Film / Films

Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

recensie: Gambit

Een klunzige kunstcurator probeert zijn vermogende baas op te lichten. Slechts één schakel in zijn meesterplan ontbreekt: een afleidingsmanoeuvre.

Ethan en Joel Coen schreven het script voor deze film, waarna ze de verfilming ervan overlieten aan regisseur Michael Hoffman. Hoewel de vorige film van Hoffman, The Last Station (2009), een succes was, kampt Gambit met veel problemen. Het script herbergt weliswaar de kenmerken van de gebroeders Coen – scherpe dialogen en memorabele anekdotes –, maar komt in de handen van Hoffman niet tot zijn recht.

Slecht gejat en slecht verzonnen

~

Losjes gebaseerd op het gelijknamige origineel uit 1966, loopt in Gambit een zorgvuldig geplande oplichtingstruc in de soep. Harry Deane (Colin Firth) is een kunstcurator met het plan om zijn hufterige baas Lionel Shabandar (Alan Rickman) op te lichten. Shabander bezit namelijk de helft van een tweeluik van Monet en is al jaren op zoek naar het tweede deel, dat spoorloos is sinds de Tweede Wereldoorlog. Niet als kunstliefhebber, maar puur om zijn status binnen de zakenwereld te verhogen. Deane wil Shabander daarom een vervalsing door de neus boren en schakelt zijn vriend Major Wingate (Tom Courtenay) in om de vervalsing van het ontbrekende deel te vervaardigen. Alles voor het plan is in werking gesteld, behalve de afleidingsmanoeuvre: cowgirl PJ Puznowski (Cameron Diaz).

Gambit doet sterk denken aan de BBC-serie Hustle. ‘The con is on’ prijkt op de cover van zowel serie als film, en dat is niet de enige overeenkomst. De samenstelling van het team oplichters is vergelijkbaar, evenals het feit dat sympathieke criminelen hufterige mensen oplichten. De vergelijkingen houden echter op wanneer je kijkt naar de onderlinge kwaliteit: een gemiddelde aflevering van Hustle is ondanks de soms vergezochte plotwendingen vermakelijk, en Gambit is dit allerminst.

Niet grappig

~

De laatste keer dat Cameron Diaz grappig was, was in 2001. Diaz had een groot aandeel in het succes van Shrek, maar de komedies waar ze de afgelopen jaren in speelde (Knight and Day, The Green Hornet, Bad Teacher, What To Expect When You’re Expecting) hebben alleen haar bankrekening goed gedaan. En ook in Gambit vraag je je af waarom ze gecast is. Uiteraard paradeert ze een scène in haar ondergoed met een lichaam dat nog geen tekenen van verval vertoont, maar de chemie met Colin Firth ontbreekt. PJ Puznowski wekt vooral irritatie op door de overdreven speelstijl en het Texaanse accent.

Colin Firth doet het helaas al niet veel beter, ondanks zijn aanzienlijk betere keuze van rollen de laatste jaren. Gambit is doorspekt met goedkope humor en dat komt zijn gortdroge opmerkingen niet ten goede. Met de meer intelligente grappen weet Firth wel raad, maar daar zijn er niet zoveel van. De spaarzame stukken film waarin Alan Rickman als een overspannen haantje tekeer gaat maken gelukkig wat goed. Zijn vertolking van de exhibitionistische, chagrijnige zakenman is eigenlijk het enige succesvolle element van deze film.

Na het zien van Gambit resteert eigenlijk nog maar een enkele vraag: waarom zo moeilijk doen als je toch al toegang hebt tot Shabandars kunstcollectie, én een vriend hebt die meesterlijke vervalsingen van Monet maakt?

Film / Films

Argentijnse hommage aan Elvis

recensie: The Last Elvis

.

Armando Bo, de scriptschrijver van Biutiful, maakt met The Last Elvis zijn regiedebuut. Ook schreef Bo het script van deze film, waarin een Elvis-imitator droomt van een trip naar Amerika, maar zijn dromen niet kan verwezenlijken. Met name familieomstandigheden spelen de entertainer parten. De hoofdrol in deze Argentijnse productie is voor nieuwkomer John McInerny, die in het dagelijks leven in een Elvis-coverband speelt en nu zijn idool op het witte doek mag portretteren.

Swingende camera

~

De camera neemt de kijker mee in de wereld van Gutiérrez. In de allereerste scène bestijgt die camera de traptreden naar een feestzaaltje. Het feestgedruis klinkt op de achtergrond. Om de hoek staat The King in karakteristiek wit glinsterpak met adelaar en wanneer hij het podium betreedt worden de mensen gek. Gutiérrez mag dan niet het sekssymbool zijn dat Elvis vroeger was, de andere trekjes heeft hij zich meester gemaakt. Zijn heupen swingen mee op het ritme – net als de camera overigens – en zijn hand- en armgebaren doen menig hart sneller kloppen. Meest opvallend is zijn stemgeluid dat soms nauwelijks te onderscheiden valt van de ‘echte’ Elvis.

