe haar lichaam op situaties reageert:

‘In mijn bijna-menselijke moment voelde ik achter mijn ogen de tranen opwellen, ze borrelden daar, bruisten als een waterketel tegen het kookpunt aan, maar ik huilde niet.’

Waar de flashbacks nog redelijk kalm geschreven zijn, voel je in het heden de onrust door de lange zinnen die zomaar een hele pagina doorgaan. Op het verleden heeft ze nog grip, maar in het heden wordt ze geplaagd door een ‘wildebeest’ in haar binnenste. Hoewel dit niet altijd leuk is om te lezen, is het wel knap wat Lacey doet. Wat dit boek namelijk zo bijzonder maakt, is dat Lacey ons niet uitlegt dat Elyria depressief is, maar dat ze dit laat voelen via haar schrijfstijl.

Deze onrust is ook merkbaar in de toon van Elyria’s gedachten. In het begin is ze nog vrij nuchter, bijna grappig zelfs:

‘Na een paar uur wachten langs de smalle, met bomen omzoomde weg waar de verpleegster me had afgezet, werd duidelijk dat sommige plekken geen goede plekken zijn om een mens te zijn in plaats van een auto en daar stond ik nu.’

Maar naar het einde toe worden de zinnen associatiever en raas je als een wervelwind door het verhaal heen. Ze raakt steeds verder verwijderd van het normale leven. Op een gegeven moment wordt ze zelfs door een pijlstaartrog gebeten, maar beseft ze pas dat er iets aan de hand is als een ander in paniek raakt:

‘[Ik liep] terug naar het strand, maar toen ik daar aankwam, bloedde ik zo dat je het gerust een ernstige bloeding kan noemen, en pas toen voelde ik dat ik licht in het hoofd werd en dat mijn armen en benen los in de kom zaten en ik wist dat ik iets aan mijn plotselinge mankement moest doen […]. [De man] merkte het gevaarlijke afval op dat ik uitstootte en rende schreeuwend op me af en pas toen voelde ik een verschrikkelijke pijn.’

Door de lange zinnen en haar eigen gebrek aan gevoel, is het als lezer moeilijk om betrokken te blijven. Je ziet dat er iets aan de hand is met Elyria, maar net als zij voel je de pijn niet.

Bijna poëzie

Tussen de langdradige alinea’s door zitten gelukkig ook fantastische, bijna poëtische observaties. Voor iemand die moeite heeft met emoties, kan Elyria behoorlijk scherp emotionele situaties beschrijven:

‘Toen we die avond naar huis liepen, ruikend naar de bourbon die op onze knieën was gedropen, wist ik dat mijn man een liedje was waarvan ik de tekst was vergeten en dat ik een wazige foto was van iemand die hij ooit had liefgehad.’

Het lezen van Niemand is ooit verloren is geen vrolijke ervaring. Elyria vertelt met zo veel woorden en zijpaden over zichzelf, probeert alles te analyseren en voelt tegelijk zo weinig, dat het moeilijk is om echt op te gaan in het verhaal. Het is onmiskenbaar goed geschreven en er zit een interessante ontwikkeling in de roman, maar de afstand die Elyria ervaart zorgt ook voor een afstand bij de lezer. Dat het uiteindelijk toch de moeite waard is om te lezen komt met name door de vele scherpe observaties en prachtige zinnen die uit Laceys pen vloeien.

Boeken / Non-fictie

Hoopvol in de wereld staan

recensie: Gerard de Korte - Geroepen tot hoop: bouwen aan een barmhartige kerk


Dit jaar werd Gerard de Korte bisschop van het bisdom ’s-Hertogenbosch. Kort daarvoor kwam zijn nieuwste boek uit: Geroepen tot hoop. De Korte is realistisch maar weigert zich over te geven aan wanhoop of pessimisme.

Het boek begint met een voor De Korte teleurstellende constatering: de christelijke gemeenschap van morgen zal een minderheid zijn. Wanhopen is er voor een christen echter niet bij: ‘De deugd van de hoop is voor een krimpende en kwetsbare Kerk letterlijk een geschenk uit de hemel.’ De Korte, die tevens historicus is, beschrijft hoe de christenheid in deze situatie is beland en waar hij, ondanks de gegeven situatie, kansen ziet voor de toekomst.

