Tag Archief van: boeken

Boeken / Non-fictie

Historisch inzicht

recensie: Jan Westerhof - We waren erbij, de eeuw van radio

Oud-directeur Radio van de NPO Jan Westerhof slaagt erin met We waren erbij een smeuïg en leesbaar boek te schrijven over een eeuw Radio met behoud van het historisch besef.

In een handzaam boek van 192 pagina’s inzicht verschaffen in het ontstaan en de ontwikkeling van radio in Nederland in woord en beeld is een machtige uitdaging. Feitelijk is de radio niet weg te denken uit ons dagelijks leven. We nemen hem tegenwoordig overal mee naartoe op onze smartphone, de auto, thuis op de stereo en op iedere computer waar we ons werk mee doen. Radio is overal toegankelijk, of je nu muziek wilt luisteren in welke vorm dan ook of het nieuws wilt horen in elke kleurtoon die je wenst.

Chronologisch en thema’s

Op 6 november 2018 werd in Beeld en Geluid op het Mediapark te Hilversum het boek We waren erbij – De eeuw van radio ten doop gehouden. Het was het moment waarop het honderdste jaar van het bestaan van de radio in Nederland startte. Jan Westerhof reikte daar het eerste exemplaar van zijn boek uit aan radio-coryfee Frits Spits.

Het boek schetst de historie en ontwikkeling van radio in Nederland. Na de uitvinding in 1888 door Heinrich Hertz duurde het tot 1919 voordat de eerste radio-uitzending in Nederland plaatsvond vanuit het Kurhaus. De radio doet vanaf dat moment zijn intrede in de maatschappij en verwerft zijn plaats in het gezinsleven. Die plek wordt later bij de uitvinding van de televisie door dat medium overgenomen, maar de radio is nooit verdwenen. Hoe die ontwikkelingen verliepen wordt door Westerhof chronologisch verteld terwijl hij tevens plaats heeft gevonden voor verschillende thema’s als regionale omroep, nieuwsradio, publieke omroep, radiopiraten en de opkomst van commerciële radio. Westerhof slaagt erin om in plaats van deze geschiedenis als wetenschappelijk werk te presenteren er een fijn leesbaar boek van te maken, dat iedere radioliefhebber met plezier zal lezen.

Veranderende radio

Westerhof staat in We waren erbij stil bij de censuur op de Nederlandse radio in de jaren twintig en dertig. Want het feit dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog toezicht en correcties op de radio-uitzendingen plaatsvonden, zet de invloed van de overheid op de nieuwsuitingen in ons land in een ander daglicht.

Natuurlijk kan Westerhof niet onder de invloed van de zee-zenders uit. In 1960 kiest Veronica als eerste in Nederland met zijn zendschip het ruime sop naar het voorbeeld uit Denemarken. De invloed van de commerciële radio op de uitzendingen vanuit Hilversum zal enorm groot blijken. Dat later Radio Noordzee een geduchte concurrent wordt van Veronica komt door een toevalligheid, omdat de uitzendingen – die gericht zouden zijn op Duitsland – geen doorgang kunnen vinden. De wetgeving in Duitsland loopt vooruit op die in Nederland, waar uitzendingen van zee-zenders pas in 1974 verboden worden.

Radio wordt totaalbeleving

Het radiolandschap verkleint door de wetgeving in 1974 weer tot de zenders van de publieke omroep. Maar de invloed van de zee-zenders blijft duidelijk hoorbaar. Uiteindelijk wordt commerciële radio pas begin jaren negentig legaal in Nederland en krijgen we een breder aanbod. De publieke omroep heeft er stevige concurrenten bijgekregen in de strijd om de luisteraar. Toch gaat de NPO met zenders als 3FM en later ook zeker Radio2 deze strijd met wisselend succes aan. Het vergt natuurlijk meer initiatief en creativiteit om de luisteraar te winnen en te binden. Radio wordt daarmee steeds meer een totaalbeleving met niet alleen luisteren, maar ook meekijken in de studio via visual radio en zelfs het live beleven van radio bij evenementen als Sportzomer, Serious Request en de TOP2000. DJ’s worden beroemde persoonlijkheden die via transfers verhuizen van werkgever (lees radiozender).

Westerhof gaat in We waren erbij – De eeuw van radio in op hoe radio zich staande weet te houden naast de opkomst van tv. Maar is dat wellicht wat gekleurd als oud-directeur radio? Ik denk van niet. Ga eens na wanneer en hoeveel uur je radio luistert ten opzichte van het consumeren van tv-beelden.

Hoe de radio zich de komende jaren verder zal ontwikkelen is nog niet te voorspellen. Maar dat het zich zal blijven manifesteren maakt Westerhof wel duidelijk in dit fijn leesbare boek met foto’s, die een feest der herkenning vormen bij het lezen van de geschiedenis van wat wij vandaag beleven als radio. We waren erbij – De eeuw van radio vormt een mooi startschot voor het jaar waarin de radio een eeuw bestaat.

(Foto’s gemaakt door Joost tijdens de boekpresentatie.)

 

Boeken / Non-fictie

Historisch inzicht

recensie: Jan Westerhof - We waren erbij, de eeuw van radio

Oud-directeur Radio van de NPO Jan Westerhof slaagt erin met We waren erbij een smeuïg en leesbaar boek te schrijven over een eeuw Radio met behoud van het historisch besef.