McInerny’s vertolking van Carlos Gutiérrez is sterk en ingetogen. De introverte Elvisgek wiens obsessie voor de rock–’n-rollster hem al zijn gezin heeft gekost, wil maar één ding: Elvis zijn. Het feit dat zijn dochtertje Lisa Marie heet, toont aan hoe ver zijn vrouw bereid was mee te gaan in Gutiérrez’ gekte. Maar ergens heeft hij de lijn overschreden: ze zijn inmiddels gescheiden. Gutiérrez leeft in een wereldje vol imitators, variërend van Britney Spears tot rockgroep Kiss, maar geen van zijn collega’s neemt het vak zo serieus als Gutiérrez. Wanneer hij zich in een van de vele (destijds spraakmakende) pakken hijst, is hij helemaal in zijn element. Hij wil zelfs nog wat kilo’s aankomen om meer te lijken op Elvis in zijn laatste jaren.

Leven door muzikale inbreng

~

Gutiérrez’ energieke optredens steken schril af tegenover zijn dagelijkse bestaan. Hij repareert ovens in een fabriek, maar trekt zich regelmatig – ook wanneer hij geen pauze heeft – terug om naar Elvis te luisteren op zijn walkman. Zijn ex-vrouw Alejandra (Griselda Siciliani) en dochtertje Lisa Marie (Margarita Lopez) weten maar zelden door te dringen tot Gutiérrez, maar wanneer dat dan toch gebeurt levert het mooie scènes op. Zo speelt hij een slaapliedje voor Lisa Marie; een schaars moment van affectie tussen vader en dochter. Het blijkt dat zijn hart toch niet alleen bij Elvis ligt, al is het toepasselijke ‘You Were Always On My Mind‘ uiteraard wel van zijn idool.  

Je zou misschien verwachten dat Gutiérrez neerslachtig wordt van zijn bestaan, of op een dergelijke manier wordt neergezet, maar niets van dat alles. We zien juist een zelfverzekerde man, vastberaden een in zijn ogen succesvol bestaan te leiden. Menigeen moet daarvoor wijken, maar Gutiérrez blijft boeien en verliest nooit de sympathie van de kijker, en dat is nog niet zo vanzelfsprekend gezien zijn fanatisme.

In The Last Elvis gaat Gutiérrez leven door zijn eigen muzikale inbreng. De muziek van Elvis geeft zowel betekenis aan de hoofdpersoon als aan diens leven. Treffend zijn dan ook de zinnen uit Elvis’ Suspicious Minds: ‘I’m caught in a trap, I can’t walk out, because I love you too much baby.’

Film / Films

Met elkaar verbonden, maar vooral alleen

recensie: Disconnect

Een aanzienlijk deel van ons sociale leven heeft zich de laatste jaren naar de digitale wereld verplaatst, en dit veranderde de manieren waarop we met elkaar omgaan. Tegen deze achtergrond presenteert Henry Alex Rubin zijn eerste speelfilm Disconnect, een intens verhaal vol actuele gevoeligheden.

Gevoeligheden en menselijke emoties hebben altijd de interesse gehad van regisseur Rubin, die in 2005 de documentaire Murderball maakte, wat hem een Oscarnominatie en de publieksprijs bij Sundance opleverde. Schrijver Andrew Stern haalde de inspiratie voor Disconnect uit zijn eigen omgeving. Het viel hem op dat hoewel er steeds meer mogelijkheden zijn om in contact te zijn met andere mensen, er tegelijkertijd een verwijdering ontstaat: we zijn bij elkaar in de buurt, maar maken geen contact met elkaar. En dat terwijl er wel een behoefte is aan deze soort van contact, aldus Stern.

~

Rubin verbeeldt deze vervreemding van de medemens direct in de openingsscène. We zien een vrouw chatten met een 18-jarige jongen. Hij vraagt haar om privé te gaan en vraagt haar wat ze van hem wil zien. ‘Gewoon even praten, kan dat?’, reageert ze. De jongen, duidelijk gewend aan heel andersoortig verzoeken, knippert ongemakkelijk met zijn ogen als het tot hem doordringt dat de vrouw echt alleen met hem wil praten. Dan vuurt Rubin de titel van de film op ons af, begeleid door hard denderende muziek waarmee de film echt begint. Subtiel is anders.

Mozaïek van contact
Het verhaal van Disconnect is een mozaïekvertelling, waarin iedereen middels toevalligheden met elkaar in verbinding staat. Deze in de laatste jaren veel geziene methode staat het intieme doorgaans in de weg, maar Rubin weet toch flink wat sympathie op te wekken voor zijn personages. Hij onthult stukje bij beetje steeds meer van hun gelaagde karakters, en schetst hierbij een interessante mix aan persoonlijkheden.

Een greep uit de verhaallijnen: een stel is slachtoffer van identiteitsfraude waar niets aan kan worden gedaan en ze nemen het heft in eigen handen; twee pubers pesten een klasgenoot middels Facebook en de jongen pleegt zelfmoord; een journalist is een verhaal op het spoor over minderjarige webcampraktijken en raakt te zeer betrokken. Het bruuske begin heeft de filmkijker ten onrechte bang gemaakt, want daarna doseert Rubin de spanning geleidelijk en fijnbesnaarder. Met elk deeltje informatie dat Rubin over de verhalen en zijn personages laat zien, begrijp je hun handelingen en de complexiteiten ervan, en de uiteindelijk tragische gevolgen.

~

Het leidt namelijk tot een bombastische ontknoping die je bij de kladden grijpt, waar Rubin wel weer een tikje uit de bocht vliegt. Het is donker, het regent en onweert en er wordt gevochten in de drie hoofdverhalen. Fijn knipwerk heeft dit wel opgeleverd, inclusief te verwachten slowmotions. Er wordt gevochten uit woede, uit wraak, en om zichzelf te beschermen. En je weet niet ‘voor’ wie je bent omdat alle personages je inmiddels aan het hart gaan.

