Film / Films

Jaa! Piraten!

recensie: Pirates of the Caribbean: the Curse of the Black Pearl

Piratenfilms zijn al tijden niet meer wat ze vroeger waren. Een paar jaar geleden mislukte het project Cutthroath Island behoorlijk. De hoogtijdagen van piratenfilm waren in de jaren ’30, ’40 en ’50 met Errol Flynn als absolute koning der boekaniers. Maar daar komt verandering in, als het aan Jerry Bruckheimer ligt. De man staat bekend om zijn kosten-noch-moeite aanpak, en dat levert vaak spectaculaire maar weinig verrassende films op. Maar op subtiliteit zit dit meer dood dan levende genre niet te wachten.

~

Jack Sparrow (Johnny Depp) is een beruchte piraat. Zijn eerste stuurman Barbossa (Rush) heeft hem verraden, en is er met het schip ’the Black Pearl’ vandoor gegaan. De excentrieke Sparrow probeert een nieuwe boot te stelen, maar voor hij weg kan varen ziet hij een dame in nood. Hij redt de dame, maar verspeeld hiermee zijn kansen om ongezien weg te komen. De door hem geredde dame is niemand minder dan Elizabeth Swann (Keira Knightley), de dochter van de plaatselijke gouverneur. Sparrow wordt gevangengenomen en de strop lijkt onafwendbaar. Eén avond voor de terrechtstelling vaart Barbossa echter de haven binnen met de Pearl, en tijdens de daarop volgende gevechten wordt Elizabeth ontvoerd door de piraten.

Kapers op de kust

Elizabeth heeft twee aanbidders. De eerste is de stugge Commodore Norrington. Hij wil achter de piraten aan, maar wel volgens het boekje. Hij verliest hierdoor teveel kostbare tijd in de ogen van aanbidder nummer twee: Will Turner (Orlando Bloom). Will is echter slechts een eenvoudige smid en niemand wil naar hem luisteren. In pure wanhoop vraagt Will de hulp van Jack Sparrow. Jack stemt toe Will te helpen in ruil voor hulp bij zijn ontsnapping. De twee weten een boot te stelen en zetten de achtervolging in. Maar ’the Black Pearl’ herbergt een duister geheim, Will en Jack zullen voor hete vuren komen te staan…

Soms heb je zo’n film waarin alle puzzelstukjes direct op zijn plaats vallen. Het verhaal is simpel maar onderhoudend, de acteurs zitten goed in hun rol, alle genre-elementen zijn aanwezig, en één acteur weet de show te stelen. Je kunt zeggen van Jerry Bruckheimer wat je wilt, maar af en toe weet hij zo’n film te produceren. Top Gun, The Rock, Beverly Hills Cop en Bad Boys, allemaal een welbekend schot in de roos. Ook met Pirates of the Caribbean steelt Bruckheimer weer de show, en produceert hij wat mij betreft de zomerhit van het jaar. Subtiel of niet, deze film is echt ouderwets genieten geblazen.

Lekker dik

~

Qua genre-elementen kan het niet op in deze film. Er is een geheimzinnige en vervloekte schat, een spookschip, lelijke piraten, zwaardgevechten, papagaaien, aapjes, de welbekende plank waarvan mensen voor de haaien worden gegooid, muiterij, zeegevechten, alcohol en veel bijbehorend liederlijk gedrag. Als er dan ook nog een piraat het welbekende Aaaarrrr Aaaarrr-geluid maakt kan voor mij de lol niet op. De makers van de film weten precies wat mensen verwachten van een piratenfilm, en leggen het er lekker dik bovenop. Zoals we van Jerry Bruckheimer mogen verwachten ziet alles er verder weer spectaculair uit. De boten van Britse marine zijn erg mooi, maar de duistere, smerige en vervallen Black Pearl is absoluut de gaafste schuit van allemaal.

Orlando Bloom doet zijn best om een Errol Flynn-achtige held neer te zetten. Zijn karakter Will Turner is op het oog een eenvoudige, goede jongen, uit het juiste hout gesneden. In hem schuilt echter een hang naar avontuur en romantiek. Als hij er achter komt dat zijn vader een piraat was, kan hij daar niet zo goed mee omgaan. De film doet een poging om de overgang van eenvoudige smid naar avonturier enigszins diepgaand te vertellen, maar dit plotje gaat ten onder aan het visuele spektakel. Heel erg is dat overigens niet.
Knightley speelt de politiek correcte versie van de klassieke vrouw in nood. Ze is fel, staat ogenschijnlijk haar mannetje en kan voor zichzelf opkomen. Helaas, uiteindelijk is ook deze vrouwenrol bedoeld om de heldhaftige mannen op avontuur te sturen: to the rescue.

Depp

De show word echter gestolen door de altijd weer geniale Johnny Depp. Hij zet Jack Sparrow neer zoals alleen hij het kan: heerlijk excentriek en ogenschijnlijk altijd dronken. Met Sparrow weet je nooit wat je aan hem hebt. Hij is de absolute belichaming van de welbekende uitspraak: ‘elk nadeel heb zijn voordeel.’ Sparrow weet bijna aan alles een draai in zijn eigen voordeel te geven. Hij is niet noodzakelijk een slecht mens, maar te egoïstisch om echt voor goed door te gaan. Depp ziet er heerlijk ranzig uit, en doet zijn status als sekssymbool op meesterlijke wijze geweld aan. Rottende tanden, modderige handen, vettig haar, mascara rond zijn ogen… Depp is absoluut de hoofdattractie van deze film.