In een handzaam boek van 192 pagina’s inzicht verschaffen in het ontstaan en de ontwikkeling van radio in Nederland in woord en beeld is een machtige uitdaging. Feitelijk is de radio niet weg te denken uit ons dagelijks leven. We nemen hem tegenwoordig overal mee naartoe op onze smartphone, de auto, thuis op de stereo en op iedere computer waar we ons werk mee doen. Radio is overal toegankelijk, of je nu muziek wilt luisteren in welke vorm dan ook of het nieuws wilt horen in elke kleurtoon die je wenst.

Chronologisch en thema’s

Op 6 november 2018 werd in Beeld en Geluid op het Mediapark te Hilversum het boek We waren erbij – De eeuw van radio ten doop gehouden. Het was het moment waarop het honderdste jaar van het bestaan van de radio in Nederland startte. Jan Westerhof reikte daar het eerste exemplaar van zijn boek uit aan radio-coryfee Frits Spits.

Het boek schetst de historie en ontwikkeling van radio in Nederland. Na de uitvinding in 1888 door Heinrich Hertz duurde het tot 1919 voordat de eerste radio-uitzending in Nederland plaatsvond vanuit het Kurhaus. De radio doet vanaf dat moment zijn intrede in de maatschappij en verwerft zijn plaats in het gezinsleven. Die plek wordt later bij de uitvinding van de televisie door dat medium overgenomen, maar de radio is nooit verdwenen. Hoe die ontwikkelingen verliepen wordt door Westerhof chronologisch verteld terwijl hij tevens plaats heeft gevonden voor verschillende thema’s als regionale omroep, nieuwsradio, publieke omroep, radiopiraten en de opkomst van commerciële radio. Westerhof slaagt erin om in plaats van deze geschiedenis als wetenschappelijk werk te presenteren er een fijn leesbaar boek van te maken, dat iedere radioliefhebber met plezier zal lezen.

Veranderende radio

Westerhof staat in We waren erbij stil bij de censuur op de Nederlandse radio in de jaren twintig en dertig. Want het feit dat al ruim voor de Tweede Wereldoorlog toezicht en correcties op de radio-uitzendingen plaatsvonden, zet de invloed van de overheid op de nieuwsuitingen in ons land in een ander daglicht.

Natuurlijk kan Westerhof niet onder de invloed van de zee-zenders uit. In 1960 kiest Veronica als eerste in Nederland met zijn zendschip het ruime sop naar het voorbeeld uit Denemarken. De invloed van de commerciële radio op de uitzendingen vanuit Hilversum zal enorm groot blijken. Dat later Radio Noordzee een geduchte concurrent wordt van Veronica komt door een toevalligheid, omdat de uitzendingen – die gericht zouden zijn op Duitsland – geen doorgang kunnen vinden. De wetgeving in Duitsland loopt vooruit op die in Nederland, waar uitzendingen van zee-zenders pas in 1974 verboden worden.

Radio wordt totaalbeleving

Het radiolandschap verkleint door de wetgeving in 1974 weer tot de zenders van de publieke omroep. Maar de invloed van de zee-zenders blijft duidelijk hoorbaar. Uiteindelijk wordt commerciële radio pas begin jaren negentig legaal in Nederland en krijgen we een breder aanbod. De publieke omroep heeft er stevige concurrenten bijgekregen in de strijd om de luisteraar. Toch gaat de NPO met zenders als 3FM en later ook zeker Radio2 deze strijd met wisselend succes aan. Het vergt natuurlijk meer initiatief en creativiteit om de luisteraar te winnen en te binden. Radio wordt daarmee steeds meer een totaalbeleving met niet alleen luisteren, maar ook meekijken in de studio via visual radio en zelfs het live beleven van radio bij evenementen als Sportzomer, Serious Request en de TOP2000. DJ’s worden beroemde persoonlijkheden die via transfers verhuizen van werkgever (lees radiozender).

Westerhof gaat in We waren erbij – De eeuw van radio in op hoe radio zich staande weet te houden naast de opkomst van tv. Maar is dat wellicht wat gekleurd als oud-directeur radio? Ik denk van niet. Ga eens na wanneer en hoeveel uur je radio luistert ten opzichte van het consumeren van tv-beelden.

Hoe de radio zich de komende jaren verder zal ontwikkelen is nog niet te voorspellen. Maar dat het zich zal blijven manifesteren maakt Westerhof wel duidelijk in dit fijn leesbare boek met foto’s, die een feest der herkenning vormen bij het lezen van de geschiedenis van wat wij vandaag beleven als radio. We waren erbij – De eeuw van radio vormt een mooi startschot voor het jaar waarin de radio een eeuw bestaat.

(Foto’s gemaakt door Joost tijdens de boekpresentatie.)

 

Boeken / Fictie

REVIVAL VOOR DÜRRENMATT?

recensie: De val / Pech / Smithy – Friedrich Dürrenmatt

Dürrenmatt had nog vier jaar te leven toen in 1986 zijn drie verhalen werden gepubliceerd. De val, Pech en Smithy zijn nu in het Nederlands vertaald.

Er is de laatste tijd meer werk van de schrijver uitgegeven. Een revival? Ook loopt dit seizoen zijn toneelstuk Het bezoek, gespeeld door de Vlaamse groep De Roovers.

Onrecht

Het verhaal Pech (Die Panne) stamt uit 1956 en leende zich later voor een luisterspel en een toneelstuk. Geplaagd door autopech mag handelsreiziger Alfredo Traps gastvrij de nacht doorbrengen bij een gepensioneerd jurist, die die avond met leeftijd- en vakgenoten een overvloedige maaltijd gebruikt. De oudjes zich over aan een virtuele rechtspraak. Het komt goed uit dat zich een passant heeft aangediend die, hoewel zich van geen schuld bewust, de rol van verdachte op zich neemt. Op grond van loslippige koetjes en kalfjes over zijn leven, volgt tot zijn verbazing een onontkoombare terdoodveroordeling. Een wonder van een verhaal: uiterst knap verzonnen, sterk geschreven. Waarschijnlijk wil Dürrenmatt zeggen dat alledaagse, onschuldig lijkende levensdaden er indirect toe kunnen leiden dat iemand in het ongeluk gestort wordt. Onrecht is dan ook een basaal thema in het oeuvre van de schrijver.