Het menselijk aspect
Uiteindelijk keren we terug bij het menselijke. Rubin laat ons zien: dit zijn geen slechte mensen, en ook geen ‘gewone’ mensen die slechte dingen doen, dit zijn mensen die binnen de mogelijkheden die ze hebben handelen op een manier die voor hen, op dat moment, de juiste lijkt en voelt. Dat deze keuzes vervolgens slecht uitpakken verbeeldt Rubin op intense en emotionele wijze, die ergens onderhuids schuurt. Misschien omdat de minder mooie eigenschappen van de mens en deze situaties ons ergens zo bekend voor komen.

Dankzij zijn oog voor de fragiliteit van menselijke relaties zijn de afzonderlijke delen van de mozaïek die Rubin ons voorzet fraai en veelkleurig, maar het geheel weet niet op diezelfde manier aan te spreken. Disconnect laat dan ook geen diepe, lang doorwerkende indruk na, maar de film weet goed in kaart te brengen hoe ons omgaan met elkaar veranderd is, en welke gevolgen dat kan hebben.

Film / Films

Vrouwelijke neuroses in de vitrine

recensie: Frances Ha

Frances Ha, de nieuwe film van Noah Baumbach over het meisje dat tussen wal en schip valt wat betreft volwassen worden, is een vermakelijk geheel. Maar echt vernieuwend is het niet meer.

Voor wie Greenberg uit 2010 (tevens van Baumbach) zag: de rol van honden- en huizenoppasser Florence (Greta Gerwig) wordt in Frances Ha doorverteld en uitgediept. Want inderdaad, in Greenberg was ze meer dan goed. Gerwig zette de onhandige en suffe, goedbedoelende Florence opvallend sterk neer. Dat was reden genoeg voor de regisseur, die inmiddels een relatie heeft met Gerwig, om samen met haar aan een nieuw script te werken.

~

Het eindresultaat is een film over een 27-jarige vrouw die samenwoont met haar beste vriendin. Haar carrière als danser is nog niet helemaal van de grond en ze zit voortdurend in geldnood. Ook met de mannen gaat het haar niet goed af; als Frances van wal steekt over een van haar favoriete onderwerpen (Jane Eyre bijvoorbeeld), wordt ze door haar vrienden steevast ‘undatable‘ genoemd. Frances is oprecht, suffig en neurotisch tegelijk, een aandoenlijke mix.

Een stilstaande generatie.
Haar leven staat op zijn kop als haar beste vriendin plots met iemand anders gaat samenwonen en een vaste relatie krijgt. Frances’ eigen relatie is net op de klippen gelopen (middels een vrij schizofreen gesprek),en ook krijgt ze te horen dat ze niet kan blijven bij het dansgezelschap waar ze werkt. Drastische wendingen in het leven van Frances, die vragen om drastische reacties. Een hysterische ruzie met haar beste vriendin en een weekend naar Parijs die een blamage blijkt, zijn het gevolg.

De film schetst treffend onderdelen van de hopeloosheid in het leven van een twintiger zoals Frances. Ook verwijzen de schrijvers stilletjes naar de PR-technieken die deze generatie zich zo eigen heeft gemaakt door een aantal keren de mini-showtjes die we opvoeren voor anderen – soms zelfs aan onze beste vrienden – te laten zien. Zo zien we de huisgenoot van Frances verklaren: ’things are really great’, waarna we hem binnenshuis om 3 uur naar de whisky zien grijpen omdat het geoorloofd is. Hij heeft ontbeten, is op internet geweest: ‘I can drink.’ Of haar beste vriendin, die in Japan woont en na een jaar ontredderd terugkeert. ‘Maar op je blog leek je zo gelukkig’, reageert Frances als ze het nieuws hoort.

~

Het zelfbewuste van deze generatie komt eveneens in de gedaante van Frances naar voren. Het oordeel dat anderen over je hebben beïnvloed je. We zien Frances worstelen met volwassen worden, maar daar lijkt ze alleen mee te worstelen omdat anderen om haar heen volwassen worden, en een toevallig meisje haar ‘er oud uitziend’ noemt. Tekenend is de scène waarbij Frances in bad ligt. Iemand klopt op de deur, waarna Frances roept dat ze daar is. Op de vraag hoe lang ze daar nog blijft komt geen antwoord, en we zien de hoofdpersoon een hapje water nemen. Ze heeft er geen idee van hoe lang ze daar nog blijft. Er is geen noodzaak om uit bad te komen, of om volwassen te worden.

Oude stijl en moderne problemen
Frances Ha is geschoten in zwart-wit, wat een knipoog lijkt naar het niet volwassen willen worden van Frances. Het past wel, en contrasteert mooi met de ogenschijnlijk ‘moderne’ problemen van de 27-jarige. De muziek van David Bowie (Modern Love) en Hot Chocolate (Everyone’s A Winner) doen een duit in hetzelfde zakje. Het doet in ieder geval de soms iets te berekenende toevalligheden van dialogen en situaties naar de achtergrond verdwijnen, net als het soms irritante en eeuwiglijkende optimisme van Frances. Ze zucht zo nu en dan om haar situatie, maar nooit wordt ze écht moedeloos. 