Ik dacht dat we met Charlie’s Angels 2 wel de ultieme vermaakfilm van 2003 hadden gehad, maar ik had het dus mis. Het komt niet vaak voor dat een film mij zoveel puur entertainment weet te bieden als deze heerlijke pretentieloze avonturenfilm. Wil je vermaakt worden en met een absoluut WOW-gevoel de bioscoop verlaten? Ga dan absoluut naar deze film.

Muziek / Album

Leuk voor een fifties feestje

recensie: The Rock & Roll years

Volgens mij is er maar één manier om het anarchisme van MP3 en Kazaa tegen te gaan en dat is door muziek betaalbaar te maken. Dat kan door bijvoorbeeld tweedehands winkels en Marktplaats.nl af te struinen, maar er zijn ook bijvoorbeeld platenmaatschappijen die goedkopere cd’s uitbrengen. Daarom deze keer aandacht voor een box met cd’s van maatschappij Disky. De grote vraag is of het sullige imago van dergelijke boxen terecht is, of dat dit misschien dé oplossing is voor de muziekbusiness.

~

De Box is stevig. Drie Cd’s in een kartonen omslag, die eenvoudig, maar sfeervol is. Geen overdadige luxe, maar wel degelijk. Het is soms moeilijk om, als je geboren bent toen de uitvoerende artiesten al onder de zoden lagen, je in te leven in de muziek van deze generatie. De kwaliteit van de opnamen is echter dusdanig goed, dat er al snel wordt geswingd met je voorouders.

Vaak een bekende noot

~

Ondanks de generatiekloof liggen veel nummers erg bekend in het gehoor. Dat is opvallend om er geen uitvoeringen van bijvoorbeeld Elvis Presley op te vinden zijn. Veel namen van artiesten zeggen in eerste instantie weinig. Maar desondanks komen de songs Reet Petite, Great Balls of Fire, Runaway en The Wanderer me erg bekend voor. Ook staat het origineel van La Bamba van Ritchie Valens op de collectie. Zo hoor je gedurende de hele collectie regelmatig een bekende noot.

Niet duur

Deze CD box is niet duur (bijna 10 euro), maar biedt dan ook evenveel muziek die ook op twee CD’s had gepast. Het geheel is heel lowbudget uitgevoerd, maar het is duidelijk dat op de geluidskwaliteit niet bezuinigd is. De nummers klinken lekker en zullen voor de liefhebber zeker een leuke verzameling zijn. Een echte vervanging voor de Rock ‘n’ Roll freak zullen ze echter nooit worden, daarvoor is de selectie net te willekeurig. Een leuke verzameling om ‘iets uit die tijd’ te hebben dus, voor avondjes in de fifties sfeer.
Het sullige imago van dergelijke boxen is dus deels waar. Qua uitvoering voldoet deze box daar wel aan, het is netjes gedaan, maar allemaal net iets te zuinig. Maar op de muziek is geenszins bezuinigd en daar gaat het om. Toch is dit niet de oplossing voor de malaise in de muziekbusiness, daarvoor zal meer moeten gebeuren.

Film / Films

Daredevil

recensie: Daredevil

Ik moet bekennen dat ik wel een beetje moe word van al die comicverfilmingen de laatste tijd, vooral omdat ik in mijn hele leven nog nooit zo’n stripboekje heb uitgelezen. Na het succes van X-Men en Spider-Man lijkt elke studio een blik – mij vaak volstrekt onbekende – superhelden open te willen trekken om een graantje mee te pikken. Een van de meest recente – maar zeker niet de laatste – verfilmingen in dit rijtje is Daredevil.

~

De held uit de titel leidt, zoals een echte superheld betaamt, een dubbelleven. Overdag is hij (Ben Affleck) de advocaat Matt Murdock, ’s nachts trekt hij zijn rode lycra bodysuit aan en probeert de misdaad in Hell’s Kitchen (een wijk in New York) de hand te bieden. Klinkt bekend? Inderdaad: Daredevil lijkt in de meeste opzichten sprekend op de veel bekendere Batman. Er is alleen één twist: door een ongelukje met radioactief materiaal is Matt/Daredevil al sinds zijn jeugd blind. Gelukkig heeft het goedje zijn overige zintuigen dusdanig aangescherpt dat hij vrijwel moeiteloos de levens van het Newyorkse schorem onveilig kan maken.

Neergesabeld

~

De wat neerbuigende toon van deze recensie tot nu toe zal misschien anders doen vermoeden, maar ik heb me gek genoeg prima vermaakt bij Daredevil. “Gek genoeg”, omdat zowel de (Amerikaanse) critici als de fans de film vrijwel collectief neersabelden, zeker in vergelijking met grotere broers als Spider-Man. Maar eerlijk gezegd kan ik weinig verschil ontdekken in de manier waarop beide superhelden in hun respectievelijke films worden neergezet. Sterker nog: Daredevil bevat stukken meer karakter en realisme (voorzover gesproken kan worden van realisme in een film over een superheld) dan Spider-Man.

