Theater / Achtergrond
special: Interview met "Danny" en "Sandy"

Grease is still the word

John Travolta en Olivia New-John staan niet op het podium van de rondtrekkende rockmusical Grease, die nu te zien is in Nederland. Maar ze zijn natuurlijk wel hét bekende filmduo waar menig hart van overslaat. Ze zijn inmiddels wel iets te oud om nog avond aan avond de boodschap “Grease is the word” te verspreiden. Daarom laten ze het over aan een jongere cast. Met heel wat make-up, potten gel en haarlak en de juiste kleding komen de acteurs een heel eind. Hoofdrolspelers Brian Mills (Danny) en Caren Lynn Manuel (Sandy) staan in Nederland op de bühne om de oude tijden te laten herleven. Ze hebben ook deze avond weer alles gegeven, tot You’re the one that I want aan toe. En al zijn ze nogal afgepeigerd, ze willen na afloop van de show toch nog wel wat vragen beantwoorden.

~

Jullie stonden nogal te glunderen op het podium. Hadden jullie het naar je zin met het Nederlandse publiek?
Brian: Ja, het publiek is geweldig. Ik heb in veel steden gespeeld, maar de afgelopen drie dagen zijn de beste geweest tot nu toe qua publiek. Ik moest bijna lachen vanavond tijdens het zingen van het liedje Sandy, omdat het publiek zo hard meezong. Dat heb ik nog nooit eerder meegemaakt. Ze zongen zo enthousiast mee, ik ben dat niet gewend.
Caren: Ze zijn perfect. Ik zou willen dat we het Nederlandse publiek konden meenemen op onze toer. Ze klappen zo hard en zingen mee met de liedjes die ze kennen. Ik zie regelmatig van die lichtjes in het donker en dat maakt me helemaal blij.

En wat vinden jullie van Nederland?

~

Caren: Oh god, I love Holland! Ik zou hier graag willen wonen, maar ik heb begrepen dat dat lastig is. We zijn hier nu met de cast al drie weken. Maar ik ben hier al zo vaak geweest, dat ik het niet meer kan tellen. Het is mijn favoriete vakantieland.
Brian: Ik vind Nederland prachtig. Ik hou ervan en vind het mooi. Ik ben hier pas een paar dagen. Dat komt omdat we ook een zusterproductie in Oostenrijk hebben en daar kom ik net vandaan. Ik ben al eens eerder in Amsterdam geweest en heb toen de grachten, het Anne Frankhuis, het Van Goghmuseum en wat andere dingen gezien. Maar de afgelopen dagen heb ik nog weinig gezien, omdat ik moest oefenen voor de show.

Oké dan even over de film Grease. Hoe lang geleden hebben jullie die gezien?
Caren: O jee, heel lang geleden. Ik ben gewoon met de film opgegroeid, net zoals veel Amerikanen.

En had je toen ooit gedacht dat je deze rol zou gaan spelen?
Caren: Ik had nooit gedacht dat ik het zou gaan doen, maar ik had het mezelf wel voorgesteld hoe het zou zijn om in Grease te zingen. Ik heb het ook vaak geoefend door mee te zingen met een cassettebandje die ik heel veel luisterde toen ik klein was. Ik zong altijd mee met Hopelessly devoted to you.
Brian: Ik vroeg het me wel altijd af vroeger. Toen ik op school zat speelde ik de rol van Kenickie. Maar om nu de rol van Danny te spelen is fantastisch. Het was iets waarvan ik hoopte dat ik het ooit mocht spelen. Dit is een leuke show, ik hou van de muziek van de jaren vijftig en om met de show te toeren is waanzinnig.

Hebben jullie een favoriete scène?
Brian: Greased Lightin’ en de movie drive-in.
Caren: Mijn favoriete scène is bijna op het eind als Rizzo aan iedereen vertelt dat ze zwanger is. Het is een van de meest dramatische scènes van de show. Het is zo makkelijk om veel lol te hebben met de cast en iedereen daarom heen, maar als het op goed acteren aankomt, dan geeft die scène de meest voldoening.

En welk liedje vind je het leukst om te zingen?
Brian: Sandy.
Caren: In de musical vind ik de Sandra Dee (reprise), voordat ze de ‘nieuwe’ Sandy wordt, het leukst. Dat is het meest krachtige liedje wat ik moet zingen. Ik vind Grease is the word ook leuk om te zien.

Hebben jullie veel moeten oefenen voor je rol?
Brian: Er is een heel proces voordat je de rol mag spelen. Natuurlijk moet je eerst al veel hebben gezongen en gedanst. Voor deze rol heb ik een paar weken moeten oefenen. De show in Oostenrijk en Duitsland heb ik in het Duits gedaan, dus toen moest ik ook Duits leren. Dat was wel een uitdaging. De show hier in het Nederlands doen? Nee, doe maar niet. Ik vind het juist leuk om het nu weer in het Engels te doen.

En hoe zit dat met je haar? Hoe lang ben je bezig met je vetkuif?
Brian: Ik ben er nu heel handig in, ik doe het in een kwartier. Toen ik begon deed ik er 30 tot 35 minuten over. Maar ik heb het nu zo vaak gedaan, dat ik maar even hoef te knippen met m’n vingers en het zit in model.

Hoe lang spelen jullie nu al je rol in deze musical?
Caren: Ik speel deze rol sinds 11 september, die dag, twee jaar geleden dus. Ik heb de rol toen een jaar lang gespeeld en ben daarna naar New York gegaan om daar een paar shows op Broadway te doen. En toen ben ik weer verder gegaan met Grease. Ik vind vooral het toeren met de show heel leuk.
Brian: Ik speel nu een jaar Danny en dat blijf ik nog drie maanden doen. Daarna ga ik terug naar Amerika. Ik woon momenteel in Las Vegas en ik ga waarschijnlijk naar New York verhuizen in januari. En daar ga ik audities doen.

Wil je wel in musicals blijven spelen?
Brian: Ik hou ervan om op te treden als mezelf. Ik heb cabaret gedaan, shows op een cruiseschip en Las Vegas-shows. Ik hou wel van het theater en de uitdaging daarvan, maar ik geniet het meest als ik geen rol hoef te spelen.

En wil jij nog heel lang Sandy blijven spelen?
Caren: Ik blijf doorgaan zolang het me gelukkig maakt, maar ik heb ook wel andere leuke dingen die ik daarnaast doe. Ik heb de ambitie om een eigen musical te maken met liedjes die ik schrijf. En ik heb een band in New York. Ik speel basgitaar. En ik vind het niet zo leuk om al te lang bij hen vandaan te zijn. Dus ik zie wel hoe lang ik door blijf gaan met Grease.

