Film / Films

Tape

recensie: Tape

Tape duurt nog geen anderhalf uur, speelt zich af in een enkele hotelkamer en heeft slechts drie acteurs. Richar Linklater maakte met deze minimale middelen met behulp van een draagbare camera een uiterst boeiende film.

~

Het gegeven: Vince (Ethan Hawke) ontmoet zijn oude vriend Jon (Robert Sean Leanord) in een hotelkamer, en onderwerpt hem aan een vraaggesprek over zijn relatie met hun toenmalige klasgenote Amy (Uma Thurman), die later in de film op komt dagen. Het zou zonde zijn om meer van de plot de verklappen, want het leukste aan de film is de spanning tussen hun verschillende versies van wat er volgens hen gebeurd is.

Indrukwekkend staaltje

~

Het in-your-face camerawerk en de hyperactieve editing hebben binnen de ruimte van die ene hotelkamer een claustrofobisch effect, maar dat komt de film alleen maar ten goede, omdat je als kijker alleen maar dichter bij de dialogen getrokken wordt. Want het zijn natuurlijk de acteurs die de film dragen: een natuurtalent als Ethan Hawke is geweldig in een rol van onsympathieke loser en legt een hoop menselijkheid in de zielige figuur van Vince. Robert Sean Leonard speelt eens geen typische braverik of lulletje-rozenwater, en is hier met zijn dubieuze karakter heel overtuigend. Uma Thurman heeft niet meer dan een cameo in de film, maar acteert zoals altijd volkomen solide. Er zit gelukkig ook veel humor in de film, vooral in de rol van Vince. Tape blijft overduidelijk een toneelstukverfilming (naar Stephen Belber), maar is binnen de beperkingen van dat genre een vermakelijk en indrukwekkend staaltje acteurscinema.

Hou ‘m in de gaten

Richar Linklater had al een paar jaar geen film gemaakt, maar vorig jaar kwam hij ineens met twee op de proppen: Tape en het nogal wisselend ontvangen, hier niet uitgebrachte animatie-experiment Waking Life. Hij gooide tien jaar geleden hoge ogen met zijn low-budget debuut Slackers en had in 1993 enig succes met zijn prachtige 70s-hommage Dazed and Confused.
Daarna raakte hij enigszins in de vergetelheid, hoewel zijn films, de Eric Bogosian-verfilming SubUrbia, het romantische Before Sunrise en de boevenfilm The Newton Boys, altijd interessant bleven. Met zijn laatste twee experimentele en bijzondere films stond Linklater ineens weer in welverdiende belangstelling. Een naam om in de gaten te houden dus, mocht hij weer uit het zicht verdwijnen.

Film / Films

Blood Work

recensie: Blood Work

Wanneer Clint Eastwood een film regisseert, produceert, èn er zelf de hoofdrol in speelt, hoeft dat niet meer automatisch te betekenen dat het een interessante film oplevert, zelfs niet als Brian Helgeland (L.A. Confidential) het scenario schrijft. Blood Work is daar een bewijs van: het is een teleurstelling van jewelste, en niet meer dan een doorsnee misdaadthriller.

~

Eastwood speelt een ex-FBI-agent die op zoek gaat naar de moordenaar van de donor van zijn nieuwe hart. Al gauw blijkt dat de zaak verband houdt met de crimineel die zijn eigen hartaanval van twee jaar geleden veroorzaakte. Clint heeft gelukkig zelf goed in de gaten dat hij niet meer de jongste is. De spil van de film is zijn leeftijd en zijn gebrekkige gezondheid, en de beste scènes spelen met zijn imago als übermacho, waarin hij het onderspit delft tegen zijn jongere opponenten. En toch is Eastwood zoals altijd de womanizer, de actieheld en uiteindelijk de overwinnaar. Dit is in dit geval wel acceptabel, maar absoluut ongeloofwaardig wanneer zijn tegenspeelster (Wanda de Jesús) voor zijn grijze charmes valt. Er zitten meer van zulke clichés in de film, die het meest irritant zijn in de vorm van de komisch bedoelde spanningen tussen FBI en arrogante politieagenten.

Traag

~

Af en toe is Eastwood bijzonder goed in vorm. Zo blijft het geweldig om hem op klaarlichte dag schaamteloos een shotgun te zien ledigen op een verdachte auto en bestuurder. Zijn acteursregie is bij vlagen heel subtiel, wat voor de rest van de film trouwens bepaald niet geldt. Het trage tempo is wel gepast, maar de film wordt op deze manier al gauw saai omdat er weinig interessants gebeurt. En als er al een gevoel voor stijl en ritme was, wordt dat tegen het einde overboord gegooid voor één groot cliché van een actiefinale.

Schokkend

Blood Work is bij tijd en wijle ook opvallend wreed. Eastwood was degene die in de jaren 70 als Dirty Harry stof deed opwaaien met weinig subtiele extreem-rechtse denkbeelden en bijpassende praktijken. En ook hier lijkt hij het credo te handhaven dat criminelen onmenselijk zijn en vernietigd moeten worden. De boef wordt bij Eastwood niet ingerekend of voor de rechter geleid, maar in koelen bloede afgemaakt. Bij een botte actiethriller als Dirty Harry is dat wel vermakelijk, in een serieuzere film als Blood Work is het tamelijk schokkend.

Mystic River

Eastwoord is inmiddels al een nieuwe en meerbelovende misdaadfilm aan het draaien, Mystic River, opnieuw met een script van Brian Helgeland, en met een arsenaal aan topacteurs, waaronder Sean Penn, Kevin Bacon en Tim Robbins. Het is te hopen dat hij er deze keer wat spannenders van maakt.

Muziek / Concert

Zion Train

recensie:

Wanneer je naar de radio luistert komt er nauwelijks reggaemuziek voorbij, laat staan dub/roots-muziek, een Jamaicaanse stijl van dub met veel echo’s (reverb), nadruk op bas en percussie en veel special effects. Gelukkig ben ik in bezit van een aantal cd’s met deze vrolijke groovy dansmuziek. Maar live komt deze muziek pas echt tot zijn recht: dan pas kunnen die vibrerende basloopjes je hele lichaam grondig masseren terwijl echo’s van stemmen en spacy geluiden om je heen suizen. Vrijdag 15 november 2002 vond in Vera Groningen een waarlijk dampend optreden plaats van een band die nog steeds de crème de la crème biedt op het gebied van de moderne dub/roots: Zion Train.

