Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
recensie: Arjen van Veelen - Amerikanen lopen niet

Het beloofde land

Schrijver en journalist Arjen van Veelen geeft met Amerikanen lopen niet een onthutsend beeld van de actuele situatie in het hart van de Verenigde Staten.

Hij zou een boek gaan schrijven over de oude Grieken. Omdat zijn vrouw een zeldzame bacterie moest onderzoeken zou dat niet in Nederland zijn, maar in St. Louis, in de Verenigde Staten. Daar huurden ze een huis en dat zou zijn spreekwoordelijke hutje op de hei worden. Terwijl zijn vrouw op de universiteit aan het werk zou zijn, zou hij alle tijd en ruimte hebben voor het schrijven. Dit liep net even wat anders.

Stad van uitersten

St. Louis blijkt niet zomaar een stad te zijn. Het blijkt de stad met de meeste moorden per inwoner per jaar van de hele Verenigde Staten (meer dan steden als Detroit en Chicago). Ook blijkt het de stad met de grootste scheiding tussen arm en rijk en, met name, tussen zwart en wit. Het blijkt de stad waar je zo vaak knallen hoort dat het een spelletje wordt: raden of die afkomstig zijn van vuurwerk of geweerschoten. Een stad waar je je niet of nauwelijks te voet kunt voortbewegen. Waar de getto’s letterlijk om de hoek van de villawijken te vinden zijn.

Dit is geen hutje op de hei, dat moge duidelijk zijn. Van Veelen beschrijft hoe bang hij is in zijn eigen huis. Hoe hij binnen blijft. Niet meer wandelt. En ook niet schrijft over de oude Grieken. Tot hij daar genoeg van heeft en tóch gaat lopen – iets dat zeer ongebruikelijk is (en soms ook onmogelijk, dankzij de slechte staat van de stoepen of het ontbreken daarvan). Later koopt hij een fiets en leert die stad van uitersten steeds beter kennen.

Roadtrip door kapotte straten

In Amerikanen lopen niet neemt Van Veelen je mee op die ontdekkingsreis die hij heeft gemaakt. Vanaf zin één wil je doorlezen en zijn verhaal horen. Hij vertelt de verhalen van de mensen die hij ontmoet, van de vrienden die hij maakt, van plekken die hij bezoekt en van de dingen die hij ziet. Zo ziet hij zwangere vrouwen bij drugspanden drugs gebruiken. Ziet hij de kogelhulzen op straat ‘alsof het achteloos weggeworpen peuken zijn’. En vertelt hij het verhaal van de achttienjarige Latonya Williams die iedere dag drie kilometer moet lopen naar haar werk bij de Burger King, en daarbij tal van obstakels (vaak letterlijk, in de vorm van betonblokken of opengescheurde wegdelen) moet overbruggen. Op een dag is zij doodgereden tijdens zo’n tocht naar haar werk, doordat een auto uit de bocht vloog.

Dominee in de vallei des doods

Ook intrigerend is het verhaal van dominee Kenneth McKoy, een zwarte man met lange dreadlocks die als dominee elk weekend met een klein groepje mensen door de gevaarlijkste stukken van St Louis loopt. Hij vraagt de jongens die elkaar vermoorden ermee te stoppen, of geeft ze alleen een knuffel. Hij is hiermee begonnen nadat zijn eigen zoon was neergeschoten en het wonder boven wonder had overleefd. Van Veelen loopt een keer met hem mee. De manier waarop hij dit beschrijft is zo beklemmend dat het voelt alsof je daar zelf loopt en er elk moment iemand een pistool kan trekken.

Oorzaken

Van Veelen onderzoekt niet alleen hoe de zwarte en witte bevolking in St Louis in totaal gescheiden werelden leven die op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. Hij gaat ook op zoek naar de onderliggende redenen voor deze situatie, die op zijn zachtst gezegd hopeloos genoemd mag worden. Hij geeft een haarscherpe analyse die zowel het historische aspect en het ontstaan van de staat Missouri (en de Verenigde Staten überhaupt) omvat, maar eveneens de manier waarop het bestuurlijke- en rechterlijke systeem vandaag de dag is ingericht.

Hoe de zwarte mensen vanaf dat ze geboren worden al niet meer uit die situatie kunnen ontsnappen. Elke wijk van de stad heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. De witte mensen die in het bestuur zitten verzinnen totaal surrealistische wetten. Zo mag iemand die ‘vreemd loopt’ staande worden gehouden. Zo ook Michael Brown, de achttienjarige zwarte jongen die over straat liep en werd doodgeschoten door agenten. De rellen waren wereldnieuws, maar de dagelijkse situatie in deze stad die hier de aanleiding voor was bleef onbesproken.

Volledig beeld

In Amerikanen lopen niet hang je van begin tot eind aan de lippen van de auteur, die zo mooi en weloverwogen vertelt wat hij heeft gezien en je een beeld geeft van het de hedendaagse Verenigde Staten dat weinig mensen kennen. De slavernij, de impact van het neoliberalisme en de vastgeroeste denkbeelden worden haarfijn vervlochten en verklaren veel van de situatie zoals die nu is. Het verslag van een campagnebijeenkomst van de toen nog presidentskandidaat Donald Trump geeft je kippenvel. Een zwarte toehoorder wordt de zaal uitgewerkt door security onder luid gejuich van de rest van het publiek. Tegelijkertijd weet Van Veelen ook die gebeurtenissen en Trumps populariteit in het hart van Amerika te verklaren.

Van Veelen geeft op een prachtige manier een diagnose over de gesteldheid van de huidige Verenigde Staten die triest stemt. Na het lezen van dit boek kijk je anders naar dit land dat wereldwijd nog steeds symbool staat voor vrijheid. De ‘nieuwe wereld’ die de middeleeuwers ontdekten en een land was van nieuwe kansen, blijft hopeloos achter.

Boeken / Non-fictie

Dwalen met Descartes

recensie: Hans Dooremalen - Descartes in Amsterdam

Hans Dooremalen schrijft met Descartes in Amsterdam een filosofische detective, die zowel leerzaam als spannend is – maar toch vooral dat eerste.

Dooremalen schreef nog niet eerder een filosofische detective, en weinigen gingen hem voor in dit genre. Er wordt nauwelijks op deze manier over filosofie geschreven, dus dat maakt dat Descartes in Amsterdam al direct opvalt.

De Gouden eeuw

De grote wijsgeer – alom bekend door zijn uitspraak cogito ergo sum (ik denk dus ik ben) – leefde enkele jaren in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Een Amsterdam waar de schout, benoemd door de stadhouder, veel macht had. Een Amsterdam waar meerdere burgemeesters waren, waar katholieken hun missen in schuilkerken hielden en waar één ding belangrijker was dan alle godsdiensttwisten bij elkaar: de handel. In dit Amsterdam kon Descartes ongestoord werken aan zijn methode (die hij later uiteen zou zetten in zijn Meditaties in 1641).

Vanuit deze waargebeurde setting schrijft Dooremalen zijn filosofische detective. Het verhaal beslaat elke dag van de oktobermaand van 1634. Op dag één wordt – hoe kan het ook anders – een lijk gevonden. De man is naakt en ligt op een vreemd symbool. Meerdere slachtoffers volgen. Descartes is direct geïnteresseerd en assisteert de onderschout die met het onderzoek opgezadeld is en niet weet waar te beginnen. De onderliggende motivatie van Descartes om te helpen bij het onderzoek, is te kunnen bewijzen dat zijn methode werkt. Want: ‘Een metselaar gebruikt zijn gereedschap om gebouwen te maken en een wetenschapper zijn methode om de wereld beter te maken, door uit te zoeken hoe die wereld werkt.’

