Boeken / Non-fictie

Schrijven als een epifenomeen

recensie: Biografie: Andrew Biswell - The Real Life Of Anthony Burgess

Momenteel mag de biografie zich verheugen in een ongekende populariteit, reden te meer om eens uitgebreid stil te staan bij dit hybride genre. Dit keer: The Real Life Of Anthony Burgess van Andrew Biswell.

Iedere schrijver heeft zijn anekdote. Anthony Burgess bijvoorbeeld zou eind jaren vijftig te horen hebben gekregen dat hij aan terminale hersenkanker leed, waarop hij als een razende boeken begon te schrijven, zodat zijn weduwe een inkomen zou hebben. Sappig verhaal, maar er klopt helemaal niets van, net als van vrijwel alles wat hij ons in de loop van zijn lange leven op de mouw wilde spelden. Een diepgravende en zeer leesbare biografie zet de feiten op een rijtje.

The real life of John Wilson

Anthony Burgess
Anthony Burgess

Burgess – John Wilson volgens de burgerlijke stand – zou bloedbanden hebben met gekroonde hoofden, daar begint het al mee, maar in werkelijkheid stamde hij uit de lagere tot zeer lage klassen in Manchester. Van zijn vader weten we niet eens wat hij nou eigenlijk deed voor de kost. Hij was een hosselaar die zijn geld op diverse, soms duistere manieren bij elkaar scharrelde, onder meer als barpianist.

Burgess stortte zich al jong op cultuur, kon aardig meekomen op de universiteit en schreef al vroeg zowel muziek als bellettrie, zonder dat het ergens toe leidde. Een bestaan als componist was jarenlang zijn voornaamste streven, maar die loopbaan kwam nooit serieus van de grond, en met de literatuur bleef het ook jarenlang tobben.

Wat hij over zijn eigen leven losliet klopt alleen in heel grote lijnen. Zijn verblijf in Gibraltar is van diverse zijden bevestigd, net als de jaren in Maleisië, die de befaamde Malayan Trilogie opleverden. Het verhaal over hoe hij in het Verre Oosten terechtkwam is hilarisch, en ook weer typisch Burgess. Drank speelt in dit verhaal een belangrijke rol, en ook dat is naar het leven getekend, want de beide echtelieden zopen – korter kun je het niet zeggen. Het kostte zijn eerste echtgenote Lynne uiteindelijk zelfs voortijdig haar leven, waarna de zogenaamd ten dode opgeschreven Burgess doodleuk trouwde met de vrouw bij wie hij al een zoon had, en hij nog vele jaren doorleefde, met als enige serieuze aanpassing de overstap van sigaretten naar sigaren – wat het toch wel weer ironisch maakt dat hij zelf bezweek aan longkanker. Roken en drinken, het blijven plagen.

Roerige tijden

Scene uit 'A Clockwork Orange' (1962)
Scene uit ‘A Clockwork Orange’ (1962)

Burgess’ biograaf Andrew Biswell is uit het goede, stevige Britse biografenhout gesneden. Hij onderzocht alles, ging zelfs kijken hoe diverse cruciale locaties er heden ten dage uitzien en sprak met iedereen die hij maar kon vinden. Op die manier kon hij rustig de feiten lostrekken uit de kluwen hele en halve waarheden die Burgess in zijn boeken, artikelen en vele interviews over de wereld had uitgestort. Het kale verhaal dat overbleef is minstens zo spannend als alle verzonnen flauwekul eromheen. Burgess (1917-1993) leefde in, zacht gezegd, zeer roerige tijden, waar hij dan ook nog het één en ander van mee kreeg. Zijn karakter en levensloop waren niet echt doorsnee, wat de anekdotiek zeer ten goede komt. Dat was op zich al genoeg voor een aangrijpende schelmenroman. Het is ook bijzonder opvallend dat Biswell zeer weinig woorden vuil maakt aan de jaren na het grote succes van A Clockwork Orange (1962), toen Burgess en zijn familie comfortabel in Monaco woonden en weinig echt schokkends meer ondernamen.

Dat was daarvoor wel even anders. Burgess had een talent voor ruzie en het uitlokken van smaadprocessen. Zijn uitgevers gingen met de vlooienkam door zijn manuscripten, om iedere mogelijke verwijzing naar levende personen van hun scherpe kanten te ontdoen, wat overigens niet in alle gevallen lukte. Dat Burgess, en Lynne in nog veel heviger mate, behalve zuipen ook enthousiast aan overspel deden, maakte de zaken nog gecompliceerder. Intussen schreef hij als een razende, en dat niet alleen ten tijde van zijn ongefundeerde doodvonnis. Naast de romans produceerde hij een enorme berg recensies en andere artikelen voor diverse media, en natuurlijk de onvergetelijke beschouwingen over andere schrijvers, waaronder zijn grote held James Joyce.