Nogal druk dus. Waar gaat je voorkeur qua toekomstplannen naar uit?
Caren: Ik wil blijven zingen. Ik heb een musical geschreven en het is mijn grootste droom om dat in een paar jaar opgevoerd te zien worden in New York. De musical gaat over karma, hoe de ene situatie de andere altijd beïnvloedt. Het gaat over het heden, verleden en de toekomst en dat je moet oppassen met wie je bent, want jij zou best wel eens degene kunnen zijn waar je vroeger tegen was. Of ik met de show naar Nederland kom? Wie weet…

Lees ook ons verslag van een avondje Grease!

Theater / Voorstelling

Grease is the word!

recensie: Grease

Grease, de musical: een feest van herkenning. Liedjes als Hopelessly devoted to you, Greased lightnin’ en You’re the one that I want doen je terug denken aan de film met Olivia Newton-John als Sandy en John Travolta als Danny. Stoere jongens met vetkuiven, giebelende onzekere high-school meisjes, petticoats en leren jacks. Rizzo, Kenickie, Sonny, Miss Lynch. Weet je het weer? Als het doek open schuift en een eenvoudig live orkest de eerste aanstekelijke deuntjes door de zaal schettert zit iedereen meteen mee te deinen op de muziek.

~

Eigenlijk teert deze musical op het succes van de film (uit 1978). En dat terwijl deze musical eerder werd bedacht tijdens een nachtelijke bierfeestje. In 1972 beleefde de musical Grease de première in het New Yorkse Eden Theatre op Second Avenue. Een half jaar later ging Grease op tournee door de USA en Canada, later volgde vele andere landen. En zo werd het een van de langstlopende broadway-hits. Deze hit is nu naar Nederland gehaald, mét een Amerikaanse cast.

‘Slang’

De hele musical wordt dus, in tegenstelling tot de Grease-versie die 6 jaar geleden werd opgevoerd in Nederland, in het Engels gesproken en gezongen. Altijd beter dan de kromvertaalde Nederlandse dialogen en tenenkrommende Nederlandse liedjes. Deze musical hoor je gewoon in het Engels te zien, al is het alleen maar omdat je de film ook in het Engels zag. Weliswaar met Nederlandse ondertiteling, maar dat gaat nou eenmaal moeilijk in het theater. En daarom zullen sommige delen niet voor iedereen makkelijk te volgen zijn. Het taalgebruik mag dan wel redelijk simpel zijn en de onderbroekenlol begrijpt iedereen ook wel door de duidelijke gebaren, maar er wordt wel een ‘slang’ gebruikt die niet iedereen zal kunnen plaatsen. Dan maar wachten op de liedjes.

~

En die laten nooit lang op zich wachten, want regisseur David Gilmore heeft er behoorlijk de vaart in zitten. De zangkwaliteiten zijn niet van een bijzonder hoog niveau, maar dat deert het publiek niet. Toch verwacht je van zo’n originele Broadwayproductie wel iets meer kwaliteit. De groepsnummers doen het over het algemeen beter dan de solo’s.

Onafscheidelijk kammetje

Aan de choreografie is hard gewerkt. De timing van de acteurs is perfect, maar het zou zo hier en daar best wat losser mogen, want nu ziet het er eigenlijk net iets te strak uit waardoor je de feeling met de acteurs mist. De acteurs maken op het juiste moment de juiste beweging, zeggen hun tekst op en zingen braaf hun liedjes. Pas tegen het eind heeft de cast in de gaten wat voor swingend publiek er naar hen kijkt en wordt meeklappen en meedeinen gestimuleerd.
Tot die tijd moet je kijken naar de goed gecaste Brian Mills die Danny speelt. Zijn looks passen prima bij deze rol en zingen doet ‘ie ook goed. Hij lijkt zo uit de jaren ’50 te zijn gestapt, is onafscheidelijk van zijn kammetje en heeft er lol in. Caren Lynn Manuel als Sandy past daarentegen minder goed bij de rol van liefelijke meisje. Ze mist het breekbare, haar uitstraling is te hard en ze had daarom misschien beter een andere rol kunnen hebben. Opvallend is de verschijning van de stoere meid Rizzo, die door Julie Dingeman gespeeld wordt. Als ze denkt zwanger te zijn en het lied There are worse things I could do zingt, voel je met haar mee en zij doorbreekt daarmee de afstand die je eerst voelde.

Goedkoop

~

De jaren ’50 herleven, daar is Gilmore in geslaagd. De hele rock ’n rollshow ademt de jaren ’50; de kleding, de kapsels en zelfs het decor lijken uit die tijd te komen. Uiteraard ontbreekt een mooie rode Cadillac niet. De jukebox-achtige rode omranding van het podium zorgt er wel voor dat de belichting niet mooi uitkomt en de simpele doeken en decorstukken zijn waarschijnlijk wel heel makkelijk om mee te nemen op tournee, maar ogen heel goedkoop. Of zijn we gewoon verwend door Joop van den Ende? Grease staat in ieder geval wel in contrast, zowel qua zang- en acteerkwaliteit als qua decors, met de swingende Nederlandse uitvoering van Saturday Night Fever.

Eén ding is duidelijk: de musical Grease is goed voor een avondje herinneringen ophalen. Verstand op nul en lekker meewiegen en klappen op de welbekende nummers. Deze feelgoodshow zorgt voor 2,5 uur vermaak en de boodschap is en blijft: Grease is the time, is the place, is the motion. Grease is the way we are feeling.

Voor meer informatie: Stairway Productions

Lees ook ons interview met hoofdrolspelers Brian en Caren!

8WEEKLY

Knallen in sfeer

Artikel: Resident Evil: Dead Aim

De Resident Evil-serie is inmiddels bij de meeste gamers welbekend. Mocht je het spel niet gespeeld hebben, dan had je afgelopen jaar de film in de bioscoop kunnen zien, of de diverse comics kunnen lezen. Capcom is echter nog lang niet klaar met de serie en brengt vlijtig het nieuwste deel van de serie op de markt: Dead Aim.

~

In dit spel ben jij Bruce McGivern, een jonge geheim agent op jacht naar Morpheus, een maniak die het gevaarlijke T-Virus in zijn bezit heeft. De jacht brengt Bruce bij een cruiseschip, dat in handen is van de geheimzinnige Umbrella organisatie. Morpheus is een ex-lid van deze organisatie, en heeft het virus op het schip losgelaten. Bijna alle passagiers zijn dood… of niet?

In deze game moet je met Bruce op jacht naar Morpheus, om zo achter zijn plannen te kunnen komen. Tijdens het spel blijkt echter maar weer eens dat niets is wat het lijkt. Het plot gaat veel dieper dan de held die eenvoudig weg de schurk moet pakken. En wat is de rol van de geheimzinnige agente Fong Ling? Staat ze aan de kant van Bruce, of houdt ze er een eigen agenda op na?

Besturing

Dead Aim heeft een paar nieuwigheidjes in vergelijk met de eerdere Resident Evil-games. Er is een nieuw schietsysteem ontwikkeld. Het spel speelt in een third person view, maar als je wilt mikken en schieten, dan switcht het beeld naar een first person view. Dit klinkt wat raar, en zo speelt het in eerste instantie ook. Vaak ging het in het begin even mis omdat ik de controls nog niet lekker in mijn vingers had. Het is even wennen geblazen, maar na een half uurtje had ik de besturing toch aardig in mijn vingers.