De val

Ook De val zit vol onrecht (de Duitse titel Der Sturz klinkt treffender). De val speelt in een Sovjet-achtig land waar een revolutie heeft plaatsgevonden, niet zonder de allicht nodige zuiveringen en executies. Het verhaal opent met een weinig formele vergadering van het Politbureau van de Partij. De ministers – waaronder doodgewone burgers zonder politieke ervaring en sommigen al verkerend in dronkenschap – worden aangeduid met kapitalen (al hebben sommigen denigrerende bijnamen). Zo krijgen ze weinig vlees en bloed en is inleving lastig, hoewel genoeg persoonlijks over ze wordt prijsgegeven. Tegelijkertijd benadrukt dat juist hun functioneren in een kermis van machtsuitoefening en -misbruik. Ze zijn door verraad of al dan niet verzonnen onderlinge aantijgingen allemaal onzeker van hun positie. In hun halve anonimiteit worden de machinaties van het regime kil beschreven, ongeveer zoals de werking van een machine uitgelegd pleegt te worden.

Topgangster

Smithy opent helaas niet met een helder exposé van personages en waar die mee bezig zijn. Het verhaal is één lange compacte alinea, wat de toegang niet erg bevordert. Het speelt zich af op het voor Dürrenmatt vreemde grondgebied van de VS, waar hij Smithy ook schreef. Smith is een topgangster die een chirurg in dienst heeft om zich te laten ontdoen van lijken. Maar diens weigering om van een bendelid de vrouw uit de weg te ruimen – met wie Smith kort een verhouding had – komt hem duur te staan.

In de verhalen draait alles weer om hét thema van Dürrenmatt: onrecht, gepleegd door een overmacht, of die nu een landsbestuur is of een onderwereldorganisatie. Pech alleen al rechtvaardigt aanschaf van de bundel.

Boeken / Fictie

Een radicaal onzeker meesterwerk

recensie: Louis Paul Boon - De Kapellekensbaan

In de Perpetuareeks verschijnen de grootste werken uit de wereldliteratuur. Volstrekt logisch, dus, dat dit jaar Louis Paul Boons De Kapellekensbaan werd opgenomen.

De Kapellekensbaan (1953) is het eerste deel van een tweeluik, waarvan het drie jaar later verschenen Zomer te Ter-Muren het tweede deel vormt. Louis Paul Boon (1912–1979) wilde niets minder dan de naoorlogse wereld in taal vangen, zoals Kris Humbeeck in zijn nawoord bij deze editie schrijft. Daarbij moeten we vaststellen dat ‘dat belachelijk ambitieuze project niet totaal is mislukt.’ Dat is inderdaad opmerkelijk.

In het schrijven ontstaat het verhaal

Wat wel tot mislukken gedoemd is, is een overzicht van de plot van deze breed uitwaaierende en diep gravende roman te geven. De Kapellekensbaan bestaat uit drie lagen. Ten eerste is daar het hedendaagse verhaal van een Boon-achtige figuur die een roman over het negentiende-eeuwse meisje Ondineke schrijft, dat als roman-in-roman is opgenomen. De laatste lijn bestaat uit verhalen over de Vos Reynaerde, geschreven door een kennis van de hoofdpersoon van de eerste laag.

In het schrijven ontstaat het verhaal. Er hangt een radicale onzekerheid over het verhaal van Ondineke, en ook de gesprekken die ‘Boontje’, de verteller, met vrienden en kennissen voert, lijken zich telkens in het moment te ontvouwen. Anno 1953 bestaan geen grote idealen meer: die zijn in de Tweede Wereldoorlog ten onder gegaan. Zodoende opent zich een vertelwereld die filosofisch gezien nog het dichtst bij Hermans’ sadistische, nihilistische universum ligt. Boons werk lijkt ook met eenzelfde kracht en snelheid op papier gegooid als Willem Otterspeer opmerkte over Hermans: zonder filter, zonder al te veel redactie. Qua stijl is deze roman echter anders, zelfs uniek.

Overgave

Het eerste hoofdstuk opent namelijk zo: ‘Ge ziet van uit uw open zolderraam hoe het niemandsbos in het rood wordt geverfd door de zakkende zon, en hoort hoe het droefgeestig schaap van mossieu colson van tminnesterie nog een laatste keer blaat vooraleer het achter de knarsende staldeur verdwijnt:’, en na die dubbele punt gaat de zin nog even verder. Gelijk schuift ‘Boontje’ de standaardtaal hier deels opzij, gelijk zitten we in een geheel eigen wereld, een universum waarin de taal opgerekt wordt om de chaos te kunnen representeren.

Het moge duidelijk zijn dat De Kapellekensbaan niet de meest makkelijke roman is om te lezen. Zeker voor de Nederlandse lezer zal het zestig jaar oude Vlaams niet het meest makkelijk zijn – maar laat je daar niet door afschrikken. De Kapellekensbaan vraagt om overgave aan deze overdonderende leeservaring. Laat je meevoeren op de stroom van woorden en beelden – en daarna snel door naar Zomer te Ter-Muren.