Pelagius

Biswell, duidelijk een fan van Burgess, maakt niet de fout dat hij alle romans en verhalen nog eens omstandig uitlegt en samenvat. Hij zoekt veeleer de rode draad, en in dit geval is dat Burgess’ merkwaardige uitleg van het Rooms-Katholicisme. Met de kerk had die weinig van doen. Voor Burgess draaide alles om de aard van de mens en met name om de erfzonde. Met kerkvader Augustinus was hij van mening dat de mens gedoemd is en daar zelf weinig aan kan doen. Burgess zag in het socialisme, met zijn belofte van een betere wereld voor iedereen en andere moderne verworvenheden, een terugkeer van het door hem en Augustinus verfoeide pelagianisme, dat hij beschouwde als de wortel van alle kwaad. Met de zonden van het vlees had hij verder opvallend weinig moeite, alleen maakte hij daar dan ook weer literatuur van. Of zoals hij het zelf in een quote van Biswell uit Nothing like the sun schreef:

Let us have no nonsensical talk about merging and melting souls, though, binary suns, two spheres in a single orbit. There is the flesh and the flesh makes all. Literature is an epiphenomenon of the action of the flesh.

Het knappe van deze biografie is niet alleen dat Biswell op voorbeeldige wijze feiten boven water haalt en met elkaar in verband brengt. Wat dit boek boven de middelmaat uittilt is de manier waarop hij zijn verhaal vertelt: met de nodige wetenschappelijke distantie, maar dan toch wel weer zo dat je als lezer met rode oortjes de bladzijden omslaat en – zeker niet onbelangrijk – het werk van zijn onderwerp weer eens uit de kast trekt, wat ook geen straf is. Intussen is het wachten op de volgende biografie, want hoe grondig deze ook mag zijn, over Burgess is het laatste woord nog niet gezegd. Zo weten we nog steeds niet zeker of Burgess de biologische vader van zijn zoon is of niet, zoals een eerdere biograaf beweerde, maar dat zijn louter details.

Zie ook in deze reeks: Barry Miles, Charles Bukowski, Karel Wasch, Jack Kerouac, Wim Hazeu, Vestdijk: een biografie, Menno Schenke, Vaan: het bewogen bestaan van C.B. Vaandrager, Rüdiger Safranski, Friedrich Schiller of de uitvinding van het Duitse idealisme en Peter Gay, Freud. Pionier van het moderne leven.

Film / Films

Een blunder zonder Sellers

recensie: The Pink Panther

“Ik heb geen persoonlijkheid,” zei Peter Sellers ooit, “There used to be a me behind the mask, but I had it surgically removed.” Misschien was dit wel de reden dat ieder masker dat de Engelsman opzette (alleen al drie verschillende in Kubricks Dr. Strangelove) zo perfect paste. Sellers’ onvoorspelbare talent voor een nieuwe vorm van slapstick was zo obsessief dat hij leefde van personage tot personage, waardoor zoiets als een kernpersoonlijkheid niet meer leek te bestaan.

Sellers en Inspecteur Clouseau waren één, onafscheidelijk. Iedere poging een nieuwe Pink Panther-film te maken is bij voorbaat mislukt, simpelweg omdat er buiten Sellers/Clouseau geen Pink Panther-film kan bestaan. Of kan het toch? Regisseur Shawn Levy doet een poging, met Steve Martin als Peter Sellers, pardon, als inspecteur Jacques Clouseau.

~

In Parijs, het slagveld waar de sureté van Clouseau opereert, is de Franse nationale voetbalcoach vermoord. De Pink Panther – de diamant van onschatbare waarde waarmee de coach de hand van zijn grote liefde Xania (Beyoncé Knowles) wil winnen – verdwijnt in de chaos rondom de moordaanslag. Een onderzoek volgt, en chief inspector Dreyfus (gespeeld door Kevin Kline, die met opgeplakte snor zijn Franse accent weer uit de kast haalt) zet Clouseau op de zaak. Dit doet hij met een reden: hopend op een wanoptreden van zijn rechercheur denkt hij met de eer te kunnen strijken en zo felbegeerd eremetaal te ontvangen. Het mag duidelijk zijn: net als in Blake Edwards’ oorspronkelijke Pink Panther-films draait het niet om het ingenieus gemonteerde plot, maar om het consequente geblunder van de Franse antiheld.

Twee soorten humor

Er zijn Airplane-grappen en er zijn Pink Panther-grappen. De grappen uit de eerste categorie worden in een hoog tempo op de kijker losgelaten, de personages zijn volledig vlak en hebben geen flauw benul van alle chaos die ze veroorzaken. De humor in The Pink Panther was anders; niet altijd met meer succes, maar zeker meer herkenbaar. Het tempo lag lager, iedere situatie werd veel meer uitgemolken, maar het grootste verschil maakte het personage: Inspecteur Clouseau. Met name in de meer geslaagde vroege films is de spanning tussen Clouseaus tomeloze ego en al de overduidelijke ellende die hij probeert te maskeren klassiek geworden. Martins Clouseau heeft nergens deze geniale en unieke diepgang: hij kiest voor een veel te hoog Airplane/Naked Gun-gehalte, een soort film waarvoor Martin vanwege zijn beperkte slapstickcapaciteiten sowieso niet in de wieg is gelegd. Daar helpt geen rondparaderende Beyoncé, die doet wat ze altijd doet, of een imagoloze Kevin Kline, die een respectabele acteurscarrière nu helemaal lijkt te hebben opgegeven, aan.

Twintig miljoen per weekend

~

Is er een markt voor de nieuwe Pink Panther? De eerste film (dit is nummer acht in de serie) kwam uit in 1964. Iemand die toen als 20-jarige hardop zat te lachen in de bioscoop, is nu 62 jaar oud en wacht wellicht thuis achter de geraniums op zijn pensioen. Misschien heeft regisseur Levy (Cheaper by the Dozen) dit ook wel verzonnen, en heeft hij bewust gekozen voor een modernere en vooral karakterloze Clouseau, met een jonger publiek op zijn netvlies. En ach, moet Levy gedacht hebben, met twintig miljoen dollar opbrengst per weekend, dan maar geen ode aan Sellers.

