Boeken / Fictie

Uitgehold proza

recensie: Dave Eggers - Hoe hongerig wij zijn

Er zijn vele vormen van honger. Echte honger, waarvan de maag opbolt tot een machteloze schreeuw om voedsel, is de meeste westerlingen onbekend. Wij hongeren naar succes, erkenning, liefde, macht en uniciteit. Onze honger is een luxueuze vorm van honger die voortkomt uit het feit dat we ons nooit zorgen hoeven te maken over die andere, maagsapverterende honger. De nieuwe verhalenbundel Hoe hongerig wij zijn van Dave Eggers gaat over deze honger, maar slaagt er nauwelijks in om de lezer van voedzaam proza te voorzien.

~

Dave Eggers verwierf met zijn debuutroman E.H.V.V.D.G (Een hartverscheurend verhaal van duizelingwekkende genialiteit) vrijwel onmiddellijk wereldfaam. Hij werd geprezen als een van de meest originele nieuwe Amerikaanse schrijvers. Terechte eer voor een boek dat, wat je er verder inhoudelijk ook van mag vinden, zonder twijfel een herinneringswaardig bravourestukje vormde, rijkelijk gevuld met ironie en experimenteel proza. Sinds die tijd heeft Eggers niet stil gezeten. Hij schreef een tweede succesvolle roman en richtte het experimentele en spraakmakende tijdschrift McSweeney’s op, waar veel jonge Amerikaanse schrijvers zich aan verbonden.

Smart-ass

Als nestor van het nieuwe Amerikaanse geluid heeft Eggers een reputatie hoog te houden. Hoe plezierig succes ook is, het is uiterst onaangenaam als je telkens weer aan verwachtingen moet voldoen. Het publiek dat je in eerste instantie de hemel in prees, laat je bij de eerste de beste miskleun net zo hard weer naar beneden tuimelen. Er moet gescoord worden. Wellicht is dat de reden dat Eggers zijn pen in fluweel wikkelde en een conventionele verhalenbundel schreef met weinig bravoure en nog veel minder ironie. Een doodgewone bundel eigenlijk, waarin het merendeel van de verhalen goed leesbaar is, maar kwalitatief gezien enigszins tegenvalt. Alleen enkele experimentele uitglijders herinneren nog aan de smart-ass die met zijn romans de wereld veroverde.

Censuur

Het flauwste ‘verhaal’ uit de originele Amerikaanse bundel is om onbekende redenen niet in de Nederlandse vertaling opgenomen. Veel viel er ook niet aan te vertalen aangezien het een verhaal is dat slechts bestaat uit de titel: There Are Some Things He Should Keep To Himself, gevolgd door vijf blanco pagina’s. Ook drie andere verhalen zijn niet in de vertaling opgenomen. Het lijkt wel of de uitgeverij de bundel gecensureerd heeft, alsof zij voor de lezer moeten beslissen wat wel en niet leesbaar is. Wat er ook mis geweest moge zijn met de weggelaten verhalen, ze horen er nu eenmaal bij en zouden dus ook vertaald moeten worden.

Voyeuristische toeschouwers

Hoe hongerig wij zijn kent verschillende mooie momenten, die echter telkens weer teloor gaan. In Rust rijden Tom en Erin een schaap dood. Zijn soortgenoten die langs de kant van de weg staan, staren verbijsterd naar de twee moordenaars. Ze veranderen daarbij langzaam in spookachtige aanklagers die Tom en Erin met de staart tussen de benen doen vertrekken. Je hoopt als lezer dat deze sluimerende paranoia tot uitbarsting komt, maar in plaats daarvan loopt het verhaal uit op de halfslachtige verkrachting van Erin door Tom. Tijdens deze gebeurtenis kijkt weer een ander stel schapen toe. Van ongemakkelijke aanklagers zijn de schapen in voyeuristische toeschouwers veranderd. Het verhaal komt niet geheel tot zijn recht doordat de schapen irrelevant blijken te zijn voor het verloop van het verhaal en doordat de halfslachtige verkrachting naar sensatiezucht riekt. Telkens als je denkt ‘hé, dit gaat de goede kant op,’ stort de boel uiteindelijk weer in elkaar.

Monoloog

De personages in Hoe hongerig wij zijn lijken exact op elkaar, ze leven allemaal in vrijwel hetzelfde milieu en houden er ongeveer dezelfde ideeën op na. Het is alsof de hele bundel bestaat uit een monoloog in verschillende variaties waarin telkens hetzelfde perspectief op de werkelijkheid wordt ingenomen. Nergens klinken tegenstemmen, nergens worden onderlinge verschillen op scherp gezet. Het meest ergerniswekkend gebeurt dit in de utopie die Eggers schetst in Je moeder en ik. Wat een hel moet deze utopische en ‘perfecte’ wereld zijn. Denkt Eggers met dit verhaal werkelijk een politiek manifest neer te zetten? Of meent hij het niet? Het moet haast wel een grap zijn, maar de lezer heeft allerminst last van lachkrampen na het lezen van deze nonsens. Dit verhaal is literatuur op z’n slechtst. Niet omdat het beroerd geschreven is (integendeel: de schrijver is zich er te zeer van bewust dat het wat dat betreft wel goed zit), maar omdat er in dit verhaal niets op het spel staat. Het is niks meer dan de opengesperde leegte van een gapend gezicht.

Holle mensen

De personages die Eggers creëert zijn vrijwel zonder uitzondering holle mensen, inhoudsloze papzakken die door het leven stuiteren zonder ooit gewicht te krijgen. Ze weten veel over zichzelf, maar ze zijn niets. Hun gezicht bestaat uit uitgeholde beenderen waar een strakgespannen stuk vel in een plichtmatige glimlach omheen is gespannen. Ze streven naar iets, maar ze weten niet waarnaar. Ze zijn vertwijfeld, maar ze weten niet dat ze vertwijfeld zijn. Ze leven, maar ze weten niet waarom. Dit menstype komt de literatuur vaker voor en kan op zichzelf tot uitermate interessant proza leiden. Het lukt Eggers echter niet om de tragiek en de problematiek van zijn personages aan het licht te brengen. Het blijven poppen die doelloos door het leven zwalken. Een gemiste kans, want er zit best potentie in sommige van zijn verhalen.