Geloofstwijfel


De erfenis van de Verlichting, zo schrijft De Korte, is uitermate ambivalent. Mensenrechten, democratie en rechtvaardigheid, zaken die veelal aan de Verlichting gekoppeld zijn, worden ook door christenen gekoesterd. Maar de Verlichting heeft ook de vanzelfsprekendheid van het geloof ondermijnd. Denkers van na de Verlichting zoals Marx, Darwin, Freud en Nietzsche hebben deze geloofstwijfel verder gevoed. Spraken zij in de negentiende eeuw nog voor een kleine intellectuele elite, inmiddels is hun boodschap van wantrouwen gemeengoed geworden. Hoe in deze tijd nog te geloven?

De Korte ziet, naast alle obstakels, ook aanknopingspunten. Er is bij veel mensen nog steeds een religieus verlangen dat, hoewel de kerken leeglopen, is blijven sluimeren en zo nu en dan boven komt drijven in nieuwe, vaak door het Oosten geïnspireerde vormen. Die groep wil De Korte niet buitensluiten. De uitdaging voor kerken is om het christelijke geloof uit te dragen: ‘zo kunnen mensen worden geholpen de geloofssprong te wagen en in vriendschap te gaan leven met de Bijbelse God.’

De Korte’s boodschap is helder: de Bijbelse God en de persoon van Jezus Christus dienen voor christenen centraal te staan. En wie de Bijbel niet kent, kent Christus niet, zo spreekt hij met kerkvader Hiëronymus. Hij bedoelt hiermee niet alleen een intellectueel kennen, ‘maar ook en vooral een affectief kennen; een kennen met het hart.’ De Korte is kortom gericht op Christus en erg Bijbelvast, hetgeen niet onder alle katholieken even vanzelfsprekend is.

‘Katholieke’ ChristenUnie


Het is dan ook niet gek dat De Korte bekendstaat als een oecumenische bisschop die goed verstaan wordt in andere christelijke denominaties. In deze lijn past ook zijn pleidooi voor een ‘katholieke’ ChristenUnie. De Korte doelt hier op de vroegchristelijke betekenis van het woord ‘katholiek’, waarmee ‘algemeen’ en ‘universeel’ bedoeld werd. Hij pleit hier voor een ChristenUnie die zich nadrukkelijker openzet voor álle christenen, dus ook katholieken. ‘Ik vermoed dat de partij met name aantrekkelijk is voor de groep katholieken die het christen-democratische gehalte van het CDA te vlak en te flets vinden.’ Maar, zo benadrukt De Korte, de katholieke visvijver voor de ChristenUnie zal niet erg groot zijn.

De grootste toegevoegde waarde voor deze ‘openstelling’ richting het katholicisme zou zitten in de rijke traditie die de katholieken te bieden hebben. Het katholiek sociaal denken, dat zich eind negentiende eeuw ontwikkelde, kan een grote inspiratiebron vormen voor de ChristenUnie. Op het sociale vlak kunnen protestanten en katholieken elkaar prima vinden, zo wil de bisschop maar zeggen.

Verbinden


De Korte reikt zijn hand uit naar de ander en focust vooral op de overeenkomsten, minder op de verschillen. Geroepen tot hoop heeft daardoor een weinig polemisch karakter, wat bijvoorbeeld het boek van de tweede man van Brabant, hulpbisschop Rob Mutsaerts, wél had. Hij ging in Gewoon over geloof regelmatig de strijd aan met hedendaagse opvattingen. De Korte doet dat ook, maar vooral indirect en impliciet – en altijd met als doel te verbinden. Alleen in de paragraaf over religieus geweld gaat hij in discussie met de veelgehoorde kritiek dat religie tot geweld leidt.

Wie de boeken van de bisschop en de hulpbisschop naast elkaar legt, zal veel verschillen zien. Die verschillen zijn vooral het gevolg van een ander temperament, een ander karakter, en hebben met name betrekking op de stijl. Bij de inhoud (het geloof) ligt de overeenkomst. Wellicht zouden de bisschop en hulpbisschop eens samen een boek kunnen schrijven.