Boeken / Non-fictie

Dit was het nieuws niet

recensie: De Correspondent

Met Dit was het nieuws niet viert online journalistiek medium De Correspondent zijn vijfjarig bestaan. Het is een bundeling van 21 ‘nieuwswaardige verhalen die je nooit op het journaal hoort’.

De verhalen in Dit was het nieuws niet verschenen eerder online maar zijn vanaf nu – na nieuwe eindredactie – vereeuwigd in druk. Het boek is mooi vormgegeven; dikke bladzijden, prettig lettertype en het kan na een beetje buigen open op tafel blijven liggen. Aan het begin van elk verhaal staat de illustratie (die we kennen van de website) van de betreffende correspondent en een paar regels waarin deze zichzelf voorstelt.

Promotie

Ergens voelt Dit was het nieuws niet aan als reclame voor De Correspondent. Want aan wie stellen de correspondenten zich voor? Op de allereerste bladzijde van het boek lezen we dat dit boek is opgedragen aan ‘al onze voormalige, huidige én toekomstige leden’. De huidige en voormalige leden kennen de correspondenten al natuurlijk, dus ze stellen zich voornamelijk voor aan de toekomstige leden. Het is gedurfd en misschien ook wel grappig om zo’n dankwoord neer te zetten, maar toch voelt het een beetje vreemd. Zijn deze belangrijke verhalen alleen gericht aan mensen die bereid zijn lid te worden? Of staat het vast dat iedereen na het lezen van de verhalen in dit boek sowieso lid wordt, omdat de verhalen zo goed zijn? Is dit boek niet juist voor alle niet-leden én toekomstige leden bedoeld? Alle leden hebben de verhalen immers al online kunnen lezen, dus voor hen is het aanschaffen van dit boek niet interessant. Het zijn toch juist de mensen mét interesse maar zonder lidmaatschap die door dit boek over de streep getrokken kunnen worden. Dat dit één van de redenen is om dit boek te laten verschijnen wordt niet genoemd. Maar ach, reclame of niet, je zou het ook een traktatie kunnen noemen voor het vijfjarig jubileum. Een stukje van de taart voor mensen die geen lid zijn.

Geen nieuws maar begrip

Reclame of niet, de verhalen zijn wel stuk voor stuk interessant, diepgravend en doen wat hoofdredacteur en filosoof Rob Wijnberg in het voorwoord belooft: ze helpen je de wereld beter te begrijpen. Dit in tegenstelling tot het nieuws dat we dagelijks voorgeschoteld krijgen op televisie, radio en in de krant. Wijnberg haalt in zijn voorwoord de Zwitserse schrijver Rolf Dobelli aan die zegt: ‘Wat suiker is voor het lichaam, is nieuws voor de geest.’ Nieuws laat geen ontwikkelingen zien, maar uitzonderlijke, sensationele gebeurtenissen. Het bevestigt onze vooroordelen en kan ons bang maken voor de toekomst en de medemens. Door deze manier waarop wij nieuws tot ons nemen kon het gebeuren dat we de financiële crisis pas zagen toen een grote bank omviel in 2008 – de ontwikkeling was al veel langer gaande, maar was geen nieuws. Een ander voorbeeld is de afsluiting van elk journaal: het weerbericht. Het weer is nieuws, het klimaat niet.

Verhalen van alledag

Daarom noemt De Correspondent zichzelf ‘een medicijn tegen de waan van de dag’. Dat maken ze al vijf jaar waar. De correspondenten hebben elk hun eigen onderzoeksgebied en de artikelen die uit zo’n onderzoek voortkomen zijn leerzaam en helder. De manier van schrijven is niet wollig of vol vakterminologie. De stukken zijn zó geschreven dat elke lezer de gemaakte stappen snapt en echt kan begrijpen waar het over gaat. De onderzoeksgebieden: de grote thema’s van deze tijd, zowel in grotere als kleinere verhalen. Zo schrijft Vera Mulder over de ‘Bossche Berlusconi’, een mooi portret van Nol Roos, een populistisch Bosch gemeenteraadslid met zijn eigen televisiezender. Correspondent Jelmer Mommers schrijft een hoopvol verhaal over ‘onzichtbare helden’ die wél iets doen tegen klimaatverandering. Zoals de Duitse politicus Hermann Scheer. Met een door hem bedachte regeling die zonne- en windenergie financieel aantrekkelijk maakt zorgde hij voor een explosie van de aankoop van deze vormen van duurzame energie en ontstaan er tal van lokale duurzame energiecoöperaties.

Geen ‘nieuws’ wordt nieuws

Er is ook een verhaal dat toch nieuws werd – wereldnieuws zelfs. Correspondenten Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis – bekend van hun boek over privacy dat twee jaar geleden uitkwam – publiceerden over sportapp Polar. De BBC, The Washington Post en Le Monde publiceerden de uitkomsten van hun onderzoek. Via de Polar app vonden de schrijvers meer dan zesduizend namen en adressen van mensen die sportten op ‘gevoelige locaties’ zoals militaire bases en kantoren van inlichtingendiensten. De boodschap van de schrijvers was al langer duidelijk, maar wint nu (nog meer) aan relevantie: we moeten privacy niet langer zien als het recht van een individu maar als een publiek goed.

Dit was het nieuws niet is een aanrader voor iedereen die geïnteresseerd is in onderzoeksjournalistiek en achtergrondartikelen over uiteenlopende onderwerpen die onze hedendaagse maatschappij zowel in binnen- als buitenland kenmerkt. Maar als je daarin geïnteresseerd bent zou je natuurlijk ook lid kunnen worden. Dat kost zeven euro per maand en dan lees je niet alleen deze verhalen, maar nog véél meer. Maar laat die gedachte je niet in de weg staan als je voor het boek gaat. Je bent nergens toe verplicht en het is een mooi boek dat prettig leest, mede door de fijne vormgeving. Voor bestaande leden geldt: de aanschaf van het boek is niet interessant, je kent de artikelen immers al of kan ze online lezen.