~

De in 1990 opgerichte Noord-Londense band Zion Train is een multicultureel roots/dubcollectief rond DJ/bassist/producer Neil Perch. DJ Perch wordt in de normale line-up vergezeld door Colin Cod op de melodica (een soort Intertoys-fluit met keyboardtoetsen), zangeres en percussioniste Molara en een koperblazerssectie (trombone en trompet). Zion Train volgt niet alleen oudgedienden van het genre als Jah Shaka en Lee Perry na, maar heeft bovendien een eigen herkenbare sound heeft ontwikkeld. Gekoppeld aan een klasse live-reputatie is Zion Train een begrip geworden in met name het West-Europese clubcircuit, maar ze hebben ook op onder meer Lowlands gestaan. De band is de laatste jaren steeds meer kruisbestuivingen aangegaan met allerlei verschillende stijlen (disco, house, ambient, rave, techno, drum’n bass etc.) zonder hun eigen geluid te verliezen.

Memories…

Het was voor mij het vierde optreden dat ik van de band mocht aanschouwen. Ik haal me hun vorige concerten voor de geest. Ik herinner me nog een backstage bezoek na hun optreden in Vera: passief meeblowend had ik het toentertijd met DJ Perch over elektronische muziek en dergelijke terwijl ze hun namen aangevuld met termen als “Peace”, “Respect”, “Love” op hun concertposter krabbelden.
Mooie herinneringen.

Veranderingen

~

Het binnenstromende publiek wordt op gepaste wijze opgewarmd door de DJ/MC Steely die maandelijks optreedt tijdens de Dub Inferno-avonden in Vera. Langzaam schuift het publiek naar voren. DJ Perch verschanst zich achter de effectenbak, mixapparatuur en zijn fonkelnieuwe Apple-laptop. Blijkbaar werkt een laptop met daarop de elektronisch opgeslagen tracks handiger dan de platenspeler die hij bij vorige concerten gebruikte. Zangeres Molara en fluitist Colin Cod hebben in augustus 2002 een baby gekregen waardoor er noodgedwongen iets in de line-up moest worden veranderd. “Daddy” Colin Cod is vanavond wel van de partij. De vocalen komen dit keer voor rekening de MC/DJ van de uit Manchester afkomstige band Nucleus Roots. Ook is er een gitarist toegevoegd.

Gekke bekken

Elke twijfel die ik nog had vanwege deze veranderingen in de line-up wordt meteen netjes weggevaagd door Zion Train’s solide geluidsmuur die DJ Perch doet verrijzen. Het begin van het optreden is nogal oldschool, de nummers zijn nog wat trager en lijken meer op het oude werk van de roots/dub-meesters.. et publiek is enthousiast en eigenlijk al snel op de hand van MC Johno. Zeker wanneer het tempo omhoog gaat. Het publiek wil duidelijk lekker dansen. Energiek loopt Johno af en toe gekke bekken trekkend over het podium, onderwijl de trillende reggae-basloopjes en karakteristieke rondzingende bliepgeluidjes van DJ Perch plus de repeterende opgewekte fluitgeluidjes uit de plastic melodica van Colin Cod het publiek nevelige en extatische ervaringen doet beleven op virtuele zorgeloze met acid overspoelde danseilandjes. Zo te ruiken hebben sommigen daar hasj en wiet bij nodig. Johno zelf wordt naarmate het concert vordert steeds meliger, af en toe zuigend aan een stickie.

Groningen rules!

De gitarist staat een beetje onrustig af en toe wat inspiratieloos te pingelen en valt ook nauwelijks boven de rest uit te horen. Ik heb wat solo’s gehoord, maar deze voegen helaas te weinig toe. De blazerssectie en zangeres Molara miste ik wel een beetje, maar Zion Train stoomt ook probleemloos verder zonder hen. Gelukkig is MC Johno wél een uitstekende aanvulling: hij bespeelt met gemak het stuiterende publiek en laat de zaal dampen en glimlachen tegelijk. Johno is zelf ook in zijn nopjes over het Groninger publiek: hij hemelt het Groninger publiek de lucht in en praat zijn thuispubliek in Manchester de grond in.

Progressie

Uiteindelijk is het DJ Perch die meer naar voren komt en blijkt ook meer de muzikale progressie die de band heeft doorgemaakt: ook de meer experimentele techno vloeit nu samen met de Zion Train-sound. Johno en Colin Cod staan te springen op het podium zonder verder muzikaal te hoeven bijdragen. Met name bij een snel techno-achtig nummer als War ina Babylon, dat als een van de uitsmijters gedraaid wordt, komen de spreekwoordelijke voetjes van de vloer.

Twee korte pauzes en twee uur later staat het publiek nog lichtjes stuiterend na te genieten van het oorverdovende sonische bombardement waarmee de set werd afgesloten en neemt Steely de fakkel weer over van Zion Train. Een dampend optreden: bewijs dat Zion Train nog steeds een enerverende en enthousiaste live-band is.

Links

Officiële site
MP3’s

Muziek / Concert

Niet volgens verwachting

recensie: Simian live

Het prachtige nieuwe album We Are Your Friends van de Britse band Simian werd zeer terecht gevolgd door een kleine tour door de lage landen. In een vreemd genoeg niet bepaald afgeladen Vera gaf Simian een concert dat zowel qua intensiteit en qua duur de hoge verwachtingen niet waarmaakte. Het leek absoluut onmogelijk niet te bewegen op de zeer aanstekelijke mengeling van Beach Boys- en Beatles-invloeden, maar de vonk ontbrak.

~

Musiceren kunnen de heren van Simian zonder meer uitstekend. Vooral de vocalen klinken zeer harmonieus en bijna net zo goed als op het album. Zelfs de briljante zanglijnen in een nummer als Never Be Alone worden ook live door zanger Simon Lord met groot gemak ten gehore gebracht. En wat is het fijn als je hele band vocaal zo enorm getalenteerd is.

Technische perfectie

~

Toch ontbrak het de band, ondanks een technisch perfecte set, aan zeggingskracht. Het optreden wist het zeer hoge niveau van de twee albums maar niet te evenaren. Of het lag aan de instelling of eventuele vermoeidheid van de band of aan het publiek is niet duidelijk. De zaal wist niet echt in de gewenste groove te komen, ook al speelde de band bijna alle nummers van het toch zeer opwindende We Are Your Friends. De meest positieve reacties volgden op een vooral uit percussie opgebouwd B-kantje.