Sfeer

~

De sfeer van de Resident Evil-games is altijd heel erg belangrijk geweest, en dat geld ook voor deze game. Het schip waarop de actie plaats vindt is lekker macaber, een beetje vergelijkbaar met de recente film Ghost Ship. Ook het zombie- en goregehalte is lekker hoog. Sommige kamers en taferelen zien er echt ronduit smerig uit, en je wilt vaak zo snel mogelijk naar een veilig punt hollen. Ook met de munitie kun je maar beter zuinig zijn, het is zo op, en de nieuwe munitie ligt niet echt voor het oprapen.

Conclusie

De sfeer van de game is zeker een ervaring op zich. Jammer genoeg komt de game hier en daar wat tekort ten opzichte van andere delen uit de serie. De puzzels in Dead Aim zijn vrij simplistisch. Meestal is het niet veel meer dan in de ene kamer een kaartje scoren zodat je in de andere kamer een deur kan open doen. Voor de gemiddelde gamer zal Dead Aim daardoor al snel een beetje saai worden. Dead Aim is zeker geen slecht spel, maar niet de beste titel in de Resident Evil-serie.

Muziek / Concert

Lowlands 2003

recensie: Lowlands 2003

.

Foo Fighters

Meer foto’s? Klik hier!

Zomaar een greep uit de muziekfestivals die er in Europa tussen mei en september van dit jaar te bezoeken waren: Pinkpop, Roskilde, Rock Werchter, Hurricane, Park-, Gras-, Bos- en Pukkelpop en Fields of Rock. Het is goed mogelijk dat zowel het publiek als de bands er genoeg van hebben. Een veelgehoorde en veelzeggende kreet op drie dagen Lowlands was: “this is our last show for the season.” De uitspraak die eigenlijk de hele sfeer van drie dagen Biddinghuizen omvatte kwam uit de mond van de voorman van Grandaddy: “It may not look like it, but we’re really one of the best bands of America.”

Vrijdag

Het is even wennen op een groot festival met acht podia: waar moet je heen? Wat is het bekijken waard? Het team van 8WEEKLY-verslaggevers besloot om maar zo veel mogelijk te bekijken, omdat er niets met kop en schouders bovenuit sprong, maar ook omdat ze niet zo goed wist waar te beginnen. Het startpunt werd The Mars Volta in de Golf-tent (na Alpha de grootste). Deze opsplitsing van het ter ziele gegane At the Drive In bracht veel te wispelturige muziek voor een festivalopener: ze speelden misschien drie nummers, die begonnen noch eindigden en ook niet als nummer te herkennen waren. Verder dan naar Boysetsfire: aardige, maar een beetje algemene punkrock, met tussendoor politiek zéér correcte statements: “We moeten niet wensen, dat is egoïstisch, maar we moeten hopen op een betere wereld! Yeah!”

Kaizers Ochestra

Dan de eerste verrassing van het festival. Vooraf was het Noorse Kaizers Orchestra al getipt als ‘spektakel’, en dat predikaat maakten de heren meer dan waar. Op het kleine India-podium fabriceerden de Noren met harmonium, drums, contrabas, elektrische gitaren, olievaten en breekijzers een stomende en opwindende set hoemparock. Ook speelden ze een aantal ingetogener nummers, die soms aan Tom Waits doen denken en die misschien nog wel beter zijn dan hunopzwepende feestmuziek.

Na dat feestelijke optreden naar de Bravo-tent voor nog een restje Ladytron: lekkere elektro met jaren ’80-smaak. Sparta, intussen begonnen in India, was opgericht uit de andere helft van het eerder genoemde At the Drive In en bracht daar een stuk toegankelijkere muziek, maar ons eigen strakke schema verplichtte ons verder te gaan, want inmiddels hadden we Das Pop gemist, slechts een enkele dromerige klank Saybia gehoord enInterpol helemaal aan ons voorbij laten gaan.

Bij Moloko bleek de Bravo-tent meer dan te klein en na een eerste nummer vluchtten we dan ook weer naar minder dichtbevolkte podia. The Raveonettes stonden aangekondigd, maar omdat daar veel animo voor bleek te zijn, waren zij verhuisd naar een groter podium op zondag. Hun plek werd opgevuld door Electric Six, een stel rauwe gitaristen met -opnieuw- lekkere feestmuziek. Aan de andere kant van het terrein waren de Eels bezig met een bijzonder belegen set surfhitjes die als verplichte nummers werden afgewerkt.

Lamb

De uitsmijter van de vrijdag was Lamb. Sprookjeszangeres Louise Rhodes huppelde over het enorme podium en zong mooie liedjes, maar de andere helft van Lamb, Andy Barlow, ging zich te buiten aan solo’s op djembé’s en was veel te hyperactief bezig. Zolang Lamb ingetogen blijft is het een wonderschone mengeling van slaapliedjes en dansbeats. Het verzorgen van feesten en partijen is echter niks voor het duo uit Manchester, en dat moeten ze dan ook niet proberen.

Zaterdag

De argeloze Lowlander werd op zaterdagochtend getrakteerd op heuse ouderwetse hippiemuziek. The Polyphonic Spree bestond uit maar liefst 24langewitte jurken, die zich uitleefden op harp, bugel, theremin, tamboerijn, dwarsfluit of gewoon fanatiek met hun hoofden stonden te schudden. Het leek wel wat op een brave uitvoering van Jesus Christ Superstar en The Polyphonic Spree niet misstaan op de EO-jongerendag, maar het publiek in de Golf-tent leek zich niet druk te maken over religie of imago. Al gauw hing er een vredige en zoete sfeer in de tent. Misschien net een tikje te zoet.

Sugarcult

Het optreden van Sugarcult leek in eerste instantie weinig bijzonder: alweer een punkbandje, waarvan er in de Dommelsch-tent al een flink aantal hadden opgetreden. Maar Sugarcult was toch net een tikje beter dan bijvoorbeeld Lagwagon, en dat kwam door de licht melancholieke ondertoon die in sommige liedjes te beluisteren was.

Het hoogtepunt van de vroege zaterdagavond had Beck moeten worden, maar daar leek in eerste instantie weinig van terecht te komen. Het leek er sterk op dat Beck Hansen er niet zoveel zin in had: zijn show was tam en door het constante wisselen van elektrisch naar akoestisch en weer terug was enige consistentie ver te zoeken. Na een lekker vette uitvoering van de superhit ‘Loser’ veranderde de makke stemming echter. Beck en zijn band verlieten het podium om even later in felwitte pakken terug te komen en een medley van zomerhits in te starten. Noodgreep of geniaal? In ieder geval werd het optreden ermee gered.