Extra’s

Daredevil was na relatief korte tijd alweer uit de bioscopen verdwenen, maar de film zal zeker een tweede leven op video krijgen. Aan deze DVD zal het in ieder geval niet liggen. Allereerst zijn daar de extra’s op de eerste schijf. Tijdens de film zijn er twee commentaarsporen te volgen (1x audio, 1x tekst), aangevuld met enkele korte toelichtingen op de visuele effecten die zo nu en dan de film onderbreken. Het audiocommentaar is van regisseur Mark Steven Johnson en producent Gary Foster en laat duidelijk zien dat Johnson een echte fan is van de strip. Het tekstcommentaar is gevuld met feitjes over de productie en de comic. Gelukkig zijn beide sporen samen met de enhanced viewing mode gezamenlijk te activeren zodat we de film niet drie keer hoeven te kijken.

Smullen

De tweede schijf bevat letterlijk alles wat je ooit wilde weten over zowel de film als de comic. De documentaire Beyond Hell’s Kitchen is het interessantst. In ruim een uur worden alle aspecten van de film toegelicht. Maar dit is nog maar het topje van de ijsberg: featurettes, trailers, videoclips en letterlijk honderden foto’s vormen nog het minst opwindende deel van deze schijf; de mannelijke fans zullen namelijk smullen van de screentests van Jennifer Garner (die Elektra speelt).

Muziek / Album

Begin van het einde?

recensie: Manic Street Preachers - Lipstick Traces

.

~

Allereerst valt natuurlijk de massaliteit van dit album met ‘restjes’ op. Het lijkt of er gestreefd is om een compleet overzicht van de B-sides te geven. Niets is echter minder waar, aangezien bijvoorbeeld het briljante nummer No-One Knows What It’s Like To Be Me (van de single Everything Must Go) het niet heeft gehaald. In plaats daarvan staan er toch een aantal tracks van twijfelachtige kwaliteit op de CD. De selectie is blijkbaar erg willekeurig, zeker als je bedenkt dat er nog wel plaats was geweest voor een aantal extra nummers.

Covers soms beter dan origineel

De tweede CD van Lipstick Traces bestaat echter niet uit B-sides maar meer uit rarities, zoals covers van bijvoorbeeld Nirvana (Been A Son) en Guns n’ Roses (It’s So Easy). Dit is erg leuk om te horen, vooral omdat de uitvoering van de Manics vaak misschien wel beter is dan het origineel. Van sommige nummers is de geluidskwaliteit echter ook erg summier. Het verschilt dus op deze tweede CD echt van nummer tot nummer. Opvallend is dat sommige nummers uit 2003 stammen, hetgeen aangeeft dat de band misschien toch nog niet opgeheven is.

Muzikale documentaire

~

De kracht van een album als dit is echter het verhaal achter bepaalde songs. Het is leuk om een aantal nummers bij elkaar te rapen, maar als er niet verteld wordt waarom deze songs gekozen zijn is er weinig bijzonders aan. Zo wordt er vaak niet genoemd waar bepaalde live nummers zijn opgenomen, of waarom de bandleden een nummer van Nirvana spelen. Dit verhaal had ik graag teruggezien in het boekje van de CD, omdat dat dit ervoor gezorgd zou hebben dat dit album meer is dan 35 leuke nummers voor fans. Een muzikale documentaire had meer recht gedaan aan het oeuvre van de band. Maargoed nu moeten we maar weer afwachten, krijgen we volgend jaar een live CD of duikt de band eindelijk weer de studio in om ons meer te laten zien dan slechts Lipstick Traces?

Officiële website:

www.manics.co.uk

tony horwits
Boeken / Fictie

Handboek voor de ontdekkingsreiziger

recensie: Tony Horwitz - De ongetemde wereld: Op reis met kapitein Cook
tony horwits

De naam Cook heeft iets met reizen te maken. Thomas Cook is van de travellers cheques en was in 1841 de eerste die reizen organiseerde voor groepen. James Cook, een naam die wellicht wat minder bekend in het gehoor ligt, voer driekwart eeuw eerder ruim 320.000 kilometer over zee. Genoeg om acht keer de aarde rond te zeilen, bijna de afstand naar de maan. Tony Horwitz schreef een boek over deze legendarische Captain Cook.

~

Overal in de wereld, of het nu Tahiti, de Aleoeten in Alaska, of de Oost-Australische kust is, zijn overblijfselen van het bezoek van kapitein Cook te vinden. Cook ontdekte talloze eilanden, sommige idyllisch, andere onherbergzaam. Op Hawaii wordt de kapitein geëerd met een obelisk, in Alaska ligt slechts een spijker van zijn schip in de sneeuw.

Brutaal

Dat weerhoudt de journalist Tony Horwitz er niet van om Cook achterna te reizen op zoek naar zijn overblijfselen. Welke monumenten staan er, wat weet de huidige bevolking nog van Cook? Horwitz gaat samen met zijn cynische vriend Roger op pad en vraagt de oorspronkelijke bewoners, of wat daar nog van over is, het hemd van het lijf. Hij doet dat op een nieuwsgierige, soms ronduit brutale manier, zoals op het eiland Niue, dat door Cook Savage Island gedoopt werd:

‘Zijn er nog mensen die het eiland Savage noemen?’
Hafes gezicht kleurde rood. ‘Cook noemde Tonga de Friendly-eilanden, waarschijnlijk omdat hij er zoveel meisjes had zitten. Tahiti noemde hij de Genootschapseilanden, om dezelfde reden. De Cookeilanden zijn naar hem vernoemd. Mooie namen allemaal. Maar omdat wij met een paar stenen en speren gooiden, zijn wij wilden.’ Hij trapte zijn sigaret uit. ‘Niemand in Niue moet veel van Cook hebben.’