Boeken / Non-fictie

De werkelijkheid van de ziel

recensie: Karl Ove Knausgård – Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak

Dat de Noorse schrijver Knausgård wat op heeft met beeldende kunst weten we onder meer uit zijn boeken over de seizoenen. Hierin laat Knausgård zijn gedachten gaan over kunst. In Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak schrijft hij over Edvard Munch en diens schilderijen.

Hij schrijft onder meer over het werk van zijn landgenoot Edvard Munch (in: Zomer, 5 juni 2016). Hij nam, schrijft de auteur daar, ‘steeds meer afstand van de werkelijkheid (…) en kwam steeds dichter bij een andere werkelijkheid, die je met grote woorden de werkelijkheid van de ziel in de wereld kunt noemen.’ Dat is de wetenschap dat ‘de mens zwak is en gebrekkig, zoals een bevroren rietstengel’.

Of het dankzij zulke fraaie inzichten is of niet; een jaar na het verschijnen van Zomer stelt Knausgård op verzoek van het Munchmuseum in Oslo de tentoonstelling Naar het bos – Knausgård over Munch samen, met minder bekend werk van Munch. Hiermee tilt hij hem boven het fin-de-siècle uit dat Munch maar al te vaak aankleeft.

Uiterlijk en innerlijk

Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak bestaat uit drie delen en is evenwichtig opgebouwd. In het eerste deel gaat Knausgård in op het vroege werk van Munch. De periode waarin deze werd beïnvloed door ‘Dostojevski’s onverbloemde schilderingen van het uiterlijk, gezien door of getemperd door het innerlijk’. Het schilderij is voor Munch – net als de literatuur bij Knausgård – een medium waarop of waarin zowel innerlijke conflicten worden vastgelegd als een middel waaraan vrede en vreugde wordt beleefd. Munch schildert altijd de schoonheid of de charme van kleine dingen, zoals Knausgård het alledaagse tot in detail beschrijft en zijn eigen gevoelens tot in de kleinste finesses fileert.

De auteur weet dat Munch was getekend door angsten en geeft toe dat hij die in zijn interpretatie overneemt omdat ze ook hem vertrouwd zijn. Interpretaties waar je soms ook vraagtekens bij kunt zetten, zoals: ‘In Munchs schilderwereld [van De stem, EvS] zijn de bomen en het verticale (….) mannelijke grootheden, en de zee het horizontale vrouwelijke.’ Knausgård is zich hier overigens van bewust, maar ontkent dat het louter een seksistische interpretatie is. Het is volgens hem ‘complexer dan dat’, namelijk een dwang.

Zelfportret

Het tweede deel van het boek begint met een sneeuwlandschap dat Munch in 1906 in Thüringen schilderde. Het doek is afgebeeld, maar dat geldt lang niet voor alle werken die Knausgård bespreekt; je zou eigenlijk een boek met afbeeldingen van Munchs schilderijen en tekeningen ernaast moeten leggen. Knausgård zag het toen hij negentien jaar was, ‘en de eenzaamheid in het schilderij was oneindig’. Het is een eenzaamheid die alleen maakt, terwijl de eenzaamheid die de illustraties van Anna Bjerger in Knausgårds boek Lente uitdrukte, een soort eenzaamheid is waarin je kunt verdwijnen en die, zoals ze zelf aan de auteur mailde, ‘vaak mild’ is.

In dit deel gaat de auteur ook in op de opzet die hij in Oslo voor ogen had. Vier zalen moeten tezamen een  verhaal vormen, zowel dat van Munch als van Knausgård. In die zin is het ook, zoals al het werk van de Noorse schrijver, een zelfportret. Maar wel een die boven het allerindividueelste uitstijgt.

Onze blik

De cirkel is rond: bezocht Knausgård ooit de kamer waar Munch is geboren, aan het eind van het boek bezoekt hij samen met de filmer Joachim Trier het huis in Åsgårdstrand waar Munch stierf. Het boek eindigt met het feit dat Knausgård een tekening uit 1904 van Munch koopt (Vrouwenhoofd) en stelt ‘dat alles wat in dit boek werd gedacht en geschreven, zijn betekenis verliest zodra onze blik het doek ontmoet’.

In Zoveel verlangen op zo’n klein oppervlak, in een vlot lopende vertaling van Sofie Maertens en Michiel Vanhee, geeft Knausgård, die behalve literatuurwetenschap ook kunstgeschiedenis studeerde, een mooie, herkenbare aanvulling op zijn bekende, andere boeken. Hij  vindt een beeld van Munch als een door louter het innerlijke zielenroerselen, dromen, dood of seksualiteit gegrepen kunstenaar te beperkt. Vandaar dat hij ook de nadruk legt op bijvoorbeeld een sneeuwlandschap uit 1906.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’

Boeken / Fictie

Literatuur van lichaamsholtes

recensie: Marieke Lucas Rijneveld – De Avond is Ongemak

In zowat alle recensies werd dit boek onthaald als Neerlands hoop: een romandebuut dat niets minder was dan een meesterwerk en zelfs de vergelijking met De Avonden kon doorstaan – wellicht uit luiheid omwille van het woord ‘avond’. Begrijpe wie kan: De Avond is Ongemak is weliswaar aardig geschreven, maar daar houdt het ook op.