Hoog showcasegehalte

Ook minder positief was het hoge showcasegehalte van het concert. Een optreden van een band die al twee albums op zijn naam heeft, mag toch inclusief toegift wel langer dan een uur duren. Toegegeven, zeven euro is niet veel geld, maar het leek er wel heel sterk op dat de heren van plan waren zo snel mogelijk de verjaardag te gaan vieren van een van de bandleden.

Het optreden was dus kort en de echte link met het gros van het publiek ontbrak. Toch leek de gedrevenheid wel aanwezig en waren de liedjes natuurlijk van een uitzonderlijk hoog niveau. Je hebt als band van die avonden dat het ondanks je eigen inzet gewoon even niet lekker loopt. De revanche komt nog wel, want Simian is zeker een van de meest veelbelovende bands van het moment.

Links

WeAreYourFriends.com

Boeken / Strip

Hilarische fragmenten

recensie: Q

~

Met het album ‘Q’ heeft Cees Heuvel een fascinerende wereld geschapen. Een wereld waar de wansmaak en middelmaat tot norm zijn verheven. Het individu kan zich alleen nog staande houden door zich te conformeren aan de massa. De massa die op haar beurt wordt gekneed en geleid door een autoritair systeem. Alle bewegingen worden vastgelegd door de alom aanwezige camera’s en robots. Een voorzichtige vergelijking met George Orwell’s 1984 dient zich dan ook snel aan. Opdat we dit niet over het hoofd zouden zien, wordt hier ook melding van gemaakt op de achterkaft van het album.

Geen Orwell

Toch is deze vergelijking te veel eer voor Cees Heuvel. In 1984 is het Orwell gelukt om de beklemming en vervreemding ondefinieerbaar en onderhuids te houden. Hierdoor wordt de lezer geconfronteerd met een alom aanwezige doch niet tastbare huivering. Een unheimisch gevoel dat je zelfs weken na lezing nog zo nu en dan op een onbewaakt moment bekruipt. Q brengt dit alles niet teweeg bij de argeloze lezer. Hooguit zal deze af en toe de wenkbrauwen fronsen of glimlachen. Het is dan ook maar het beste deze misplaatste vergelijking direct overboord te gooien.

~

Het verhaal dat ons wordt voorgeschoteld handelt over de gespannen relatie tussen ratio en emotie. De eerste is rechtlijnig en beredenerend terwijl de laatste net zo ongrijpbaar is als de tomeloze wolkenluchten van onze Hollandse meesters. De desolate kille wereld die in ‘Q’ is vormgegeven wordt opgeschrikt door bizarre gebeurtenissen. De oorzaak hiervan is een gouden armband. Dit sieraad zorgt ervoor dat de drager ervan gevoelens van liefde en passie losmaakt in de mensen die hij of zij aanraakt. Dit neemt echter dusdanige vormen aan dat het maar de vraag is of de eigenaar hier blij mee moet zijn.

Sluimerende oerdriften

De eerste die zich met dit occulte kleinood mag tooien is een jonge vrouw. Al snel raakt ze verstikt door de ongeremde emoties die ze hiermee losmaakt bij de mensen in haar omgeving.
Bij toeval komt dit sieraad daarna in het bezit van de hoofdpersoon. Deze ziet zijn eertijds zo strak geregisseerde leventje totaal veranderen. Ook hij maakt bij zijn omgeving allerlei heftige emoties los. Zodra hij dit zelf door heeft, maakt hij van deze nieuwe krachten gretig gebruik. De gevolgen hiervan zijn niet te overzien. De al die tijd sluimerende oerdriften ontwaken uit hun kunstmatig in stand gehouden coma en hervatten onstuitbaar hun macabere dans. Het systeem wankelt.

Het geheel verwordt tot een soort queeste. Met de eigenaar van de gouden armband als de vleesgeworden heilige graal. Als het hem te heet onder de voeten wordt, maakt de hoofdpersoon noodgedwongen kennis met de zompige zelfkant van de samenleving.

Pictogrammen

~

Eén van de redenen dat het geheel niet echt uit de verf komt, is het gebrek aan dialogen. Cees Heuvel heeft ervoor gekozen tekst te vervangen door symbolentaal. Zijn personages praten in pictogrammen. Het nadeel hiervan is dat deze taal voor eenieder overduidelijk moet zijn. De verhaallijn is immers snel zoek. Hierdoor is het onmogelijk om enige diepgang aan te brengen in de dialogen. Het wekt eerder de lachlust op. De personages zijn dan ook niet meer dan marionetten die zo nu en dan een grimas maken. Dat is jammer, want het verhaal zelf biedt alle ruimte aan de spelers om een glansrol te vervullen. Nu zijn ze ongrijpbaar en wringen zich in alle bochten om zich maar niet bloot te hoeven geven. De ontstane situatie stuurt de personages in plaats van andersom en dat blijft niet ongestraft: het thema waarvoor gekozen is, blijft een ongepolijste en matglanzende diamant.

Toch valt er genoeg te beleven. De tekenstijl is lekker soepel en sfeervol. Er zijn veel interessante bijfiguren gecreëerd, zoals de occulte priester die de gouden armband aan het begin van het verhaal vrijgeeft. Verder wemelt het van de obscure mutanten die niet zonder en niet met elkaar lijken te kunnen leven. Cees Heuvel heeft dit alles zo aanstekelijk genoteerd, dat het onmogelijk is je hier niet in te verliezen. Het is knap dat dit van het begin tot het eind wordt volgehouden.

Morsig

Wat na lezing van Q beklijft zijn dan ook fragmenten. Hilarische en opmerkelijke episodes. De verhaallijn zelf wordt al snel rafelig en raakt tenslotte zoek in een morsig en duister steegje. De inwisselbaarheid van de dragende personages is hier mede debet aan. Zij verzuimen de rol die juist hen is toebedeeld door hun spel te rechtvaardigen.

De beperking en de meester

De tekst op de achterflap belooft ons een spel tussen oude rituelen en moderne gebruiken, tussen zwart en wit en tussen droom en daad. Het ware beter geweest als daar één thema uit was gehaald en verder uitgewerkt. In de beperking verraadt zich de meester, wordt ons al op jonge leeftijd bijgebracht.

Muziek / Album

Tori Amos – Scarlet’s Walk

recensie: Scarlet's Walk

Het lijkt wel of ze de waanzin even in de ijskast heeft gezet. Zo mild klinkt haar nieuwe album Scarlet’s Walk. Vijf kwartier lang kabbelen de veelal wonderschone liedjes heerlijk rustig voort. Tori Amos ruilde haar grilligheid in voor sierlijkheid en kreeg daar een prachtig album voor terug. Toch gaan we haar ouderwetse gekte en eigenzinnigheid missen.