The Freckles

We lieten publiekstrekkers Guano Apes en Live voor wat ze waren en vermaakten ons bij The Freckles, een van de weinige bands die echt, onvervalst enthousiasme tentoon spreidden. En dat door twaalfjarige jochies die nauwelijks groter waren dan hun gitaren! Daarna naar de hipverklaarde wonderboy Mike Skinner alias The Streets. De hiphopbrit stelde echter nogal teleur. Hij was niet alleen onverstaanbaar, maar ook nog eens strontvervelend. Skinner vroeg zijn publiek tientallen malen ‘How low can you go-hoo?’ en kreeg vervolgens ruzie met een gitarist, die hij theatraal natspoot met bier. Het optreden van de narrige Streets werd nog half gered door zijn (onbekende) sidekick en door de zompige, maar lekkere beats.

Zondag

De laatste dag Lowlands begon met zon en een aantal lekkere optredens. Grandaddy was ronduit goed, al zagen ze er niet zo uit, met redneckpetjes op en verscholen achter een grote keyboardinstallatie. Even verderop gaf het IJslandse Apparat Organ Quartet een geweldig optreden. Vijf mannen in pakken die bewogen noch lachten en na elk nummer hun duimen en wijsvingers tegen elkaar hielden als een soort buitenaardse groet, maakten ouderwetse bliepjeselektronica (met stemvervormer!), maar wel heerlijk dansbaar. Met vier stellages vol orgels en keyboards en een drumstel gaven de droogkomieken een optreden weg dat de hele Higher Ground deed volstromen.

Ojos de brujo

The Blood Brothers, die we van te voren onder de noemer ‘emo’ hadden geschaard, bleken zich meer uit te leven in ‘screamo’, wat te veel van het goede was. De Spaanstalige formatie Ojos de Brujo kon na een kwartier vertraging geen potten breken, dus we gingen maar eens kijken bij Suede. Voorman Brett Anderson deed plichtmatig sexy, maar ook zijn optreden was mat en sprak niet aan. Via snippertjes Slovo (lekker laidback-luistermuziek) en Vive la Fête (lekker ranzige elektronica) kwamen we tenslotte bij de derde manifestatie van zweetdruppels (na Kaizers Orchestra en The Freckles): The Datsuns.

Deze vier langharige jongens uit Nieuw-Zeeland, brachten snoeiharde, maar poppy gitaarliedjes en gaven een show ten beste die niet misstaan had op het hoofdpodium. Eigenlijk is het gewone gitaarmuziek van dertien in een dozijn, maar het aanstekelijk enthousiasme en simpele maar betere ragwerk maken van The Datsuns meer dan de zoveelste Hives. Zanger Dolf (met een Nederlandse achtergrond sprak hij accentloos de woorden: ‘dank u wel’) sprong en zong en raakte verschillende keren buiten adem.

De finale van Lowlands moest ‘Het grote concert des levens’ worden, een eerbetoon aan Johnny Hoes: de Amsterdammer van O was ik maar bij moeder thuisgebleven, inderdaad. Maar voordat dat schlagerfestijn van start moest gaan mochten eerst de Foo Fighters het Alpha-podium nog betreden. En zowaar, aan het eind van Lowlands 2003 werd het dan toch nog feest. Zanger Dave Grohl leek door de belichting in zijn eentje op het podium te staan, maar dat weerhield hem er niet van onafgebroken door te spelen. In het gunstigste geval nam hij slechts een hap adem voordat hij alweer aan een nieuw nummer begon. Zo hadden we er deze editie van Lowlands meer moeten zien! De muziek die de Foo Fighters ten gehore brachten was op zich niet zo bijzonder (zoals eigenlijk zoveel muziek op Lowlands dit jaar), maar de energie waarmee die gebracht werd wel.

Als alle bands en artiesten zich dit weekend in Biddinghuizen zoveel inspanningen getroost hadden, was het een onvergetelijk festival geworden. Lowlands 2003 heeft het aan enkele uitschieters als Kaizers Orchestra, The Freckles en ook The Datsuns en Foo Fighters te danken dat hét muziekfestival van de Lage Landen geen vlakke bedoening is geworden.

Meer foto’s? Klik hier!

Muziek / Concert

Lowlands 2003: de foto’s

recensie: Lowlands 2003

.

Vrijdag

The Mars Volta

Das Pop

Boysetsfire

Interpol

Kaizers Ochestra

Ladytron

Moloko

Nightwish

Eels

Lamb

Zaterdag

The Polyphonic Spree

Lagwagon

Stereophonics

Sugarcult

Goldfrapp

Guano Apes

The Freckles

The Apers

Starsailor

The Streets

Zondag

Grandaddy

Matthew Herbert Big Band

Apparat Organ Quartet

Ojos de brujo

The Raveonettes

Suede

Slovo

PJ Harvey

Audio Bullys

Foo Fighters

8WEEKLY

Beter van niet

Artikel:

G. de Vader – Schepper en architect van hemel en aarde. Veel komt je Hem niet meer tegen, maar nu is Hij terug. Na Kruimeltje, De kameleon, De tweeling en Phileine is ook Hij verfilmd. Wekelijks zendt de RVU een registratie van Zijn cursus Beter van niet uit. Ontmoedigingscursus en anti-lifestyleprogramma, zoals het persbericht meldt.

~

Benieuwd wat de alwetende G. op zijn oude dag nog met de gemiddelde sterveling wil delen, zat ik woensdagavond met kladblok en al in aanslag. Levenservaring moet je immers koesteren, en van het verleden kun je alleen maar leren, zeggen ouden van dagen altijd. G. bleek afgelopen woensdag echter niet op zijn sterkst: het kabbelde allemaal een beetje voort, en op enig historisch besef was G. niet te betrappen.

Iedere week bekijkt Hij een specifiek onderwerp, waar Hij Zijn eigen licht over laat schijnen. De eerste cursusdag was ‘de vakantie’ onderwerp van Zijn toorn. Volgens G. is uit onderzoek gebleken dat de mensheid een vijftal redenen heeft om met vakantie te gaan: verbreding van de culturele horizon, lekker uitrusten, bijzondere dingen meemaken, tijd voor elkaar hebben, en tot slot is het gewoon leuk. Klinkt overtuigend, maar G. weet nóg overtuigender alle vijf de argumenten te ontkrachten.

~

Zo blijkt uit interviews op Schiphol dat mensen niets weten van het land waar ze zojuist op vakantie zijn geweest, vertelt een medewerker van de ANWB alarmcentrale dat de meeste vakantiegangers alleen maar gestrest raken en zijn de ‘bijzondere dingen’ meestal bosbranden of overstromingen. Noem dat nog maar eens leuk. Daarnaast is vakantie met je naasten, die je de rest van het jaar alleen tijdens het avondeten ziet, allesbehalve prettig. G. illustreert dat met een verhaal over een uitje van hem en de Heilige Geest naar Lourdes. Opeens zaten ze een paar weken samen in een klein tentje, wat gegarandeerd tot ruzie leidde.