Film / Films

Een verontwaardigd Slowakije

recensie: Hostel

.

Een typisch antwoord van een regisseur die vóór Hostel al verantwoordelijk was voor een van de meest bloedige en gewelddadige, tegelijkertijd amusante en absurde films van de laatste vijf jaar, Cabin Fever (2002). De ingrediënten waren even simpel als doeltreffend: een groep jongelui heeft voor een kort uitje een bungalow gehuurd in redneck Amerika. Daar aangekomen vallen ze langzaam maar onafwendbaar ten prooi aan een vleesetend virus, met als bloederig hoogtepunt een meisje dat de korsten van haar benen scheert. Met een schamel budget van anderhalf miljoen en een uiteindelijke opbrengst van vele tientallen miljoenen dollars werd Cabin Fever een culthit die Roths portemonnee ook nog eens aardig spekte.

Veevoer

~

En nu is daar Hostel. Zoals gezegd speelt een groot deel van de film zich af in Slowakije, maar we beginnen in Amsterdam. Was Slowakije grauw, Amsterdam wordt net zo clichématig afgebeeld: drie vrienden gaan backpacken en kunnen de onoverwinnelijke Amsterdamse combinatie van wietrokende hoeren niet weerstaan. Maar ze willen meer, en al snel wordt ze een hostel in Slowakije aangeboden, een jeugdherberg waar schijnbaar iedere goddelijke vrouw ligt te wachten op pubers die net klaar zijn met de middelbare school. De twee Amerikanen en een IJslander – een volkomen irritante imbeciel met de naam Oli – laten dit zich niet twee keer zeggen en nemen de eerste beste trein naar Slowakije. Of Tsjechië – ik geloof dat Roth het eigenlijk met de filmlocaties niet zo nauw heeft genomen. Aangekomen in het voormalig Oostblok beginnen de nachtmerries voor onze vrienden: het hostel blijkt een doorsluisgelegenheid voor een organisatie die gespecialiseerd is in het verzorgen van de ultieme martelvakantie, met jonge toeristen als veevoer.

Grotesk

Waarom was Slowakije nu boos? Is het Slowaakse bureau voor toerisme bang dat iedere bioscoopganger na afloop direct zijn vlucht naar Bratislava annuleert? Vanaf het begin is duidelijk dat Roths film niet zo serieus hoeft te worden genomen. De hoofdpersonen zijn bold en beautiful, en de held koelbloedig als het erop aankomt. Slowakije is een duister hol, zo duister dat het lijkt alsof ze nauwelijks aan de Middeleeuwen ontsnapt zijn, en met name de gore en expliciet in beeld gebrachte martelscènes maken duidelijk dat Roth wil amuseren door te shockeren – waarbij gezegd moet worden dat de zichtbare ledematen niet alleen maar afgehakt zijn.

~

Is het een geslaagd shockexperiment? Ja hoor. Eén voor één verdwijnen de jongens, om uitelkaar gezaagd en geboord terug te keren op bloederige karren, die door de fabriek gereden worden. Tenen worden afgeknipt, boren worden in knieën gedraaid en motorzagen worden niet gebruikt om de heg mee te snoeien. Het geweld doet denken aan de al even groteske scènes uit een Takashi Miike-film – de gigant uit Japan aan wie Hostel een ode lijkt te zijn (de regisseur heeft zelfs een cameo). Net als Miike is Roth niet bezorgd om een hecht verhaal, met zorgvuldig doordachte personages die menselijk zijn en van wie de handelingen gemotiveerd kunnen worden. Dat is ook niet de reden dan Tarantino’s naam in kapitale letters op iedere mogelijke poster is neergezet. Hostels enige doel is het omdraaien van de maag. Mocht je geld willen besparen op een etentje en een film, bezoek dan Hostel voordat je je onder wilt dompelen in drie gangen gezelligheid. Hostel drukt iedere mogelijke eetlust de kop in.

Muziek / Album

Vakwerk uit Duitsland en Australië

recensie: Black Cab - Monochrome en Altamont Diary - Éclat

Terwijl iedereen zijn hart vasthoudt voor de langerwachte nieuwe Motorpsycho, brengt hun platenmaatschappijtje Stickman zo nu en dan albums van andere bands op de markt. Een recensie van de twee meest recente.

De grotere Stickman-bands (35007, Favez en The Soundtrack of Our Lives) brachten het afgelopen jaar al een nieuw album uit; de minder grote namen (waar is het uitstekende Brazen gebleven?) lijken verdwenen. Bij hun laatste uitgave verzorgde het label dan maar de distributie voor een bij ons volstrekt onbekende band: het Australische Black Cab. Een even sterke identiteit als de huisbands van Stickman heeft deze tweemansformatie (nog) niet, maar een veelbelovend debuut is Altamont Diary wel.