~

Al meer dan tien jaar is Tori Amos het rolmodel voor veel vrouwelijke singer-songwriters en ook voor veel vrouwen in het algemeen. Haar prachtige persoonlijke teksten spreken enorm aan en de intensiteit waarmee ze haar zieleroerselen vertolkt is, mede door haar indringende, soms neurotische, zang en pianospel, ongekend. Inmiddels klassieke albums als Little Earthquakes en Boys For Pele maakten van haar een icoon. Amos’ ongeremde intensiteit en haar ijzersterke eigen geluid waren niet te evenaren.

Lost in America

~

Bij een eerste luisterbeurt lijkt de intensiteit op Scarlet’s Walk gewoonweg te zijn verdwenen. De liedjes lijken te vlak en te niet-Tori Amos. Waar zich zij zich op Choir Girl Hotel en het cover-album Strange Little Girls nog overgeeft aan haar behoefte om zo nu en dan bijna demonisch te klinken laat zij nu haar muzikale en vocale gekte weg. En dat terwijl zij op Scarlet’s Walk rondreist door het meest waanzinnige land ter wereld: het Amerika van George W. Bush. “Can someone help me // I think I’m lost here // Lost in a place called America.”

Gematigde koerswijziging

Dus geen Caught A Lite Sneeze of Cornflake Girl op dit album en ook geen Happy Phantom of Hey Jupiter. Scarlet’s Walk staat vol met volwassen liedjes. De ruwe diamant is geslepen tot een glimmende edelsteen. En dat is even wennen, vooral voor de mensen die erg hielden van Amos’ ruwe kanten. Het is moeilijk om over zo’n briljant en invloedrijk oeuvre heen te stappen en zomaar deze nieuwe gematigde koerswijziging te accepteren.

Scarlet’s Walk is dan ook zonder meer een geïnspireerd album, dat vol staat met goede, pakkende liedjes. De kwaliteit van de eerste drie albums wordt echter nooit geëvenaard. Simpelweg omdat de Tori Amos die tien jaar geleden wereldberoemd werd, te ver naar de achtergrond is verdwenen. Die oude Tori was hét wonder dat iedereen kon betoveren. Dat lukt de nieuwe Tori, ondanks dit bescheiden meesterwerkje, niet. We weten dat ze tot meer in staat is.

Links

www.toriamos.com

Film / Films

Dinotopia

recensie: Dinotopia

Hallmark is een niet onverdienstelijk producent van miniseries. Je weet wel, die politiek correcte, gezinsvriendelijke films die in vier delen op woensdagavonden uitgezonden worden. In het verleden bracht Hallmark al series als Merlin (met Sam Neill), Gulliver’s Travels (met Ted Danson) en verhalen als David Copperfield en de Odyssee van Homerus. Stuk voor stuk series met veel gevoel voor detail, maar zonder dat doorslaggevende element dat van speelfilms successen maakt.

~

De miniserie is net te klein voor de bioscoop, maar ook te groot voor de televisie. Wie zo’n serie bekijkt, vraagt zich af of al dat geld echt uitgegeven is om hem, de bankzitter, te plezieren. Zonde toch? Een film mag veel kosten omdat iedereen er een bioscoopkaartje voor over heeft. Maar een miniserie, die gratis op de buis komt? Het lijkt erop alsof hier achteloos met geld gesmeten wordt. En wie de volgende miniserie bekijkt, ziet dat vermoeden bevestigd.

Geforceerd

De serie heet Dinotopia en gaat over twee broers, Karl en David, die met hun vader in een vliegtuigje een storm binnenvliegen en vervolgens neerstorten. Pa zakt met het toestel naar de zeebodem, David en Karl spoelen aan op het strand. Dit gaat allemaal heel erg snel en geforceerd. Binnen vijf minuten na de opening credits liggen de heren op het strand en moet de kijker duidelijk zijn wat voor een karakter ze hebben en dat ze (daarom) niet met elkaar overweg kunnen. Het voelt en klinkt vreselijk nep als de een de ander verwijt dat ze neergestort zijn.
Verhelderend is de deleted scene die bij de extra’s te zien is. Daarin ontmoeten de broers elkaar op het vliegveld en maken ze stennis over een cadeau dat ze hun vader geven. Maarja, deze scene is verwijderd. Waarom?

~

Karl en David slenteren wat over het strand en door het bos, op zoek naar een telefoon. Na een tijdje komen ze tot de verbijsterende ontdekking dat ze rondlopen in Dinotopia, een vergeten rijk waar nog dinosauriërs rondlopen. Echt verbijsterd zijn ze niet door deze ontdekking.
Zoals dat gaat ontmoeten ze de dochter van het nationale opperhoofd en rijden ze met haar mee naar de hoofdstad. Marion toont hen Dinotopia, en dit is het begin van een aantal uren visuele overdaad.

Mongoolse ruiterpakken

Want mooi is het. De dino’s zijn mooi vormgegeven en bewegen goed. De decors, gebouwen, landschappen, beplanting, alles is met een groot oog voor detail verzorgd. De kostuums die de Dinotopiërs dragen zijn prachtig. Allerlei culturen en eeuwen zijn vertegenwoordigd, van mongoolse ruiterpakken tot jurken uit de pruikentijd. Die mengelmoes is er niet zonder reden. Al eeuwenlang spoelen er drenkelingen aan op Dinotopia. Die kunnen nooit meer terug naar de echte wereld en moeten inburgeren. Al die kleren en kleuren vertegenwoordigen een ideale multiculturele samenleving.

Zippo

Op het gebied van kleding hebben de makers van Dinotopia dus goed nagedacht, al hadden ze waarschijnlijk aanwijzingen uit het boek. Dinotopia is namelijk bedacht door schrijver James Gurney. En hij is dus ook verantwoordelijk voor de grootste fout van het hele verhaal: de dino’s kunnen praten. Vreselijk. Karl en David worden door prinses Marion ondergebracht bij een vriend van haar, genaamd Zippo. Niet alleen zijn naam, maar alles aan hem is irritant. Deze dino spreekt bijzonder beschaafd Brits, houdt van lezen en archeologie en zet bij tijd en wijle een potsierlijk brilletje op. Gekunstelder kan haast niet.