Klassieke detective

Dat hem dat uiteindelijk zal lukken zal niemand verbazen. Wat dat betreft is deze filosofische detective niet veel anders dan niet-filosofische detectives, behalve dan die ene hoofdpersoon. Uiteindelijk wordt het mysterie ontrafeld. Maar, het gaat natuurlijk om het verhaal dat daarheen leidt. Dat is bij vlagen uitermate spannend.

Toch zijn er ook veel momenten waarop Dooremalen zo veel informatie en weetjes over de geschiedenis van Amsterdam en zijn inwoners in de dialogen stopt dat ze stroef gaan lopen en wat passief worden. Aan de ene kant is het reuze interessant om te weten wat er gebeurde in het oude Amsterdam, om bekende straatnamen te horen en je in te beelden hoe het er toen uit gezien moet hebben. Maar aan de andere kant werkt een te grote hoeveelheid van die informatie wel verlammend voor de tekst. Dit is zeker niet overal het geval, maar hier en daar had het wat minder gemogen.

Methode

Er staan ook grappige weetjes in over Descartes, bijvoorbeeld dat hij een relatie had met Helena, de dienstmeid en dat hij ’s ochtends (net als iedereen in die tijd trouwens) bij het ontbijt een beker bier dronk. Dooremalen schrijft op een prettige manier. Wanneer er niet te veel wordt opgesomd verlopen de gesprekken soepel en zijn de beschrijvingen geloofwaardig.

Het personage van de beroemde filosoof wordt goed uitgediept, zodat je als lezer een duidelijk beeld krijgt van wat voor man het nu eigenlijk was. Ook zijn beroemde methode wordt herhaaldelijk (ook dit soms weer té vaak) uitgelegd en toegepast. In feite komt deze erop neer dat – totdat heldere en duidelijke kennis is vergaard – alles betwijfeld wordt en niets voor waar aangenomen wordt. Zo gaat Descartes ook te werk tijdens het onderzoek. Door deze radicale twijfel poogt hij vooroordelen en tunnelvisie te voorkomen. Onderdeel daarvan is een herhaaldelijk hardop opnoemen wat al wel zeker is, om zo niks over het hoofd te zien.

Descartes in Amsterdam is een vermakelijke detective die extra interessant is door de bijzondere hoofdpersoon. Het boek is leerzaam en biedt bovendien een leuk inkijkje in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Liefhebbers van ingewikkelde plots en grote spanning zullen hier echter niet aan hun trekken komen.

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ratio en risico

recensie: Robert D. Kaplan - De terugkeer van de wereld van Marco Polo

De vermaarde analist van de Amerikaanse buitenlandpolitiek Robert D. Kaplan bundelt in De terugkeer van de wereld van Marco Polo een aantal van zijn bekendste essays en artikelen. Hij neemt je aan de hand om samen – als ware het een potje Risk – een wandeling te maken over de wereldkaart.

Kaplan schrijft als vooraanstaand politiek auteur voor tal van kranten, schreef achttien boeken en was van 2009 tot 2011 adviseur in de denktank (Defense Policy Board) van het Pentagon. Als we ergens informatie van binnenuit de Amerikaanse politiek kunnen krijgen is het dus bij hem.

Ratio boven emotie

Eén ding staat als een paal boven water: Kaplan is een rationalist in hart en nieren. Volgens hem kunnen we de politieke situatie van de wereld louter op een zinnige manier bekijken met onze ratio en werkt onze emotie alleen maar vertroebelend. ‘Bedenkt dat emoties, hoe terecht ze ook zijn, de vijand van de analyse kunnen zijn.’ Zo gaat Kaplan dan ook te werk in al zijn artikelen. Landen en groepen mensen hebben bepaalde belangen én emoties. Wanneer we deze kennen is het appeltje eitje om te voorspellen wat ze willen en van wie. Net zoals bij een spelletje Risk zit ook de wereldpolitiek minder ingewikkeld in elkaar dan je zou denken. Kaplan laat zien hoe simpel én ingewikkeld dit tegelijkertijd is. Simpel is om te zien hoe en waarom mensen dingen doen, veel ingewikkelder is om dit gedrag een andere richting op te sturen.

Grote vraagstukken

Hoewel Kaplan als analist in dienst trad van het Pentagon blijven zijn stukken die van een vrije denker. Hij is nergens pro-Amerikaans, in die zin dat hij Amerika ziet als het beloofde land of iets dergelijks. Hij is eerder vaak kritisch op zijn eigen land, omdat dit volgens hem veel verkeerde keuzes maakt en zo een deel van zijn macht op het wereldtoneel verliest. Kaplan schrijft over ontzettend complexe zaken, maar wel op zo’n manier dat ook iemand met een algemene kennis over de wereldgeschiedenis en politiek het verhaal – meestal – kan volgen. Hier en daar moet je wel dingen opzoeken om beter te begrijpen waar Kaplan het over heeft. Het moge duidelijk zijn dat de auteur een bijzonder helder beeld heeft van hoe de wereld van nu in elkaar zit, hoe we hier zijn aanbeland en waar we naar op weg zijn. Dat maakt het erg interessant om zijn essays te lezen, want voor de meeste mensen zijn dit nu juist de onderwerpen die te groot zijn om überhaupt nog over na te kunnen denken.

Kille analyse

De nadruk op ratio en het wantrouwen jegens de emotie maakt in de meeste redeneringen wel veel zaken duidelijk, maar voelt wat vreemd. Soms moet je je over de afstandelijke manier waarop Kaplan over landen spreekt heen zetten. Natuurlijk, de wereldpolitiek is één groot spel met veel geëmotioneerde spelers. Maar die spelers als dusdanig neerzetten én aan de kant schuiven als een niet-rationeel onderdeel van een groter geheel, kan soms te ver gaan om nog prettig te voelen. Maar goed, dat is dan misschien ook precies de reden dan Kaplan zo’n befaamde politiek analist is; dát hij de wereld op deze manier kan bezien. Interessant is het sowieso, en leerzaam. Kaplan is kundig en komt met veel nieuwe informatie en boeiende zienswijzen. Deze bundeling essays schept helderheid in een complexe zaak die op veel manieren benaderd kan worden.

Boeken / Non-fictie

Volk en verbeelding

recensie: René ten Bos - Het volk in de grot

Denker des Vaderlands René ten Bos schrijft met Het volk in de grot een actueel boek dat klassiek filosofische thema’s aansnijdt.

Ten Bos gebruikt graag metaforen om zijn denken uiteen te zetten. De grot blijkt een metafoor die vaker voorkomt in de geschiedenis van het denken. De metafoor van de grot duikt veelvuldig op, vanaf de eerste mensen die op haar muren tekenden tot de moderne ‘bubbels’ waarin wij nu schijnen te leven.

Verlichting

De bekendste grot uit de geschiedeis is natuurlijk die van Plato. In zijn grot-allegorie wordt duidelijk hoe de mens die denkt dat de schaduwen die hij ziet werkelijkheid zijn, zich vergist. Het blijken afspiegelingen van ‘echtere’ voorwerpen. De enkeling die naar de bron van het licht op zoek gaat en daar – na een pijnlijke verblinding – de werkelijkheid onder ogen komt, ziet hoe hij altijd in een schijnwereld heeft geleefd. Hier zou het verhaal kunnen stoppen. Maar dat doet het niet. Deze ‘wijze’ besluit om terug de grot in te gaan, om zijn medemensen te ‘verlichten’. Precies dit laatste staat centraal in Het volk in de grot.