De film behandelt een thema dat al op succesvolle wijze is opgepakt door Lena Dunham met haar serie Girls, en Frances Ha zit in hetzelfde vaarwater. Maar waar Baumbachs Greenberg nog met een aantal blijvende spitsvondigheden op de proppen kwam, blijft Frances Ha steken bij wat aandoenlijke grapjes en situaties.

Film / Films

Popcorn en verstand op nul

recensie: Man of Steel

Zack Snyder doet in de nieuwste Superman-film Man of Steel waar hij goed in is: veel visueel spektakel gemarineerd in een overdosis explosies. Het plot blijft een ondergeschoven kindje.

~

De laatste Superman-film dateerde alweer van 2006, dus moet Warner Bros hebben gedacht dat het hoog tijd was voor een remake. Bovendien is 2013 de 75e verjaardag van Superman. Afgaande op de trailers die de film vergezellen, zijn apocalyptische films waarin aliens/monsters/machines de aarde verwoesten het deze zomer helemaal. Een trend waar Man of Steel vrolijk aan meedoet.

Turbo-genesis

Snyder, vooral bekend van 300 propt de genesis van Superman/Kal-el (Henry Cavill) in het eerste uurtje van het verhaal. Man of Steel trapt af met het indrukwekkend tot leven brengen van Krypton, Supermans thuisplaneet die op het punt van ontploffen staat. Zijn vader, Jor-El (Russell Crowe), is de meest vooraanstaande wetenschapper van de planeet die voortdurend overhoop ligt met Zodd (Michael Shannon), de belangrijkste militaire leider. Jor-El probeert het voortbestaan van de soort te garanderen door zoveel mogelijk gegevens over hun DNA op te slaan in de cellen van zijn pasgeboren zoon, die hij vervolgens in een ruimteschip naar de aarde stuurt. Terwijl Krypton in vlammen opgaat vermoordt Zodd Jor-El en bezweert hij Lara, Jor-Els vrouw, Kal-El te zullen doden.

Kal-El wordt als Clark geadopteerd door Martha (Diane Lane) en Jonathan Kent (Kevin Costner), die we vooral in flashbacks zien. Jonathan verzoekt Kal-El dringend zijn krachten, zo kan hij vliegen en bezit hij bovenmenselijke spierkracht, geheim te houden. De mensheid zal hem zo namelijk niet accepteren. Wanneer Zodd in een tripod-achtige constructie die we nog kennen uit War of the Worlds naar de aarde komt, is dat echter niet langer een optie. Tussendoor duikt nog ergens een volstrekt overbodige Loïs Lane (Amy Adams) op om Superman van een love interest te voorzien.

Waar Smallville er tien seizoenen voor nodig had om Superman te laten vliegen, bereikt Man of Steel dat binnen een half uurtje. Dat toont het grote hiaat in de film: Snyder verkiest apocalyptisch geweld boven een solide ontstaansgeschiedenis. Een groot deel van de filmtijd gaat op aan choreografisch prachtige gevechtsscènes tussen Superman en team Zodd, waarvan de afloop van tevoren vaststaat. Daarbij maken ze vooral veel stuk. Aan het eind van de film staat er geen gebouw meer overeind en ook voor de inkomsten van de taxichauffeurs ziet het er slecht uit.

Kaas

~

Aan de acteurs ligt het niet. Costner levert zijn ‘with great power comes great responsibility‘-achtige speeches af met een gepijnigd gezicht. De relatief onbekende Cavill is alles wat van Superman verwacht mag worden: knap, donker en spijkerhard afgetraind, hoewel het lichtblauw met rode pak hem alsnog iets weet te ontmannelijken. Meerdere bijrol-acteurs, waaronder Adams, hebben moeite hun personages karakter mee te geven. Maar dat komt vooral omdat karakterontwikkeling nog minder aandacht krijgt dan plot.

Deze film zit voller met gaten dan een Emmentaler kaas. Waar komt Clark en Loïs’ liefde opeens vandaan? Waarom is de bevolking Superman zo dankbaar voor het verslaan van de aliens die hier alleen maar vanwege hem zijn? Hoe komt Clark opeens een Kryptoniaans ruimteschip op aarde tegen als Fort of Solitude en waarom heeft niemand eerder het enorme gevaarte ooit ontdekt? Er rest slechts één antwoord: popcorn op schoot, verstand op nul en je laten overdonderen.

Boeken / Fictie

Een hedendaagse troubadour

recensie: Khaled Hosseini (vert. W. Hansen) - En uit de bergen kwam de echo

Dat het jaren heeft geduurd voor Hosseini’s De vliegeraar indertijd naar de top van de verkooplijsten schoot is weinig hoopgevend voor alle enthousiaste debutanten die nog geen fractie van zijn talent bezitten. Hosseini is een verhalenverteller pur sang, een talent dat hij weer voluit laat stralen in zijn nieuwe roman En uit de bergen kwam de echo.

Opnieuw een roman tegen de achtergrond van een verbrokkeld Afghanistan. Misschien wordt het voor een volgende boek tijd dat Hosseini die veilige omgeving verlaat, nu hij zijn rijke vertelstijl heeft geperfectioneerd na het wat mindere Duizend schitterende zonnen.