Retro

~

De hoes en de titels geven al een beetje aan wat je kunt verwachten: taferelen van het legendarische doch dramatisch geweldadig verlopen Stones-concert tijdens het Altamont festival 1969 sieren de hoes, en met songtitels als Jerry Sez (natuurlijk gebaseerd op de legendarische Grateful Dead frontman Jerry Garcia), 1970 en Summer of Love is wel duidelijk dat de band de tijdgeest van weleer een warm hart toedraagt. Maar het anachronisme van het album ligt niet alleen in de vorm: de muziek is duidelijk op de leest van The Grateful Dead geschoeid. Als in Good Drugs zelfs de electrische sitar ter hand wordt genomen is het beeld compleet: dit is een rasechte retroband. Maar Altamont Diary herbergt niet alleen authentiek klinkende hippiemuziek. Soms klinkt Black Cab als Primal Scream, en invloeden van Underworld en The Chemical Brothers zijn evenzeer duidelijk aanwezig. De voornamelijk instrumentale muziek kabbelt, meestal in midtempo, rustig voort. De soms lang uitgesponnen nummers zijn erg atmosferisch: je hoort niet alleen speelse melodieën met akoestische en electrische gitaren, maar ook synthesizers en iets dat klinkt als een didgeridoo. De toevoeging van electronische beats stoort hierin niet, maar maakt het geheel eerder organisch. Uitschieters kent het album echter niet, waardoor het geheel enigszins aan overtuigingskracht inboet.

Monochrome

Sticksister, een sublabel van Stickman, bestaat om muziek van kleinere, aparte
bandjes uit te brengen. Het debuutalbum van Monochrome is het laatste
wapenfeit, en met Éclat mag deze band zich meten met voorgangers als KVLR en
Cosmic Casino. Het lijkt vreemd dat het gezelschap ooit begon als hardcoreband
(onder de naam Dawnbreed), maar goed beschouwd is het wel te merken: de
drammerige songstructuren en de dynamiek van het de hardcore zijn hier op een
lichter genre (gitaarpop/emo) toegepast, en het resultaat klinkt best enerverend.
Ondanks het feit dat Marc Calmbach geen begaafde zanger is; de nummers waarin vooral zangeres
Liza von Billerbeck zingt (zoals afsluiter Kosmodrom) klinken dan ook
indringender.

Éclat is een solide album: de compacte nummers zijn strak en minutieus
gecomponeerd. Als de plaat echter op het eerste gehoor minder indruk maakt dan
eigenlijk zou moeten, komt dat doordat er nauwelijks van een vast stramien
wordt afgeweken en de variaties niet direct hoorbaar zijn. Vrijwel elke song
heeft dezelfde sound en structuur en hetzelfde tempo, en de band schiet vrijwel
nergens uit de band. Slechts een enkele keer doet Monochrome iets echt
verrassends (Accidents & Incidents, Prim). Zo zijn de songs moeilijk van elkaar
te onderscheiden en vormt het album een lange zit voor de luisteraar, terwijl
het nog geen veertig minuten duurt. Duits precisiewerk dus: solide materiaal
dat helaas iets te netjes binnen zijn eigen beperkingen blijft.

Film / Films

Olie is overal

recensie: Syriana

Misschien sleept hij deze week nog een Oscar in de wacht voor zijn bijrol als doorgewinterde CIA-agent. Maar George Clooney zei het bij de première van Syriana zelf al: “De echte ster van deze film is het script dat Stephen Gaghan heeft geschreven.” En inderdaad, het verhaal van Gaghan (tevens regisseur) kan met gemak opboksen tegen de prestaties van de cast.

~

Voordat de eerste helft van de film goed en wel op gang is gekomen, begin je je af te vragen waar je dit eerder hebt gezien. Wanneer blijkt dat Gaghan ook het scenario voor Traffic heeft geschreven, wordt alles duidelijk. Ook nu volgen we verschillende personen, die meer met elkaar gemeen blijken te hebben dan je aanvankelijk zou denken. En hoewel het centrale bindmiddel nu geen drugs is maar aardolie, is de boodschap van de film vergelijkbaar. Syriana maakt op treffende wijze duidelijk dat ook olie voor de westerse wereld niets minder is dan een verslaving, iets waar uiteenlopende partijen van profiteren.

Boorrechten, moord en concurrentie

Met vier verhaallijnen probeert Gaghan de betekenis van het zwarte goud voor onze samenleving in kaart te brengen. Prins Nasir, de troonpretendent van een rijk olieland in het Midden-Oosten, probeert samen met een energieanalist uit Genève (gespeeld door Matt Damon) zijn land om te vormen tot een westerse democratie. De raffinaderijen van het koninkrijkje worden bemand door straatarme Pakistani als Wasim, die wat geld voor in het thuisland proberen te verdienen. Als gastarbeiders worden ze niet voor vol aangezien. Ondertussen moet een CIA-agent (Clooney) in Beiroet vuile zaakjes opknappen en volgen we de praktijken van een ambitieuze advocaat uit Washington (Jeffrey Wright) die een fusie tussen twee Amerikaanse oliegiganten moet realiseren. Gaandeweg wordt steeds duidelijker wat de relatie is tussen al deze personen, met als hoogtepunt een grimmige finale.

Internationale setting

~

Hoewel het een onoverzichtelijk allegaartje van gebeurtenissen lijkt, komt de complexe verteltrant de film ten goede. De verhaallijnen laten goed zien welke verschillende belangen er wereldwijd aan de olieproductie zijn gekoppeld. De camera schippert tussen verschillende continenten, maar de beelden van het Midden-Oosten maken de meeste indruk. Cameraman Robert Elswit, die ook meewerkte aan het veelgeprezen Good Night, and Good Luck., weet door het gebruik van handcamera’s een realistische toon te treffen.