Vormeloos geheel

Maar wie is dat volk waar zo vaak over gesproken wordt? Ten Bos begint zijn boek met een poging antwoord te geven op deze vraag. Aan de hand van bekende denkers als Judith Butler en Giorgio Agamben komt hij tot een benadering. Dit zou al snel een langdradige verhandeling kunnen worden, maar de Denker des Vaderlands neemt je in fijne bewoordingen en heldere taal mee. Het volk zweeft tussen ‘insluiting en uitsluiting’ en is vormloos. Het is niet een tegenovergestelde van ‘elite’ maar veeleer een niet afgebakende ruimte waar iedereen toe kan behoren. Ten Bos komt dus niet met een definitie, want als die er al is, dan is die wel dat het volk nooit gedefinieerd kan worden. Toch wordt voortdurend en van alle kanten gepoogd het volk wél af te bakenen. Het volk is dom, het volk, dat zijn de arbeiders, het volk wordt niet gehoord en zo verder.

Hoogmoed van de wetenschap

Sinds Plato is er eigenlijk niet veel veranderd in de manier waarop geleerden, denkers en wetenschappers zich geroepen voelen om het volk te verlichten. Maar zit dat volk daar eigenlijk wel op te wachten? Waarom mag het niet in de grot blijven, waar het zich zo prettig voelt? Ten Bos laat zien dat dit een terechte vraag is, en nog altijd actueel. In tijden van nepnieuws – waarin iedereen in zijn eigen ‘grot’ zit – is de waarheid weer een felbevochten recht dat door politici van links tot rechts geclaimd wordt. Maar die ene vraag blijft prangend. Waarom moeten we zo nodig die grot uit? Waarom moet het volk opgevoed worden, onderwezen, uit de schaduw komen en verlicht worden? Ten bos neemt ook de niet filosofisch ingewijde lezer mee in het denken over deze kwestie. Hij schrijft toegankelijk, persoonlijk, scherp en bij vlagen op een vermakelijke manier cynisch.

Geborgenheid

Ook Nietzsche, een door Ten Bos geliefde denker, bekritiseerde eind 19e eeuw al deze drang naar ratio en kennis. ‘Ook de verstandigste mens heeft van tijd tot tijd de natuur weer nodig, dat wil zeggen zijn onlogische grondhouding tegenover alle dingen.’ Zo bezien is het misschien wel menseigen om de schaduwrijke grot te verkiezen boven het kille licht van de werkelijkheid. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk verlangen wij allemaal terug naar de geborgenheid van de baarmoeder. Wie heeft gegronde redenen om ons daaruit los te trekken? Ten Bos kiest geen kant, maar geeft een sterk pleidooi voor het stellen van deze vraag.

Het volk in de grot bevraagt juist die aanname die nooit aan een kritische overweging wordt blootgesteld. Wil het volk niet liever warmte, veiligheid en gezelschap in plaats van alleen die waarheid. De grondbeginselen van intellectuelen, wetenschappers en journalisten worden in een ander licht bekeken. Dat maakt Het volk in de grot als een spiegel voor al zijn lezers, want het zijn toch vooral de geleerden en intellectuelen die een filosofisch boek openslaan. Daarmee heeft Ten Bos meteen de aandacht van het juiste publiek te pakken.

Boeken / Non-fictie

Oranjes als speelbal van de grote mogendheden

recensie: Jeroen Koch - Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis.

Op 18 januari 1795 ontsnapte Willem V als een dief in de nacht aan de Franse revolutionaire legers. Zijn aftocht vanuit Scheveningen naar Engeland markeert de  roemloze afsluiting van twee eeuwen Oranjestadhouderschap.

Historicus Jeroen Koch beschrijft in zijn fantastisch geïllustreerde boek Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis 1772-1890, dat de ‘onverbrekelijke band’ tussen Oranje en Nederland allerminst vanzelfsprekend was. Na de set Koningsbiografieën van Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890), komt Koch in zijn nieuwste boek met een toetje. Hierin ligt de nadruk op de belevenissen van de Oranjedynastie in Europees perspectief. Koch beschrijft helder hoezeer steeds wisselende coalities invloed hadden op hun pogingen tot rehabilitatie. Ook heeft hij dankbaar en handig gebruik gemaakt van de onderlinge correspondentie van de Oranjes, waardoor hij laat zien hoezeer ze speelbal waren van de grote mogendheden.

Compensatie

In de herfst van 1799 viel een Oranjeleger de Bataafse Republiek binnen. Onder leiding van erfprins Willem Frederik, hielden 40.000 Britse en Russische troepen zes weken lang een drassige landstrook tussen Texel en Alkmaar bezet. Dit bevrijdingsleger werd smadelijk door het Franse en Bataafse leger in de pan gehakt. Bovendien bleef de gehoopte orangistische revolte uit.

Vanaf dat moment zocht Willem Frederik naarstig naar territoriale compensatie. Aanvankelijk kregen de Oranjes die van Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen. Frederik’s weigering om in 1806 toe te treden tot de Rijnbond (tegen Pruisen) werd door Napoleon zwaar bestraft. Hij pakte alle bezittingen weer af. Willem Frederik stuurde daarop een slijmerige brief waarin hij schaamteloos smeekte: ‘Van Uwe Keizerlijke Majesteit alleen hangt de positie van mijn Huis af.’ Napoleon antwoordde niet eens meer.

Oorlogsheld

Beroofd van hun landgoederen waren de Oranjes nu volledig afhankelijk van de grote mogendheden. Wat restte was het ‘project Willem’. Willem Frederik zette zijn zoon Willem in als potentiële huwelijkspartner voor de Britse erfprinses Charlotte. Willem veroorzaakte tijdens zijn verblijf in Engeland echter al snel een schandaal door een prostituée zwanger te maken.

In het leger zocht Willem naar eerherstel. Vanaf juni 1811 diende hij in Portugal en Spanje onder generaal Wellington. Op het slagveld bleek Willem over talent en heldenmoed te beschikken. Zijn finest hour beleefde hij bij Quatre-Bras. Daar hield Willem op 16 juni 1815 een Franse overmacht van Napoleon tegen. Napoleon noemde Willem achteraf een ‘génie de la guerre.’ Terecht zo meent Koch.

NapoleonRehabilitatie

Na Napoleon’s Waterloo nam het volk de Oranjes weer in genade aan. Door de inauguratie van Willem Frederik op 30 maart 1814 telden de Oranjes weer mee op het Europese toneel. De vorsten van de restauratie probeerden het koningschap anders in te vullen, zo betoogd Koch.

In West-Europa raakte het burgerkoningschap in zwang. Koningen streefden naar een betere band tussen vorst en natie. De nalatenschap van Willem I is echter ambivalent. Als koning-koopman was zijn welvaartspolitiek zeer modern. Maar zijn ideeën over de invloed van het parlement waren zeer conservatief. Verblind door zijn wens om de staatsschuld terug te dringen, luisterde Willem I onvoldoende naar zijn volk. Op basis van de kerkpolitiek, de taalstrijd en de omgang met de Zuidelijke Nederlanden, oordeelt Koch dan ook hard: ‘Willem I regeerde wel, maar reageerde niet.’ Daarnaast zagen de Oranjes niet in dat voor de grote mogendheden machtsevenwicht veel belangrijker was dan nationalisme.

Populair koningschap

Na het verlies van België hechtte Willem II juist veel waarde aan de verbondenheid met het volk. De vorst moest de massa bespelen. De door Koch gememoreerde passage, waarin Willem II midden in de nacht van 12 november 1840 in pyjama helpt een brand te blussen, is hier een mooi voorbeeld van.  Het is alleen jammer dat deze passage rechtstreeks is overgenomen uit de biografie van Van Zanten.

