Muziek / Album

Hete goulash

recensie: Antwerp Gipsy-Ska Orchestra - Tuttilegal

2006 was het jaar van de opkomst van Balkanmuziek. Op diverse festivals werd Balkan Beats gedraaid en in datzelfde jaar mochten we ook de doorbraak van de gypsypunkers van Gogol Bordello meemaken. Traditionele gipsymuziek werd in een modern jasje gestoken, wat resulteerde in swingende zomermuziek; gegarandeerd feest. Hoewel Antwerp Gipsy-Ska Orchestra iets traditioneler uit de hoek komt dan de genoemde voorbeelden, klinkt Tuttilegal ook heerlijk zomers en aanstekelijk vrolijk. Het swingt de goulashpan uit.

De acht bandleden van Antwerp Gipsy-Ska Orchestra (AGSO) zijn al jaren actief in verschillende bands in de Antwerpse muziekscene. De vijf nationaliteiten en de verschillende muzikale achtergronden binnen AGSO zijn duidelijk te horen op de debuutcd Tuttilegal. De tien nummers zijn een swingende mix van jazz en ska, er zijn rustige stukken en veel uptempo werk, maar alles is duidelijk overgoten met een dikke laag goulashsaus. Er wordt gebruik gemaakt van typische zigeunerinstrumenten, zoals accordeon, trompet, saxofoon, en contrabas. Doe je ogen dicht en je waant je op een Roma-bruiloft of de filmset van Kusturica’s Black Cat White Cat. De zang is minder doorspekt met drama en melancholie dan bij andere gipsymuziek, maar dit is nauwelijks storend te noemen.

Ontspannen

~


AGSO heeft de traditionele Balkanmuziek van Goran Bregovic of bijvoorbeeld Mostar Sevdah Reunion als basis genomen, maar door de toevoeging van elementen uit andere stromingen klinkt Tuttilegal iets minder authentiek. Artic Sevmeyecegim is een blauwdruk voor de muziek van AGSO: een heerlijke swingende mix van Balkanmuziek en ska. Maar ook in de andere nummers wordt een behoorlijke diversiteit tentoongespreid. Pussinality herbergt een aardige dosis jazz en Duy Djelem heeft een haast Jiddische ondertoon. En met snelle nummers als Tutti Frutti en Duj Sandala bewijst AGSO ook een feestje te kunnen bouwen. Over de gehele cd genomen is de sfeer van Tuttilegal naast afwisselend, heerlijk ontspannen en gezellig.

Gegarandeerd feest

Hoewel AGSO misschien iets minder uptempo is dan de meeste Balkan Beats of de beroemde gipsygenoten van Gogol Bordello, laat het multiculturele gezelschap horen een aardige feeststemming te kunnen creëren. Zet het collectief op een willekeurig festival neer en gegarandeerd dat binnen tien minuten alle voetjes van de vloer zijn. Voor mensen die Balkanmuziek al wat langer volgen, biedt AGSO misschien niet al te veel nieuws. Met name ook omdat een substantieel deel van de nummers traditionals zijn. Maar voor mensen bij wie de interesse is ontstaan na het ontdekken van bijvoorbeeld Gogol Bordello, is Tuttilegal een zeer welkome aanvulling. Een ideale soundtrack voor een gezellige en broeierige zomer. AGSO is nog de gehele nazomer (en daarna) in Nederland te zien en te horen:

1 september: Leidsche Rijn, deBeschaving
2 september: Heerhugowaard, Mixtream festival
7 september: Groningen, Simplon
14 september: Den Bosch, W2
21 september: Amstelveen, P60
17 november: Deventer, Burgerweeshuis

Boeken / Fictie

Aangename stelligheid

recensie: A.L. Snijders - Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk

Tussen 2001 en 2004 kon slechts een select gezelschap van de Zeer Korte Verhalen van A.L. Snijders genieten, maar nu is daar met de bundel Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk verandering in gekomen. Zijn naar eigen zeggen ‘336 pogingen om aan een roman te beginnen’ worden gekenmerkt door een doeltreffend taalgebruik, scherpe meningen en een afkeer van sentimenteel schrijven. Want ‘gevoelig schrijven is een grote pest, het is een vorm van hysterie’.

In oktober 2001 verschijnt in de mailbox van een aantal vrienden en kennissen van A.L. Snijders Hek, een kort verhaaltje van amper een pagina. In het zogenaamde ZKV (Zeer Korte Verhaal) zet de schrijver in afgemeten taalgebruik vraagtekens bij het veiligheidsgevoel van bezoekers van een Spaanse camping. De bewakers van het campingterrein gaan ’s avonds gewoon slapen en voeren ’s nachts dus geen patrouilles uit, zoals door veel kampeerders wordt verondersteld. Uit Hek, het eerste ZKV dat in Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk staat afgedrukt, zijn veel kenmerken te destilleren die je ook bij zijn andere miniaturen tegenkomt. Het taalgebruik is uiterst helder en precies, terwijl de boodschap nuchter en scherp is. Tussen Hek en Traditie (2), het ZKV dat eind 2004 zijn weg naar het digitale leespubliek van Snijders vond en het laatste verhaaltje vormt van de bundel, wordt geschreven over tal van onderwerpen. Een paar zaken zijn echter favoriet. Zo wordt er vaak over de literatuur geschreven, zijn er meerdere ZKV’s over de vrienden van Snijders te vinden en zet de schrijver opmerkelijk scherpe portretjes neer van mensen en gebeurtenissen uit zijn jeugd. Maar wat in bijna alle ZKV’s terugkomt is de fascinatie van de schrijver voor taal. Het verbaast dan ook niet dat Snijders jarenlang als docent Nederlands werkzaam was. Snijders’ taalpurisme blijkt uit een ZKV waarin hij een gesprek voert met een vriend dat vanwege een wederzijdse haat jegens kletskoek bestaat uit slechts tien woorden. In een ander ZKV wordt een literaire uitgever gehekeld die in brieven allerlei schrijffouten maakt. Snijders zit niet langer in het onderwijs, maar het onderwijs blijkt nog wel in hem te zitten.