Daar laat ieder historisch bewustzijn G. echter in de steek. Hij was immers degene die Noach met duizenden dieren en, erger nog, vrouw en kinderen een jaar lang in een kleine boot liet wonen. Eveneens was Hij de God die Mozes en alle Israëlieten veertig jaar lang door de woestijn liet dwalen. En reken er maar niet op dat ze daar dagelijks in een oase overnachtten en erotische massages van mooie bedoeïnenvrouwen kregen. De behoefte te kamperen is niet meer dan een uitwas die de moderne mens aan Zijn grillen heeft overgehouden.

Alles leuk en aardig, maar het gaat natuurlijk om de vermakelijkheid van het programma. De RVU, de educatieve omroep, begeeft zich met Beter van niet immers op het grappige pad. G. de Vader wordt gespeeld door Erik van Muiswinkel, de teksten zijn geschreven door Jeroen van Merwijk. Een duo dat garant zou moeten staan voor goede grappen en scherpzinnige analyses enerzijds, en trage en mooie volzinnen anderzijds. Maar in de eerste aflevering kwamen beide kanten te weinig aan bod. Grappen waren er niet veel en volzinnen bleven achter bij het verwachte niveau. Wel waren enkele analyses aardig, maar dat was te weinig om het programma te kunnen dragen. Het is te hopen dat Van Muiswinkel en zijn team de serie komende weken weten aan te scherpen, anders kun je in het half uur dat Beter van niet duurt beter de Bijbel lezen. Dat is zeker zo educatief.

Prijsvraag

~

Bij de cusrsus hoort een aardige gimmick: de uit Noord-Europees hardhout gesneden Beter van niet-stempel. Wij verloten drie van deze prachtige stempels onder de origineelste antwoorden op de vraag: “Wat had G. de Vader beter niet kunnen doen?” Duik dus nog eens in je geheugen, of de Bijbel, en wees creatief.

Antwoord:
Voornaam:
Achternaam:
Adres:
Postcode:
Woonplaats:
Emailadres:
 Abonneer mij gratis op 8WEEKLY.

Om is hogere sferen te blijven, kijkt Mark Hospers volgende week naar het nieuwe NCRV programma Spiritus. Ook doet hij bijbehorende internettest, waar uit blijkt welke religie bij hem past.

G. de Vader geeft nog vijf cursussen, allen uitgezonden op woensdag van 21.30 tot 21.55.

Ten slotte is het wellicht aardig om te vermelden dat er hier een interview met G. de Vader te lezen is.

Spiritus
iedere maandag, 22.30 uur, Ned. 1

Boeken / Fictie

‘Poëzie is mens’

recensie: Ilja Leonard Pfeijffer - Het geheim van het vermoorde geneuzel. Een poëtica

Sinds zijn eerste dichtbundel (Van de vierkante man, uit 1998) die met de C. Buddingh’ prijs voor het beste debuut werd bekroond, laat Ilja Leonard Pfeijffer (1968) regelmatig van zich horen. In zijn artikelen voor het literaire tijdschrift Revisor, waar hij als redacteur aan verbonden is, en in zijn poëzierecensies voor Vrij Nederland en NRC Handelsblad schuwt hij de harde uitspraken niet. De gedichten van Rutger Kopland heeft hij een kop kleiner gemaakt in het essay Opgedrongen verwondering en ook heeft hij met het artikel De mythe van de verstaanbaarheid meerdere collega-dichters tegen zich het harnas in gejaagd.

~

In Het geheim van het vermoorde geneuzel (2003) zijn deze stukken en andere essays en recensies die Pfeijffer de afgelopen jaren schreef bijeengebracht. Met een knipoog naar het huidige politieke debat schrijft hij in het vooraf van de bundel:

‘De grote vraag is natuurlijk: hoe moet het nu verder met de poëzie? Iedereen doet maar wat en dicht er maar op los, alles mag en alles is even enig en niets is slecht.[…] Grote, dappere daden worden niet meer beloond en misdaden worden niet meer gestraft. Het is de hoogste tijd voor nieuwe normen en waarden.’

Strijdmakkers

Het geheim van het vermoorde geneuzel heeft als ondertitel ‘Een poëtica’. Hoewel het in feite niets meer is dan een bundeling van eerder gepubliceerde stukken, is de ondertitel niet verkeerd gekozen: uit dit boek spreekt één sterke stem. Pfeijffer zegt waar het op staat (‘Dat dit poëzie is, is een misverstand’, ‘Zo moet poëzie zijn’) met een verve en scherpheid die doet denken aan grote criticasters uit de Nederlandse literatuurgeschiedenis zoals Ter Braak en Du Perron. Volgens Pfeijffer is de polemiek sinds een paar jaar een zachte dood gestorven. Hij kijkt verlangend terug naar een klimaat waarin dichters ‘[…] nietsvermoedende anderen als strijdmakker omarmden.’ Zijn stukken maken deel uit van een grote wedstrijd waarbij retorisch betogen en spitsvondig formuleren de wapens vormen.

Maar Pfeijffer kraakt andere dichters niet willekeurig af omdat hij een pesterig jongetje is dat zonodig wil opvallen (kwade collega’s zullen hem graag zo afschilderen); hij speelt het spel met een serieuze inzet. Uit het ‘omarmen van strijdmakkers’ klinkt een liefde. Pfeijffer zoekt iets in de omarming.

Lijn

~

Aan de opbouw en ordening van de stukken is al te zien dat dit boek meer is dan zomaar een verzameling: de teksten zijn verdeeld in verschillende hoofdstukken waar een duidelijke lijn in zit. De eerste drie essays, ‘De mythen’, vormen de ruggengraat voor de rest van de bundel. Hier rekent Pfeijffer af met drie wijdverbreide ‘mythes’ over poëzie: dat goede poëzie begrijpelijk moet zijn, authentiek moet zijn en vol van diepzinnige gedachten. Hij slaat met de vuist op tafel: ‘Onbegrijpelijke poëzie is altijd beter dan makkelijke poëzie’, ‘De dichter moet niet huilen, maar de lezer’ en ‘Een goed gedicht gaat nergens over’. De kracht van deze drie stukken balt hij vervolgens samen in het programmatische gedicht ‘Vuurvogel’, waarin de strofes beginnen met ‘poëzie is geen […]’ en ‘poëzie is […]’, zoals:

poëzie is vuig portamento met vals contrapunt
van een lui baldadig orkest dat aan bier denkt

Na deze ferme stelling name is er het deel ‘Wortels die klampen’ waarin de achtergrond van Pfeijffer als graecus (hij doceert Grieks aan de Universiteit van Leiden) te herkennen valt. Hij veegt eeuwenoude visies op het werk van dichters als Sappho en Pindarus (518-438 V. Chr.) van tafel en probeert hun gedichten opnieuw te beschouwen. Hij maakt de dichters zo levend dat de hele ontwikkeling van de moderne poëzie (na 1880), waar we toch trots op waren, oude koek lijkt. Neologismen, syntactische experimenten, beeld en klankdichten; het is allemaal al gebeurd in de oudheid.