~

Sommige mensen weten niets meer van Cook, anderen hebben een romantisch beeld van hem en weer anderen, vooral de fundamentalistische traditie-beschermers, zien Cook als de verpersoonlijking van alle nadelen van de Westerse beschaving. Waar Horwitz ook komt, overal weet hij Cook-adepten en Cook-haters op te sporen. Parallel aan de reizen die Horwitz en Roger maken wordt ook de geschiedenis van Cook verteld. Zo maken we eerst Cooks eerste zeereis en komen we pas halverwege het boek bij zijn geboorteplaats, maar dat leidt geen moment tot chronologische problemen, omdat Horwitz steeds heel helder de periodes aangeeft.

Amateurpsychologie

Een minder aardig trekje van het boek is dat het te krampachtig probeert Cooks karakter te ontdekken. Al aan het begin van het boek verzucht Horwitz dat Cook in zijn logboeken er een saaie, punctuele stijl op na hield. Geen fratsen. Horwitz bewondert die nuchterheid, maar ergens spijt het hem ook dat hij van Cooks eigen geschriften niet meer kan maken dan een zakelijk verslag. Daarom probeert Horwitz steeds maar weer karaktereigenschappen aan Cook toe te dichten waarvan de juistheid op z’n minst betwijfelbaar is. Het is je reinste amateurpsychologie.

Op Cooks laatste reis gebeuren er wat incidenten. Cook kan niet zo goed overweg met zijn bemanning en hij maakt beoordelingsfouten. Horwitz: ‘Het lijkt dus duidelijk dat Cooks karakter was veranderd, maar de oorzaken van die verandering zijn minder duidelijk.’ Het is niet in de logboeken te lezen, maar Horwitz haalt er vervolgens allerlei mogelijke verklaringen bij. Hij noemt scheepsarts James Watt die als oorzaak ziekten als galkoliek, ischias, een rondworminfectie, opsomt, maar slaat vervolgens zelf aan het psychologiseren: Cook is fysiek en geestelijk uitgeput van zijn lange reizen. Hij is ontgoocheld door het verval dat hij toe ziet slaan op plaatsen waar hij aanmeert. Op zijn laatste reis had hij bovendien niemand bij zich waar hij bevriend mee was. Zulke dingen zou Horwitz graag lezen in het logboek van Cook, maar dat wil niet zeggen dat ze er ook staan.

Ontroerend

Ondanks die neiging tot het spelen van psycholoog heeft Horwitz een leerzaam, spannend boek geschreven, dat getuigt van een fabelachtige liefde voor een kapitein uit Yorkshire die de wereldzeeën bevoer. Wanneer Horwitz en Roger samen met een derde Cook-adept een herdenking houden op Hawaii wordt zelfs bijna ontroerend. En als Horwitz mijmert:

‘Het was misschien wel goed dat we zo weinig van Cooks innerlijk leven wisten. Nu konden we dat aanvullen met onze eigen verlangens en onze eigen fantasie’

dan zijn die verlangens en die fantasie de motor geweest voor een bijzonder boek, dat van elke lezer even een ontdekkingsreiziger maakt.

 

Links:

Het Cook Museum in Whitby
Site van Michael Dickinson over zijn ‘Great, Great, Great, Great Uncle’
De Captain Cook Society
De replica van de Endeavour

Film / Films

Had ik dit niet al ergens eerder gezien?

recensie: Wrong Turn

Dood en verderf, een ruime mate aan bloed en veel onschuldige slachtoffers. De ingrediënten voor een bloederig avondje ouderwetse horror. Maar of Wrong Turn daarvoor de juiste film is, is nog maar de vraag.

~

Neem een stel tieners, zet ze in een verlaten omgeving en laat er vervolgens één of meer psychopaten op los en je hebt weer een horror waarvan er dertien in een dozijn kunnen.
Uiteraard zijn er de klassieke voorbeelden zoals Friday the 13th, Nightmare on Elm Street en Halloween die het genre onder het grote publiek gebracht hebben, maar ook deze munten niet allemaal uit door hun geweldige plots, goede acteerprestaties of schitterende camerawerk.

De betere ‘slashers’ hebben hun succes vooral te danken aan goed getimede schrikeffecten, die ondersteund door de geluidseffecten de kijker laat opspringen van het puntje van zijn of haar stoel. Daarnaast komt menig tiener aan een gruwelijk einde, waarbij elk nieuw lijk weer op een andere wijze geproduceerd wordt. Hierbij vloeit dan het liefst ook rijkelijk wat bloed.

Nieuwe verpakking?

Dit alles ontbreekt in Wrong Turn. Geen goed getimede schrikeffecten, te weinig gruwelijk om het leven gekomen tieners, slechte muzikale ondersteuning en te weinig bloed. De elementen zijn er wel, maar ze zijn er te weinig of te slecht uitgewerkt. Het is zo een flauw aftreksel geworden van de eerder genoemde klassiekers. De eerste slachtoffers vallen bijvoorbeeld te snel achter elkaar en met te weinig bloed. Vervolgens moeten we te lang wachten voordat de volgende lijken op het scherm geprojecteerd worden. En deze verdwijnen dan vervolgens ook weer te snel uit beeld om van een echt gruwelijke film te kunnen spreken.