Meteen raak

Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk is echt een schitterend boek, doordat je tijdens het lezen telkens het gevoel hebt tegen iets nieuws te zijn aangelopen. Of het nu om de stijl van de schrijver, de onderwerpskeuze of zijn toon gaat, het is onvergelijkbaar met andere literatuur. Duidelijk wordt waar Snijders zelf de mosterd vandaan haalt. In Nederland is er bewondering voor Multatuli, de beide Reves en (vooral) Nescio, terwijl Mulisch ‘een tweederangsschrijver’ wordt genoemd. Bij Mulisch’ werk is volgens Snijders sprake van ‘een ontwikkeling’, terwijl het bij de drie hierboven genoemde schrijvers ‘meteen raak was’. Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk loopt over van meningen over taal, schrijven en literatuur. Vaak komt Snijders’ vijandschap tegen wat hij zelf noemt het ‘sentimentele schrijven’ terug. In het ZKV op pagina 15 lezen we dat Snijders Tacitus waardeert omdat hij bondig weet te schrijven, maar zeker ook omdat hij een afkeer had van sentimentaliteit. ‘Gevoelig schrijven is een grote pest, het is een vorm van hysterie’, concludeert Snijders.

Schizofreen

Snijders zelf valt dan ook niet op gevoelig schrijven te betrappen. Hij beschouwt de dingen en presenteert zijn verhalen met zo min mogelijk poespas, wars van iedere overbodige wijdlopigheid. De kale taal van Snijders in combinatie met zijn enigszins strenge toon zorgt ervoor dat de lezer steeds verder ingesnoerd raakt in het aangenaam stellige universum van de schrijver. Aangenaam, want Snijders is altijd scherp maar wordt nooit zuur. Zo is de vrouw in ZKV Pinsie Vogelhand een hysterische schizofreen, in plaats van dat er staat dat ze op Snijders als een hysterische schizofreen overkomt. De lezer hoeft niet gewezen te worden op de subjectiviteit van het oordeel van de schrijver, aangezien alle literatuur immers subjectief is. ‘Zo zie ik het, en meer kan ik er niet van maken’, lijkt de schrijver te willen zeggen. Trucs om de lezer van Snijders’ standpunt te overtuigen zijn tot een minimum beperkt, wat vreemd genoeg eerder sympathiek overkomt dan rechtlijnig. Snijders laat het oordeel over het gepresenteerde juist over aan de lezer, in plaats van alle retorica die voorhanden is in te zetten om je van zijn standpunt te overtuigen.

Nagerecht

Zelf verklaarde hij in een interview dat zijn boek niets minder is dan 336 mislukte pogingen om een ‘echte’ roman te schrijven, maar toch krijg je na lezing van een ZKV niet de indruk dat er nog iets aan toegevoegd moet worden. Eerder vraag je je af waar al die andere schrijvers toch zo veel woorden voor nodig hebben. Die stelligheid verdwijnt op den duur ook wel weer, maar laat wel zien tot wat Snijders’ werk in staat is. Belangrijk is dat ik niet aan lezers denk is een boek dat je het meest recht aandoet door het te behandelen als een exclusief nagerecht. Dus er niet meteen op duiken en het boek in één ruk uitlezen, maar er juist rustig van proeven en aandacht hebben voor iedere zin die in dit boek staat. Mijn advies: zorg gewoon dat u op de mailinglist van Snijders komt, dan krijgt u in het vervolg in ieder geval niet in één keer al dat moois op uw bord.

Film / Films

Dodelijke literatuur

recensie: Stranger than Fiction

In Nederland mocht Stranger than Fiction (2006) helaas geen bioscooprelease beleven. Jammer, want deze mix tussen komedie en drama heeft veel te bieden. Gelukkig is de film nu verschenen op dvd, en het lijkt erop dat als compensatie voor het verlies van de bioscoopervaring een hele reeks extra’s is toegevoegd.

Harold Crick (Will Ferrell) is een saaie belastinginspecteur wiens routineuze leven bestaat uit cijfers en patronen. Hij leidt een eenzaam en rustig bestaan, tot hij op een dag een stem begint te horen die zijn levensverhaal vertelt terwijl hij het beleeft. Alsof dat nog niet voor genoeg problemen zorgt, vertelt deze stem ook nog eens dat Harold binnenkort dood zal gaan. De stem blijkt al snel afkomstig van schrijfster Kay Eiffel (Emma Thompson), die met haar nieuwste boek bezig is en te kampen heeft met een writer’s block. Want hoe kan ze Harold’s leven op een originele manier beëindigen? Terwijl ze worstelt met deze vraag, gaat Harold met behulp van literatuurprofessor Jules Hilbert (Dustin Hoffman, die weer eens zijn talent voor comedie laat zien) op zoek naar een manier om de vertelstem van zijn leven te vinden en zo zijn bestaan te redden.

Genreconventies

~

In de reeks ‘geniet ten volle van je leven’ is Stranger than Fiction nummer zoveel, maar dan wel met een originele insteek. De eeuwenoude vraag; ‘Wat doe je als je weet dat je binnenkort doodgaat?’ is al op veel manieren getracht te beantwoorden en de uiteindelijke acties die Harold zal ondernemen komen ook niet uit een onverwachte hoek. Toch hebben we hier te maken met een formulefilm die goed gebruik maakt van satire en op een leuke manier speelt met genreconventies uit de literatuur. Zo is er een erg vermakelijke scène waarin Harold in opdracht van professor Hilbert probeert uit te vinden of hij zich in een komedie of tragedie bevindt. Want zoals het elke goede komedie betaamt, heeft Harold recentelijk een potentiele liefde (Maggie Gyllenhaal) ontmoet die zijn totale tegenovergestelde is (en hem dus ook haat). Tijd om uit te vinden of dit een romance zou kunnen worden of een verlies. Op een notitieblokje vinkt Harold de gebeurtenissen af die onder tragedie of komedie kunnen vallen.