Gevecht met de doden

Deze essays zijn echter vooral interessant omdat er aan te zien is hoe Pfeijffer ook met dode dichters heeft gevochten. Weliswaar schrijft hij hier met meer afstand, doet hij met het wetenschappelijke debat mee en zal hij niet zeggen dat hij de gedichten van Pindarus ijzersterk vindt, of de poëzie van Horatius classicistisch saai (zoals hij in zijn recensies doet), maar ook in deze stukken is te zien dat hij andere gedichten en visies op dichten gebruikt om tot zijn eigen standpunt te komen.
Zo schrijft hij enthousiast over de tijd van Alexandrië, waar volgens hem de ware literatuur is uitgevonden: ‘virtuoze geleerdenpoëzie, afgestemd op een lezerspubliek van gelijkgestemden. En de poëzie had geen enkele andere functie dan het vereren van de Muzen’. Hij komt op voor de Alexandrijnse dichter Callimachus met zijn ‘lichtvoetige geleerdheid en pompeuze nutteloosheid’, ook al is deze lang gezien als ’te geleerd, te virtuoos, te geslepen en te ergerniswekkend’ en ‘geen dichter om in je hart te sluiten’. Dit zijn opmerkelijk genoeg typeringen die niet veel verschillen van de kritiek die Pfeijffer zelf krijgt. Pfeijffer’s verdediging is dan ook niet los te zien is van zijn eigen dichterschap.

Soms is hij heel direct aanwezig als dichter: ‘Als we al onze verbeteringen doorvoeren, dan krijgen we het volgende’ zegt hij over de openingsstrofe van de cyclus ‘Een winter aan zee’ van Adriaan Roland Holst die volgens hem nodig herschreven moest worden. De eerste regel ‘Eens liep zij hoog te spreken’ wordt: ‘november vertrad zij zich hoog te dazen’. Dit gebrek aan afstand maakt Pfeijffer een bijzonder beschouwer.

Anna Enquist op zijn tenen

In de recensies, die verzameld zijn in het laatste deel ‘Gevallen apart’, schrijft Pfeijffer regelmatig over gedichten alsof hij bezig is zijn vrienden uit te kiezen. Hij heeft het over ’toffemannenpoëzie’ waar hij niets van moet hebben en verwerkt in zijn beschouwingen anekdotes uit het literaire leven: Anna Enquist die tijdens een bijeenkomst op zijn tenen gaat staan en rode spa morst op zijn overhemd of Rutger Kopland die een onschuldig dansje doet op een beschaafd feestje. Dit lijkt misschien een makkelijk en ongepast trucje, maar bij Pfeijffer is het door elkaar halen van mens en poëzie een keuze uit overtuiging. Hij wil op een andere manier tegen gedichten aankijken, zoals de laatste regel van ‘Vuurvogel’ zegt: ‘poëzie is mens’. Een mens is vlees, maakt fouten, kan mooi en lelijk zijn en je kunt erover praten: ‘Er zijn wel degelijk criteria op grond waarvan je kunt besluiten dat het ene gedicht beter is dan het andere. Die zijn zelfs heel simpel te vinden. Poëzie is even beoordeelbaar als het uiterlijk van vrouwen.’ Waarna hij vervolgens over frigide freule’s, zeurkousjes, mysterieuze vrouwen en dansende dellen praat.

De dansende del vindt hij het leukst, en dat is typerend. Goede poëzie wankelt voor Pfeijffer op een randje. Of zwemt met het risico geplet te worden tussen wal en schip. Goede poëzie zit voor hem in ieder geval heel dichtbij het foute. Zo spreekt hij vaak in termen die negatief lijken, maar positief bedoeld zijn, zoals over de gedichten van Anne Vegter: ‘Ik wil meer van zulke flodderpoëzie die nergens op lijkt.’ Dit is het contrapunt, het randje waar gewankeld wordt, de valsheid van het luie orkest dat aan bier denkt.
Gedichten die op het eerste gezicht niet voldoen aan zijn wetten (die hij in de traditie van de poëtica als leerboek streng opstelt) vindt hij ineens toch ijzersterk. Over de gedichten van Rogi Wieg vraagt hij zich af: ‘Waarom word ik waarlijk ontroerd door deze foute gedichten? Waarom vind ik deze illegaal authentieke en ergerniswekkend onbeholpen versjes de allerbeste poëzie die ik in jaren heb gelezen?’ Ook Gerard Reve doet in ‘Een nieuw paaslied’ van alles fout: ‘Het is een gedicht waar alles mis mee is wat er mis kan zijn’ Maar: ‘Toch vind ik het een subliem gedicht. Werkelijk ijzersterk.’

Geraffineerd zwemmen

Er is moed voor nodig om tussen wal en schip te zwemmen. Niet het soort ondoordachte overmoed van passievol met grote stappen snel thuis, maar heel geraffineerd zwemmen, weten hoe de armen te bewegen. Het zijn de woorden: ‘poëzie is gevaarlijk of zij is geen poëzie’ (uit ‘Vuurvogel’), die je door een in zichzelf mompelende zwerver hoort zeggen of misschien zelfs heel hard over straat hoort schreeuwen.

Boeken / Fictie

Het boek voor de student?

recensie: Beau's Handboek voor Studenten en Mores

.

Beau’s Handboek voor Studenten • Beau van Erven Dorens • Uitgeverij 521 • 155 bladzijden • ISBN 90 76927 68 5

Mores • Onno te Rijdt • Rainbow Pocket van Uitgeverij Muntinga • 250 bladzijden • ISBN 90 417 0437 X

~

Er zouden studentenboeken moeten zijn die je alles haarfijn uit de doeken doen, zodat je als volleerd student standaard overal een Academisch Kwartiertje toepast. Onlangs brachten twee uitgeverijen een boekje over het studentenleven uit. Mores, een roman van Onno te Rijdt, verscheen als Rainbowpocket (€8,-) en Beau van Erven Dorens schreef Beau’s Handboek voor Studenten (€12,50).

Beau’s boek

Op het schutblad van Beaus boek staat ‘Beau’s Handboek’ in zwarte letters, met daaronder ‘voor studenten’ in grijze. Het tekent de inhoud van het Handboek: het is voornamelijk een handboek van Beau zelf. Wat de student ermee moet, weet ik niet.

Beau geeft maar één nuttige tip: draag nooit witte sokken. Waarom zegt hij echter niet. Zijn andere tips variëren van ‘gedraag je zo crimineel mogelijk want tijdens je studententijd accepteren mensen dat van je’ tot ‘heb seks met zoveel mogelijk verschillende partners, want dit is de enige tijd dat je dat ongestraft kunt doen’. Als corpsbal kun je deze tips misschien waarderen, maar voor de beginnende of gewone student klinkt dit als hopeloos arrogant geouwehoer. De mooiste tip is wel dat je zo weinig mogelijk moet studeren. Beau weidt uit:

Studeer zo weinig mogelijk. Behalve als je een nerd bent, hebben cijfers geen enkele invloed tijdens je sollicitatie. Een goede babbel of een pukkelvrij gezicht is van groter belang dan cum laude afstuderen. Weinig studeren behoeft wel management. Het is het beste om meteen in je eerste jaar je propedeuse te halen. Het volgende jaar doe je een heel jaar niets behalve reizen, neuken en zuipen. Het derde jaar ga je weer vol aan de studie en het vierde jaar doe je weer een heel jaar niets. In het vijfde jaar als student maak je in een keer de laatste twee studiejaren af, met een uitloop van een zomer.