Weer oorlog in Kabul

En uit de bergen kwam de echo is zo’n veelomvattende roman dat een samenvatting welhaast onmogelijk is. Het verhaal begint bij Abdullah en zijn zusje Pari, die samen opgroeien in het povere Shadbagh. Wanneer hun jongere broertje ’s winters overlijdt omdat hun vader geen dekens kan kopen, besluit hij Pari te verkopen aan een welgesteld echtpaar in Kabul, dezelfde stad die ook in De vliegeraar als decor diende. Wat volgt is een serie verhalen tussen de jaren vijftig en nu. Hosseini voert ons via Nabi, Pari’s oom en bediende van haar adoptieouders, naar Pari als tiener in Parijs, tot aan de nieuwe bewoner van haar huis in Kabul, plastisch chirurg Markos.

Moeiteloos vervlecht Hosseini het heden met het verleden, waarbij hij ook hoofdstukken besteed aan de levensverhalen van Pari’s adoptiemoeder, de dichteres Nila Wahdati, Markos en twee inwoners van Kabul die er na de oorlog terugkeren om te zien wat er van hun huis overgebleven is. Doordat alle personen met elkaar in verband staan slaagt hij erin in vierhonderd pagina’s een familiekroniek neer te zetten. Zelden wordt meer dan een enkel hoofdstuk aan een personage besteed, maar doordat de personages elkaars leven volgen en noemen kent de lezer eenieder uiteindelijk door en door.

Vermoorde onschuld

De titel van het boek baseerde Hosseini op een kinderrijmpje, ‘Nurse’s Song’ van William Blake, waar spelende kinderen de onschuld vertolken, terwijl hun zuster hen overziet:

Well, well, go and play till the light fades away,
And then go home to bed.
The little ones leaped, and shouted, and laugh’d
And all the hills echoed.

Eenzelfde blije onschuld klinkt door in het begin van de roman, hoewel En uit de bergen kwam de echo al snel een donkerder pad in slaat, net als Hosseini’s vorige twee romans. ‘Het leven geeft niets om aspiraties, of verdriet,’ zegt Hosseini zelf. ‘Het is vaak willekeurig, vaak niet leuk en vaak volledig onverwacht en de onthullingen en openbaringen die we moeizaam van het leven krijgen zijn zelden degenen die we dachten.’ Dat statement klinkt door in de hele roman. Sommige mensen, zoals Markos, die zijn geboorteplaats verlaat en voor een laag salaris gaat werken in Kabul, komen in hun leven uiteindelijk op de juiste plek terecht. Anderen, zoals Nila en Abdullah, zoeken hun hele leven lang naar het stukje dat ze missen.

Over de box office hoeft Hosseini zich in ieder geval geen zorgen meer te maken: En uit de bergen kwam de echo werd direct na zijn verschijning de CPNB top 3 in gekatapulteerd. Een prachtige erkenning voor een getalenteerd auteur.

Boeken / Non-fictie

Vlees op theoretische botten

recensie: Ranne Hovius - De eenzaamheid van de waanzin

.

In minder extreme vormen zijn de oorzaken van ‘waanzin’, de wat extreme parapluterm waarmee Ranne Hovius het hele scala aan psychische stoornissen aanduidt, bij iedereen aanwezig. De scheidslijn tussen een niet-gezonde en een ‘gezonde’ geest is dus niet altijd even duidelijk. Anders dan de op genezing gerichte, classificerende psychiater, kan de romanschrijver juist de opmaat tot de waanzin en het verschil tussen ‘normaal’ en ‘waanzinnig’ uitspitten. Want hij verhaalt immers over ‘de wankele geest van dat ene personage binnen de context van dat ene leven’. Door het blootleggen van de worsteling met de waanzin zorgt de schrijver bovendien voor compassie en het zo welkome (maatschappelijke) begrip voor mensen lijdend aan psychische stoornissen.

Geloofwaardigheid
Het is dan ook een slim boekidee van psychologe en journaliste Ranne Hovius. In De eenzaamheid van de waanzin schetst ze een parallelle ontwikkeling: allereerst de geschiedenis van de psychiatrie, van het symbolische verbreken van de ketenen in 1793 in het Parijse gesticht La Salpêtrière door Philippe Pinel tot de huidige ‘DSM’-psychiatrie. Tegelijkertijd toont Hovius hoe deze veranderende opvattingen telkens gereflecteerd werden in de contemporaine wereldliteratuur.

Zeker zolang de nadruk van de psychiatrische wetenschap meer op psychische dan op fysieke oorzaken lag – met een ‘stofje’ te weinig in de hersenen kon de schrijver begrijpelijkerwijs weinig beginnen – keken schrijvers geïnteresseerd mee naar nieuwe ontdekkingen. De schrijver is immers bovenal geïnteresseerd in waarom de mens doet wat hij doet. En daarbij is geloofwaardigheid natuurlijk de sine qua non van de geslaagde roman. Dus moet de schrijver die waanzin of soms zelfs enkel een karakterontwikkeling wil beschrijven, de heersende ideeën in zijn roman verwerken.

Freud
Met het ‘verbreken van de ketenen’ begon de ontwikkeling van de humane, op rust en regelmaat geënte ‘moral treatment‘. De waarde van deze behandeling lag in haar humaniteit; genezen deed ze echter niet. Wel schiep ze tevens de mogelijkheid tot de bestudering van geestesziekten, wat op tot meer schrijversaandacht leidde. Hovius kiest de voorbeelden daarvan met zorg, zoals ze overigens in alle facetten van dit boek secuur en zelfs stijlvol te werk gaat, van dosering tot aan de keuze van bijvoeglijke naamwoorden.