De ontkenning van de mythe, dat Willem II in de nacht van 14 op 15 maart 1848 onder invloed van revoluties elders in Europa ‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal’, zou zijn geworden, komt beter uit de verf. Willem II was nooit enkel reactionair en behoudzuchtig. Bovendien besefte hij in de zomer van 1847 al dat de ministeriële verantwoordelijkheid en dus de inperking van zijn macht onvermijdelijk was.

Familie op de troon

Willem III kon zich allerminst bij de grondwet van 1848 neerleggen. Koch schetst een ontluisterend beeld van een man, die in de loop van de jaren 1860 het politiek zwaartepunt zag verschuiven naar de Tweede Kamer. Volgens zijn echtgenote Sophie van Wurtemburg, hield hij slechts van eten, drinken en moorden (jagen). In de zomer van 1875 sloopte Willem III het interieur van een villa in Montreaux. Ook zijn verhouding met de courtisane Madame Musard berokkende de monarchie veel schade.

Na de dood van Sophie in 1877 wist Willem III toch aan zijn dynastieke verplichtingen te voldoen. Met zijn tweede vrouw Emma kreeg hij in 1880 Wilhelmina. Voortaan zat er in Nederland, net als in de rest van West-Europa,  een ‘familie op de troon.’ De voorloper van Koningsdag, Prinsessedag werd geïntroduceerd. Emma’s mateloze populariteit deed de rest. Zo bleef de onverbrekelijke mythe van Oranje en vaderland in tact.

8WEEKLY

Vacature Chef Boeken

Artikel:

Chef Boeken (vrijwillig)


8WEEKLY is een van de grootste digitale cultuurmagazines met gemiddeld 15.000 bezoekers per maand. Een team van enthousiaste redacteuren schrijft artikelen en recensies over muziek, kunst, boeken, film en theater. Wij zijn op zoek naar een Chef Boeken! Heb jij een passie voor taal en boeken? Ben jij een verbinder? En wil je mensen graag begeleiden in hun ontwikkeling als redacteur? Dan zoeken we jou!

Wat ga je doen?

  • Als Chef Boeken ben je verantwoordelijk voor het aansturen van je redactie. Je ontvangt van je redacteuren recensies en artikelen die geredigeerd moeten worden en die verdeel je over je team.
  • Je onderhoudt contact met uitgeverijen en doet boekaanvragen
  • Je post de recensies van de boekenredactie op Instagram en Facebook
  • Je denkt na over nieuwe initiatieven om 8WEEKLY onder de aandacht te brengen van een breed publiek, bijvoorbeeld door in samenwerking met je redactie interviews af te nemen met auteurs.
  • Je redigeert eventueel ook zelf en let daarbij op taal, spelling, structuur en zinsopbouw en dat artikelen goed leesbaar zijn voor een algemeen publiek.
  • Vind je het zelf ook leuk om te schrijven? Dan is het natuurlijk mogelijk om zelf recensies en artikelen te schrijven over boeken. De boeken die je recenseert voor 8WEEKLY worden gratis naar jouw huis opgestuurd.

Wat vragen we?

  • Je hebt een goede beheersing van de Nederlandse taal
  • Een achtergrond in literatuurwetenschappen, cultuurwetenschappen, journalistiek of Nederlandse taal en cultuur is een pre
  • Je hebt oog voor detail en kan goed structuur aanbrengen in teksten
  • Je bent initiatiefrijk is en vindt het leuk om te werken in een team
  • Je bent leergierig en vindt het leuk om anderen te helpen met het ontwikkelen van redactionele vaardigheden

Wat bieden we?

8WEEKLY werkt uitsluitend met vrijwilligers, dus er is geen vergoeding verbonden aan de werkzaamheden. Iedereen, ook het bestuur, werkt vrijwillig. Redacteuren schrijven en redigeren voor 8WEEKLY om hun passie voor cultuur te delen. We bieden je een platform om op te publiceren met redactionele begeleiding en je krijgt boeken die je recenseert voor 8WEEKLY gratis thuisgestuurd. Het is dus de ideale plek om je schrijfvaardigheden en redactionele kwaliteiten te ontwikkelen! Daarnaast leg je contacten binnen de culturele sector en werk je in een enthousiast team van redacteuren. Er is binnen 8WEEKLY ook veel ruimte voor eigen inbreng en initiatief, dus je krijgt alle vrijheid om jezelf te ontwikkelen op de punten waarop je wil groeien.

Hebben we je interesse gewekt?

Stuur dan je cv en (korte) motivatie naar redactie@8weekly.nl ter attentie van de hoofdredactie, met vermelding van ‘Vacature Chef Boeken’.

© Pixabay.com
Boeken / Non-fictie

Een tijdje zoet met dit boek

recensie: Simon Garfield – Tijdwachters
© Pixabay.com

Wat een boeiend fenomeen is tijd toch: voor de Oerknal bestond het niet eens, iets wat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen. Hoog in de lucht en op de top van de Mount Everest loopt die iets trager dan op aarde. En in de Middeleeuwen stond men er niet bij stil – men leefde op het ritme van dag en nacht, klaar. Over het fenomeen ’tijd’ heeft Simon Garfield nu het bijzonder vermakelijke Tijdwachters geschreven.

Simon Garfield heeft een handje weg van boeiende onderwerpen. Hij schreef eerder al boeken over de verschillende lettertypes, over de kunst van het brieven schrijven en over de manier waarop de wereld door de geschiedenis heen in kaart werd gebracht. En nu gaat hij dus aan de slag met tijd: letterlijk een ongrijpbaar onderwerp, maar waar zoveel over te vertellen valt. Het feit dat Simon Garfield dat doet in de heerlijke traditie van vertellers als Bill Bryson en Tom Holland – luchtig, speels, maar nooit minder dan informatief – is een ongelooflijke troef. Dit boek speelt letterlijk met tijd.

Fastfood

Garfield vertrekt vanuit een intrigerende vaststelling: het feit dat wij moderne mensen mateloos gefascineerd zijn door tijd. Daar waar vroeger een akker moest worden gerooid (een vastomlijnde opdracht) denken we nu enkel in deadlines en tijdsdruk: voeding wordt in termen van tijd gelabeld (fastfood versus slow food), we checken constant het internet om te kijken of onze trein of ons vliegtuig vertraging zal hebben, we winden ons op wanneer onze sms na één minuut nog niet wordt beantwoord.
Kortom, ons leven staat in elk opzicht in functie van de tijd. Gelukkig trapt Garfield niet in de val om ons een – komt-ie – chronologisch overzicht te geven van hoe onze obsessie met tijd ontstond en evolueerde, maar serveert hij ons een amalgaam van persoonlijke herinneringen, historische anekdotes en merkwaardige vaststellingen. Zoals het feit dat uitvindingen als de trein en de lopende band onze kijk op tijd fundamenteel hebben gewijzigd, omdat het opeens iets tastbaars werd. Of dat een iets snellere uitvoering van de Negende van Beethoven een volstrekt ander effect heeft dan een iets tragere versie. En dat we niet weten hoe snel Beethoven ze precies heeft bedoeld.

Napalm

Heel frappant is de passage waarbij Garfield uitgebreid stilstaat bij de wereldberoemde foto van het napalm-meisje. Hoe één fractie van een seconde een tijdloos beeld opleverde. Hoe het inzenden van het beeld naar de kranten een race tegen de tijd was, aangezien het via radiogolven verzenden van foto’s in de jaren zestig een proces was dat urenlang kon duren.
Dat geeft het boek zijn grote meerwaarde: het draait niet alleen om tijd, aangezien het fenomeen wordt verweven met grotere verhalen. Bijvoorbeeld over sporters die een wereldrecord neerzetten, of hoe het horloge een product van massaconsumptie werd – iedereen draagt vandaag een horloge, maar waarom precies, daar staat niemand nog bij stil.