~

In Dinotopia leven de dino’s en mensen vreedzaam naast elkaar. Het is zelfs zo, dat elk mens een dino-partner heeft, al wordt niet duidelijk hoe men een enorme brachiosaurus aan een mens koppelt, laat staan hoe de voortplanting geregeld is.
Dino’s kunnen lezen, praten, zitten in de volksvertegenwoordiging. De meeste mensen hebben daar vrede mee, maar niet Cyrus Crabb. Deze Crabb is een cynische mankepoot, die niets liever wil dan Dinotopia verlaten. Maar hij weet de weg niet, en zoekt naar allerlei manieren om aan de benodigde kaarten en routes te komen. Logisch dus dat hij de twee nieuwkomers Karl en David voor zijn karretje wil spannen.

Enige acteur

Deze Cyrus is de fascinerendste figuur van heel Dinotopia. Zijn bedoelingen zijn niet geheel en al smetvrij, zoveel is duidelijk, maar acteur David Thewliss weet van Crabb een figuur te maken die zowel aimabel als irritant is, vriendelijk en cynisch, warm en berekenend. Bij geen enkele andere figuur is het karakter zo complex. Thewliss is tegelijk de enige acteur van enige naam, de overigen zijn stuk voor stuk volslagen onbekenden. Waarschijnlijk hebben de kosten voor visual effects alle budget opgeslokt, waardoor en nog maar één echte acteur gehuurd kon worden.
Hoe dan ook, Thewliss speelt zijn rol met verve. Waar Crabb opduikt, ontstaat spanning. En aan spanning ontbreekt het nog wel eens in het tweehondervijftig minuten lange Dinotopia.

De aankleding van Dinotopia is uitmuntend verzorgd, en ook de gebruiken van het land, de cultuur en de geschiedenis worden goed en volledig in beeld gebracht. Maar daardoor gebeurt er maar bar weinig. We volgen David en Karl op hun inburgeringscursus, maar het is allemaal weinig spannend. Het lijkt wel een reclameboodschap, een reis door het land om alle culturele aspecten aan bod te laten komen. Alleen wanneer de zonnestenen, de energiebronnen van Dinotopia, beginnen te haperen, ontstaat er iets van plotstuwing. Maar op deze stroomstoringen wordt lang niet genoeg nadruk gelegd om er serieuze dreiging in te zien.

Lachwekkend

De serie duurt om en nabij de vier uur, maar pas in de laatste veertig minuten is er sprake van een ontknoping. De aanzet voor verschillende dingen is al veel eerder gegeven, maar het duurt allemaal verschrikkelijk lang, en bovendien werkt het slechte acteren van de hoofdpersonen niet mee aan de opbouw van spanning. Veel angstige dialogen en handelingen zijn eerder lach- dan zorgwekkend. Enkele hiaten en onverklaarbare acties zijn ook niet opbouwend.

Emotie

~

Deze miniserie is gemaakt met teveel aandacht voor het oog en te weinig voor het hart. Geen spanning, weinig emoties, al probeert componist Trevor Jones uit te leggen dat muziek er is om een film die extra lading mee te geven. Zijn score is onberispelijk, maar beklijft niet. En als hij in een kort interview (een van de extra’s) uitlegt dat muziek de emotie in de film versterkt, voegt dat opnieuw weinig toe. Niet aan je kennis van filmmuziek, noch aan de waarde van de DVD. Het interview is ook nog eens heel slecht opgenomen op een goedkope digitale camera en vrijwel zonder aandacht voor belichting. Alles is grijs.

Ook de overige extra’s zijn goedkoop en met weinig zorg gemaakt. Een storyboard-vergelijking kan best leuk zijn, maar deze slaat werkelijk alles. Boven in beeld zie je de tekening, onder in beeld het eindresultaat. De tekeningen lopen totaal niet synchroon met de film, en bovendien worden ook nog eens driekwart van de tekeningen overgeslagen. Zo is er toch geen lijn meer in te ontdekken.
Het filmpje dat ‘making of‘ moet heten behelst weinig meer dan een uitgebreide reclameboodschap die werd uitgezonden aan de vooravond van de eerste vertoning, op 12 mei 2002 op ABC in de Verenigde Staten.

Dinotopia kabbelt maar. Voor een woensdagavondje ontspannen televisie maakt dat niet zoveel uit. Er is genoeg visual candy. Op grond van slechte acteerprestaties en een trage voortgang echter wordt Dinotopia afgekeurd. Dan toch maar liever Jurassic Park. Daar doen de dino’s tenminste waar ze ervoor waren.

Muziek / Concert

Underworld

recensie:

Ongeveer een maand geleden stond in de Nieuwe Revu een top 30 van de beste livebands van het moment. In dat lijstje kwam Underworld op een mooie vijfde plaats terecht. Zeker niet onverdiend, gezien de reputatie van de band. Al jarenlang is Underworld een op de (zomer)festivals graag geziene act, die zowel het dance publiek als het meer gitaren-minnende deel van de bezoekers aanspreekt. Dat bleek afgelopen zaterdag ook in de Music Hall; punker, hippe dancer, hippe hopper en minder hippe langharige jongen vermaakten zich allemaal op het dancefeest Welcome to Underworld.

~

Het feest begon om negen uur met Darren Price in de grote zaal en Timmy in de Lounge, maar de meerderheid van de bezoekers heeft dat niet meegekregen. De melding dat Underworld pas om elf uur zou beginnen leidde er toe dat de meeste mensen rond tien uur bij de Music Hall aankwamen. Klaarblijkelijk was de organisatie daar niet op voorbereid, getuige de wachttijd van ongeveer een uur, waarvan driekwart in de regen doorgebracht moest worden. En als je eindelijk door de security goedgekeurd was en naar binnen mocht, was het wachten nog niet voorbij. Eerst een kwartier om je jas bij de garderobe kwijt te kunnen en vervolgens nog een kwartier om muntjes en bier te verkrijgen. Gelukkig begon Underworld niet om 23.00 uur sharp, zoals het kaartje vermeldde, maar werd gewacht tot 23.20 toen eindelijk iedereen binnen was.

Spanning en ontspanning

~

Bij de opkomst van de hoofdact bleek meteen dat niemand zich door het lange wachten had laten ontmoedigen. Het schreeuwen, joelen, klappen en fluiten hield lange tijd aan en verhevigde bij iedere actie op het podium. Toen de mannen van Underworld de eerste beats de zaal instuurden leek een massale ontspanning plaats te hebben. De armen werden de lucht in gegooid en iedereen maakte zich op voor een avond vol energie. Jammer genoeg kon Underworld dat in het begin van het optreden niet waarmaken. Het publiek was welwillend, maar het lukte de band maar slecht om een intens contact tussen zaal en podium te bewerkstelligen. In het eerste halfuur probeerden ze krampachtig een spanning te creëren waardoor de zaal volledig in de muziek gezogen zou worden, maar het tegendeel gebeurde. Er zaten te veel saaie stukken in de nummers, waardoor het dansen geen continue voortgang kon hebben. Zodra de beats harder werden, naderden act en publiek elkaar, maar het was te weinig om echt contact op te bouwen.