Ook de ‘bad guys’ spreken niet tot de verbeelding. Het zijn meer een stelletje ongemanierde apen dan charismatische karakters zoals Jason (Friday the 13th) of Freddy (Nightmare on Elm Street). Deze twee klassieke slechteriken konden je bij wijze van spreken al laten schrikken als ze hun neus moesten snuiten (hoewel dat bij Jason nog niet meeviel). Maar de heren Three Finger, Saw-Tooth en One-Eye passen beter in een comic dan in een horrorfilm.

Positief?

~

Is er dan nog iets positiefs te vertellen over deze film? Ja en nee. Ja, want de de acteurs zien er goed uit. Zowel de dames als de heren hebben niet te klagen over hun uiterlijk. En daarnaast zie je af en toe fraaie vergezichten van de uitgestrekte bossen van West Virginia.
Nee, want de genoemde pluspuntjes hebben niets, maar dan ook totaal niets, van doen met de kwaliteit van de film of het script. Ze zouden bij een goede film net dat beetje extra vormen, maar helaas hebben we het hier niet over een goede film.

Een avondje thuis

Wil je weer eens een avondje lekker griezelen, huur dan een van de genoemde klassiekers, zet wat chips en drinken klaar naast de bank, verduister de kamer en start de DVD-speler.
Dan ben je tenminste van een leuke avondje horrorfilm kijken verzekerd, want Wrong Turn zal je dat zeker niet kunnen geven. De makers zijn zelf duidelijk de verkeerde weg ingeslagen bij deze produktie.

Muziek / Album

Gelukkig niet getormenteerd

recensie: Joseph Haydn - Heiligmesse, Paukenmesse, Insanae et vanae curae

Componist zijn is niet eenvoudig. Getormenteerde, miskende zielen die eenzaam op een onverwarmd zolderkamertje pianostukjes in elkaar schroeven, een schraal bestaan dat slechts lijkt te worden afgewisseld met het oplopen van cholera en syfilis en het in het stof kruipen voor lokale hotemetoten. Ze worden dan meestal ook niet oud. Mozart had het met dik dertig wel bekeken, Mendelssohn haalde de veertig niet en van Beethoven was op zijn vijftigste ook al niet zoveel meer over. En dat Rossini zo’n hoge leeftijd haalde had er misschien ook iets mee te maken dat hij na zijn dertigste bijna geen noot meer op papier zette.

~

Kilometervergoeding

Maar er zijn natuurlijk altijd uitzonderingen. Zo’n geval was Joseph Haydn (1732-1809), wiens vijfenzeventig jaren bij overlijden generaties van muziekcritici wantrouwig hebben gemaakt. Nog erger: er is eigenlijk niet zoveel bewijs dat Haydn ooit lange tijd ongelukkig is geweest – het zat vanaf het begin nogal mee. In plaats van voor zichzelf te gaan pennen trad hij al vroeg in zijn carrière in dienst van de stuitend rijke Hongaarse vorst Nikolaus Eszterházy om stukken voor diens hof te schrijven. Zelfs de dood van Nikolaus kon daar geen verandering in brengen, want zoon en kleinzoon hadden ook muziek nodig, die Haydn gewillig leverde. De secundaire arbeidsvoorwaarden waren ook niet beroerd: een eigen orkest, geen misselijk inkomen en een buitengewoon ruime declaratieregeling en dito kilometervergoeding. Hij ontkracht in zijn eentje zo’n beetje de theorie dat je een gemarteld bestaan moet lijden om iets creatiefs neer te zetten, want heel veel Haydn is heel erg goed.

Fransen

Zelfs in moeilijke tijden ligt er een zorgeloosheid over zijn muziek die maar moeilijk weg te poetsen is. En het jaar 1796 was geen gemakkelijke tijd voor het Habsburgse Rijk waar Haydn werkte. Links en rechts werden Oostenrijkers in de pan gehakt door Napoleons Fransen, er was ruzie met de Russen en de Italianen hadden hun kans weer eens schoon gezien door in opstand te komen. Temidden van al die ellende componeerde Haydn in dat jaar twee missen: de ‘Heiligmesse’ (officieel ‘Missi Sancti Bernardi von Offida) en de ‘Paukenmesse’ (of Missa in tempore belli’). Die laatste, de ‘mis in tijden van oorlog’ is vrij bekend geworden, de eerste een stuk minder. Beide zijn voor Haydn onkarakteristiek uitbundig en de Paukenmesse is zelfs genoemd naar het gebruik van dat instrument in het Agnus Dei (‘lam gods’). De Heiligmesse is van de twee het meest ingehouden stuk, het meest majestueus, terwijl Haydn in de Paukenmesse meer gaat voor het ‘effect’.

Subtekst

Dit zijn natuurlijk geen politieke statements, en van iemand in Haydns positie zijn die eigenlijk ook niet te verwachten. Een mis is in eerste instantie een ode aan God, maar omdat de formele structuur van zo’n mis wel min of meer vaststaat kun je uit de ‘subtekst’ toch heel veel aflezen. Bijvoorbeeld dat Haydn ondanks de ’tijden van oorlog’ de toekomst nog niet
zo somber inzag.
… want Joseph was een goedgemutst mens.