1 biljoen dollar

Met veel humor en anekdotiek leidt Garfield ons door de ongemeen boeiende wereld van de tijd. En net als in zoveel andere boeken die eindigen met een blik op de toekomst, oogt die weinig rooskleurig. Heel terecht stipt Garfield aan dat de uitspraak ‘tijd is geld’ van Benjamin Franklin nooit méér waar was, waarbij hij het voorbeeld aanhaalt van het beursmoment 14u40 (6 mei 2010), toen in één ogenblik 1 biljoen dollar verdampte. En omdat het niet anders kan, geeft hij de boodschap mee om toch af en toe uit die ellendige rat race te stappen en ons niet meer op te jagen over een trein met vertraging. We zijn hier maar een ogenblik, dus moeten we die tijd ten volle benutten. Bijvoorbeeld door Tijdwachters te lezen.

Van der Graaff_Atlas Contact
Boeken / Fictie

Zoeken naar houvast

recensie: Maarten van der Graaff - Wormen en engelen
Van der Graaff_Atlas Contact

Schrijver/dichter Maarten van der Graaff weet als geen ander hoe het is om op te groeien in een strenge, religieuze gemeenschap. Zijn vertrek daaruit betekent geen afscheid, maar juist een nieuwe en grondige zoektocht naar de betekenis van die achtergrond.

Een bijzonder fenomeen in religieuze sferen is het feit dat als een gelovige zich afkeert van het geloof, de toewijding om ermee bezig te zijn vele malen groter lijkt te worden. Het vertrek uit de vertrouwde wereld zorgt voor een dynamische gedachtenstroom over dat wat achtergelaten wordt. Er wordt diepgravender nagedacht over de geloofsbeleving dan toen er nog onderdeel van uitgemaakt werd. Los komt men nooit, er zijn telkens weer nieuwe vragen met zo nu en dan een nieuw antwoord. En niet te vergeten: het gemis aan geborgenheid dat het geloof in een hogere macht te bieden heeft.

Hoofdpersoon Bram Korteweg heeft in Wormen en engelen het Zeeuwse eiland Goeree-Overflakkee verlaten en studeert Kunstgeschiedenis in Utrecht. De blik op zijn religieuze herkomst is op zijn minst verwarrend: hij koestert het contact met zijn moeder die haar traditionele geloof belijdt alsof het een vanzelfsprekendheid is. Het samenzijn met zijn vader, gescheiden van zijn moeder, is moeilijker. Die heeft zijn heil gezocht bij een evangelische ‘happy-clappy’ beweging die het einde der tijden vol vertrouwen tegemoet ziet.

Archaïsche gereformeerdheid

Van der Graaff schrijft geen klassieke bekentenisroman: Brams verwijdering van het gelovige leven is niet ingegeven door verzet of protest en lijkt ook niet te zijn ontstaan door twijfel aan het concept. Het is juist het brede vogelperspectief, dat is gekomen met zijn vertrek naar Utrecht, dat hem een onbegrensd panorama biedt. Een scala aan nieuwe ontdekkingen, waarbij hij zijn religieuze bagage aanvult met een persoonlijke expeditie naar liefdesrelaties, drugsgebruik en uiteindelijke volwassenheid. In Utrecht sluit hij zich aan bij een theologisch werkgezelschap:

Dit was anders, anders dan het eiland. Ik wilde dicht bij dat andere komen, zodat ik nieuwer, beter werd.

Gek genoeg lijkt Bram tegelijkertijd zo dicht mogelijk bij zijn roots te willen blijven, in een sfeer van religiositeit met bijbehorende vriendschappen en intellectuele gesprekken, maar juist zónder de archaïsche gereformeerdheid. Het gemeenschappelijke is voor hem van groot belang, zowel in zijn overtuiging als in zijn omgang met familie en vrienden. In zijn prille relatie met Lena levert dat al snel problemen op: zij vindt de zoektocht van Bram in het begin aandoenlijk, maar knapt later toch af op de ‘navelstaarderigheid’ ervan.

Intellectuele uitwisseling

Bram probeert vergeefs het gesprek aan te gaan met studievriend Paul, die na zijn theologische opleiding predikant is geworden op Goeree-Overflakkee. Die ontwikkeling brengt het verleden wel erg dichtbij en hun afspraak verzandt in een aftastend e-mailverkeer. Met de franciscaan Wilfried lukt het beter; de katholieke wereld is voor Bram een bron van nieuwe indrukken. De symboliek, de verhalen, alles is anders dan de calvinistische omgeving van vroeger. Ook hier telt de gemeenschapszin en er volgt een warme, intellectuele uitwisseling van ervaringen en opvattingen.

In een essay-achtige opzet weet Maarten van der Graaff een boeiende roman neer te zetten. De bespiegelingen van Bram over de religieuze ommezwaai van Simone Weil en de wederwaardigheden van de heiligen Franciscus en Augustinus zijn goed gevonden aanvullingen op zijn eigen ontdekkingsreis. Zijn persoonlijke houding ten opzichte van leven en liefde wordt mooi geïllustreerd door een artikel over de Amerikaanse kunstenaar Lee Lozano en het lezen van de roman I love Dick van Chris Kraus, waarin de liefde tot scheppend kunstwerk wordt verheven.

Met een frisse blik en een brede oriëntatie, maar helaas nog niet met een directe opbrengst, lijkt Maarten/Bram de toekomst wel aan te kunnen. Zonder de weerstand die Treur, Siebelink, Wolkers en ’t Hart in hun werk hebben gestopt, komt hij zijn kritische houding onder ogen en weet die om te vormen tot een oorspronkelijk zelfonderzoek:

Nu ik me heb afgekeerd van God, wil ik weten waarnaar ik me toekeer.

Tag Archief van: boeken

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
recensie: Arjen van Veelen - Amerikanen lopen niet

Het beloofde land

Schrijver en journalist Arjen van Veelen geeft met Amerikanen lopen niet een onthutsend beeld van de actuele situatie in het hart van de Verenigde Staten.

Hij zou een boek gaan schrijven over de oude Grieken. Omdat zijn vrouw een zeldzame bacterie moest onderzoeken zou dat niet in Nederland zijn, maar in St. Louis, in de Verenigde Staten. Daar huurden ze een huis en dat zou zijn spreekwoordelijke hutje op de hei worden. Terwijl zijn vrouw op de universiteit aan het werk zou zijn, zou hij alle tijd en ruimte hebben voor het schrijven. Dit liep net even wat anders.

Stad van uitersten

St. Louis blijkt niet zomaar een stad te zijn. Het blijkt de stad met de meeste moorden per inwoner per jaar van de hele Verenigde Staten (meer dan steden als Detroit en Chicago). Ook blijkt het de stad met de grootste scheiding tussen arm en rijk en, met name, tussen zwart en wit. Het blijkt de stad waar je zo vaak knallen hoort dat het een spelletje wordt: raden of die afkomstig zijn van vuurwerk of geweerschoten. Een stad waar je je niet of nauwelijks te voet kunt voortbewegen. Waar de getto’s letterlijk om de hoek van de villawijken te vinden zijn.