Deze film zit goed in elkaar. Zo wordt er in het verhaal geen gebruik gemaakt van flauwe, oppervlakkige humor maar weet Stranger than Fiction met onderhuidse en intelligente grappen een glimlach op het gezicht te toveren. Will Ferrell is hilarisch in de voor hem ingetogen rol van sympathieke neuroot en Emma Thompson doet het goed als stereotype kettingrokende, suïcidale auteur. De verhouding tussen drama en humor is goed gedoseerd, maar het zoetsappige einde zal voor velen een twistpunt zijn. Voor een boodschap van ‘joie de vivre’ werkt zowel een negatief als positief einde, maar de makers hebben uiteindelijk gekozen voor een einde dat zowel kunstzinnig bevredigend is als emotioneel aanvaardbaar.

Audiocommentaren

~

Zoals al eerder gezegd staat de dvd bol van de extra’s. Zo zijn er maar liefst twee audiocommentaren bij de film. Het eerste commentaar (met regisseur Marc Forster en acteurs Will Ferrell en Dustin Hoffman) bestaat vooral uit veel meligheid en het ophalen van herinneringen, waarbij Dustin Hoffman door middel van een grote dosis sarcasme laat doorschemeren dat hij van mening is te weinig schermtijd in deze film te hebben. Marc Forster (vooral bekend van Monster’s Ball en Finding Neverland) laat nog eens goed merken dat hij een goed oog heeft voor esthetische beelden. Het tweede audiocommentaar gaat vooral in op de vormgeving van de film en bestaat eveneens vooral uit grappen en grollen. Over het algemeen bieden beide commentaren een aantal leuke weetjes en veel achtergrondinformatie over het maakproces.

Verder staan er nog een aantal ‘featurettes’ op de dvd. Hierbij worden de personages en de cast, de crew en het script nog eens uitgelicht, gevolgd door een compilatie van beelden op de set. Deze korte documentaires steken qua kwaliteit en opzienbarendheid niet uit boven die van de gemiddelde dvd. Wat wel esthetisch interessant is, is het ontstaan van de zogenaamde Graphic User Interface, oftewel de kleine digitale effectjes die Harolds innerlijke wereld weergeven. Als laatste zijn er nog acht (!) verwijderde en verlengde scènes, die een aantal leuke staaltjes improvisatie van zowel de acteurs als de crew laten zien. Al met al een zeer uitgebreide dvd, die niet echt veel spectaculairs biedt maar toch de teleurstelling van de geannuleerde bioscooprelease een beetje weet te verzachten.

Boeken / Strip

Van Driel nog lang niet ten onder

recensie: Guido van Driel - De ondergang van Amsterdam

Guido van Driel is een bijzondere auteur. Met zijn alweer uit 1994 daterende stripdebuut Vis aan de wand won de afgestudeerde historicus spontaan een Stripschappenning voor het beste album van het jaar, niet slecht voor iemand die nog nooit eerder iets met strips had gedaan. De positieve lijn die hij met dit debuut inzette trok hij door met Meneer Servelaat neemt vakantie, waarmee hij de eerste Nederlandse winnaar werd van de prestigieuze Belgische Prijs de Leeuw. Met tussenpozen van ongeveer twee jaar volgden vervolgens nieuwe albums, die over het algemeen op een lovende ontvangst van de critici konden rekenen. Zijn twee voorlaatste albums, Toen we van de Duitsters verloren en Om mekaar in Dokkum, worden over het algemeen als zijn magna opi gezien en hebben hun plaatsje in de Nederlandse stripgeschiedenis al meer dan veilig gesteld. Voor De ondergang van Amsterdam, zijn nieuwste werk, waren de verwachtingen dan ook hooggespannen.

Met het basisidee voor het verhaal – Amsterdam dat door de globale milieuproblemen onder water komt te staan – liep van Driel al een tijdje rond. Zo probeerde hij het verhaal in eerste instantie in Het PAROOL gepubliceerd te krijgen. Wegens de sombere sfeer kreeg hij daar nul op rekest, maar tot zijn vreugde werd hij later door Vrij Nederland benaderd om een strip voor het Rembrandtjaar 2006 te maken. Op ogenschijnlijk simpele wijze wist hij de twee projecten te combineren en tot één verhaal te vormen. Hoofdpersoon Titus – vernoemd naar de zoon van Rembrandt – bekijkt in de openingsscène Rembrandts Jeremiah treurend over de verwoesting van Jeruzalem en realiseert zich dat hij zich niets kan voorstellen bij wat de oude Jeremiah voelt. Er is immers nog nooit sprake van geweest dat Amsterdam ten onder zou gaan, dus waar zou hij zich druk over maken? Nu zult u misschien hetzelfde denken , maar Van Driel zou Van Driel niet zijn als er niet iets surrealistisch zou gebeuren, waardoor het plotseling heel aannemelijk kan zijn om je over dergelijke zaken druk te maken. Dit is het uitgangspunt van De ondergang van Amsterdam, evenals het wel en wee van Titus in Amsterdam.

Een treffend sfeerbeeld van Amsterdam

~

Naarmate je als lezer verder in het verhaal komt, wordt de link met Rembrandt echter vager en vager, totdat er behalve de naam van de hoofdpersoon eigenlijk geen link meer te ontdekken is. Natuurlijk sluit het thema van het verhaal mooi aan op dat van Rembrandts befaamde schilderij, maar laten we vooral niet vergeten dat deze link alleen gelegd werd om aan de wensen van Vrij Nederland te voldoen. In feite gaat De ondergang van Amsterdam vooral over de volgende twee dingen: het leven in Amsterdam, en leven met het idee dat Amsterdam ten onder zou kunnen gaan.