Wat meer is dan je kunt zeggen van de gemiddelde dirigent. Waar componisten jong sterven en gebrekkig leven worden dirigenten vaker oud in weelde. Maar ook dat lijkt weinig vreugde op te leveren. Als dirigent krijg je een groot, glimmend stuk speelgoed in de vorm van een orkest tot
je beschikking, maar het is het lot van elke dirigent dat dat speelgoed nooit precies doet wat jij wilt.

Historicus

~

Het gevolg is dat dirigenten nogal eens de neiging hebben om, in plaats van door veel gepruts wel dat utopische ideaal te bereiken, alles over een heel andere boeg te gooien. Bijvoorbeeld door zich ineens te vermommen als historicus. Zo halverwege de jaren tachtig kwam de ‘originele
instrumenten’-hype op. Het idee erachter was, dat moderne orkesten niet meer in de buurt kwamen bij het geluid zoals dat door componisten als Beethoven en Mozart was bedoeld. Bepaalde dirigenten probeerden orkesten te groeperen die speelden op instrumenten uit de tijd van de componist. Voorstanders van die richting zijn mensen als Roger Norrington, Frans Brüggen en de hier besproken John Eliot Gardiner.

Grapevine

Het hele verhaal mag aanvankelijk logisch klinken, maar je hoeft niet zoveel te doen om de eerste gaten erin te schieten. Het eerste probleem is natuurlijk dat we vaak geen flauw benul hebben van de klank die klassieke componisten wilden horen. Het schijnt zo te zijn dat de basistoon van het orkest sinds 1800 ongeveer een halve toon omhoog is gegaan en van de muziek van Bach is bekend dat die in diens tijd op grofweg driekwart van de huidige snelheid werd afgespeeld. Met dat in het achterhoofd maakt het niet zoveel uit of je die muziek dan speelt op een hobo uit 1800 of 1950.

Daarbij: muziek is niet alleen de partituur en de wil van de componist, maar ook een eeuw of wat aan traditie en ontwikkeling. I heard it through the grapevine werd geschreven voor Gladys Knight maar de meeste mensen kennen het in de versie van Marvin Gaye of John Fogerty. Maar volgens de gedachtengang van de ‘oorspronkelijke’ school is Knights versie de Enige Ware en zouden die van Gaye en Fogerty niet eens meer gehoord mogen worden.

Vierkante millimeter

Het tweede probleem is dat er een heel zelfingenomen, conservatieve houding schuilgaat achter het hele idee. Op deze manier werpen de Gardiners en Norringtonnen zich op als de enig juiste vertegenwoordiger van de muziek van Bach, Mozart, etcetera. Norrington heeft zelfs Berlioz
te grazen genomen, een componist die erom bekend stond dat hij de laatste snufjes op het gebied van instrumentarium uitzocht en waarschijnlijk dolblij zou zijn geweest met een groot twintigste-eeuws orkest. Gardiner vergrijpt zich elders aan Verdi’s Requiem terwijl de verschillen tussen een orkest uit Verdi’s tijd en één van tegenwoordig zo miniem zijn dat dat gegeven op zich nauwelijks een afzonderlijke uitvoering rechtvaardigt. Een hoorn klinkt dus een beetje anders. Wauw. Maar wederom wordt het idee versterkt dat zo’n uitvoering een grotere autoriteit uitstraalt dan andere uitvoeringen. Een sympathiek idee is het allemaal dus ook niet. Tenslotte wordt ‘oorspronkelijkheid’ wat al te vaak verward met kwaliteit.
Onder het mom van authenticiteit is heel wat rommel de markt opgegooid.

Verminkingen

John Eliot Gardiner heeft zich als weinig anderen opgeworpen als secretaris-generaal van de ‘authentieken’. Het gekloot met zeventiende-eeuwse harpen kan wat mij betreft weinig kwaad, zolang het maar niet meer opeist dan een rol in de marge. Het probleem is soms dat met name de volgelingen van Gardiner (en nog nadrukkelijker Norrington) anderen het licht in de ogen niet schijnen te gunnen en dat mag je gerust een fundamentele karakterfout noemen. Toch is het alleen doffe ellende. Op initiatief van Gardiner en de zijnen is opnieuw gekeken naar oorspronkelijke composities en werden veel verminkingen opgespoord en verwijderd. Het is alleen jammer dat dat op zo’n politburo-achtige manier moet gebeuren.

Geen teleurstellingen

Is dit dan geen goede plaat? Jawel, want achter al het ideologische gezanik gaat nog steeds een vrolijke Oostenrijker schuil en een orkest met een paar dozijn uitzonderlijke musici. Daar kunnen zelfs Gardiners vreemde opvattingen heel weinig aan verpesten. Daarbij moet het gezegd worden dat Gardiner een zeer competent dirigent is zolang-ie z’n mond houdt. Dit is een heel welkome koppeling van twee van Joseph Haydns beste missen en zowel de English Baroque Soloists als John Eliot Gardiner stellen nergens teleur. Met name sopraan Joanne Lunn en de Finse tenor Topi Lehtipuu zijn in topvorm en in beide missen opmerkelijk consistent. De ‘spin’ neem ik daarbij graag voor lief.