In de negentiende eeuw wonnen het dierlijk magnetisme (waaronder hypnosetechnieken) en de degeneratieleer aan psychiatrisch en dus literair terrein. De degeneratieleer vond een prominente literaire plek in Zola’s naturalisme, in de prachtwerken van Mann en Couperus en in het degeneratiesummum van J.K. Huysmans, À rebours, waarin al het natuurlijke is verdwenen onder een bijna rottende laag van kunstmatigheid.

En dan komt Freud, ankerpunt in iedere culturele geschiedenis. In een literaire geschiedenis al helemaal, want de op een gegeven moment alomtegenwoordige psychoanalyse claimde de waarheid te bezitten in het schrijversdomein bij uitstek: het individuele levensverhaal. En daarom moesten ook schrijvers zonder wens om psychische stoornissen te beschrijven, zich op zijn minst tot Freud verhouden. In romans, van Schnitzler tot Nabokov, valt telkens de psychoanalyse dan wel de parodie op Freud terug te lezen; is het niet bewonderend dan wel honend of afkerig.

Scheiding gek en niet-gek
Volgens velen mag de psychoanalyse inmiddels achterhaald zijn, de westerse cultuur is er grondig van doordrenkt geraakt. Voor bijvoorbeeld de Amerikaanse confessional poets – Anne Sexton, Robert Lowell, Sylvia Plath –, in wier werken de eigen stoornis de hoofdmoot vormt, speelde ze een gigantische rol. Belangwekkend is dat de psychoanalyse deze schrijvers een taal aanreikte die hun waanzin tot acceptabele proporties terugbracht. Want ze wees op een universele, dus gedeelde psychologische achtergrond:

Zoals iedere psychiatrische patiënt een in wezen ‘normaal’ verhaal te vertellen had, had ieder ‘normaal’ mens een verhaal van verdringing en frustratie te vertellen.

Hiermee vervaagde rond 1950-1960 de grens tussen ‘gek’ en ‘niet-gek’. Deze toenemende vervaging, en daarmee herkenbaarheid voor de niet-geesteszieke, maakte ook de populariteit mogelijk van boeken als The bell jar en Hannah Greens I never promised you a rose garden.

Soms vervaagde de grens niet alleen, bij de surrealisten en kritische (of ‘anti-‘)psychiaters als Ronald Laing werd de oude norm helemaal op zijn kop gezet: zij zagen de schizofreen of psychoticus als ‘de ontdekkingsreiziger van de ziel’, bevrijd van ‘repressieve’ rationele vermogens. Eventjes was de patiënt geen patiënt meer. Maar dergelijke ideeën verdwenen al snel, en andere uitkomsten dan patiëntemancipatie en het tegengaan van langdurige hospitalisering hadden ze niet. Dit kan echter niet wegnemen dat de antipsychiatrische basisgedachte hout sneed: waar halen de zogenaamd rationeel denkenden het brutale recht vandaan om na twee wereldoorlogen en een keur aan genocidale praktijken een ander voor ‘waanzinnig’ te verklaren? Nogmaals, en nu definitief: de scheiding tussen gek en normaal is onduidelijk.

Pillen én praten
Onvermijdelijk passeert ook een reeks griezelige behandelmethoden, van elektroshocks tot het doorsnijden van hersenverbindingen. Het zijn kille psychiatrische praktijken die wijdverbreid bekend zijn door (de verfilming van) Ken Kesey’s One flew over the cuckoo’s nest. Het voorlopige einde van deze onmiskenbaar vooruitgang brengende geschiedenis is de goeddeels dogmaloze psychiatrie van vandaag, die kiest voor pillen én praten, en waarin fel getwist wordt over de dit jaar (2013) verschenen DSM-5 (DSM: the Diagnostic Statistic Manual of Mental Disorders). Deze middenwegen komen terug in bijvoorbeeld de verhalen – ‘romantische wetenschap’ – van Oliver Sacks en bij Lowboy van John Wray, die voor zijn schizofrene hoofdpersoon zelfs expliciet teruggreep op de DSM-typering.

Ranne Hovius’ dubbelgeschiedenis van psychiatrie en literatuur doet enigszins denken aan Karin Johannissons De kamers van de melancholie. Ook daarin worden letterenmensen opgevoerd in combinatie met veranderende psychiatrische perspectieven. En zowel daar als bij Hovius geldt dat de schrijvers ‘zorgden voor vlees op de botten van de theorie’. Zie daar de inkopbare conclusie: De eenzaamheid van de waanzin is een fijn vlezig boek. 

Muziek / Achtergrond
special: Madness - One Step Beyond …

Ska-klassieker nog steeds topper

.

De populariteit van de groep in het Verenigd Koninkrijk nam binnen drie jaar na het verschijnen van het debuutalbum bijzondere vormen aan. Ze staken in die periode  recordhouder van hitsingles, The Jam, naar de kroon, maar wisten ze net niet te verslaan. Wel bond Madness een bredere groep fans aan zich. Jong en oud waardeerde toen – maar ook nu nog – de muziek van deze band. The Jam trok voornamelijk het jeugdige publiek aan.