Omdat het zo moeilijk is om in onze hoofdstad een woning te vinden, leeft Titus op de bovenste verdieping van een huis dat hij samen met een zekere Robuuste Robbie verbouwt in opdracht van de één of andere mediamagnaat. Vanuit zijn raam en tijdens wandelingen observeert hij Amsterdammers, die in dit verhaal opvallend vaak een buitenlands uiterlijk hebben. Nu is Amsterdam net als Rotterdam bij uitstek een stad die met allochtonen wordt geassocieerd, maar Van Driel vermijdt de valkuil van de clichébeelden. Wat hij vooral doet, is ze opvallend normaal weergeven, eigenlijk net zoals ze in het echt ook zijn. Dit draagt bij aan het treffende sfeerbeeld dat hij van Amsterdam neerzet, al mag ook de bijdrage van zijn prachtig imperfecte schilderstijl niet onderschat worden.

De voornaamste rode draad is echter zoals al eerder gezegd de ondergang van Amsterdam, die met Robuuste Robbie zijn intrede doet in het verhaal. Deze inderdaad nogal robuuste man vertelt Titus dat hij vreest dat Amsterdam elk moment onder water kan komen te staan, alsof het een complot is waar niemand weet van heeft: “Is het je nog niet opgevallen dat de laatste tijd bij het minste of geringste buitje de straten blank staan?” Titus is duidelijk onder de indruk van de mogelijke rampscenario’s, maar dat Robbie altijd een zwemvest bij zich heeft en in zijn appartement een opgeblazen rubberbootje klaar heeft staan vindt hij enigszins overdreven. Totdat Amsterdam daadwerkelijk onder water komt te staan. En wat gaat er dan plotseling in Titus’ hoofd om? Precies!

De ondergang van Amsterdam is een kort maar krachtig verhaal, dat eens te meer aangeeft hoe blij de Nederlandse stripwereld mag zijn met een auteur als Guido van Driel. Maar laten we hopen dat hij in de toekomst gewoon weer zijn eigen gang gaat en zijn schilderkunsten niet meer in dienst van opgelegde thema’s hoeft te stellen, dat voelt toch een beetje onnatuurlijk aan.

Kunst / Expo binnenland

Dromen en toevluchtsoorden

recensie: SHELTER Tenten, hutten en andere schuilplaatsen

.

Als je met de auto naar kasteel Het Nijenhuis in Heino rijdt, heb je als randstedeling al snel het gevoel alsof je in een andere wereld terechtkomt. De weg die je ernaartoe leidt is omgeven met bomen en hier en daar ontdek je een prachtig huis. De lucht lijkt met meer zuurstof gevuld dan je gewend bent en de stilte wordt alleen verstoord door het getjirp van vogels. Als je bij Het Nijenhuis aankomt, valt op dat het kasteel en de omringende tuinen perfect onderhouden zijn.

Cornelius Rogge, Binnenstebuiten tent (1978), canvas, ijzeren frame
Cornelius Rogge, Binnenstebuiten tent (1978), canvas, ijzeren frame

De tentoonstellingstitel SHELTER Tenten, hutten en andere schuilplaatsen belooft heel wat. Het onderwerp brengt herinneringen en associaties naar boven. Wie maakt er niet als kind hutten in de tuin, of binnen in huis. Sommigen zwijmelen uren weg wanneer ze terugdenken aan de romantiek van het kamperen met hun eerste grote liefde, terwijl er ook mensen zijn die het trauma van het opzetten van hun eerste (en laatste) tent nooit te boven zijn gekomen. Maar iedereen zoekt zo af een toe een plek om te schuilen en het mooie is: toevluchtsoorden zijn er in vele vormen. Kasteel Het Nijenhuis zélf is met zijn versterkte muren en slotgracht een oord dat overduidelijk beschutting biedt. De tuinen, het kasteel en zijn min of meer originele interieur vormen op het eerste gezicht een spannend decor voor de hedendaagse interpretaties van het onderwerp van de tentoonstelling. Het idee werkt binnen in het kasteel echter veel beter dan buiten, terwijl je zou verwachten dat de hutten en tenten in hun eigenlijke habitat, de buitenlucht, gemakkelijker tot hun recht zouden komen.

Rosalie Monod de Froideville, HideAway Cozy Adult (2005), wol
Rosalie Monod de Froideville, HideAway Cozy Adult (2005), wol

Verrassend uit de hoek

Door de manier waarop de werken geëxposeerd zijn – in gangetjes en vergeten hoekjes, tussen het meubilair en in combinatie met de oude schilderijen – krijgt je als bezoeker het gevoel alsof je meedoet aan een verrassende ontdekkingsreis. Zo doemen in een van de stijlkamers tussen de stoelen en tafels enkele Hideaways van Rosalie Monod de Froideville op. Het zijn kleine menselijk vormen, omsloten door een grijze viltachtige hoes. Op het eerste gezicht hebben deze figuurtjes iets onschuldigs, maar als je beter kijkt, stralen ze tegelijkertijd angst uit. Het is net alsof ze niet echt aan het leven willen of durven deelnemen. In het Dekenhuis van Berlinde de Bruyckere dat ook binnen te zien is, wordt het koude metalen geraamte van een huis omgeven door zware dekens in verschillende kleuren. In dit werk is te zien hoe veiligheid en beschutting kunnen omslaan in een gevoel van verstikking. De draagbare zilverkleurige iglotent met op de bovenkant een capuchon van Lucy Orta, roept associaties op met extreme omstandigheden. Deze tentjas biedt bescherming tegen een variatie aan weersinvloeden en biedt privacy. Is dit bedoeld voor de moderne nomade? Of kan iedereen die zonder kleerscheuren zijn leven door wil komen, wel een Lucy Orta gebruiken? Maria Roosen heeft om haar fragiele oranje Tentje verschillende glassculpturen geplaatst. Is het zo lastig om je toevluchtsoord te bereiken? Moet je daarvoor zoveel ‘kwetsbare’ situaties ‘goed’ doorlopen? En is de plaats waar je aankomt, toch ook nog altijd zeer fragiel? Goed, het is niets nieuws: het leven is teer en zeker niet eenduidig. Maar het is mooi te zien hoe verschillende kunstenaars hier gestalte aan geven.