De plot van De Avond is Ongemak past op een bierviltje: gezin verliest oudste zoon, gezin rouwt en groeit uit elkaar. Dat wordt uitgesmeerd over 270 pagina’s, waarbij het verdriet, de onmacht tot communicatie en de drang om te ontsnappen zin na zin in je gezicht wordt gegooid. De Avonden van Gerard Reve ging over de waanzin van de oorlog en de illusieloosheid van de jeugd die eruit kwam, zonder dat die oorlog ook maar één keer bij naam werd genoemd. Hier struikelt pagina na pagina ‘verdriet’ over ‘pijn’, ‘hart’ en ‘gemis’. Zodanig in your face dat het op den duur bijna lachwekkend wordt, wat ongetwijfeld niet de bedoeling was. Het gevolg is ook dat het je op geen moment raakt, ondanks het rauwe verdriet dat wordt ontleed. Je moet het als auteur maar kunnen.

Kakken

Ook de symboliek is om van te huilen. Hoofdpersonage Jas draagt het hele boek door haar jas, die ze weigert uit te trekken. Wat uiteraard een letterlijke vertaling is dat de gevoelens die ze niet krijgt geuit. Ze slaagt er ook niet in te kakken, omdat ze van verdriet helemaal verstopt zit. Het is allemaal zo doorzichtig.

Maar wat nog het meest stoort, is de constante stroom aan vergelijkingen. Haal die er allemaal uit en je houdt een boekje van 50 pagina’s over. Er mag geen vuilniszak in beeld komen of de opening ervan gelijkt op de aars van een koe. Gesneden snijbonen zien eruit als een uitgeroeide sprinkhanenplaag. In plastic verpakte hooibalen zijn als zeepblokken. En heeft een boek een ezelsoor? Dan wou het hoofdpersonage dat ze er zelf ook één had, om te weten waar ze was. Het lijkt wel of de auteur op elke pagina als een kind roept ‘kijk eens wat ik kan’. Zelfs in de allerlaatste twee woorden van het boek kan ze het niet laten uit te pakken met een – in dit geval bijzonder flauwe – woordspeling die de dramatiek van de situatie helemaal onderuithaalt.

Lichaamsholtes en wat erin te rammen

Zorgwekkende evolutie ook in de jongste literatuur van de Lage Landen: de fascinatie voor lichaamsholten en wat je er allemaal in geramd krijgt. Hielp het einde van Lize Spits’ Het Smelt het hele boek al bijna onderuit door de stok die ergens in werd gepropt waar die niet hoorde, gaat Rijneveld nog een stuk verder: zussen tongen met elkaar, zowel de vinger van de vader als de broer wordt in de anus van Jas gepropt, en op het einde krijgt een vriendin de spuit in haar achterste waarmee koeien geïnsemineerd worden. Suspension of disbelief, my ass. Het zal wellicht onmacht of zo moeten uitdrukken, maar het werkt gewoon niet. Wie heeft ooit als 12-jarige een oudere broer of zus gevraagd een vinger in de anus te steken, waarop die dat ook effectief deed? Kom nou.

Niet de avond, maar heel dit boek is ongemak. Slechts één scène – de huiveringwekkende, haast apocalyptische ruiming van de koeienstal, waar mond-en-klauwzeer is vastgesteld – blijft hangen. De rest is een waslijst van vergelijkingen en manke metaforen van een auteur die op elke pagina veel te zichtbaar haar best doet literatuur te bedrijven. Waarom mensen dit een adembenemend debuut of godbetert een meesterwerk noemen, is me een raadsel. Zou het met de Nederlandse literatuur dan zo erg gesteld zijn?

 

Boeken / Fictie

Een onmogelijke vriendschap

recensie: John Steinbeck - Muizen en mensen

Muizen en mensen betekende voor John Steinbeck een wereldwijde doorbraak. Wat John Steinbeck in 1937 in 134 pagina’s wist te vatten is een zeldzaam en ijzersterk verhaal over de grenzen van vriendschap en loyaliteit.

De vrienden George Milton en Lennie Small leiden als arbeidsmigranten ten tijde van de Grote Depressie een onzeker bestaan. Ze trekken van de ene ranch naar de andere, waar ze voor een schamele vijftig dollar per maand hooibalen sjouwen. Maar waar de andere migranten hun zuurverdiende centen uitgeven aan drank en vrouwen, houden George en Lennie vast aan hun droom ooit een eigen huisje te hebben, compleet met een moestuin, kippen en konijnen. Het maakt Lennie dolgelukkig te weten dat hij op een dag voor deze konijnen mag zorgen.

Bijzondere band

Muizen en mensen was oorspronkelijk als toneelstuk bedoeld, een gegeven dat in de hele novelle resoneert. Het grootste deel van het verhaal speelt zich op één boerderij af, waardoor het goed werkt in een theatersetting. Centraal staat de vriendschap tussen George en Lennie, die zowel erg hecht als zeer ongebruikelijk is. Lennie is mentaal zwak en George heeft zijn tante ooit beloofd zorg voor hem te dragen. Deze taak neemt hij uiterst serieus en hij wringt zich in allerlei bochten om te zorgen dat zowel Lennie als hijzelf niet in de problemen komt.

Dit houdt in dat George zo veel mogelijk het woord doet en Lennie zijn best doet het niet te verprutsen. Want hoewel Lennie beresterk is en dus hard kan werken, gedraagt hij zich vaak als een olifant in een porseleinkast. George probeert hem koest te houden door samen met Lennie te fantaseren over het huisje dat ze willen kopen. Maar ook de minst oplettende lezer kan op zijn vingers natellen dat dit huis er nooit zal komen.