Familieperikelen

Is het vertellen van vier verschillende verhalen al een ambitieuze opgave, Gaghan doet er nog een schepje bovenop. De dramatiek van de film zit hem namelijk vooral in de problemen tussen de hoofdpersonages en hun familie. In feite zijn er dus acht verschillende verhaallijnen die moeten worden afgehandeld. Ook voor een ervaren scenarist grenst dat aan het onmogelijke, en dat zie je. De knelpunten in de familierelaties worden slechts aangestipt; het lijkt Gaghan aan tijd te ontbreken om er veel verder op in te gaan. De regisseur komt ermee weg omdat hij de centrale lijn van het verhaal niet vergeet, hij weet de aandacht van de kijker vast te houden.

Oscar?

Het belang dat aan het scenario is toegedicht, zou een oorzaak kunnen zijn van de kleine rollen. De personages zijn over het algemeen niet echt uitgewerkt. Dit wil echter niet zeggen dat ze niet overtuigend genoeg zijn. Wright is sterk als advocaat, Chris Cooper (bekend van de The Bourne-films), zet een foute oliemagnaat neer, en Clooney, met baard en vijftien kilo zwaarder, weet als CIA-agent een interessante mix van medelijden en afgunst over zich uit te roepen. Of het genoeg is voor een Oscar? De kans dat Clooney er eentje krijgt voor zijn andere geëngageerde film, Good Night, and Good Luck., lijkt iets groter.

Film / Films

Dromen voor de lotto

recensie: Dreaming by Numbers

Dromen over het winnen van de lotto, oké. Maar de lotto winnen dankzij een droom? In Napels kijkt men er niet vreemd van op. Sinds jaar en dag gaan veel Napolitanen naar het lottokantoor om hun droom of een andere gebeurtenis om te laten zetten in een tastbaar kanslot. In de documentaire Dreaming by Numbers gaat de Italiaans-Nederlandse filmmaakster Anna Bucchetti op zoek naar de achtergronden van dit spel en zijn spelers.

Aan het loket van het piepkleine lottokantoor, gelegen in een oude volkswijk, steekt een oud dametje van wal: ‘Vannacht droomde mijn dochter dat haar vader met zijn voet in een emmer water stapte.’ Maria, een van de twee vriendelijke medewerksters, neemt meteen de Grimace erbij; het boek waarin alle woorden en hun bijbehorende nummers nauwkeurig vermeld staan. In een mum van tijd, heeft ze de uitkomst klaar: ‘Vader en dochter is 81, voet 57, water 39 en emmer 4.’ Nadat ze deze nummers op een speciale machine heeft ingetikt, overhandigt ze de dame vier ponskaartjes, die hiermee – net als vele andere dromers – de hoofdprijs hoopt te winnen.

Tragiek

Met dit originele en intrigerende onderwerp heeft Anna Buccheti in ieder geval een lot uit de loterij. De vraag is alleen of ze de vele mogelijkheden en kansen die het onderwerp biedt ook heeft weten te benutten. Het antwoord is: ja. Bucchetti toont bijvoorbeeld niet alleen de grappige en leuke kanten van het spel (mensen die bizarre dromen vertellen, mensen die gewonnen hebben), maar gaat ook in op de tragiek die eraan vastkleeft. Zo zien we een vrouw die aan het loket vraagt welk nummer voor huiszoeking staat. In een gesprek met de vrouw komt naar voren dat zij vroeger ooit is opgepakt, omdat zij op een illegale manier geld probeerde te verdienden om haar negen kinderen te onderhouden. Drie van die kinderen heeft zij inmiddels al moeten begraven. Hun geboortedata gebruikt ze om de lotto te spelen.

Niet alleen winnen

Dreaming by Numbers laat zien dat het in deze lotto niet puur draait om het winnen. De een speelt omdat haar overleden moeder er aan verslaafd was, de ander om hoop te houden in het leven, en weer een ander gewoon voor de lol. Zoals de welgestelde geleerde Guiseppe of de transseksuele Patrizia. Hoewel Patrizia maar weinig verdient, beweert ze toch niet gelukkiger te worden van een grote geldsom: ‘Ik zou een huis kopen voor mijn vader, broer en neefje. Ikzelf zou nooit een groter huis willen. In deze buurt ken ik iedereen. Dat maakt mij een gelukkig mens.’

Zwart-wit

Omdat de documentaire in zwart-wit is en de mensen in deze documentaire er vaak nogal ouderwets uitzien (vooral ook door de brillen), lijkt het in eerste instantie alsof je naar beelden uit de jaren zestig zit te kijken. Als je hoort dat de mensen met euro’s betalen, word je echter vanzelf weer teruggehaald naar de tegenwoordige tijd. Het zwart-wit lijkt er overigens voor te zorgen dat je beter luistert naar wat de mensen te zeggen hebben. En dat is goed, want het zijn interessante en mooie verhalen die ze te vertellen hebben.

Film / Films

Licht moraliserend spel met realiteiten

recensie: Mary

.