Joost van Bellen

Na het enigszins haperende begin voelden Underworld en publiek elkaar beter aan, maar echt intens werd het optreden bijna nergens. Pas in het laatste half uur, waarin alle grote hits gespeeld werden, ging het publiek los. Enigszins pijnlijk was het te zien hoe de mannen zich na Born Slippy als overwinnaars over het podium bewogen. Natuurlijk is het een geweldig nummer en natuurlijk ging de zaal helemaal los, maar met het oog de rest van het optreden had enige terughoudendheid hier gepast. Dat meer mensen er zo over dachten blijkt uit het feit dat Joost van Bellen, die tegenover Underworld in de lounge stond te draaien, steeds meer mensen trok. Van Bellen draaide harde house waarop, in tegenstelling tot Underworld, wel lekker gedanst kon worden. Hij verdiende het dan ook dat steeds meer publiek naar hem toe kwam.

Instant afterparty

Een gedeelte van de bezoekers ging na het optreden van Underworld meteen weer weg. Voor hen was puur zaak Underworld live te zien. De meerderheid van het publiek bleef wel, maar de DJ’s die na Underworld draaiden werden niet meer als iets bijzonders beschouwd. Er werd gewoon gezellig gedanst, gedronken en gepraat als in iedere disco, waarbij bijvoorbeeld Lady Aida alleen maar een randvoorwaarde verzorgde; de muziek. Waar bij Underworld al nauwelijks sprake van interactie of contact met het publiek was, was dat bij de andere DJ’s volledig afwezig. Misschien was het interessanter geweest aan het eind van de avond ook nog een grote act neer te zetten, waardoor een echt festivalgevoel zou ontstaan. Nu begon de afterparty eigenlijk meteen na Underworld en liep de zaal vanaf ongeveer drie uur behoorlijk leeg, terwijl het festijn tot vijf uur zou duren. Junkie XL of een andere pakkende dance-act om een uur of drie programmeren had waarschijnlijk veel mensen in de Music Hall gehouden.

Oud en duur

Een act met een reputatie als Underworld is aan zijn stand verplicht een energiekere en betere prestatie neer te zetten dan afgelopen zaterdag in de Music Hall gebeurde. Zeker ook omdat het publiek, dat toch echt vooral voor Underworld kwam, €37,50 voor een kaartje moest betalen. Voor alle duidelijkheid: dat is meer dan 82 gulden. Gezien de mindere laatste plaat (A Hundred Days Off) en dit slappe optreden valt te vrezen dat de hoogtijdagen van de danssensatie van weleer geteld zijn. Momenteel brengt Underworld niet veel meer dan een twee uur durend optreden, waarin de oude hits de show naar een respectabele hoogte moeten brengen. Wat dat betreft misstaat Underworld zeker niet in de top 30 van de Nieuwe Revu. De “oude” acts zijn daarin oververtegenwoordigd. Zo bestaat de top 5 naast Underworld uit Bruce Springsteen, U2, AC/DC en Bon Jovi. Zeker geen slechte namen, maar de optredens van deze oude rotten drijven ook voor het grootste deel op de oude hits. Erg jammer dat Underworld nu ook in dit rijtje thuishoort.

Links

Welcome To Underworld
Underworld

8WEEKLY

Knight Rider

Artikel: Knight Rider

Zoals bijna iedereen volgde ik in de jaren 80 de avonturen van Michael Knight en zijn praatzieke auto Kitt. Bijna al mijn klasgenoten konden het geluidje dat Kitt voortbracht (ghoewww whoewww) perfect nadoen. Tegenwoordig is de serie al een paar keer herhaald, is er een mislukte spin-off serie verschenen en komt er binnenkort een verfilming. Dat er ook een spel zou verschijnen was natuurlijk niet direct verrassend. De firma die voor dit spel verantwoordelijk is, is dat wel.

~

In de verwende spelletjeswereld geniet het Nederlandse Davilex onder de gamers een discutabele naam. A2 Racer en EK ’96 waren nou niet direct toppers van de bovenste plank. De meeste gamers klagen vooral over de matige gameplay en eenvoud van de uit de Nederklei getrokken spelletjes. En afgezet tegen de concurrentie zijn de Davilex-games niet direct top te noemen. Wel top zijn de verkopen. A2 Racer en al haar opvolgers verkopen door een handige marketingstrategie toch erg goed. Relatief goedkope en herkenbare spelletjes voor een breed publiek. En met de verkoopcijfers in de hand heeft Davilex voorlopig het gelijk aan zijn kant.

Prestige

Toch is het opmerkelijk dat een Nederlands bedrijf als Davilex een licentie als Knight Rider weet binnen te halen. Hoewel A2 Racer ook al in het buitenland verscheen (Autobahn Racer, London Racer en A2 Racer Goes USA) kan Knight Rider een internationale doorbraak betekenen voor Davilex. Het spel zal zowel op PC als PS2 verschijnen en is daarmee Davilex’ meest prestigieuze titel tot nu toe. In het voorjaar had ik het genoegen om bij Davilex in Houten een vroege preview te aanschouwen, en wat ik zag had zeker potentieel.

Beta

~

Eindelijk ligt dan een betaversie voor de PC op mijn bureau. Geen intro, geen demo (die later wel op mijn cd-tje blijken te staan), maar een soort optiemenu waardoor ik alvast wat missies vooruit kan spelen. Kijk, dat zijn nu handige dingen voor een recensent. Nu kan ik rustig alle levels testen voor een gedegen onderzoek, zonder het hele spel uit te hoeven spelen. Toch begin ik netjes in het Training level. De eerste beelden vallen toch een beetje tegen. Niet dat ze zo slecht zijn, maar is het genoeg om met de concurrentie van tegenwoordig mee te kunnen? Ook de stemmen van de karakters vallen een beetje tegen. Die van Kitt lijkt niet echt, en dat is toch wel jammer. Maar goed, het gaat natuurlijk om de gameplay.