In ieders geheugen

~

One Step Beyond… sloeg in als een donderslag bij heldere hemel. Niet alleen het openingsnummer, dat start met een heftig appèl op de luisteraar en iedereen op een feestje laat opkijken, is een instant hit. Het muzikale loopje schrijft popgeschiedenis en zit in ieders geheugen gegrift. Ook ‘My Girl’, ‘Night Boat to Cairo’ en ‘The Prince’ zijn klassiekers. Eigenlijk is ieder nummer van het album een bijna-hit op de dansvloer, net als de songs van The Specials overigens. Dat Madness heden ten dage nog steeds een grote aanhang heeft en albums uitbrengt die wat te betekenen hebben, laat zien dat de band zich in de afgelopen ruim dertig jaar heeft ontwikkeld, zonder zich helemaal los te maken van waar ze in 1979 mee gestart zijn. De jaarlijks georganiseerde Madstock-feesten, waar fans uit binnen- en buitenland elkaar ontmoeten, laten de gekte rond de band duidelijk zien.

Muzikaal tijdsgewricht
Madness verschijnt op het muzikale toneel als de punk en new wave in Engeland nog niet zijn uitgeraasd. Bands als The Jam, The Stranglers, The Clash en The Sex Pistols, maar ook solisten als Elvis Costello en Joe Jackson hebben net hun opwachting gemaakt. Ze schudden de ingedutte Engelse muziekscène wakker en laten menig ster op zijn voetstuk trillen. De vaste waardes van de pop, rock en symfo worden ingeruild voor de ruigheid van de punk en de ongepolijstheid van de new wave. “Waarom vasthouden aan oude waardes en de rechte paden blijven belopen?” is het credo in de late jaren zeventig. In die tijd grijpt Madness terug naar de upbeat-reggae die bijna iedereen is vergeten. Ska is lekker snel, feestelijk en vraagt de luisteraar om uit de stoel te komen en te dansen. Het is  wonderlijk dat zowel Madness als The Specials bijna tegelijkertijd debuteren met albums (die de tand des tijds zullen doorstaan) in een genre dat teruggrijpt en – na later zal blijken – vooruitblikt naar een revival. Ze leveren traditie in een tijd van muzikale opstand tegen de gevestigde orde.

Madness sound
De sound van Madness wordt bepaald door de beat van de ska die de drums en bas als een tapijt neerleggen. Ook piano, orgel en saxofoon zijn belangrijk voor de Madness-sound. De gitaar zit er lichtjes doorheen gevlochten terwijl de zang (en het feest) bijna altijd de boventoon voeren. Toch kan Madness ook excelleren in instrumentale pareltjes als ‘The Prince’ en ‘Swan Lake’. Het nummer dat de naam van de band draagt mag natuurlijk niet onvermeld blijven, evenals de afsluitende chant ‘Chipmunks Ar Go!’ dat voor menig feestje als afsluiter dient. Tijdens het schrijven van dit artikel verlaat One Step Beyond… niet voor het eerst en niet voor het laatst de platenkast; het is telkens een feest om de nog geen veertig minuten te beluisteren. In de 30th Anniversary Edition is het album aangevuld met allerhande b-kantjes, John Peel Sessie opnamen, live-tracks en singles die de band in dat jaar uitbracht. Deze extraatjes zijn zeer smakelijk, maar de hoofdschotel blijft het album zelf.

Boeken / Non-fictie

Gore ziet het somber in

recensie: Al Gore (vert. Fontijn, Meerman, Ridder, Ruiter, Van der Werf & Witteveen) - Onze toekomst

Voormalig vicepresident van de Verenigde Staten Al Gore stuitte op een hoop kritiek toen veel zogenaamde feiten uit zijn film An inconvenient truth toch niet zo waar bleken te zijn. Met zijn boek Onze toekomst, dat bijna 100 pagina’s aan noten bevat, probeert hij deze imagoschade te restaureren.

Zoals hij het zelf verwoordt probeert Gore met dit boek antwoord te geven op een vraag die hem ooit gesteld werd en sindsdien niet meer losgelaten heeft, namelijk: ‘Welke krachten veranderen onze wereld?’ Geen eenvoudige vraag en Gore heeft dan ook jaren onderzoek gedaan om het antwoord te vinden. Uiteindelijk onderscheidt hij zes belangrijke krachten, die hij stuk voor stuk in zes hoofdstukken bespreekt. Forse hoofdstukken welteverstaan. Gore is nogal lang van stof en het vergt hier en daar wat moeite om de prangende kwesties uit zijn taaie en ongeïnspireerde schrijfstijl te destilleren.

Zes krachten
De meeste politieke, economische, technische en ecologische ontwikkelingen die Gore beschrijft zijn niet erg rooskleurig. Zo doet hij een boekje open over de macht van bedrijven die via lobbyisten de hele wet- en regelgeving in de Verenigde Staten naar hun hand kunnen zetten. Ook schept hij een dystopisch beeld van het gebruik van computers in de toekomst. Als mensen zo veel verlangen van computers en het internet dan zullen ze ook steeds grotere delen van hun privacy moeten opgeven. Belangrijke kwesties. Het loont dus de moeite om even door te bijten wanneer Gore weer eens drie keer in één alinea hetzelfde zegt.

De kracht van het boek zit in de verhelderende en leerzame werking. Tegenwoordig maken veel bedrijven gebruik van outsourcing en robosourcing. Daarnaast neemt de werkeloosheid (in de Verenigde Staten, maar ook in de rest van de wereld) alsmaar toe. Gore is in staat om dit soort ontwikkelingen in een breder perspectief te plaatsen. Het verdwijnen van arbeidsplaatsen is een gevolg van de grote macht die bedrijven tegenwoordig hebben. Amerikanen zijn dan wel gesteld op zo min mogelijke politieke inmenging, maar hij laat zien dat dit is wat er gebeurd wanneer bedrijven een te grote invloed op Washington uitoefenen.