~

Tijdens de opnames van een film met de titel This Is My Blood raakt actrice Marie Palesi (Juliette Binoche) zo geobsedeerd door haar personage Maria Magdalena, dat ze haar carrière laat vallen om zich compleet onder te dompelen in Magdalena’s geschiedenis. Presentator Ted Younger (Forest Whitaker) raakt op zijn beurt zwaar onder de indruk van Palesi wanneer hij haar ziet op het witte doek tijdens de persvoorstelling van de film. Omdat zijn tv-programma die week in het teken staat van religie, nodigt hij de regisseur van de film, Tony Childress (Matthew Modine), uit voor een interview. Op deze manier hoopt hij in contact te komen met Marie, maar helaas blijkt dit niet zo eenvoudig. Als hij haar uiteindelijk toch vindt, verandert zijn leven op ingrijpende wijze.

Wat is waar?

In Mary worden drie verschillende realiteiten op elkaar gestapeld. Ten eerste is er die van de film This Is My Blood. Ten tweede die van het basisverhaal met Ted, actrice Marie en regisseur Tony. Ten slotte is er de ‘echte realiteit’. Het laatste staat tussen aanhalingstekens, omdat het moeilijk te zeggen is of de interviews met de – echte – wetenschappers authentiek zijn of uit de pen van de scenarioschrijver komen. Dit spel met fictie en realiteit, maar ook de speculatie over de verhouding tussen Jezus en Maria Magdalena (zij het hier op een ander vlak), doen overigens erg denken aan The Da Vinci Code.

Moraliserend

~

Als Ferrara dan toch bezig was, had hij beter ook Dan Browns spanningsopbouwkunsten afgekeken. Sommige momenten doen je weliswaar even schrikken (tijdens één scène vlieg je zelfs bijna letterlijk op uit je bioscoopstoel), maar het einde zie je bijvoorbeeld van mijlenver aankomen. Dit einde is overigens ook een tikkeltje moraliserend. Wanneer die theorie over Jezus en Maria Magdalena er niet ingezeten had, was het een mooie, lange reclamespot voor de katholieke kerk geweest.

Karikatuur

Forest Whitaker is op zich goed in zijn rol van rustige tv-presentator. Echter, op momenten dat Ted controle verliest, lijkt het alsof Whitaker zijn personage ook niet meer in de hand heeft, waardoor zijn spel te gemaakt overkomt. Ook het spel van Matthew Modine komt onecht over. De rol van gladde, zelfingenomen regisseur past hem niet. Door hem verwordt zijn karakter tot een karikatuur, wat op een gegeven moment gaat irriteren. Over Binoche valt eigenlijk niet heel veel te zeggen. We zien haar voornamelijk in de rol van Maria Magdalena in de film This Is My Blood, waarbij haar acteerprestaties volledig weggedrukt worden door stijf taalgebruik en lange lappen tekst.

Een kassucces lijkt er al met al dus niet in te zitten voor Ferrara. Tenzij hij nu begint met bidden, misschien.

Boeken / Fictie

Azuur en lazuli

recensie: Henk van Woerden - Ultramarijn

“In een speciaal daarvoor gereserveerd hok tussen twee hersenkwabjes bewaar ik mijn volgende vijf romans”, vertelde Henk van Woerden na de publicatie van zijn nieuwste roman, Ultramarijn. Het liep anders, want hij kwam te overlijden nog voor hij een van die ideeën ten uitvoer had kunnen brengen. Dat maakt Ultramarijn tot het sluitstuk van het oeuvre van Van Woerden.

Ultramarijn neemt ons mee naar het gebied rondom de Middellandse Zee, waar Joakim en zijn halfzus Aysel leven. Wanneer Aysel en Joakim uit elkaar gehaald worden, vertrekt Aysel naar Duitsland om er een eethuisje te beginnen. Ze leert er een man kennen en krijgt een dochter, Özlem. Joakim blijft achter in zijn thuisland, maar mist zijn zus. Hij legt zich toe op het leren bespelen van de luit. Het gemis blijft. Vijfenveertig jaar beslaat het boek, jaren uit het leven van Joakim, Aysel en Özlem, waaruit drie periodes verteld worden.

Blauw

Ultramarijn werd, en wordt, gewonnen uit de halfedelsteen lapis lazuli. In Italië stond de kleur bekend als Azurro Oltramarino, ‘het azuur van over zee’. Kleur kent geen barrières.

Lapis Lazuli
Lapis Lazuli

Beter dan Van Woerden zelf vertelt in zijn nawoord, kan de roman niet worden weergegeven. In het ene titelwoord, ultramarijn, ligt het hele verhaal besloten. Van Woerden heeft het relaas opgetekend dat hij zag in het diepe blauw, terwijl hij tegelijkertijd opmerkt dat “de volledige geschiedenis van blauw nog beschreven moet worden”. Evenals de kleurstof maakt een deel van zijn personages de tocht tussen Azië en Europa, maar zij zijn mensen, zodat ze, in tegenstelling tot kleuren, wel barrières ondervinden. Van Woerden heeft zelf in verschillende landen gewoond, waaronder Afrika en Griekenland. In die landen heeft de schrijver de magie van verschillende culturen ervaren, die hij nu in zijn roman verwerkt en de lezer meegeeft. In de reizen die in Ultramarijn worden gemaakt, blijkt zijn voorliefde voor niet-Europese culturen; Aysel lijkt misplaatst in het ruwe Duitsland, kwijnt er verder en verder weg. Wanneer haar dochter de reis in omgekeerde richting aflegt, bloeit Özlem juist op.