Maria Roosen, Tentje (1998), tentdoek, glas
Maria Roosen, Tentje (1998), tentdoek, glas

Kunst

De werken die in de tuinen van het kasteel geëxposeerd zijn, komen minder tot hun recht. Alhoewel je hier als bezoeker wel meer mee ‘kan’. Je kunt eromheen lopen, je kunt er soms zelfs in. Toch blijven veel van deze werken op een afstand. Het dieptepunt is in dit opzicht de presentatie van de CABK, Artez Acedemie voor beeldende kunst Zwolle. Er is een kleurrijk en veelvormig tentenkamp opgezet, waarbij de samenhang je volledig ontgaat. Maar er zijn ook positieve uitzonderingen, waaronder de ligfiets met overkapping van Dirk van Lieshout. Van Lieshout verbleef enkele tijd in Heino in deze ligfiets, die nu dichtbij de ingang van het kasteel geplaatst is. Deze fiets lijkt al de ervaringen van zijn maker en tijdelijke bewoner in zich te dragen. Omdat Van Lieshout in zijn tijdelijke onderkomen allerlei teksten opschreef, is het alsof je hem beetje bij beetje leert kennen. Hij daagt je ook uit. Zo schrijft hij: “Jullie komen toch zeker voor de kunst, de omgeving, de mensen.” Het woord kunst heeft hij weggestreept.

De hele setting van SHELTER is een beetje dromerig. Het wekt een gevoel op dat je krijgt bij het zien van een mooi oud volkswagenbusje: een mix van vrijheid, avontuur en hippienostalgie. Tegelijkertijd weet je dat je dit busje ook altijd kunt pakken om weer terug te rijden naar de dagelijkse realiteit. Dat dit helaas niet voor iedereen is weggelegd, tonen de foto’s van Hans Wildschut. Zijn serie werpt een blik op het leven van illegalen in Calais, die wachten op de oversteek naar Engeland. Zij maken hun verre van comfortabele onderkomens in de bossen van dekens, kranten en kleding. Het is een treurig beeld, maar deze mensen hebben hoop, hoop op iets beters. En ook al is deze ijdel, het is beter dan niets. Dus zelfs in deze foto’s over de harde werkelijkheid van vluchtelingen, zit een droom besloten. Zoekende zijn we allemaal.

Film / Films

President van Amerika worden, elke gek kan het

recensie: Man of the Year

Ronald Reagan kon het, Arnie kan het, en zelfs Bridget en Katja draaiden hun gemanicuurde handjes er niet voor om. Het lijkt tegenwoordig wel een modegril om je sterrenstatus te combineren met een politieke carrière. ‘Iedereen met ook maar een beetje mening en vooral een boel charisma, zou de politiek in moeten.’ Dat is een gedachte die min of meer ten grondslag ligt aan de politieke speelfilm Man of the Year (2006).

~

Tom Dobbs (Robin Williams) is de populaire presentator van een komische talkshow waarin de Amerikaanse politiek avond na avond flink op de hak genomen wordt. Als hij zich bij wijze van grap verkiesbaar stelt om president te worden en ook nog wint, lijkt het hek van de dam. We zijn van de Amerikaanse politiek veel gewend, maar is dít überhaupt mogelijk? Is dit 100% eerlijk gegaan? Het zijn allemaal vragen waar niemand bij stil lijkt te staan, behalve computerexpert Eleanor Green (Laura Linney). Tijdens haar werk stuit ze op een computerfout in het automatische stembiljettentelsysteem en vanaf dat moment is ze vastbesloten de waarheid aan het licht te brengen. Uiteraard is dat niet geheel zonder gevaar.

Nepotisme

De slim gekozen invalshoek dat het idee van legitimiteit bij presidentsverkiezingen belangrijker is dan legitimiteit zelf, zet ongetwijfeld zowel Amerikaanse als niet-Amerikaanse kijkers aan het denken. Weten we eigenlijk wel zeker of onze stem eerlijk geteld wordt? Of vertrouwen we allemaal dusdanig op de moderne technologie, dat we op dat gebied minder kritisch worden? Hoewel Man of the Year niet gebaseerd is op feiten, zou je toch tussen de regels door kunnen lezen dat het Amerikaanse volk zijn twijfels heeft bij de vraag of George Bush wel helemaal eerlijk aan zijn ambt is gekomen. Was er immers in sommige staten niet flink sprake van nepotisme?

De politieke situatie in Amerika leent zich al jaren voor scherpe en humoristische kritiek en daarop inspelen is precies de kracht van regisseur Barry Levinson. In 1987 schetste hij met zijn film Good Morning, Vietnam (overigens ook met Williams in de hoofdrol) al een geheel eigen kijk op het functioneren van het Amerikaanse overheidssysteem. Met zijn twee Oscars winnende Wag the Dog (1998) heeft hij zijn naam als politiek georiënteerde filmmaker helemaal gevestigd. Man of the Year is qua satire iets genuanceerder dan Levinsons vorige werk, de echte satire speelt zich tussen de regeltjes door af en dat is prachtig om te merken.

Minpuntje

~

Het enige minpuntje van de film is het nogal zwak uit de verf komende liefdesverhaal tussen ‘de nieuwe president’ en ‘de vrouw die hem juist uit die droom wil helpen’. Niet alleen is hun opbloeiende relatie nogal ongeloofwaardig, het is ook een tamelijk overbodige toevoeging. Thrillerachtige spanning en sterke satire maken de film al intrigerend en vermakelijk genoeg. Het liefdesverhaal maakt er helaas een onduidelijke genrepoel van en dat had absoluut niet gehoeven.

Minstens zo ongeloofwaardig is de bonus-dvd. Die bestaat voornamelijk uit losse scènes uit de film. Heb je geen zin of tijd om de hele film te kijken? Dan kun je op de bonus-dvd de leukste scènes bekijken, of de meningen van de hoofdrolspelers en de crew aanhoren in een aantal interviews en een kijkje achter de schermen.

