Film / Films

Een blunder zonder Sellers

recensie: The Pink Panther

“Ik heb geen persoonlijkheid,” zei Peter Sellers ooit, “There used to be a me behind the mask, but I had it surgically removed.” Misschien was dit wel de reden dat ieder masker dat de Engelsman opzette (alleen al drie verschillende in Kubricks Dr. Strangelove) zo perfect paste. Sellers’ onvoorspelbare talent voor een nieuwe vorm van slapstick was zo obsessief dat hij leefde van personage tot personage, waardoor zoiets als een kernpersoonlijkheid niet meer leek te bestaan.

Sellers en Inspecteur Clouseau waren één, onafscheidelijk. Iedere poging een nieuwe Pink Panther-film te maken is bij voorbaat mislukt, simpelweg omdat er buiten Sellers/Clouseau geen Pink Panther-film kan bestaan. Of kan het toch? Regisseur Shawn Levy doet een poging, met Steve Martin als Peter Sellers, pardon, als inspecteur Jacques Clouseau.

~

In Parijs, het slagveld waar de sureté van Clouseau opereert, is de Franse nationale voetbalcoach vermoord. De Pink Panther – de diamant van onschatbare waarde waarmee de coach de hand van zijn grote liefde Xania (Beyoncé Knowles) wil winnen – verdwijnt in de chaos rondom de moordaanslag. Een onderzoek volgt, en chief inspector Dreyfus (gespeeld door Kevin Kline, die met opgeplakte snor zijn Franse accent weer uit de kast haalt) zet Clouseau op de zaak. Dit doet hij met een reden: hopend op een wanoptreden van zijn rechercheur denkt hij met de eer te kunnen strijken en zo felbegeerd eremetaal te ontvangen. Het mag duidelijk zijn: net als in Blake Edwards’ oorspronkelijke Pink Panther-films draait het niet om het ingenieus gemonteerde plot, maar om het consequente geblunder van de Franse antiheld.

Twee soorten humor

Er zijn Airplane-grappen en er zijn Pink Panther-grappen. De grappen uit de eerste categorie worden in een hoog tempo op de kijker losgelaten, de personages zijn volledig vlak en hebben geen flauw benul van alle chaos die ze veroorzaken. De humor in The Pink Panther was anders; niet altijd met meer succes, maar zeker meer herkenbaar. Het tempo lag lager, iedere situatie werd veel meer uitgemolken, maar het grootste verschil maakte het personage: Inspecteur Clouseau. Met name in de meer geslaagde vroege films is de spanning tussen Clouseaus tomeloze ego en al de overduidelijke ellende die hij probeert te maskeren klassiek geworden. Martins Clouseau heeft nergens deze geniale en unieke diepgang: hij kiest voor een veel te hoog Airplane/Naked Gun-gehalte, een soort film waarvoor Martin vanwege zijn beperkte slapstickcapaciteiten sowieso niet in de wieg is gelegd. Daar helpt geen rondparaderende Beyoncé, die doet wat ze altijd doet, of een imagoloze Kevin Kline, die een respectabele acteurscarrière nu helemaal lijkt te hebben opgegeven, aan.

Twintig miljoen per weekend

~

Is er een markt voor de nieuwe Pink Panther? De eerste film (dit is nummer acht in de serie) kwam uit in 1964. Iemand die toen als 20-jarige hardop zat te lachen in de bioscoop, is nu 62 jaar oud en wacht wellicht thuis achter de geraniums op zijn pensioen. Misschien heeft regisseur Levy (Cheaper by the Dozen) dit ook wel verzonnen, en heeft hij bewust gekozen voor een modernere en vooral karakterloze Clouseau, met een jonger publiek op zijn netvlies. En ach, moet Levy gedacht hebben, met twintig miljoen dollar opbrengst per weekend, dan maar geen ode aan Sellers.