Nuances

Ultramarijn is in staat melancholie en weemoed op te roepen door het genuanceerde woordgebruik. Dat wordt alleen al duidelijk in de tinten blauw die de revue passeren, maar ook in de vele verwijzingen naar Joakims muziek, zoals wanneer zijn leermeester hem onderwijst over het luitspel:

~

Voor alles is er stilte. Tegenover stilte staat algemene herrie. Maar herrie houdt geen toonhoogte. Klank wel, een klank heeft een nauwkeurige positie. Eén bepaalde toon is de andere niet. Tonen verschillen van elkaar, zoals de geuren van bloemen van elkaar verschillen.

Wanneer Joachim de luit bespeelt, wordt steeds opnieuw verwezen naar de makam, een manier van spelen die bekend staat om zijn melodische rijkdom en de ritmische schakeringen. De makam in de luitmuziek is zoals Ultramarijn is: rijk en genuanceerd.

Verlangen

Boven alles, echter, is Ultramarijn een verhaal van verlangen. Verlangen naar een thuis, verlangen naar liefde, verlangen naar lust, verlangen naar de toekomst, verlangen naar het verleden, dat terugkomt in de betekenis van de naam van Özlem, Aysels dochter. Bij dat traag voortkabbelende verlangen past eveneens het blauw dat een lijn door het verhaal vormt, want blauw is de kleur van hoop en rust. De rustige stijl weet Van Woerden het grootste deel van het verhaal vast te houden, vreemd genoeg met korte, heldere zinnen, in plaats van met lange beschrijvingen die vaak worden gebruikt om rust te brengen.

Het is spijtig dat de ideeënwereld van zijn schrijver met deze roman ten einde is gekomen.

Theater / Voorstelling

Van moeders krijg je nooit genoeg

recensie: Moeders/Zonen/Dochters & Melanie Klein (Onafhankelijk Toneel)

Melanie Klein & Moeder/Zonen/Dochters van het Onafhankelijk Toneel is een tweeluik met als thema moeders en hun kinderen. Het contrast tussen de twee voorstellingen is groot. In Melanie Klein draait het om de wreedheid van een moeder die haar kinderen gebruikt als onderzoeksobjecten en Moeder/Zonen/Dochters laat met prachtige mise-en-scènes en lieve muziek vooral de schoonheid van de bijzondere relatie tussen moeder en kind zien.

~

Melanie Klein, hoofdpersoon uit het gelijknamige toneelstuk van Nicholas Wright, is geen beste moeder. Ze is zo egoïstisch en gemeen dat het niet echt kan zijn. Maar dat is het wel. Melanie Klein heeft namelijk echt bestaan. Ze was een briljante psychoanalytica die haar zoon en dochter gebruikte om haar omstreden methodes op uit te testen. Het stuk begint als Klein, gespeeld door Marlies Heuer, te horen krijgt dat haar zoon is overleden. In de voorstelling wordt de ware doodsoorzaak in het midden gelaten, maar er zijn verschillende aanwijzingen die duiden op zelfmoord – de enige manier om te ontsnappen aan de destructieve analyses die zijn moeder op hem los liet. Ook bij dochter en vakgenoot Melitta (José Kuijpers) heeft de rol van proefkonijn de nodige sporen achtergelaten, zij verbreekt uiteindelijk elk contact met haar moeder.

Ongegeneerde wreedheid

De voorstelling laat de confrontatie zien die aan deze breuk vooraf gaat. In een strakke en eenvoudige regie maken we kennis met een moeder en dochter die elkaar emotioneel afmaken. Paula, de assistente van Klein, is hiervan getuige; mevrouw Klein en Melitta doen geen enkele moeite zich in te houden. Zeker Klein lijkt te genieten van deze toeschouwer. Ze verontschuldigt zich zelfs tegenover Paula wanneer het gesprek met haar dochter wat saai dreigt te worden. Dit soort humoristische momenten zorgen voor wat lucht in de verder pijnlijke en grimmige voorstelling.

Schoonheid

Het Onafhankelijk Toneel brengt dit seizoen nog een voorstelling over moeders en hun kinderen, de prachtige montagevoorstelling Moeders/Zonen/Dochters. Regisseuse Mirjam Koen heeft hiermee niet overdreven. Want wat valt er veel te vertellen over de leuke en minder leuke kanten van de bijzondere relatie tussen moeder en kind. En zo dachten toneelschrijvers er meer dan honderd jaar geleden blijkbaar ook al over. De voorstelling is een feest der herkenning. Moeder/Zonen/Dochters is een combinatie van al het mooie dat theater te bieden heeft: hartverscheurende dialogen tussen moeder en zoon uit klassiekers als Hamlet (Shakespeare) en De Meeuw (Tsjechov); heerlijke muziek, prachtig gezongen door mezzosopraan Rachel Ann Morgan en knap begeleid op vleugel en klavecimbel door William Bakker; en luchtige choreografieën die in één klap het grote aantrek- en afstootspel tussen moeder en kind duidelijk maken.