Weinig en veel

~

Studeer zo min mogelijk, maar zorg dat je wel in één jaar je propedeuse haalt. Dat lukte slechts 40 procent van de mensen bij mijn opleiding, een eenvoudige letterenstudie. Wat Beau voorstelt is niets doen, maar tussendoor toch heel hard werken. Doe het dan gewoon rustig aan in zes jaar en bral niet zo.

Beau vertelt verder korte verhaaltjes zonder ontknoping over schulden, excessief drankgebruik en meisjes die hij versiert. Het zijn anekdotes die leuk zijn om onder vrienden te vertellen wanneer je ze zelf beleefd hebt en flink dronken bent wanneer je ze vertelt. De lezer van dit boek is echter noch vriend van Beau, noch dronken (mag ik aannemen, want als je dronken bent kun je niet zo vlot meer lezen). En dus zijn al die verhaaltjes nietszeggend. Een van de weinige leuke delen van het boek bevat een aantal kopieën van sollicitatiebrieven van de heer Van Erven Dorens. Plus de afwijzende antwoorden.
Nutteloze tips en nietszeggende verhaaltjes, en dan ook nog dat tomeloze gebral dat alleen bij corpsstudenten past. Je kunt je eraan ergeren, maar het is beter dit soort gezever gewoon te negeren.

Beter boek

~

Van een heel ander allooi is de roman Mores van Onno te Rijdt. Ward van Rigteren is een eerstejaars student die ingewijd wordt in een klassieke studentenvereniging. Het corps dus. Hij doorstaat zijn ontgroening en verwerft zich een plekje in één van de populairste verenigingshuizen. Dit kan niet mis gaan. Ware het niet dat een van zijn huisgenoten, de ouderejaars bullebak Grodder, de pik op hem heeft. Door Grodder laat Van Rigteren zich opnaaien zich ’te profileren’, en wanneer hij dat eindelijk doet, pakt dat heel anders uit dan hij gedacht had.

Of ik nu niets doe of Grodder verraad, in beide gevallen word ik er slechter van.
In het eerste geval zou ik een hekel krijgen aan mezelf.
In het tweede zou mijn leven hier worden verstoord.
Judas, Brutus.

Mores zit verbazingwekkend knap in elkaar. Het boek velt geen oordeel over het reilen en zeilen van een studentencorps, wat heerlijk is. De meeste mensen menen namelijk dat je of absoluut vóór het corps bent, of er vierkant tegen. Dat er ook een middenweg is van neutraliteit bewijst Mores.

Mores leren

Maar niet alleen daarom is het een goed boek, het is ook nog eens een intelligent boek, dat meer is dan slechts een verhaaltje over zuipen, neuken en vrienden voor het leven. Thema’s als vasthouden aan tradities en prestatiedrang zijn subtiel met elkaar vervlochten en de ontknoping vindt pas plaats op de allerlaatste bladzijden, wanneer alle puzzelstukjes in elkaar vallen. Van Rigteren is het doel dat hij zo ijverig nastreefde finaal voorbijgevlogen. Mores laat je achter met een echte kater, niet met zo’n opschepperige kijk-mij-nou-eens-stoer-zijn-met-mijn-gebroken-neus-kater die Van Erven Dorens in zijn boekje beschrijft. Lees Mores en laat het Handboek voor wat het is.

Film / Films

Klu(i)sje

recensie: The Italian Job

.

~

Charlie Croker (Mark Wahlberg) bedenkt het ultieme plan om de brandkluis leeg te halen, zonder ook maar een wapen te voorschijn te halen. Onderdeel van het plan zijn hacker Lyle (Seth Green), undercover man Steve Frezelli (Edward Norton), explosievenexpert Left-Ear (Mos Def), racegek Handsome Rob (Jason Statham) en de voormalige mastermind John Bridger (Donald Sutherland).
Het plan is tot in de puntjes uitgewerkt en de diefstal loopt gesmeerd. Het enige waar Charlie niet aan gedacht heeft is dat een van zijn eigen mannen hem zou verraden. Frezelli gaat ervandoor met de buit en doodt daarbij John. Een jaar later komen de mannen bij elkaar om het Steve betaald te zetten. Een groots opgezet plan moet ervoor zorgen dat ze het goud weer terug kunnen stelen. Hiervoor hebben ze John’s dochter Stella (Charlize Theron) nodig, een officiele kluiskraker. Haar wraak zal zoet zijn.

Mini’s

~

Mini’s spelen een centrale rol in The Italian Job en het moet gezegd worden: de kleine auto wordt een stuk aantrekkelijker als je er de weg mee onveilig kunt maken. Ze worden gebruikt in een van de grootste verkeersopstoppingen allertijden en in de metrotunnels onder Los Angeles. Fijn toch dat je met een mini overal tussendoor kunt komen en lekker kunt scheuren? Je raadt het al. The Italian Job is de actiefilm van deze nazomer. Met een beetje humor en heel veel actie laten de mini’s zich van hun beste kant zien, net als de acteurs. Achtervolgingen ter land, ter zee, en een beetje ter lucht. Deze actiefilm heeft het allemaal.

Acteurs

~

Deze film bewijst het weer eens: Edward Norton is en blijft een acteur van wereldklasse. We hadden al een tijdje niets van hem gehoord, maar het is goed te weten dat een talent als Norton niet achter de geraniums wegkwijnt. Hij weet de kijker tegen zich te krijgen, als de verrader Steve Frezelli. Maar ja, wat wil je ook met zo’n naam? Verrassend genoeg was ook Mark Wahlberg als acteur aangenaam voor het oog, al moet ik wel toegeven dat hij schijnbaar maar een beperkt aantal gezichtsuitdrukkingen heeft die op meerdere situaties van toepassing kunnen zijn. Van Charlize Theron kun je vooral zeggen dat ze zich heel erg thuis voelde in haar rol als scheurende hot chick.

Avondje film

The Italian Job zit boordevol actie, spanning en humor. Misschien blijft deze remake niet zo lang op je netvlies hangen als het origineel uit 1969, maar het laten verdwijnen van een pantserwagen in de grootste verkeersopstopping die Los Angeles ooit gekend heeft, is toch het bewonderen waard.