Superioriteitsgevoel

Erg storend is Gore’s overtuiging dat de Verenigde Staten ‘het visionaire leiderschap van de internationale gemeenschap’ op zich moet nemen. Het boek is doordrenkt van deze boodschap en hoewel hij beargumenteert waarom het volgens hem gevaarlijk kan zijn wanneer andere grootmachten (zoals bijvoorbeeld China) deze rol zouden krijgen, is het jammer dat hij nergens een overtuigende en legitieme reden voor deze voortrekkerspositie kan geven. Vrij subjectief stelt hij dat de Verenigde Staten zo lang de leidersrol in de wereld hebben kunnen vervullen dankzij ‘de creativiteit, doortastendheid en effectiviteit van de besluitvorming in het verleden’.

Afgezien van deze irritatiefactor is Onze toekomst een zeer actueel en noodzakelijk boek dat eigenlijk door iedereen gelezen zou moeten worden. De ontwikkelingen die Gore bespreekt hebben namelijk gevolgen voor iedereen. Uiteindelijk is Gore niet per se pessimistisch, hij komt tot de conclusie dat de mensheid wel degelijk in staat is om zich te verzetten tegen de krachten die volgens hem catastrofale gevolgen kunnen hebben. Maar hij blijft realistisch. De mens zal wel iets moeten ondernemen wil hij de aarde van de ondergang behoeden. Onze toekomst is een noodkreet die de lezer goed wakker schudt.

Boeken / Fictie

Met verve

recensie: Dimitri Verhulst - De laatkomer

.

Het was onmogelijk om de in de afgelopen weken een krant of tijdschrift open te slaan zonder een interview met Verhulst tegen te komen. Dat De laatkomer over een man gaat die voor het eerst in zijn leven een daad stelt door zich op te laten nemen in een verzorgingstehuis terwijl hij zich voordoet als dementerende is dan ook misschien oud nieuws.

Sulletje
Het is niet verbazingwekkend dat deze roman zo gehypet wordt en nu al wekenlang boven aan de verkooplijstjes prijkt. De laatkomer is misschien wel Verhulsts meest toegankelijke werk tot nu toe. De zwarte humor is nog steeds aanwezig, maar verzandt deze keer niet in een aan passiviteit grenzend cynisme. Hoofdpersonage Désiré neemt het heft in eigen hand en probeert op drastische wijze te breken met zijn oude leventje. 

Hij is altijd het sulletje geweest dat nooit voor zichzelf op durfde te komen wanneer zijn vrouw hem weer tot het middelpunt van spot maakte. Te zwak om zijn vrouw te vertellen waar het op staat en van haar te scheiden, kiest hij ervoor zich op onorthodoxe wijze los te worstelen uit haar greep. Verhulst zet zijn hoofdpersonage uitstekend neer en weet geloofwaardig te maken hoe iemand zo’n absurd plan tot uitvoering kan brengen.

Ruimte voor ontroering
Doordat het cynisme wat minder aanwezig is, is er meer ruimte voor tragiek en ontroering. Zo komt Désiré in het verzorgingstehuis zijn grote liefde Rosa tegen. Toen hij jong was, heeft hij de kans haar te zoenen onbenut gelaten en uiteindelijk is hij niet met Rosa, maar met de verschrikkelijke Moniek getrouwd. Deze grove fout probeert Désiré in het tehuis goed te maken door mee te doen aan alle activiteiten die Rosa bezoekt, hopend op een laatste dans, een laatste gesprekje waarin hij zijn liefde voor haar kan tonen.

De nodige maatschappijkritiek kan — net als in veel van Verhulsts andere romans — ook in De laatkomer niet ontbreken. De plek waar Désiré terechtkomt, is er een waar mensen vastgebonden en platgespoten worden als ze niet rustig genoeg zijn. Er is nu eenmaal onvoldoende personeel dat deze mensen de aandacht kan geven die ze nodig hebben. Verhulst stelt op deze manier het gemak waarmee de ouderenzorg steeds weer als eerste aangewezen wordt om te bezuinigen ter discussie.  

Voor de veiligheid
Er valt gelukkig ook meer dan genoeg te lachen. Désiré voelt zich voor het eerst vrij en gelukkig als hij besloten heeft zijn plan daadwerkelijk uit te voeren. Hij kan onder de noemer van dementie doen en laten wat hij wil en hoeft geen rekening meer met wie dan ook te houden. Exemplarisch is Désirés vertrek naar het verzorgingstehuis, waarbij hij het zo moeilijk mogelijk maakt voor vrouw en kinderen:

[Désiré:] ‘Je denkt toch niet dat je me dit keer liggen hebt?’
[Charlotte:] ‘Zeg mij, wat is er?’ […]
[Désiré]: ‘De caravan hangt nog niet aan de trekhaak! We waren bijna weer zonder op pad!’
Met zijn volle goesting was het niet, maar Hugo heeft uiteindelijk de caravan op bevel van zijn zuster aan de wagen gekoppeld. Plús de opzetspiegels, voor de veiligheid!

Désiré weet zijn gehele omgeving lang voor de gek te houden, maar is niet in staat om de latere stadia van dementie te simuleren. Wanneer het tijd is zijn taalvermogen op te geven, neemt hij wederom een drastisch besluit. De laatkomer is naast de meest toegankelijke ook een van Verhulsts beste romans.