Boeken / Non-fictie

Te weinig Kuyper, te weinig diepte

recensie: George Harinck - Varia Americana: in het spoor van Abraham Kuyper door de Verenigde Staten


Na het succes van Om de oude wereldzee reist historicus George Harinck nog eens in de voetsporen van Abraham Kuyper. Deze keer doet Harinck, 120 jaar na dato, Kuypers reis in de Verenigde Staten over.

Abraham Kuyper, voormalig premier van Nederland, theoloog, predikant en journalist, reisde in 1898 naar de Verenigde Staten. Historicus en Kuyper-kenner George Harinck vraagt zich af hoe Kuypers analyse van het land zich verhoudt tot het Amerika van 2016. Hij doet daarvan verslag in zowel het boek Varia Americana als in de gelijknamige vierdelige televisieserie van de EO. De voor de hand liggende vraag is of het boek wat toevoegt aan de serie.

Die vraag moet negatief beantwoord worden – en dat is jammer. Er waren wel degelijk kansen om in het boek wat meer of wat anders te brengen dan in de serie. Helaas is het vooral veel van hetzelfde.

Te oppervlakkig

Het was interessant om te kijken naar Kuypers overtuiging dat de grondslag van de Amerikaanse politieke unie niet Angelsaksisch, maar Hollands was. De VS zou voornamelijk beïnvloed zijn door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, meer dan door Engeland. Dat kwam volgens Kuyper door het feit dat in het calvinisme de grondslag ligt voor de Amerikaanse vrijheid.

Dit is een interessante stelling die Kuyper in verschillende lezingen tijdens deze reis onderbouwd zou hebben. In het boek had Harinck echter meer de diepte in mogen duiken. Harinck negeert Kuypers onderbouwing en somt alleen wat door hem genoemde verschijnselen op die het gevolg zijn van deze invloed: zo kozen de Amerikanen, net als de Hollanders destijds, voor een republiek en niet voor een monarchie als de Engelsen. De Republiek werd de ‘United Provinces’ genoemd, zo noemden Amerikanen hun land de ‘United States’. Tenslotte zouden de Amerikanen de kleur van hun vlag ontleend hebben aan de Republiek. Aardig om te weten, maar het ontbreken van een onderbouwing is zonde.

Secularisering

Hetzelfde geldt voor Kuypers visie op hoe het christelijk geloof zich moet verhouden tot de rest van de samenleving. Harinck constateert dat die visie van Kuyper niet van toepassing is op Amerika. Zijn referentiekader (Nederland) was toen al die van een geseculariseerde samenleving. Dit was Amerika destijds nog niet – dat was door en door christelijk – waardoor Kuypers visie niet aansloot bij de Amerikaanse realiteit. Harinck: “Amerika was in 1898 nog niet klaar voor dit moderne inzicht.”

Anno 2016 is die geseculariseerde samenleving ook in Amerika een feit. De Amerikaanse Kuyper-biograaf James Bratt zegt in een gesprek met Harinck dat de situatie in de VS vandaag dezelfde is als die van Nederland in de tijd van Kuyper: “Je kunt niet meer zeggen dat de Verenigde Staten een christelijke natie is, zoals dat tot betrekkelijk kortgeleden nog wel kon. Dit betekent dat christenen zich bezinnen op hun rol in het publieke domein.” Vandaar dat er in Amerika een heropleving in de interesse in Kuyper is.

Een bijzonder interessant gegeven, zou je zeggen. Je raakt benieuwd naar de visie van Kuyper en hoe die toepasbaar is op het hedendaagse Amerika. Harinck stipt dat wel aan (of beter gezegd, hij laat Bratt dat aanstippen in een kort vraaggesprek), maar meer dan een paar zinnen worden er niet aan gewijd.

Zonde

Wat het dubbel zonde maakt, is dat in het boek wel veel aandacht wordt besteed aan de (voor)verkiezingen voor het presidentschap. Van Harincks analyses over de kandidaten (vooral Donald Trump) gaan er dertien in een dozijn: voorspelbaar en niet anders dan wat je in de kranten leest. De aandacht die hij aan Ted Cruz besteedt, is slordig. Cruz zou een gematigde versie van Trump zijn, terwijl de twee op veel belangrijke punten welhaast het tegenovergestelde denken, met name wat betreft economie. Harinck suggereert dat Cruz geen gelijke rechten wil voor christenen en niet-christenen en dat hij terug lijkt te willen keren naar “het Amerika van de blanke protestant.” Een behoorlijke stelling, zeg maar gerust: beschuldiging, die hij op z’n minst had moeten onderbouwen.