Voorproefje

~

Kleine hoogtepuntjes zijn de scènes met José Kuijpers en Romana Vrede uit Thuisreis van Judith Herzberg. Het Nationale Toneel, dat het stuk voor het seizoen 2007-2008 op het repertoire heeft staan, was zo collegiaal om toestemming te geven voor dit voorproefje, een veelbelovend voorproefje welteverstaan. Van de serene uitstraling die Vrede had als Paula in Melanie Klein, is in de tweede voorstelling niets meer terug te vinden. Hysterisch en vol overtuiging speelt ze de gefrustreerde dochter die vecht voor de aandacht van haar drukbezette moeder.

Lust voor het oog

Maar niet alleen de inhoud is mooi, ook het toneelbeeld is om je vingers bij af te likken. Moeders José Kuijpers en Marlies Heuer zijn gekleed in grijze jurken in exact dezelfde tint als die van het speelvlak, de grond waarop de kinderen lopen, de basis. Heuer straalt met haar wijde jurk het echte moeder-de-gansgevoel uit. Het is dan ook niet verwonderlijk dat actrice Lizzy Timmers zich meerdere malen vastklampt aan deze moeder, alsof ze het liefst ónder de rok wil kruipen. De wolken van kinderen zijn gekleed in roomwitte kostuum, die hun kwetsbaarheid en jeugdigheid benadrukken. In tegenstelling tot de moeders hebben zij nog een hele toekomst voor zich, die hen, vaak ondanks de invloed van hun moeders, nog alle mogelijkheden van de wereld biedt.

De voorstellingen Melanie Klein en Moeder/Zonen/Dochters zijn nog tot en met 5 maart 2006 te zien. Kijk hier voor een actuele speellijst.

Theater / Voorstelling

Van hoogtepunt naar nachtkaars

recensie: Madame de Sade (Toneelgroep Amsterdam)

Beter kan een grootse schouwburgzaal een decadent boudoir niet benaderen: op het podium reiken spiegels tot in de nok, ze weerkaatsen de zaal waarvan de stoelen in deze optiek opeens hoerig rood blijken. Je ziet hoe de acteurs de zaal zien, wij kijken naar hen, en zij kijken terug. Wij zijn voyeurs in dit boudoir. Voor de spiegels staat Charlotte, de huishoudster van Markies de Sade. In een korset van glimmend rode pailletten zingt ze een jazzy nummer. Het huishouden van de markies in Madame de Sade van Toneelgroep Amsterdam is een hoerenkast, desnoods een nachtclub. En wij mogen om het hoekje gluren.

~

Met die zingende huishoudster in korset (Marieke Heebink), in een fonkelend decor, is meteen de toon gezet voor deze voorstelling. De sfeer is broeierig, decadent. IJdel, met al die weerkaatsende spiegels. De stemming is een beetje hangerig, tegen de verveling aan. Dat hangerige is aanvankelijk een mooi gegeven: de belangrijkste bezigheid van de personages is namelijk wachten. Want degene om wie alles draait is afwezig: Alphonse markies De Sade. Hij zit in het gevang vanwege zijn extreme seksuele uitspattingen, en de achtergebleven vrouwen wachten op wat er volgen gaat. Maar jammer genoeg gaat diezelfde hangerigheid uiteindelijk de keel uithangen.

Leugen

Madame de Sade van de Japanner Yukio Mishima kent alleen vrouwenrollen. De Poolse regisseur Krzysztof Warlikowski laat ze allemaal spelen door mannen, op de wulpse huishoudster na. Belangrijkste personages zijn Renée de Sade, de vrouw van Alphonse, en haar moeder, de vileine Madame de Montreuil. Renée is als onschuldig meisje met Alphonse getrouwd, en vervolgens gefascineerd geraakt door zijn overstuurde seksuele behoeftes. Zij is haar echtgenoot trouw. Haar moeder (een prachtige valse Hugo Koolschijn) zou haar het liefst van die man wegsleuren, geen leugen gaat haar te ver om de greep die De Sade op haar dochter heeft te breken.

Bourgeoisie

~

Schrijver Yukio Mishima (1925-1970) werd geroemd en verguisd om zijn weergave van over the top heftige seksuele fantasieën. Dat verklaart ook zijn fascinatie voor De Sade. Mooi in deze voorstelling is het hunkeren naar dat verbodene, dat onzegbare. De tegenstelling tussen het keurige burgerlijke Frankrijk van de achttiende eeuw en de bandeloze vrijheid van een De Sade lijkt onoverbrugbaar. Geen wonder dat al die verveelde, aan de bourgeoisie vastgeklonken vrouwen ongeduldig verlangen naar groots en meeslepend leven. Ze vermaken en kwellen elkaar door te vertellen welke heftige avonturen ze stuk voor stuk hebben beleefd met De Sade.

Dip

Helaas raakt deze voorstelling in een onomkeerbare dip nadat die decadente sfeer is neergezet. De hangerigheid verwordt tot sleur, er gebeurt steeds minder. Barry Atsma als Madame Renée de Sade gaat er zelfs maar helemaal bij liggen en zwijgt voornamelijk. Het vuurwerk verdwijnt, de handeling wordt steeds minimaler. Met de hunkering van de vrouwen verdwijnt de spanning. Je kunt je voorstellen dat ze alsnog genoegen nemen met de rest van hun leven sokken breien in hun kasteeltoren. Zonder uitspattingen, zonder groots leven, zonder De Sade. Hun leven gaat uit als een nachtkaars, net als deze voorstelling.

Madame de Sade is nog te zien tot en met 22 april 2006. Kijk hier voor een actuele speellijst.