Zuiderlijke tongval

Of mice and men werd al meerdere malen in het Nederlands vertaald. Peter Bergsma toont zich in topvorm met deze vertaling, waarin hij voor de lastige taak stond de zuidelijke tongval van de personages te vatten. Zo wordt er veelvuldig gebruik gemaakt van dubbele ontkenningen of worden letters ingeslikt, zoals wanneer Lennie George belooft: ‘I ain’t gonna say nothin’.’

Bergsma is niet zozeer geïnteresseerd in het zo nauwkeurig mogelijk vertalen van het gezegde. Veeleer vat hij de toon, die hij vangt in een soort Amsterdamse straattaal. Het is een ogenschijnlijk vreemde keuze, om een provinciaal- met een stedelijk dialect te vertalen, maar het stoort in het geheel niet. Het stelt Bergsma in staat de sfeer te vatten zonder vreemde bokkensprongen te moeten maken om een woordelijke vertaling te creëren.

Boeken / Fictie

Érg vroege voorloper van Dada

recensie: Charles Cros, Kreek Daey Ouwens, Harry van Doveren, Theo Rikken, Ineke van Doorn - Mijnheer Cros

In Mijnheer Cros maken we kennis met een soort dadaïst in de 19e eeuw: Charles Cros (1842-1888). Die verwacht je niet zo vroeg al.

De aanspreking Mijnheer Cros, een eigennaam, doet denken aan verzonnen personages als Monsieur Plume van Henri Michaux en Meneer Cogito van Zbigniew Herbert. Al zijn die heren minder luchtig en meer traditioneel poëtisch neergezet dan Mijnheer Cros. Die wil van ernst namelijk niets weten aangezien het leven absurd is. Met een geheel eigen soort fantasie evoceert hij dat in bijna op zijn kop gezette taal. Of dit aparte ook van zijn leven is af te lezen, daarover ontbreekt alle uitsluitsel.

Absurdisme

Het boek opent met het gedicht ‘De bokking’ (Le Hareng Saur) van Cros zelf, gemaakt ‘Om de grote mensen boos te maken – ernstig, ernstig, ernstig,/ En de kinderen te vermaken – klein, klein, klein.’ Dat komt al een beetje in de buurt van Dada en heeft zeker ook iets weg van de latere Russische absurdist Daniil Charms.

Naast Cros drukken vier auteurs mede een stempel op de bundel met bijdragen die op Cros geïnspireerd zijn, maar niet stranden in imitatie. Het heet dat ze zelf ‘hun’ Mijnheer Cros uitvonden, al klinken die niet zo soeverein als de oorspronkelijke. Vanwaar die behoefte? Gaat ook nog eens een ‘eigen’ Shakespeare of Kloos uitgevonden worden?

Geen succes

In ‘Mijnheer Cros, een vivisectie’ wordt een met opzet malle poging ondernomen om in de buurt van de mens Cros te komen, maar dan wel met stilistische eigenaardigheden van Cros zelf. Vergelijkbaar gebeurt dat ook in ‘Uit het Parijse dagboek van mijnheer Cros’ en in ‘Mijnheer Cros in de spiegel’. De fijne illustraties van Ineke van Doorn dragen bij in dezelfde sfeer. Daaronder twee machines, zoals een hilarische worstmachine, die door Cros uitgevonden hadden kunnen zijn om er geen enkel succes mee te hebben – met de fonograaf was Edison net iets eerder.

In de liefde was het van hetzelfde laken een pak. Zijn geliefde dirkt zich voor de spiegel op om haar ‘overwinning nog sterker te laten schitteren’. ‘Als ze, haar geliefde beu, verveeld naar buiten staart’ weet hij dat ze ‘zich opsmukt voor een ander.’ Met zijn weinig veroverende verzen spot zij alleen maar.

Schoenen verkeerd om

Cros past omkeringen toe om de ongerijmdheden te laten zien waaruit voor hem de werkelijkheid opgebouwd lijkt. Doordat een man met zijn schoenen verkeerd om loopt, vraagt hij zich af waar hij is wanneer hij in tegenovergestelde richting naar kantoor is gegaan. ‘Weet u, als je zo lang omgekeerd bent geweest, dan brengt dat je in de war.’

Mijnheer Charles Cros zijn 46 jaar beschoren geweest om uitvindingen te doen, zijn bèta-kant, en literatuur te bedrijven, zijn alfa-kant. Pas in 1964 (na een herontdekking?) verscheen zijn Oeuvres complètes, zeshonderd pagina’s dik. De vertalers van Mijnheer Cros gebruikten de uitgave van 1970, die ook Tristan Corbière als auteur kent (hij had een boot in de huiskamer waarin hij sliep), tijdgenoot van Cros en ook voorloper van het surrealisme en aanverwante richtingen. Ze zullen elkaar gekend hebben. Beiden ontregelden laconiek de taalregels, bekommerden zich niet om hun leesbaarheid en vermeden iedere pretentie die naar de toen nog heersende romantiek kon ruiken.

Wie niet genoeg kan krijgen van Cros, vooral een literair curiosum, kan nog genieten van Liesbeth van Nes’ vertaling De fantastische machine. De machine in haar literaire vermomming (1997). Van Theo Rikken verscheen de vertaling Vroeger (2017).

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
recensie: Arjen van Veelen - Amerikanen lopen niet

Het beloofde land

Schrijver en journalist Arjen van Veelen geeft met Amerikanen lopen niet een onthutsend beeld van de actuele situatie in het hart van de Verenigde Staten.