Stoelen

~

Overigens vraag ik me wel af waar de stoelenfetisj vandaan komt die de ontwerper van het boekje en de hoes blijkbaar teisterde en die ook op de overige uitgaven in Gardiners Haydn-reeks terug te vinden is. Er is bijna geen foto te zien waarop Gardiner niet iets met een zitmeubel uithaalt. Ik heb geprobeerd een verband met Haydn te vinden, maar eenvoudig is dat niet. De omslag doet erg denken aan een verpakking voor kattenvoer waarin poes naar een bak brokjes kijkt en de metafoor, als er al één is, ontgaat me volkomen.

Ach, als je niet naar het boekje kijkt en je gewoon door de muziek laat leiden valt er veel te genieten.

Muziek / Album

Gordon Downie – Battle Of The Nudes

recensie: Battle Of The Nudes

Eind vorig jaar stond Gordon Downie maar liefst zes keer op de Nederlandse podia. Vijf keer met zijn band The Tragically Hip en een keer solo in de vorm van een spoken word optreden. Waar Downie met The Tragically Hip elke keer weer garant staat voor een weergaloze show, stond hij er op het podium van de bijna lege Amsterdamse stadschouwburg maar een beetje verloren bij. Jammer, want dat deze man ook solo heel wat in zijn mars heeft is goed te horen op Battle Of The Nudes.

~

In 2001 bracht de Canadees Gordon Downie zijn eerste solo-album uit, genaamd Coke Machine Glow. Een album waarmee hij het geluid van The Tragically Hip toch behoorlijk achter zich wist te laten. The Hip maakt al sinds 1987 briljante poprock. Eerlijk is eerlijk, de sound van de band is in de jaren weinig veranderd. Wel weet de Hip elke keer weer terug te komen met een puntig, geïnspireerd gitaaralbum, zoals het vorig jaar verschenen In Violet Light. Op Coke Machine Glow ging Downie veel meer de folkkant op.

Battle Of The Nudes is meer een synthese tussen Coke Machine Glow en het werk van The Tragically Hip. Het album telt een aantal typische krachtige Hip-songs, met opzwepende gitaarpartijen en een Downie die zichzelf compleet verliest in zijn eigen woorden. Wie ooit een Tragically Hip show heeft bezocht zal zich de pure waanzin herinneren die zich in het hoofd van Downie lijkt te manifesteren.

~

Ook de rustige, ietwat meer poëtische kant van Coke Machine Glow is in beperkte mate terug te vinden op Battle Of The Nudes in de vorm van hier en daar wat spoken word en een aantal rustige folkachtige liedjes. Opvallend is de flinke dosis humor die de doorgaans behoorlijk serieuze Downie op dit album op dit album naar voren brengt in nummers als We’re Hardcore en Chrismastime in Toronto:

You’d like to buy the drink a bar, take us all to the show
You’re so full of cash tonight, you could buy the pope.

Battle Of The Nudes is een verfrissend en zeer afwisselend album. Coke Machine Glow was eigenlijk vooral geschikt voor de echte fan, vandaar dat deze plaat ook niet in Europa is uitgebracht. Battle Of The Nudes heeft een veel groter potentieel publiek, dat zeker niet alleen hoeft te bestaan uit Tragically Hip fans. Nu maar hopen op een optreden op Nederlandse bodem.

Link:

www.wienerart.net

8WEEKLY

Zinnige dingen op televisie

Artikel: Die Manns

De zomer op televisie: je haat het of je houdt ervan: eindeloze herhalingen van herhalingen, onbenullige Amerikaanse sitcoms die zonder aankondiging plaatsmaken voor nog onbenulliger Amerikaanse sitcoms waarvan nog twee afleveringen op zolder lagen en niet alleen slechte films, maar heel slechte films.

~

Gelukkig is de zomer bijna voorbij, verzucht je dan als intellectuele televisiekijker. We komen langzaam maar zeker weer bij de betere programma’s. Twee afleveringen Zomergasten hebben we al achter de kiezen (dat was wel afzien met die hitte) en dat blijven toch prachtige staaltjes televisie. Dat een programma in Nederland tegenwoordig nog drie uur weet te boeien, zonder reclame en – met een enkel televisiefragment daargelaten – alleen maar pratende hoofden, is een ongelofelijke prestatie op zich. Zomergasten is, met de geweldige Joost Zwagerman als nieuwe presentator, elke keer weer een prachtig document.

Eigenaardige kruising

En via Zomergasten kom je nog eens op andere programma’s. In de eerste aflevering liet Britta Böhler een fragment zien uit de Duitse serie Die Manns, een eigenaardige kruising tussen historische beelden, recente interviews en fictief drama. Mijn interesse was gewekt. De onbenullige Amerikaanse sitcom Jesse, waar ik voor deze rubriek eigenlijk naar had moeten kijken, was toch allang spoorloos van de buis verdwenen.

Ik heb het eerste stukje van de film gemist en viel er middenin. Een oude vrouw met grijs haar en een puntige kin, maar met flikkerende ogen, vertelde iets over ‘papa’: Elisabeth Mann- Borgese, de lievelingsdochter van de Duitse schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann. Vervolgens gingen we terug in de tijd en zagen we een acteur met bril en snor die Thomas Mann speelde, met in diezelfde scène ook zijn dochter Elisabeth: een jongedame met een puntige kin en flikkerende ogen.

