Boeken / Non-fictie

Tegen de stroom in

recensie: De literaire apologie, een alternatieve verdediging van het christendom


Wie vandaag de dag gelooft, moet zich dikwijls verdedigen. Dat was tijdens het vroege christendom niet anders. In De literaire apologie vergelijkt theoloog en literatuurwetenschapper Hans van Stralen de moderne en klassieke apologeten (geloofsverdedigers) van het christendom.

De situatie van de hedendaagse christen in Nederland is vergelijkbaar met die van de vroege christenen in het Romeinse Rijk: als minderheid dienen zij zich te verweren tegen een niet-christelijke meerderheid. Nu hoeven de christenen van vandaag de dag niet te vrezen dat ze in een kolkende kuip door leeuwen worden verslonden, zoals in Rome veelvuldig gebeurde. Maar wie intellectueel nog serieus genomen wil worden, heeft het als christen niet eenvoudig.

Nu zou Willem Jan Otten, nadat hij als christen uit de kast kwam, de bulderende lach van z’n collega’s van het NRC Handelsblad ongetwijfeld als onprettig hebben ervaren. Toch valt dit immer te prefereren boven het gebrul van een hongerige leeuw.

Er staat, kortom, minder op het spel en dat klinkt door in de toon van de geschriften. Klassieke apologeten als Irenaeus, Tertullianus en Origenes verdedigden hun geloof in zeer felle bewoordingen en deinsden niet terug om hun tegenstanders te beledigen (Tertullianus vergeleek het hoofd van een tegenstander met een pompoen omdat hij hem een leeghoofd vond). Het doel was de superioriteit van het christendom te verdedigen; een idee waar zij heilig van overtuigd leken.

Het innerlijke


Moderne apologeten kenmerken zich door een andere insteek: niet zozeer de superioriteit van het christendom wordt verdedigd, maar meer het recht om gelovig te mogen zijn. De nadruk ligt meer op de individuele belevingswereld van de schrijver waarbinnen ook veel ruimte is voor twijfel. Áls al getracht wordt de ander te overtuigen, dan leggen de moderne apologeten, anders dan de klassieke, meer de nadruk op de schoonheid en minder op de waarheid van het geloof.

Van Stralen ziet Friedrich Schleiermacher (1768-1834) als de grondlegger van deze moderne vorm van apologetiek bedrijven. Ook de Nederlandse literaire apologeten die Van Stralen behandelt – Gerard Reve, Frans Kellendonk en Willem Jan Otten – staan duidelijk in die traditie. Net als Schleiermacher voeden zij graag het romantische beeld van de outcast en zijn ze niet bepaald terughoudend om de nadruk te leggen op hoe intolerant de intellectuele goegemeente staat tegenover hun christen-zijn.

Miscommunicatie


Weinig goede woorden heeft Van Stralen over voor atheïsten als Richard Dawkins en Herman Philipse die zich veelvuldig kritisch uitlaten over het geloof, maar ‘het niet nodig achten zich op theologisch vlak te verdiepen in geloofszaken’. Volgens Van Stralen koesteren veel atheïstische denkers vaak achterhaalde of onjuiste denkbeelden over religie, hetgeen een zorgvuldige discussie in de weg staat.

Van Stralen geeft een goed overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de klassieke en moderne apologie. Helaas gaat hij niet erg diep in op de behandelde schrijvers. Hij behandelt er ook wel erg veel (veertien!) voor een boek van zo’n 150 pagina’s. Van Stralen had best wat uitgebreider mogen citeren uit het proza van bijvoorbeeld Kellendonk of Reve. Dat had het boek niet alleen inhoudelijk sterk gemaakt, maar zou ook een welkome compensatie zijn geweest voor het tamelijk droge schrijven van Van Stralen zelf.