Dit is geen hutje op de hei, dat moge duidelijk zijn. Van Veelen beschrijft hoe bang hij is in zijn eigen huis. Hoe hij binnen blijft. Niet meer wandelt. En ook niet schrijft over de oude Grieken. Tot hij daar genoeg van heeft en tóch gaat lopen – iets dat zeer ongebruikelijk is (en soms ook onmogelijk, dankzij de slechte staat van de stoepen of het ontbreken daarvan). Later koopt hij een fiets en leert die stad van uitersten steeds beter kennen.

Roadtrip door kapotte straten

In Amerikanen lopen niet neemt Van Veelen je mee op die ontdekkingsreis die hij heeft gemaakt. Vanaf zin één wil je doorlezen en zijn verhaal horen. Hij vertelt de verhalen van de mensen die hij ontmoet, van de vrienden die hij maakt, van plekken die hij bezoekt en van de dingen die hij ziet. Zo ziet hij zwangere vrouwen bij drugspanden drugs gebruiken. Ziet hij de kogelhulzen op straat ‘alsof het achteloos weggeworpen peuken zijn’. En vertelt hij het verhaal van de achttienjarige Latonya Williams die iedere dag drie kilometer moet lopen naar haar werk bij de Burger King, en daarbij tal van obstakels (vaak letterlijk, in de vorm van betonblokken of opengescheurde wegdelen) moet overbruggen. Op een dag is zij doodgereden tijdens zo’n tocht naar haar werk, doordat een auto uit de bocht vloog.

Dominee in de vallei des doods

Ook intrigerend is het verhaal van dominee Kenneth McKoy, een zwarte man met lange dreadlocks die als dominee elk weekend met een klein groepje mensen door de gevaarlijkste stukken van St Louis loopt. Hij vraagt de jongens die elkaar vermoorden ermee te stoppen, of geeft ze alleen een knuffel. Hij is hiermee begonnen nadat zijn eigen zoon was neergeschoten en het wonder boven wonder had overleefd. Van Veelen loopt een keer met hem mee. De manier waarop hij dit beschrijft is zo beklemmend dat het voelt alsof je daar zelf loopt en er elk moment iemand een pistool kan trekken.

Oorzaken

Van Veelen onderzoekt niet alleen hoe de zwarte en witte bevolking in St Louis in totaal gescheiden werelden leven die op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. Hij gaat ook op zoek naar de onderliggende redenen voor deze situatie, die op zijn zachtst gezegd hopeloos genoemd mag worden. Hij geeft een haarscherpe analyse die zowel het historische aspect en het ontstaan van de staat Missouri (en de Verenigde Staten überhaupt) omvat, maar eveneens de manier waarop het bestuurlijke- en rechterlijke systeem vandaag de dag is ingericht.

Hoe de zwarte mensen vanaf dat ze geboren worden al niet meer uit die situatie kunnen ontsnappen. Elke wijk van de stad heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. De witte mensen die in het bestuur zitten verzinnen totaal surrealistische wetten. Zo mag iemand die ‘vreemd loopt’ staande worden gehouden. Zo ook Michael Brown, de achttienjarige zwarte jongen die over straat liep en werd doodgeschoten door agenten. De rellen waren wereldnieuws, maar de dagelijkse situatie in deze stad die hier de aanleiding voor was bleef onbesproken.

Volledig beeld

In Amerikanen lopen niet hang je van begin tot eind aan de lippen van de auteur, die zo mooi en weloverwogen vertelt wat hij heeft gezien en je een beeld geeft van het de hedendaagse Verenigde Staten dat weinig mensen kennen. De slavernij, de impact van het neoliberalisme en de vastgeroeste denkbeelden worden haarfijn vervlochten en verklaren veel van de situatie zoals die nu is. Het verslag van een campagnebijeenkomst van de toen nog presidentskandidaat Donald Trump geeft je kippenvel. Een zwarte toehoorder wordt de zaal uitgewerkt door security onder luid gejuich van de rest van het publiek. Tegelijkertijd weet Van Veelen ook die gebeurtenissen en Trumps populariteit in het hart van Amerika te verklaren.

Van Veelen geeft op een prachtige manier een diagnose over de gesteldheid van de huidige Verenigde Staten die triest stemt. Na het lezen van dit boek kijk je anders naar dit land dat wereldwijd nog steeds symbool staat voor vrijheid. De ‘nieuwe wereld’ die de middeleeuwers ontdekten en een land was van nieuwe kansen, blijft hopeloos achter.

Boeken / Non-fictie

Dwalen met Descartes

recensie: Hans Dooremalen - Descartes in Amsterdam

Hans Dooremalen schrijft met Descartes in Amsterdam een filosofische detective, die zowel leerzaam als spannend is – maar toch vooral dat eerste.

Dooremalen schreef nog niet eerder een filosofische detective, en weinigen gingen hem voor in dit genre. Er wordt nauwelijks op deze manier over filosofie geschreven, dus dat maakt dat Descartes in Amsterdam al direct opvalt.

De Gouden eeuw

De grote wijsgeer – alom bekend door zijn uitspraak cogito ergo sum (ik denk dus ik ben) – leefde enkele jaren in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Een Amsterdam waar de schout, benoemd door de stadhouder, veel macht had. Een Amsterdam waar meerdere burgemeesters waren, waar katholieken hun missen in schuilkerken hielden en waar één ding belangrijker was dan alle godsdiensttwisten bij elkaar: de handel. In dit Amsterdam kon Descartes ongestoord werken aan zijn methode (die hij later uiteen zou zetten in zijn Meditaties in 1641).

Vanuit deze waargebeurde setting schrijft Dooremalen zijn filosofische detective. Het verhaal beslaat elke dag van de oktobermaand van 1634. Op dag één wordt – hoe kan het ook anders – een lijk gevonden. De man is naakt en ligt op een vreemd symbool. Meerdere slachtoffers volgen. Descartes is direct geïnteresseerd en assisteert de onderschout die met het onderzoek opgezadeld is en niet weet waar te beginnen. De onderliggende motivatie van Descartes om te helpen bij het onderzoek, is te kunnen bewijzen dat zijn methode werkt. Want: ‘Een metselaar gebruikt zijn gereedschap om gebouwen te maken en een wetenschapper zijn methode om de wereld beter te maken, door uit te zoeken hoe die wereld werkt.’

Klassieke detective

Dat hem dat uiteindelijk zal lukken zal niemand verbazen. Wat dat betreft is deze filosofische detective niet veel anders dan niet-filosofische detectives, behalve dan die ene hoofdpersoon. Uiteindelijk wordt het mysterie ontrafeld. Maar, het gaat natuurlijk om het verhaal dat daarheen leidt. Dat is bij vlagen uitermate spannend.

Toch zijn er ook veel momenten waarop Dooremalen zo veel informatie en weetjes over de geschiedenis van Amsterdam en zijn inwoners in de dialogen stopt dat ze stroef gaan lopen en wat passief worden. Aan de ene kant is het reuze interessant om te weten wat er gebeurde in het oude Amsterdam, om bekende straatnamen te horen en je in te beelden hoe het er toen uit gezien moet hebben. Maar aan de andere kant werkt een te grote hoeveelheid van die informatie wel verlammend voor de tekst. Dit is zeker niet overal het geval, maar hier en daar had het wat minder gemogen.

Methode

Er staan ook grappige weetjes in over Descartes, bijvoorbeeld dat hij een relatie had met Helena, de dienstmeid en dat hij ’s ochtends (net als iedereen in die tijd trouwens) bij het ontbijt een beker bier dronk. Dooremalen schrijft op een prettige manier. Wanneer er niet te veel wordt opgesomd verlopen de gesprekken soepel en zijn de beschrijvingen geloofwaardig.