Doorgaan of stoppen

Mijn eerste missies behelzen het in- en uitrijden van een vrachtwagen (yup, diezelfde uit de serie) en het rondrijden op een racecircuit. Nadat ik dit met goed gevolg heb gedaan moet ik naar een soort hindernis parcours om… ja wat? Geen idee eigenlijk. Ik sta voor een smalle balk, en het is de bedoeling dat ik Kitt daar op twee wieltjes over heen weet te sturen. Ik heb geen handleiding van het spel (dat krijg je met betaversies). Ik zet het spel op pauze omdat ik (zoals bij de meeste spelletjes) even in het control menu wil kijken wat de instellingen zijn. Het pauzemenu waar ik in terecht kom biedt slechts twee opties: doorgaan of stoppen. Slordig.

Onduidelijk zonder handleiding

Het grote manco van het spel ligt ‘m in het feit dat ik de helft van de tijd geen idee heb wat ik moet doen. Noem me een zeurpiet, maar ik vind dat je voor dit type spelletjes nou niet direct in de handleiding hoeft te neuzen. Aangezien ik die überhaupt niet heb, is dat toch al geen optie. Toch krijg ik wel een redelijk beeld van het spel. De missies zijn redelijk gevarieerd, en men heeft toch een verhaal in het spel aangebracht. Ondanks het feit dat de stemmen niet altijd even goed gekozen zijn, komt de sfeer uit de series toch zeer redelijk naar voren. Wel jammer dat de besturing niet helemaal lekker is: het even aantippen van de cursortoetsen lijkt de baan van de wagen amper te beïnvloeden. Het echt indrukken van diezelfde toets doet Kitt vervaarlijk uitzwenken. Dit kan in kritieke situaties funest zijn. Daarom is het aan te raden eerst even goed te oefenen op de besturing.

Conclusie

En dan de eindconclusie. Er valt het nodige aan te merken op deze productie. Het spel is qua graphics niet te vergelijken met een GTA3, Mafia of Colin McRae Rally 3. Toch is het spel in vergelijk met A2 Racer Goes USA wel weer een goede stap vooruit. Op zich zijn er in het genre betere titels te bedenken, maar voor fans van de serie kan het toch wel leuk zijn om even met Kitt rond te scheuren. Rest me nog te zeggen dat het toch wel erg melig is om de intro’s van Knight Rider in het Duits en Frans te bekijken, en wellicht zullen enkele van de problemen in de winkelversie (met handleiding) tot het verleden behoren. Bovendien zat het ghoewww whoewwwwwww wel in het spel.

Muziek / Concert

Iceland Airwaves 2002

recensie: Iceland Airwaves

Dit jaar werd Iceland Airwaves, het muziekfestival van Reykjavík, voor de vierde keer gehouden. Het festival is inmiddels uitgegroeid tot een uiterst populair internationaal media-evenement: je komt hier meer Amerikanen en Europeanen tegen dan IJslanders. Hoewel het festival ook wordt gebruikt om internationale acts naar het afgelegen eiland te trekken, is het voornamelijk een showcase voor de lokale bands alhier. Een paar jaar geleden werd Sigur Rós op Airwaves ontdekt, en je kunt je voorstellen dat er een groeiende interesse is voor exotisch talent. Er gebeurt hier op IJsland een hoop interessants, en dat heeft het buitenland inmiddels wel in de gaten: op een gemiddeld concert sta je tussen Nederlandse journalisten, Amerikaanse muziektoeristen en bijvoorbeeld scouts van het Amerikaanse emo-core-label Deep Elm.

~

Donderdag 17 oktober

Acht uur ’s avonds in Austurstræti, midden in het centrum van Reykjavík. De straat wordt geteisterd door een enorm kabaal, de toeristen die uit de supermarkt en McDonalds komen, vragen zich af waar het vandaan komt. De bron van dit geweld is Hitt Húsið (“dat huis”), een alternatief cultuurcentrum voor jongeren, waar geregeld hardcore- (harðkjarni) en metal-avonden worden gehouden. De zolder van het gebouw is de concertzaal, en bevindt zich recht boven het postkantoor van Reykjavík. In Hitt Húsið doet men niet aan isolatie. Het lawaai op straat is oorverdovend, en binnen natuurlijk nog vele malen erger. De band die op dat moment speelt is Changer, een brute, vijfkoppige metalband die het publiek op handen draagt. Volgens hun bio zijn de heren “set to break the barriers of Icelandic heavy metal”. We geloven het graag. Het verbazingwekkend jeugdige publiek brult mee, stampt, springt en crowdsurft om het leven. Metal leeft in IJsland.

~

In café Grand Rokk wordt ondertussen een verjaardagsfeestje gehouden: het label Smekkleysa (“smakeloos”) bestaat 15 jaar. Smekkleysa brengt de internationaal meest bekende IJslandse muziek uit: The Sugarcubes, Sigur Rós, Múm, Leaves en Mínus. Helaas spelen geen van deze bands deze avond, maar we krijgen wel Desedia, een piepjonge, vuige garage-noiseband. De vier knapen zijn nog geen 16, maar spelen heftiger en intenser dan menig metalband die twee keer zo oud is. Voor Desedia geen gitaareffecten of stemvervormers, dit is recht-voor-zijn-raap-rock, verfrissend, enthousiast en erg cool. Later speelt Ske, een exotische, multi-instrumentale en vrolijke feestmuziekband. Hun laatste CD Life, Death, Happiness and Stuff is net een maand uit en aan de reactie van het publiek te beoordelen erg populair. Vooral wanneer een mysterieuze Japanse dame de microfoon hanteert en haar teksten (in het Japans) in een prettige, kinderlijk klinkende stem ten gehore brengt.

In Nasa, een ruime maar sfeerloze concertzaal, speelt Hera, een babe met een akoestische gitaar en een stem als Heather Nova, voor de gelegenheid begeleid door een mannenband. Fijne folkliedjes, mooie stem. Vervolgens wordt het publiek, zo’n 50 man, getrakteerd op de spijkerbroekenrock van Dead Sea Apple. De muziek is over het algemeen enigszins mat, maar de band heeft en zelfverzekerde zanger en genoeg memorabele melodieën om het concert interessant te maken. De meeste nummers komen op de binnenkort te verschijnen nieuwe CD, een sterk geproduceerde verzameling lichte rockliedjes.
Daysleeper is bijzonder populair in IJsland, ook al bestaat de band nog maar een jaar. Hun akoestische pop ligt prettig in het gehoor, en hun nummers zijn melodieus en herkenbaar, maar helaas ook voorspelbaar, vaak te lang, en voorzien van een begaafde maar nogal pathetische zanger. Later speelt Land og Synir, wier lauwe softrock al te saai is om aan te horen.