Boeken / Fictie

Het mysterie rond FtHvdB

recensie: Annejet van der Zijl - Jagtlust

Jagtlust is het heruitgegeven en herziene debuut uit 1998 van Annejet van der Zijl en gaat over de dichteres Fritzi ten Harmsen van der Beek. Fritzi ten Harmsen van der Beek (FtHvdB), of korter: Fritzi Harmsen van Beek, of nog korter: Fritzi, was in de jaren zestig een zeer bekende dichteres, die weinig schreef, zich weinig aantrok van de wereld en weinig geld had. Vrienden had ze wel. Dichters, uitgevers, kunstenaars, journalisten en dandy’s. Allemaal kwamen ze naar haar vervallen villa, genaamd Jagtlust.

~

Jagtlust is te lezen als een biografie van FtHvdB, maar is het niet. Het is ook geen portret van het huis zelf, hoewel dat wel zou kunnen. We lezen kort wie de villa bouwde, wie er achtereenvolgens in woonden en hoe FtHvdB erin woonde. Saillante details komen aan bod en het is een aangename beschrijving van een tijdperk dat ik alleen maar ken uit boeken als deze. Maar wat Jagtlust precies is, wordt nauwelijks duidelijk. Voor een ‘biografie van een huis’ ligt de nadruk weer te veel op de dichteres. En die dichteres laat zich niet echt lenen tot het beschrijven van haar leven.

Mysterie

FtHvdB is omgeven met geheimzinnigheid en mysterie, kondigt Van der Zijl aan. In plaats van onthullingen te doen versterkt zij het mysterie rond de dichteres. De biografe lijkt betoverd door haar onderwerp:

Met haar hese stem, haar enorme ogen en haar verslavende, volstrekt oorspronkelijke taalgebruik en gedachtegangen was ze net champagne: bubbelend en bruisend, zich onttrekkend aan elk stereotype van het klassieke vrouwtje. Ze paarde opperste chic aan een totaal gebrek aan gêne en een grote arrogantie aan de opperste onzekerheid, zodat je nooit wist wat je van haar kon verwachten. Maar je vergaf haar alles, want ze had ook iets ontroerends kewtsbaars en hulpeloos over zich, een herfstbruidje dat voortdurend in zeven sloten tegelijk liep en hevig op mannelijke beschermingsinstincten werkte.

Dit is nog een weergave van de gedachten van dichter Remco Campert, die in 1956 een relatie met FtHvdB begint en uiteindelijk met haar trouwt. Maar Van der Zijl zegt er niet bij of ze die gedachten zelf geciteerd, geparafraseerd of misschien zelf gecomponeerd heeft. Ze geeft geen bronnen. Ook niet bij deze serenade:

Er waren misschien mooiere vrouwen dan Fritzi, er waren er zeker die sexy’er [sic] waren, maar er was niemand die zo dwarrelend geniaal en roesachtig was als zij, en die haar bewonderaars zo effectief gevangen wist te houden in iets dat zweefde tussen bewondering en medelijden. Ze leek altijd half in haar eigen fantasiewereld te leven […].

~

Een stuk als dit maakt het verhaal weliswaar smeuïg, maar zet je ook aan het denken over het waarheidsgehalte van het boekje. Het is non-fictie, maar neigt wel heel vaak naar fictie: FtHvdB als sprookjesprinses.

Bronnen en wetenschap

De sjeu die deze liefdevolle citaten het boek geven, zijn nog goed te praten. Anders wordt het wanneer we bekijken hoe Van der Zijl haar bronnen behandelt. Achterin het boekje staat een uitgebreide lijst met namen: de mensen die Van der Zijl geïnterviewd heeft. Idem met archieven: bibliotheken, privé- en gemeentearchieven en het Letterkundig Museum. Ook is er een enorme bibliografie en is het boek uitgerust met een personenregister. Een prima verantwoording, wetenschappelijk bijna. Maar de tekst zelf is jammer genoeg niet zo wetenschappelijk van toon.

Wetenschappelijk hoeft niet meteen te betekenen dat je een dor verhaal schrijft met lange, ingebedde bijzinnen en een massa voetnoten, maar wel dat je ten alle tijde je bronnen vermeldt. Van der Zijl schrijft prettig leesbaar proza, en dat is een groot pluspunt, maar het is jammer dat ze haar bronnen niet goed vermeldt. Naar de oorsprong van de citaten hierboven is in eerste instantie alleen maar te raden. Ook staat in de lopende tekst soms een citaat, aangegeven in kleinere letters, maar niet direct met bron.
Pas achterin, na ‘geraadpleegde archieven’, vinden we een lijstje met bronnen bij de citaten. Het maakt het lezen wel lastig, want op die manier moet je steeds heen en weer bladeren. Kijk dan niet, zou je zeggen, maar de aard van de citaten maakt meer dan eens nieuwsgierig wie de uitspraak gedaan heeft.

Losse schroeven

Hier komt nog bij dat het boek een soms te luchthartige toon heeft. Op een interessante uitweiding volgt plotseling een zinnetje als: “wat er ook waar was van alle verhalen […].”, waarmee de verhalen op losse schroeven gezet worden. Zulke dingen: “Fritzi was Fritzi en het was gewoon niets voor haar […].”.
Van der Zijl geeft verder geen korte inleiding bij het introduceren van personen als Lucebert of Jan Sierhuis, die daarom wat wazig blijven. Lucebert mag inderdaad bekend verondersteld worden, maar de naam Jan Sierhuis moet verduidelijkt worden. Ik heb nog nooit van hem gehoord.

Garnwerd

Over FtHvdB zelf leren we uiteindelijk niet zoveel. Ze woont tegenwoordig in het Groningse dorp Garnwerd en heeft zich teruggetrokken uit de openbaarheid. Van der Zijl kreeg haar niet te spreken. Fritzi, in de inleiding en op de achterflap aangekondigd als een geheimzinnige vrouw, blijft een mysterie. Dat Van der Zijl dat mysterie niet heeft weten te ontrafelen heeft twee oorzaken: ze hult haar bronnen te veel in nevelen en ze hangt te veel aan het mysterie dat (het karakter? de gedichten? het huis?) van FtHvdB omgeeft.

Misschien was het beter geweest een studie te doen naar de gedichten of naar de daadwerkelijke persoon van de dichteres. Nu is Jagtlust een heel aardig boekje geworden dat een mooi inzicht geeft in het tijdsbeeld van de artistiekelingen uit de jaren zestig, maar wel een boekje zonder duidelijk doel.

Verkenning

De Groningse letterkundige Annie van den Oever heeft inmiddels een proefschrift geschreven over FtHvdB, een vuistdik wetenschappelijk drukwerk. Daarmee lijkt een boekje als Jagtlust overbodig geworden, maar dat is het juist niet. Jagtlust is een prima ingang naar de dichteres, het huis en een tijdperk dat vervlogen is. Voor mensen die een eerste verkenning willen doen naar Fritzi is het een goed boek. Maar Jagtlust mag dan misschien voldoende zijn voor een verkenning, voor een veldtocht is zwaarder geschut nodig. In Jagtlust blijven net iets te veel vragen onbeantwoord.