Er zijn nog twee problemen met de gedeeltes uit het boek die betrekking hebben op de actualiteit. Ten eerste vraag je je soms af wat ze nog met Kuyper van doen hebben. Ten tweede is het storend dat er aandacht wordt geschonken aan een figuur als Ted Cruz, die inmiddels niet meer aan de race om het presidentschap meedoet. Het is zonde dat een boek over een belangrijk historisch figuur informatie bevat die na verschijning al snel verouderd is.

Het boek zou van grotere waarde zijn geweest als Harinck meer aandacht had besteed aan Kuyper. Harinck diept weinig interessante zaken uit en besteedt in plaats daarvan te veel tijd aan futiliteiten. De link met het hedendaagse Amerika is op zich geen slecht idee. Maar dit was interessanter geweest als Harinck meer afstand had gedaan van de dagelijkse actualiteit, en het hedendaagse Amerika meer in verband had bracht met Kuyper. Op die manier had Varia Americana daadwerkelijk wat kunnen toevoegen aan de televisieserie en had het boek meer recht gedaan aan Abraham Kuyper zelf.

Gold Panda
Muziek / Album

Een prettige herhaling van zetten

recensie: Gold Panda - Good Luck and Do Your Best
Gold Panda

Good Luck and Do Your Best (City Slang) is alweer het vierde studioalbum van de Britse producer Gold Panda. Zijn muziek, die hij zelf soms omschrijft als folktronica, is een plezierige mix van beats, samples, en electronica. Ondanks de elektronische aanpak klinkt Gold Panda warm, organisch en levendig. Maar is alles goud wat er blinkt?

Gold Panda is een producer met een duidelijke werkwijze. Zijn composities bestaan allemaal uit min of meer dezelfde elementen, die zichzelf ook telkens in ongeveer dezelfde volgorde presenteren. Alle nummers hebben de lengte van een popliedje. De beats zijn glitchy, maar toegankelijk. Door de gevarieerde samplekeuze blijft het album een aangenaam en afwisselend geheel.

Muzikaal behang

Het is wel jammer dat de meeste nummers weinig ontwikkeling kennen. Hierdoor verworden de afzonderlijke nummers al snel tot muzikaal behang. Prettige achtergrondmuziek die nergens wringt of de aandacht opeist, maar die toch een palet aan verschillende kleuren en sferen biedt.

Gold Panda mengt op dit palet een keur aan akoestische instrumenten, korte stemsamples, elektronische beats en etnische invloeden. In het nummer ‘Time Eater’ worden we bijvoorbeeld getrakteerd op een verrassende combinatie van honkytonkpiano’s en klankschalen. In ‘Song for a Dead Friend’ worden korte gemanipuleerde keelklanken afgewisseld met synthesizers, tabla’s en andere etnische percussie-instrumenten. ‘In my Car’ is opgebouwd uit akoestische drumsamples, gemengd met orkest- en koorsamples, wat het nummer een heerlijk vol seventies-gevoel geeft. ‘Chiba nights’ lijkt qua sound dan weer schatplichtig aan de old school hiphop en de retrohouse.

Een gebalanceerde maaltijd

Ondanks deze uiteenlopende experimenten en arrangementen vormt het album zeker een geheel dat meer is dan de som der delen. Good Luck and Do Your Best biedt de luisteraar een gevarieerd menu van goed op elkaar afgestemde hapjes. De nummers zijn geen van allen bijzonder opvallend of meeslepend, maar toch vormt het totaal een gebalanceerde en smakelijke muzikale maaltijd.

Het ontbreken van echte verrassingen is een gemis. Gold Panda lijkt zich tevreden te stellen met de muziek die sinds zijn eerste album (Lucky Shiner, 2010) zijn handelsmerk is. Door dit gebrek aan ontwikkeling is Gold Panda, alle interessante samplecombinaties ten spijt, allesbehalve een vernieuwer te noemen. Als producer zet hij niettemin een overtuigende en uitnodigende sound neer waar hij nog jaren mee vooruit kan.