~

Over naar Vídalín, een sfeervol bistro/café aan de oudste straat van Reykjavík, waar spannende alternatieve gitaarmuziek gespeeld wordt door bands als Úlpa, Pornopop en The Funerals. Maar helaas: de tent is tot de nok vol en er worden pas mensen binnengelaten als er iemand vertrekt. Om de hoek is het oude theater Iðnó, dat die avond ook propvol is. Een heuse IJslandse funkgroep, Jágúar, trekt nogal wat publiek. Hun muziek is vrolijk, de zeven leden zijn begaafde instrumentalisten en hun concerten zijn altijd een feest. Verder is er weinig meer te doen, want doordeweeks gaat alles om 1.00 ’s nachts dicht.

Vrijdag 18 oktober

In Nasa speelt vanavond Smack, weinig boeiende softrock. Er is nauwelijks publiek, net als bij Ensimi, een rockband die in het voorprogramma van Jon Spencer Blues Explosion gespeeld heeft en wiens vorige plaat deels door Steve Albini geproduceerd werd. Live klinken ze net als op hun nieuwe, titelloze CD: strak, bijna steriel, nogal hoekig en helaas ook eentonig.
Een groter en enthousiaster publiek valt Singapore Sling ten dele. De bandleden zien er met hun spijkerbroeken, leren jacks en bakkebaarden bespottelijk uit, maar spelen een stevig een concert met desolaat klinkende, heftige, monotone rock. Vinyl (oftewel Vínyll) doet daar nog een schepje bovenop en doet vaak Gluecifer denken. Vinyl bestaat pas sinds mei en is in IJsland behoorlijk populair dankzij hun radiosingle Nobody’s Fool. Energieke macho-rock ‘n’ roll, het publiek vindt het prachtig en de persfotografen hangen aan zanger Kiddi’s lippen.

In het Iðnó-theater speelt Daniel Ágúst, die vorig jaar bij Gus Gus vertrok. Hij werkt tegenwoordig aan een uniek project waarin hij vocale popmelodieën en -teksten koppelt aan orkestrale symfonieën. Hij heeft een geweldige stem, en brengt zijn mooie popliedjes gehuld in een soort elfenpak ten gehore, begeleid door een strijkkwartet en later slechts door een sampler. Een fascinerend gebeuren.

~

In het propvolle Gaukur á Stöng, een alternatieve kroeg met podium en populaire concertzaal, speelt Maus. Aan de bandnaam en hun uiterlijk te oordelen zou je het niet zeggen, maar de band speelt spannende, intense en melodieuze gitaarpop. Maus is ook, naast bijvoorbeeld Ensimi en Silt, één van de vele bands die overgestapt zijn van IJslandse naar Engelse teksten. Het publiek blijft binnenstromen en begint behoorlijk dronken te worden. Tegen de tijd dat Silt begint te spelen, is de tent echt vol. Je krijgt een straal bier over je heen, wordt je heen en weer geslingerd en geduwd, het is bloedheet en vergeven van sigarettenrook, maar Silt kan het niet deren. De band betreedt het podium in koeienkostuums(!) en speelt snoeiharde, energieke en gedreven emo-core. De nationale hardcoresensatie Minus trekt nog meer publiek, dus even tot rust komen is er hier niet bij.

Een paar honderd meter verderop kan dat wel, want daar speelt Ampop in Vídalín. Rustgevende, sfeervolle electronica met zang: prettige muziek. Na afloop is de rock-avond in Grand Rokk in volle gang: hier speelt 200.000 Naglbítar, een populaire band uit Akureyri, in het noorden van het land. Punkpop in het IJslands? Opwekkend en vrolijk, maar net even te gelikt en zelfbewust om serieus te nemen.

Rond middernacht is Leaves aan de beurt in Nasa. De band wordt gehyped in Engeland, en speelt dan ook akoestische britpop, met herkenbare melodieën en een sterke zanger. Het is alleen, net als op hun debuut Breathe, wel veel van hetzelfde, en het concert blijkt voorspelbaar en eigenlijk ronduit saai.

Zaterdag 19 oktober

~

De grote dag is aangebroken: vanavond spelen de hoofdacts van het festival in de reusachtige sportzaal Laugardshöll, een kwartier lopen vanuit het centrum van Reykjavík. Met het gigantische publiek, het kolossale podium, de spectaculaire lichtshow en de electronisch camera-arm staat het concert in schril contrast met de kleine podia in de stad. De muziek is helaas ook minder boeiend. Het Apparat Organ Quartet (in feite een kwintet), heeft net een debuut-CD uit en is op dit concert nog het meest interessant. Dit vage gezelschap speelt bombastische, overdonderende elektro-pop met een assortiment aan antieke electronische instrumenten. Ook Blackalicous is goed op dreef en heeft het gewillige publiek, vandaag vooral bezopen IJslandse tieners, op handen. Vooral de geïmproviseerde freestyle raps van hun corpulente frontman zijn hilarisch. Het oorverdovende Gus Gus biedt tegenwoordig house met avontuurlijke zang, dans en videoprojecties, maar is uiteindelijk nogal een saaie en eentonige bedoening.

~

The Hives zijn voor het eerst in IJsland. Hun muziek is heftig, simpel energiek, en het concert is net zo, zei het wat rommelig. Je vraagt je aleen af waarom deze band eigenlijk zo populair is, als je bedenkt dat je de afgelopen twee dagen al gauw vijf IJslandse bands hebt gezien die hetzelfde gegeven op een tien keer boeiendere manier verpakken! Afsluiter Fatboy Slim heeft er duidelijk zin in, maar zijn DJ-performance is weinig enerverend. De helft van het publiek is inmiddels dronken en staat vrolijk te stampen, de andere helft ligt uitgeteld op de tribune, of staat verveeld te SMS-en. Rond 3 uur ’s nachts is deze lange avond afgelopen. Was er de avond tevoren nog een uitgebreid DJ-programma in de cafés en clubs in de stad, op zaterdag valt er weinig meer te beleven. Eerder die avond is er een huis uitgebrand in Laugavegur, de grootste winkelstraat in Reykjavík. Het centrum is vergeven van rook, politie en brandweerd. Een enigszins teleurstellende afsluiting van een geweldig festival.

Links

Iceland Airwaves
Bandinformatie en MP3’s
Smekkleysa Records (met MP3’s)