Film / Films

Nieuwe dvd’s

recensie: Déjà Vu // A Prairie Home Companion // Tenacious D in the Pick of Destiny // The Prestige

.

Déjà Vu
(Tony Scott, 2006 • Buena Vista)

De overheid kan via satelliettechnologie alles wat zich in Amerika afspeelt tot in detail via een monitor horen en zien – met een vertraging van vier dagen, en zonder de mogelijkheid de beelden en geluiden terug te spoelen. Dat is de fantastische premisse van Déjà Vu, waarin de techniek toegepast wordt om de dader van een terreuraanslag te vinden. Maar de opwinding die dit prachtige gegeven bij de kijker veroorzaakt, wordt bijna direct om zeep geholpen. Wat blijkt namelijk: het verleden kan via een nog inventievere uitvinding gemanipuleerd worden, en wellicht is zelfs tijdrijzen mogelijk. Vanaf dit moment verandert pretentieloos actievermaak in technologische kolder, afgewisseld met pretentieus melodrama. De held (Denzel Washington) zet namelijk alles op alles om een mooi meisje van een wisse dood te redden, zonder dat deze drang behoorlijk gemotiveerd wordt.

~

Dat Tony Scott en producent Jerry Bruckheimer (Top Gun, Crimson Tide) nog steeds denken dat er iemand op zit te wachten dat ze in plaats van actiepulp een dramatische film afleveren, en daar weer niet in slagen, bederft het kijkplezier dat Déjà Vu aanvankelijk zo onweerstaanbaar maakt. Hoe dan ook: een spectaculaire auto-achtervolging op een drukke snelweg, waarbij Washington tegelijkertijd met één oog het heden en met het andere het verleden voor zich ziet, is zinderende cinema. De dvd bevat audiocommentaar van Scott, uitgebreidere versies van scènes en veel ander materiaal. (Paul Caspers)

A Prairie Home Companion
(Robert Altman, 2006 • A-Film)

Wat een aangenaam tussendoortje voor filmmaker Robert Altman moest worden, werd zijn zwanenzang. Op 20 november vorig jaar, negen maanden na de première van A Prairie Home Companion, overleed Altman op 81-jarige leeftijd aan kanker. Zijn laatste film is geen hoogtepunt uit zijn carrière, maar past wel uitstekend in zijn oeuvre van ensemblefilms rond een bepaalde setting. Die setting is dit keer de licht parodiërende country-radioshow van Garrison Keillor, die met het idee en scenario voor de film was gekomen. Het ensemble loopt uiteen van topactrice Meryl Streep tot tienersterretje Lindsay Lohan.

~

A Prairie Home Companion kabbelt gedurende 105 minuten rustig voort. Aanvankelijk is dit wat saai, maar geleidelijk aan begin je lol te krijgen in de middelmatige countrydeuntjes, de gesprekken over niets, en vooral de droge grappen van Keillor, de minst charismatische humorist aller tijden. Veel grappen komen impliciet voorbij, in een hoek van het scherm of tussen twee zinnen in. Sommige ontdek je pas bij een tweede blik, tijdens het beluisteren van het commentaarspoor.

Het (niet ondertitelde) commentaar van Altman en acteur Kevin Kline kabbelt al net zo lekker voort als de film zelf. Gezellig keuvelen ze over ditjes en datjes, met hier en daar een wijsheid van Altman (antwoord van Kline: “Hm, interesting …“) of een grap van Kline (die wel eens een actor’s cut op dvd zou willen uitbrengen, met veel close-ups van zichzelf). In de Making of wordt iets meer verteld over de originele radioshow, waaruit veel betrokkenen ook in de film te zien waren. Vrijwel alle acteurs worden geïnterviewd. Dit levert naast veel onvermijdelijke veren in reten ook hilarische scènes op, als Woody Harrelson en John C. Reilly volledig in hun rol blijven van zingende en flauwe moppentappende nepcowboys. (Marcel van den Haak)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film.

Tenacious D in the Pick of Destiny
(Liam Lynch, 2006 • RCV)

We wanted to make the Citizen Kane… of comedy“, zegt komisch duo Jack Black en Kyle Gass in het kijkje achter de schermen van hun speelfilmdebuut. Van zulke idioterie is meer te vinden op deze luxueuze uitgave: Black en Gass’ audiocommentaar zit er bijvoorbeeld vol mee. Toch weerhoudt het hen er niet van boeiend over de opnames, de vele halfverborgen verwijzingen naar andere films en muziek uit te wijden.

~

Een stuk droger (en saaier) is het tweede commentaarspoor van regisseur Liam Lynch, die vaak niets weet te vertellen. Beide zijn trouwens niet ondertiteld. De interviews en erg melige beelden van de opnames van de soundtrack van de film vervelen ook al gauw, omdat de anarchistische onderbroekenhumor hier slecht gedoseerd en gekanaliseerd is. Verder tref je wat weggesneden scènes aan, de videoclip van het titelnummer en beelden van de opnames daarvan. Voor deze propvolle dvd geldt hetzelfde als voor de speelfilm: je moet ervoor in de stemming zijn. Onder de juiste omstandigheden valt er in ieder geval wel een avondje mee te lachen. (Paul Caspers)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film..

The Prestige
(Christopher Nolan, 2006 • Warner)

Rond de eeuwwisseling van 1900 strijden twee flamboyante illusionisten om de gunst van het publiek. Robert Angier (Hugh Jackman) moet het vooral van zijn showmanschap hebben, terwijl Alfred Borden juist de beste trucs in huis heeft. De twee waren ooit goede vrienden, maar door een finaal mislukte truc veranderde de vriendschap in bittere rivaliteit. The Prestige is zoals een goede goocheltruc – duidelijk in het begin, mysterieus in het midden en verrassend tegen het einde. Regisseur Nolan geeft de sfeer van de industriële revolutie mooi weer en de twee hoofdrolspelers zetten zeer goede prestaties neer.