Het personage van de beroemde filosoof wordt goed uitgediept, zodat je als lezer een duidelijk beeld krijgt van wat voor man het nu eigenlijk was. Ook zijn beroemde methode wordt herhaaldelijk (ook dit soms weer té vaak) uitgelegd en toegepast. In feite komt deze erop neer dat – totdat heldere en duidelijke kennis is vergaard – alles betwijfeld wordt en niets voor waar aangenomen wordt. Zo gaat Descartes ook te werk tijdens het onderzoek. Door deze radicale twijfel poogt hij vooroordelen en tunnelvisie te voorkomen. Onderdeel daarvan is een herhaaldelijk hardop opnoemen wat al wel zeker is, om zo niks over het hoofd te zien.

Descartes in Amsterdam is een vermakelijke detective die extra interessant is door de bijzondere hoofdpersoon. Het boek is leerzaam en biedt bovendien een leuk inkijkje in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Liefhebbers van ingewikkelde plots en grote spanning zullen hier echter niet aan hun trekken komen.

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.

 

 

Boeken / Non-fictie

Ratio en risico

recensie: Robert D. Kaplan - De terugkeer van de wereld van Marco Polo

De vermaarde analist van de Amerikaanse buitenlandpolitiek Robert D. Kaplan bundelt in De terugkeer van de wereld van Marco Polo een aantal van zijn bekendste essays en artikelen. Hij neemt je aan de hand om samen – als ware het een potje Risk – een wandeling te maken over de wereldkaart.

Kaplan schrijft als vooraanstaand politiek auteur voor tal van kranten, schreef achttien boeken en was van 2009 tot 2011 adviseur in de denktank (Defense Policy Board) van het Pentagon. Als we ergens informatie van binnenuit de Amerikaanse politiek kunnen krijgen is het dus bij hem.

Ratio boven emotie

Eén ding staat als een paal boven water: Kaplan is een rationalist in hart en nieren. Volgens hem kunnen we de politieke situatie van de wereld louter op een zinnige manier bekijken met onze ratio en werkt onze emotie alleen maar vertroebelend. ‘Bedenkt dat emoties, hoe terecht ze ook zijn, de vijand van de analyse kunnen zijn.’ Zo gaat Kaplan dan ook te werk in al zijn artikelen. Landen en groepen mensen hebben bepaalde belangen én emoties. Wanneer we deze kennen is het appeltje eitje om te voorspellen wat ze willen en van wie. Net zoals bij een spelletje Risk zit ook de wereldpolitiek minder ingewikkeld in elkaar dan je zou denken. Kaplan laat zien hoe simpel én ingewikkeld dit tegelijkertijd is. Simpel is om te zien hoe en waarom mensen dingen doen, veel ingewikkelder is om dit gedrag een andere richting op te sturen.

Grote vraagstukken

Hoewel Kaplan als analist in dienst trad van het Pentagon blijven zijn stukken die van een vrije denker. Hij is nergens pro-Amerikaans, in die zin dat hij Amerika ziet als het beloofde land of iets dergelijks. Hij is eerder vaak kritisch op zijn eigen land, omdat dit volgens hem veel verkeerde keuzes maakt en zo een deel van zijn macht op het wereldtoneel verliest. Kaplan schrijft over ontzettend complexe zaken, maar wel op zo’n manier dat ook iemand met een algemene kennis over de wereldgeschiedenis en politiek het verhaal – meestal – kan volgen. Hier en daar moet je wel dingen opzoeken om beter te begrijpen waar Kaplan het over heeft. Het moge duidelijk zijn dat de auteur een bijzonder helder beeld heeft van hoe de wereld van nu in elkaar zit, hoe we hier zijn aanbeland en waar we naar op weg zijn. Dat maakt het erg interessant om zijn essays te lezen, want voor de meeste mensen zijn dit nu juist de onderwerpen die te groot zijn om überhaupt nog over na te kunnen denken.

Kille analyse

De nadruk op ratio en het wantrouwen jegens de emotie maakt in de meeste redeneringen wel veel zaken duidelijk, maar voelt wat vreemd. Soms moet je je over de afstandelijke manier waarop Kaplan over landen spreekt heen zetten. Natuurlijk, de wereldpolitiek is één groot spel met veel geëmotioneerde spelers. Maar die spelers als dusdanig neerzetten én aan de kant schuiven als een niet-rationeel onderdeel van een groter geheel, kan soms te ver gaan om nog prettig te voelen. Maar goed, dat is dan misschien ook precies de reden dan Kaplan zo’n befaamde politiek analist is; dát hij de wereld op deze manier kan bezien. Interessant is het sowieso, en leerzaam. Kaplan is kundig en komt met veel nieuwe informatie en boeiende zienswijzen. Deze bundeling essays schept helderheid in een complexe zaak die op veel manieren benaderd kan worden.

Boeken / Non-fictie

Volk en verbeelding

recensie: René ten Bos - Het volk in de grot

Denker des Vaderlands René ten Bos schrijft met Het volk in de grot een actueel boek dat klassiek filosofische thema’s aansnijdt.

Ten Bos gebruikt graag metaforen om zijn denken uiteen te zetten. De grot blijkt een metafoor die vaker voorkomt in de geschiedenis van het denken. De metafoor van de grot duikt veelvuldig op, vanaf de eerste mensen die op haar muren tekenden tot de moderne ‘bubbels’ waarin wij nu schijnen te leven.

Verlichting

De bekendste grot uit de geschiedeis is natuurlijk die van Plato. In zijn grot-allegorie wordt duidelijk hoe de mens die denkt dat de schaduwen die hij ziet werkelijkheid zijn, zich vergist. Het blijken afspiegelingen van ‘echtere’ voorwerpen. De enkeling die naar de bron van het licht op zoek gaat en daar – na een pijnlijke verblinding – de werkelijkheid onder ogen komt, ziet hoe hij altijd in een schijnwereld heeft geleefd. Hier zou het verhaal kunnen stoppen. Maar dat doet het niet. Deze ‘wijze’ besluit om terug de grot in te gaan, om zijn medemensen te ‘verlichten’. Precies dit laatste staat centraal in Het volk in de grot.

Vormeloos geheel

Maar wie is dat volk waar zo vaak over gesproken wordt? Ten Bos begint zijn boek met een poging antwoord te geven op deze vraag. Aan de hand van bekende denkers als Judith Butler en Giorgio Agamben komt hij tot een benadering. Dit zou al snel een langdradige verhandeling kunnen worden, maar de Denker des Vaderlands neemt je in fijne bewoordingen en heldere taal mee. Het volk zweeft tussen ‘insluiting en uitsluiting’ en is vormloos. Het is niet een tegenovergestelde van ‘elite’ maar veeleer een niet afgebakende ruimte waar iedereen toe kan behoren. Ten Bos komt dus niet met een definitie, want als die er al is, dan is die wel dat het volk nooit gedefinieerd kan worden. Toch wordt voortdurend en van alle kanten gepoogd het volk wél af te bakenen. Het volk is dom, het volk, dat zijn de arbeiders, het volk wordt niet gehoord en zo verder.

Hoogmoed van de wetenschap

Sinds Plato is er eigenlijk niet veel veranderd in de manier waarop geleerden, denkers en wetenschappers zich geroepen voelen om het volk te verlichten. Maar zit dat volk daar eigenlijk wel op te wachten? Waarom mag het niet in de grot blijven, waar het zich zo prettig voelt? Ten Bos laat zien dat dit een terechte vraag is, en nog altijd actueel. In tijden van nepnieuws – waarin iedereen in zijn eigen ‘grot’ zit – is de waarheid weer een felbevochten recht dat door politici van links tot rechts geclaimd wordt. Maar die ene vraag blijft prangend. Waarom moeten we zo nodig die grot uit? Waarom moet het volk opgevoed worden, onderwezen, uit de schaduw komen en verlicht worden? Ten bos neemt ook de niet filosofisch ingewijde lezer mee in het denken over deze kwestie. Hij schrijft toegankelijk, persoonlijk, scherp en bij vlagen op een vermakelijke manier cynisch.