Hij zou een boek gaan schrijven over de oude Grieken. Omdat zijn vrouw een zeldzame bacterie moest onderzoeken zou dat niet in Nederland zijn, maar in St. Louis, in de Verenigde Staten. Daar huurden ze een huis en dat zou zijn spreekwoordelijke hutje op de hei worden. Terwijl zijn vrouw op de universiteit aan het werk zou zijn, zou hij alle tijd en ruimte hebben voor het schrijven. Dit liep net even wat anders.

Stad van uitersten

St. Louis blijkt niet zomaar een stad te zijn. Het blijkt de stad met de meeste moorden per inwoner per jaar van de hele Verenigde Staten (meer dan steden als Detroit en Chicago). Ook blijkt het de stad met de grootste scheiding tussen arm en rijk en, met name, tussen zwart en wit. Het blijkt de stad waar je zo vaak knallen hoort dat het een spelletje wordt: raden of die afkomstig zijn van vuurwerk of geweerschoten. Een stad waar je je niet of nauwelijks te voet kunt voortbewegen. Waar de getto’s letterlijk om de hoek van de villawijken te vinden zijn.

Dit is geen hutje op de hei, dat moge duidelijk zijn. Van Veelen beschrijft hoe bang hij is in zijn eigen huis. Hoe hij binnen blijft. Niet meer wandelt. En ook niet schrijft over de oude Grieken. Tot hij daar genoeg van heeft en tóch gaat lopen – iets dat zeer ongebruikelijk is (en soms ook onmogelijk, dankzij de slechte staat van de stoepen of het ontbreken daarvan). Later koopt hij een fiets en leert die stad van uitersten steeds beter kennen.

Roadtrip door kapotte straten

In Amerikanen lopen niet neemt Van Veelen je mee op die ontdekkingsreis die hij heeft gemaakt. Vanaf zin één wil je doorlezen en zijn verhaal horen. Hij vertelt de verhalen van de mensen die hij ontmoet, van de vrienden die hij maakt, van plekken die hij bezoekt en van de dingen die hij ziet. Zo ziet hij zwangere vrouwen bij drugspanden drugs gebruiken. Ziet hij de kogelhulzen op straat ‘alsof het achteloos weggeworpen peuken zijn’. En vertelt hij het verhaal van de achttienjarige Latonya Williams die iedere dag drie kilometer moet lopen naar haar werk bij de Burger King, en daarbij tal van obstakels (vaak letterlijk, in de vorm van betonblokken of opengescheurde wegdelen) moet overbruggen. Op een dag is zij doodgereden tijdens zo’n tocht naar haar werk, doordat een auto uit de bocht vloog.

Dominee in de vallei des doods

Ook intrigerend is het verhaal van dominee Kenneth McKoy, een zwarte man met lange dreadlocks die als dominee elk weekend met een klein groepje mensen door de gevaarlijkste stukken van St Louis loopt. Hij vraagt de jongens die elkaar vermoorden ermee te stoppen, of geeft ze alleen een knuffel. Hij is hiermee begonnen nadat zijn eigen zoon was neergeschoten en het wonder boven wonder had overleefd. Van Veelen loopt een keer met hem mee. De manier waarop hij dit beschrijft is zo beklemmend dat het voelt alsof je daar zelf loopt en er elk moment iemand een pistool kan trekken.

Oorzaken

Van Veelen onderzoekt niet alleen hoe de zwarte en witte bevolking in St Louis in totaal gescheiden werelden leven die op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. Hij gaat ook op zoek naar de onderliggende redenen voor deze situatie, die op zijn zachtst gezegd hopeloos genoemd mag worden. Hij geeft een haarscherpe analyse die zowel het historische aspect en het ontstaan van de staat Missouri (en de Verenigde Staten überhaupt) omvat, maar eveneens de manier waarop het bestuurlijke- en rechterlijke systeem vandaag de dag is ingericht.

Hoe de zwarte mensen vanaf dat ze geboren worden al niet meer uit die situatie kunnen ontsnappen. Elke wijk van de stad heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. De witte mensen die in het bestuur zitten verzinnen totaal surrealistische wetten. Zo mag iemand die ‘vreemd loopt’ staande worden gehouden. Zo ook Michael Brown, de achttienjarige zwarte jongen die over straat liep en werd doodgeschoten door agenten. De rellen waren wereldnieuws, maar de dagelijkse situatie in deze stad die hier de aanleiding voor was bleef onbesproken.

Volledig beeld

In Amerikanen lopen niet hang je van begin tot eind aan de lippen van de auteur, die zo mooi en weloverwogen vertelt wat hij heeft gezien en je een beeld geeft van het de hedendaagse Verenigde Staten dat weinig mensen kennen. De slavernij, de impact van het neoliberalisme en de vastgeroeste denkbeelden worden haarfijn vervlochten en verklaren veel van de situatie zoals die nu is. Het verslag van een campagnebijeenkomst van de toen nog presidentskandidaat Donald Trump geeft je kippenvel. Een zwarte toehoorder wordt de zaal uitgewerkt door security onder luid gejuich van de rest van het publiek. Tegelijkertijd weet Van Veelen ook die gebeurtenissen en Trumps populariteit in het hart van Amerika te verklaren.

Van Veelen geeft op een prachtige manier een diagnose over de gesteldheid van de huidige Verenigde Staten die triest stemt. Na het lezen van dit boek kijk je anders naar dit land dat wereldwijd nog steeds symbool staat voor vrijheid. De ‘nieuwe wereld’ die de middeleeuwers ontdekten en een land was van nieuwe kansen, blijft hopeloos achter.