Kunstenaars

Die Manns is in alle opzichten een vreemde gewaarwording. De serie – er volgen nog twee delen – gaat niet over de boeken van Mann maar over het leven van de familie in die tijd. Een troep kunstenaars (zowel Thomas alsook zijn broer Heinrich en zijn zoon Klaus werden schrijver) aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Hoewel zijn kinderen het gevaar van het oprukkende fascisme zien, houdt Mann zijn ogen stijf gesloten: hij houdt van zijn volk. Dit kan natuurlijk niets anders dan problemen opleveren.

Die Manns is een documentaire, maar ook fictie. Er zit ook nog archiefmateriaal door gemengd: toespraken van Hitler en beelden van de uitreiking van de Nobelprijs. En Manns dochter Elisabeth vertelt alles aan elkaar.
In de gids staat Die Manns als docudrama aangemerkt, maar die wonderlijke samensmelting van beelden uit verschillende tijden, verschillende werelden, doet geen recht aan die dorre titel. Die Manns is een feest voor de zintuigen, ook als je nog nooit iets van Thomas Mann gelezen hebt. Probeer het eens. Slechter zul je er niet van worden.

Die Manns

Woensdag, Ned 3, 20.25-22.00u

Links:

Die-Manns.de
Biografie Thomas Mann

Boeken / Fictie

De Bridget Jones van zestig jaar geleden

recensie: Nancy Mitford - Op jacht naar de liefde

Het is wat met boeken die geschreven worden voor vrouwen tussen de twintig en vijfendertig: oppervlakkigheid troef en het gaat allemaal over hetzelfde: liefde, de lompheid van mannen en het keurslijf van de maatschappij. Het lijkt wel alsof je als vrouw (meisje) pas na je veertigste meetelt in letterenland. Pas dan ben je klaar voor het grotere werk en word je aarzelend tot de doelgroep van de Rosenboomen en Van der Heijdens gerekend. Maar zolang je nog jong, snel en wild bent, moet je je behelpen met inhoudsloze zomerromannetjes die vaak het woord literatuur niet waardig zijn.

~

Op jacht naar de liefde van Nancy Mitford is in ieder geval een zomerroman: het boek verscheen eind juni. De promotieslogan doet ook al niet veel goeds vemoeden: “Forget Bridget Jones… Nancy was here first“. Hebben we hier met een standaard strand- en terrasboekje te maken?

Zestig jaar

In zekere zin wel. Maar met dien verstande dat het boek ook in 1945 al eens uitgegeven werd. Deze editie van Archipel is niet meer dan een herdruk. Toch leuk dat ze een dergelijk boek opnieuw onder de aandacht brengen. 1945 is tenslotte al bijna zestig jaar geleden, en waarom zou een oud boek niet in een nieuw jasje gestoken mogen worden?

~

Op jacht naar de liefde wordt verteld door Fanny en gaat over haar nichtje Linda, dochter van een Engelse Lord. Linda groeit op als een schoonheid, maar na twee mislukte huwelijken en een affaire met een losbandige fransoos staat ze bekend als ‘De Uitbreekster’. Fanny beschrijft de wederwaardigheden van Linda: ze krijgt een kind bij haar oersaaie eerste man, een conservatieve bankier, die ze vervolgens verlaat voor een jonge, straatarme communist. Ze helpt hem met de goede zaak en raakt verzeild in Zuid-Frankrijk, waar de communist haar verlaat voor een andere vrouw, een echte communiste, en niet een die zoals zij aan haar aristocratische genoegentjes blijft hangen. Ontredderd wordt Linda op het station van Parijs opgepikt door bonvivant Fabrice.

Ker-st

Het is een aangrijpend noch spannend verhaal, maar de wederwaardigheden van Linda worden met de nodige vaart en humor beschreven, waardoor het een opgewekt en vlot boekje is. Jammer alleen van de massa’s spelfouten en verkeerde afbrekingen. In het woord ‘kerst’ hoort geen afbreekstreepje en ‘ontrokken’ betekent iets heel anders dan ‘onttrokken’. Ondanks deze en vele andere grove slordigheden komen de personages tot leven in dialogen en beschrijvingen die met veel oog voor detail zijn neergeschreven:

Ze moest, hoe dan ook, nog twee eindeloos lange jaren zien door te komen, voor ze in het uitgaande leven geïntroduceerd zou worden – en hoe langzaam kropen de dagen voorbij! Ze hing maar wat rond in de zitkamer, begon telkens een nieuw spelletje patience en hield middenin op. […]
‘Hoe laat is het, liefje?’
‘Raad es?’
‘Kwart voor zes?’
‘Veel beter.’
‘Zes uur!’
‘Slechter.’
‘Vijf voor zes?’
‘Precies.’
‘Als deze patience uitkomt, zal ik trouwen met de man, die ik liefheb.’
En later: ‘Als déze patience uitkomt, zal ik trouwen als ik achttien ben.’

Beau monde

Je raadt het al: ook in Op jacht naar de liefde gaat het om ware liefde en trouwen. Het boek verschilt ook qua decor niet zo gek veel van Bridget Jones: de beau monde van Londen en Parijs aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog lijkt verdacht veel op de stedelijke yuppen-scene van de jaren negentig. Op jacht naar de liefde is een vlot boekje. Veel meer dan dit soort lichte kost kun je in een hete zomer toch niet verdragen.