~

Het is jammer dat deze interessante film geen mooiere dvd-uitgave verdiende. Er staan slechts een paar leuke – maar korte – documentaires op, waarin vooral wordt ingegaan op de tijdsgeest en de sfeer die er toen hing. Uiteraard is er ruimte voor een minimale blik achter de schermen; zo werd de film niet in Londen opgenomen, maar werd Londen gewoon nagebouwd in Los Angeles. Een viertal fotogaleries is ten tijde van het internettijdperk eigenlijk volledig overbodig – foto’s genoeg op het internet, en deze series zijn niet spectaculair te noemen. Kopen dus voor de film, niet voor de extra’s. (Nora Sinnema)

Lees hier een uitgebreide recensie van deze film..

Boeken / Fictie

Een boek dat een leven verandert

recensie: Lloyd Jones - Meneer Pip

Elke lezer heeft een boek uit zijn of haar jeugd dat bepalend lijkt te zijn geweest: dát was het moment waarop ik ontdekte dat ik van boeken hield; dát was het boek dat me gevormd heeft tot wie ik nu ben. Voor Matilda, de hoofdpersoon uit Meneer Pip, is dat boek Great Expectations van Charles Dickens. De Nieuw-Zeelandse schrijver Lloyd Jones schreef met deze roman echter meer dan een ode aan de Britse schrijver en zijn boek van meer dan 150 jaar oud.

Matilda woont op een eilandje in de Stille Oceaan. Wanneer er een onduidelijke rebellie begint en sommige inwoners vluchten, zoekt ook de leraar van de school een veilig heenkomen. De kinderen dwalen wat rond, totdat de enige blanke van Matilda’s dorp, Mr. Watts, besluit om de school te heropenen. Zolang er geen nieuwe onderwijzer is, zal hij de kinderen bezighouden door hen voor te lezen. Uit Great Expectations, het enige boek dat Mr. Watts bezit.

Charles Dickens
Charles Dickens

De kinderen luisteren geboeid naar de voorleessessies en de hoofdpersoon Pip komt voor hen daadwerkelijk tot leven. Matilda’s moeder is het hier echter niet mee eens. Zij vindt de bijbel een veel belangrijker boek en is jaloers op Matilda, die meer tijd aan Pip besteedt dan aan haar eigen moeder. Maar wanneer de opstand en het bijbehorende geweld het dorp bereikt, veroorzaakt Pip heel andere problemen.

Cultuur

Lloyd Jones weet met simpele observaties en constateringen meer te vertellen dan alleen een clichématig verhaal over het nut en nutteloosheid van een westerse beschaving op een tropisch eiland waar mensen andere dingen aan hun hoofd hebben. Het gaat niet alleen over de kracht van verbeelding, het verliezen van een cultuur en het winnen van kansen en mogelijkheden, maar vooral over de soms desastreuze, soms schitterende gevolgen die boeken en interpretaties kunnen hebben op mensenlevens.

Bemoeial

Om Meneer Pip op waarde te schatten hoef je niet per se Great Expectations te kennen, want Jones legt het verhaal van de ambitieuze Pip geduldig uit. Waar je echter wel overheen moet zien te stappen, is het ik-perspectief. De blanke vijftiger Jones heeft zich verplaatst in de dertienjarige, zwarte Matilda, maar dat wordt, naarmate het verhaal vordert, steeds minder geloofwaardig. Steeds weer duikt die kale man van de achterflap op tussen de zinnen die Matilda zogenaamd opschrijft. Zolang Matilda zich beperkt tot het beschrijven van de gebeurtenissen op het eiland valt het nog wel mee, maar het perspectief wordt tot het uiterste opgerekt wanneer Matilda meer afstand wil nemen van het gebeurde. Aan het einde beschrijft Jones zelfs, in de huid van Matilda, hoe hij dit boek heeft geschreven.

Kwestie van interpretatie

~


De kracht van Meneer Pip ligt vooral in het belang van vrijheid wanneer het gaat om het interpreteren van boeken. Iedereen is vrij om eruit te halen wat erin zit, en voor iedereen is dat verschillend. Een eenvoudig verhaal over een jongen met grote verwachtingen kan zo veel verschillende betekenissen hebben en ook het verhaal van het meisje dat op zoek gaat naar een eigen betekenis om te veroveren, kun je weer op verschillende manieren interpreteren. Jammer dat die kale schrijver zich daar dan af en toe zo duidelijk in moet mengen, maar misschien is dat ook een kwestie van interpretatie.

Film / Films

Lawaaierig kaartenhuis

recensie: Smokin' Aces

Liefhebbers van actiefilms waarin adrenalinegedreven camerawerk zwaarder weegt dan de plot, waarin acteurs eerder lijken af te stevenen op een zenuwinzinking dan een Oscar, en waarin opzichtige kitsch elk gevoel voor realiteitszin aftroeft zitten geramd bij dit lawaaierige kaartenhuis van een film van regisseur Joe Carnahan. Anderen kunnen beter een potje gaan klaverjassen.

Carnahan, eerder verantwoordelijk voor de weinig aan de verbeelding overlatende titel Blood, Guts, Bullets and Octane (1998), de korte film Ticker (2002) en de alleszins redelijke politiefilm Narc (2002), zet helaas te hoog in met Smokin’ Aces (2006).

~

De plot centreert zich rond Buddy ‘Aces’ Israel (Jeremy Piven), voormalige maffialieveling, die sinds hij besloot tegen zijn peetvader Primo Sparazza (Joseph Ruskin) te getuigen in ongenade is gevallen. Dat dit in het geval van de maffia vaak niet bevorderlijk is voor de gezondheid blijkt al snel: Sparazza trommelt een waar leger aan huurmoordenaars op om Israel zijn laatste potje poker te laten spelen. Die zijn niet op de hoogte van elkaars betrokkenheid bij dezelfde klus, en de verwarring wordt nog groter wanneer een volgende groep geschiften Israel ook nog eens tot doelwit maakt. De FBI brengt Israel onder in een hotelsuite, en dat vormt het startsein voor allerhande verwarrende situaties waarin het dodental, in tegenstelling tot de stemming, blijft stijgen.