Geborgenheid

Ook Nietzsche, een door Ten Bos geliefde denker, bekritiseerde eind 19e eeuw al deze drang naar ratio en kennis. ‘Ook de verstandigste mens heeft van tijd tot tijd de natuur weer nodig, dat wil zeggen zijn onlogische grondhouding tegenover alle dingen.’ Zo bezien is het misschien wel menseigen om de schaduwrijke grot te verkiezen boven het kille licht van de werkelijkheid. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk verlangen wij allemaal terug naar de geborgenheid van de baarmoeder. Wie heeft gegronde redenen om ons daaruit los te trekken? Ten Bos kiest geen kant, maar geeft een sterk pleidooi voor het stellen van deze vraag.

Het volk in de grot bevraagt juist die aanname die nooit aan een kritische overweging wordt blootgesteld. Wil het volk niet liever warmte, veiligheid en gezelschap in plaats van alleen die waarheid. De grondbeginselen van intellectuelen, wetenschappers en journalisten worden in een ander licht bekeken. Dat maakt Het volk in de grot als een spiegel voor al zijn lezers, want het zijn toch vooral de geleerden en intellectuelen die een filosofisch boek openslaan. Daarmee heeft Ten Bos meteen de aandacht van het juiste publiek te pakken.

Boeken / Non-fictie

Oranjes als speelbal van de grote mogendheden

recensie: Jeroen Koch - Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis.

Op 18 januari 1795 ontsnapte Willem V als een dief in de nacht aan de Franse revolutionaire legers. Zijn aftocht vanuit Scheveningen naar Engeland markeert de  roemloze afsluiting van twee eeuwen Oranjestadhouderschap.

Historicus Jeroen Koch beschrijft in zijn fantastisch geïllustreerde boek Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis 1772-1890, dat de ‘onverbrekelijke band’ tussen Oranje en Nederland allerminst vanzelfsprekend was. Na de set Koningsbiografieën van Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890), komt Koch in zijn nieuwste boek met een toetje. Hierin ligt de nadruk op de belevenissen van de Oranjedynastie in Europees perspectief. Koch beschrijft helder hoezeer steeds wisselende coalities invloed hadden op hun pogingen tot rehabilitatie. Ook heeft hij dankbaar en handig gebruik gemaakt van de onderlinge correspondentie van de Oranjes, waardoor hij laat zien hoezeer ze speelbal waren van de grote mogendheden.

Compensatie

In de herfst van 1799 viel een Oranjeleger de Bataafse Republiek binnen. Onder leiding van erfprins Willem Frederik, hielden 40.000 Britse en Russische troepen zes weken lang een drassige landstrook tussen Texel en Alkmaar bezet. Dit bevrijdingsleger werd smadelijk door het Franse en Bataafse leger in de pan gehakt. Bovendien bleef de gehoopte orangistische revolte uit.

Vanaf dat moment zocht Willem Frederik naarstig naar territoriale compensatie. Aanvankelijk kregen de Oranjes die van Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen. Frederik’s weigering om in 1806 toe te treden tot de Rijnbond (tegen Pruisen) werd door Napoleon zwaar bestraft. Hij pakte alle bezittingen weer af. Willem Frederik stuurde daarop een slijmerige brief waarin hij schaamteloos smeekte: ‘Van Uwe Keizerlijke Majesteit alleen hangt de positie van mijn Huis af.’ Napoleon antwoordde niet eens meer.

Oorlogsheld

Beroofd van hun landgoederen waren de Oranjes nu volledig afhankelijk van de grote mogendheden. Wat restte was het ‘project Willem’. Willem Frederik zette zijn zoon Willem in als potentiële huwelijkspartner voor de Britse erfprinses Charlotte. Willem veroorzaakte tijdens zijn verblijf in Engeland echter al snel een schandaal door een prostituée zwanger te maken.

In het leger zocht Willem naar eerherstel. Vanaf juni 1811 diende hij in Portugal en Spanje onder generaal Wellington. Op het slagveld bleek Willem over talent en heldenmoed te beschikken. Zijn finest hour beleefde hij bij Quatre-Bras. Daar hield Willem op 16 juni 1815 een Franse overmacht van Napoleon tegen. Napoleon noemde Willem achteraf een ‘génie de la guerre.’ Terecht zo meent Koch.

NapoleonRehabilitatie

Na Napoleon’s Waterloo nam het volk de Oranjes weer in genade aan. Door de inauguratie van Willem Frederik op 30 maart 1814 telden de Oranjes weer mee op het Europese toneel. De vorsten van de restauratie probeerden het koningschap anders in te vullen, zo betoogd Koch.

In West-Europa raakte het burgerkoningschap in zwang. Koningen streefden naar een betere band tussen vorst en natie. De nalatenschap van Willem I is echter ambivalent. Als koning-koopman was zijn welvaartspolitiek zeer modern. Maar zijn ideeën over de invloed van het parlement waren zeer conservatief. Verblind door zijn wens om de staatsschuld terug te dringen, luisterde Willem I onvoldoende naar zijn volk. Op basis van de kerkpolitiek, de taalstrijd en de omgang met de Zuidelijke Nederlanden, oordeelt Koch dan ook hard: ‘Willem I regeerde wel, maar reageerde niet.’ Daarnaast zagen de Oranjes niet in dat voor de grote mogendheden machtsevenwicht veel belangrijker was dan nationalisme.

Populair koningschap

Na het verlies van België hechtte Willem II juist veel waarde aan de verbondenheid met het volk. De vorst moest de massa bespelen. De door Koch gememoreerde passage, waarin Willem II midden in de nacht van 12 november 1840 in pyjama helpt een brand te blussen, is hier een mooi voorbeeld van.  Het is alleen jammer dat deze passage rechtstreeks is overgenomen uit de biografie van Van Zanten.

De ontkenning van de mythe, dat Willem II in de nacht van 14 op 15 maart 1848 onder invloed van revoluties elders in Europa ‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal’, zou zijn geworden, komt beter uit de verf. Willem II was nooit enkel reactionair en behoudzuchtig. Bovendien besefte hij in de zomer van 1847 al dat de ministeriële verantwoordelijkheid en dus de inperking van zijn macht onvermijdelijk was.

Familie op de troon

Willem III kon zich allerminst bij de grondwet van 1848 neerleggen. Koch schetst een ontluisterend beeld van een man, die in de loop van de jaren 1860 het politiek zwaartepunt zag verschuiven naar de Tweede Kamer. Volgens zijn echtgenote Sophie van Wurtemburg, hield hij slechts van eten, drinken en moorden (jagen). In de zomer van 1875 sloopte Willem III het interieur van een villa in Montreaux. Ook zijn verhouding met de courtisane Madame Musard berokkende de monarchie veel schade.

Na de dood van Sophie in 1877 wist Willem III toch aan zijn dynastieke verplichtingen te voldoen. Met zijn tweede vrouw Emma kreeg hij in 1880 Wilhelmina. Voortaan zat er in Nederland, net als in de rest van West-Europa,  een ‘familie op de troon.’ De voorloper van Koningsdag, Prinsessedag werd geïntroduceerd. Emma’s mateloze populariteit deed de rest. Zo bleef de onverbrekelijke mythe van Oranje en vaderland in tact.