Teveel eer

Ondergetekende zou nog kunnen uitweiden over de kitscherige, veel-stijl-weinig-inhoudbiedende actiekomedies uit de jaren tachtig waaraan Smokin’ Aces lijkt te willen refereren (Midnight Run uit 1988 bijvoorbeeld), maar dat is teveel eer voor een film waarvan een substantieel deel van de plot wordt bepaald door verwarring naar aanleiding van het verkeerd verstane woord suite. FBI-luistervinken interpreteren dit als Swede, en als gevolg daarvan brengen acteurs van het kaliber van Ray Liotta en Andy Garcia een groot deel van de film door met het zoeken naar een niet-bestaande Zweedse huurmoordenaar.

~

Lichtpuntjes in Smokin’ Aces zijn Alicia Keys in de rol van huurmoordenaar Georgia Skye, en het voortijdige einde van een sjofele Ben Affleck, die een dergelijk lot alleen al verdient vanwege zijn petje en ringbaardje. Diegenen die er werkelijk in slagen de film uit te zitten zonder voortijdig in slaap te sukkelen zullen rapper Common tijdens de aftiteling in het nummer If You Play Your Cards Right horen hijgen: “I ain’t playin’ with a full deck“, waarmee hij de algehele indruk van Smokin’ Aces kernachtig samenvat. Regisseur Joe Carnahan laat zich bij deze film lelijk in de kaarten kijken: de ronduit teleurstellende derde akte in het ziekenhuis en de daaruit voortvloeiende anti-climax komen hem op een dikke, vette zwarte piet te staan.

Muziek / Album

Deense popmuziek anno 2007

recensie: Efterklang en Slaraffenland

Dromerige vocalen, sfeervolle geluidslandschappen, een jazzy ondergrond en af en toe wat avant-gardistisch geneuzel; het is de basis van de Deense popmuziek anno 2007. Voor wie er geen genoeg van krijgt, zijn er nu de nieuwe cd’s van twee moeilijke ‘broeders’ uit Kopenhagen; Efterklang en Slaraffenland.

Efterklang – Parades

In 2004 kwam Efterklang op de proppen met het debuutalbum Tripper. De Europese pers was laaiend enthousiast. In afwachting van opvolger Parades, kregen we eerder dit jaar het tussendoortje Under Giant Trees voorgeschoteld. Natuurlijk zijn de verwachtingen dan hooggespannen. Helaas viel de EP tegen. Net als veel andere muziekjournalisten reageerde ook onze eigen Niek Hofstetter terughoudend. De songs van Under Giant Trees haalden het bij lange na niet bij die van het debuutalbum.

~

Met Parades gaat Efterklang nu in de herkansing. Parades combineert de dromerige sound van het debuutalbum met de nerveuze strijkers en folkinvloeden van Under Giant Trees. Bij vlagen is de muziek verleidelijk, vaker irriteert de kakofonie aan geluid mateloos. Efterklang heeft duidelijk geen kaders, het gaat de Denen eigenlijk vooral om het geluid. Het is alsof componisten Mads Brauer en Casper Clausen het plaatselijke mannenkoor, een blazersensemble, de vioolclub en hun a capella zingende vriendinnetjes hebben uitgenodigd om mee te spelen in een avantgardistisch hobbyproject. Free folk, post rock, avant-garde, jazz en marsmuziek, het Oosten en het Westen, alles wordt rücksichstlos in de blender gesmeten. In tegenstelling tot verwante acts als Slaraffenland ziet Efterklang in zijn zucht naar avontuur de structuur compleet over het hoofd. Kijk je verder dan die op zich wel lekkere, knisperende ondergrond en de warme, hypnotiserende sound, met andere woorden: ontleed je de composities, dan blijft er weinig over. Van songschrijven heeft Efterklang niet zo heel veel kaas gegeten. Wat mij betreft kun je deze cd gerust laten liggen. Over een dik half jaar kraait er geen haan meer naar.

Slaraffenland – Private Cinema

~


Doe je als band zo je best, schrijft je splinternieuwe label doodleuk het adres van je website verkeerd op de hoes van het promo-exemplaar. Ouch. Net als Efterklang komt ook Slaraffenland (dus met de n van Nico!, Deens voor ‘land van melk en honing’) uit Kopenhagen. Blijkbaar is het daar als alternatieve muzikant goed toeven. Naast die afkomst hebben de twee bands nog meer gemeen. Zo brengt ook Slaraffenland zijn albums tegenwoordig uit op het Deense Rumraket label (opgericht door Efterklang). Bovendien is van beide bands zojuist de tweede plaat verschenen, nam Slaraffenland Private Cinema op in de studio waar Efterklang het debuutalbum Tripper opnam en ligt hun sound ongeveer in elkaars verlengde. Een soort geestverwanten dus, deze twee Deense bands. Muzikaal houdt Slaraffenland het redelijk binnen de perken. De muziek is een mix van Múm, The Album Leaf, moderne jazz, post rock en indie rock à la Sonic Youth. Door de duidelijke songstructuur een stuk aangenamer voor het oor dan wat Efterklang ons voorschotelt. Toch ook hier een paar puntjes. Zo wil een concert van Slaraffenland nog wel eens uitmonden in avant-gardistisch geneuzel. Bovendien komen de overgangen op plaat af en toe gekunsteld over. Een goed voorbeeld daarvan is het Sonic Youth-esque This One Will Kill Us, dat halverwege wordt opengebroken door een soort post rock intermezzo.

~

Tegenover die moeilijkdoenerij staan heerlijke eenvoudige popnummers als Polaroids. Wat gold voor Efterklang geldt in mindere mate ook voor Slaraffenland: soms is het uiterst verleidelijk, soms net iets te gemaakt. Hoewel dat balanceren op de rand spannend kan zijn, geef ik als het er echt op aankomt toch de voorkeur aan de veilige Deense mainstreampop van Kashmir en Diefenbach.