Boeken / Strip

Een inleiding, meer niet

recensie: Robert Crumb, David Mairowitz - Kafka

Franz Joseph Kafka, een onbegrepen genie of een gestoorde schrijver? Sommige mensen vinden zijn verhalen niet om door te komen, anderen zweren bij Kafka’s eigenzinnige stijl. De combinatie van de verhalen van Kafka met de tekeningen van een andere (levende) legende, Robert Crumb (o.a. Mr. Natural, Fritz the Cat), zou vuurwerk op moeten leveren. Toch valt Kafka tegen. De opbouw van het boek is chaotisch en de uitgave is onzorgvuldig. Het is Kafka en Crumb onwaardig.

, zou vuurwerk op moeten leveren. Toch valt Kafka tegen. De opbouw van het boek is chaotisch en de uitgave is onzorgvuldig. Het is Kafka en Crumb onwaardig.

Kafka is in 1993 al uitgegeven in Groot-Brittannië onder de titel Introducing Kafka. Eigenlijk had deze Nederlandse uitgave dezelfde titel moeten houden. Kafka bestaat namelijk uit een biografie over de Tsjechische schrijver met als aanvulling stukken tekst uit zijn boeken. Het boek is dus voornamelijk een kennismaking met de neurotische schrijver en zijn meest bekende verhalen.

Minderwaardig

~

In Kafka schetst schrijver David Mairowitz een beeld van het Praag waarin Kafka opgroeit in de jaren twintig van de vorige eeuw. Hij woonde in de Joodse wijk en kwam daar in aanraking met Joodse legenden en verboden geschriften als de Golem. Dit verhaal over een Joods monster van Frankenstein zou een van de inspiratiebronnen zijn voor Kafka’s verhalen. Het waren ook de jaren dat het anti-semitisme in Praag toenam, iets wat zeker zijn uitwerking op de jonge Kafka heeft gehad. Zo gaan veel van zijn verhalen over manieren om weg te kruipen zonder dat de wereld er veel aanstoot aan geeft. Voorbeelden hiervan zijn De Gedaanteverwisseling en Het Hol. Kafka ziet zichzelf als minderwaardige Jood die eigenlijk zou moeten verdwijnen van de wereld. In De Gedaanteverwisseling bijvoorbeeld verandert het hoofdpersonage in een monster dat zich niet meer aan de wereld laat zien. Het monster is in zekere zin Kafka’s eigen visie op Joden als hijzelf.
Mairowitz probeert de verhalen van Kafka ook te verklaren door een beeld te schetsen van zijn familie, zijn omgang met vrouwen en afkeer van seks en zijn ziektebeelden. Kafka vond seks vies en benaderde het erg afstandelijk, de meeste relaties met vrouwen speelden zich ook vooral af op papier. Kafka was een echte brievenschrijver en moest weinig hebben van fysiek contact. Bovendien dacht hij constant dat hij aan chronische ziektes leed, terwijl hij eigenlijk kerngezond was.
Mairowitz zoekt in Kafka’s leven naar oorzaken voor zijn verhalen. Hierdoor wordt voor de lezer duidelijk waar zijn veelal absurde verhalen vandaan komen. De tekeningen van Crumb geven daarbij wat lucht aan de lezer, lucht die in de echte werken van Kafka compleet ontbreekt.

Rommelig

Jammer genoeg ontbreekt door de mix van biografie en passages uit Kafka’s eigen verhalen een duidelijke structuur. Zo wordt Kafka’s leven chronologisch behandeld, maar komen de verhalen niet aan bod in chronologische volgorde. De verhalen worden meer aangehaald naargelang ze illustratief zijn voor een bepaalde fase in Kafka’s leven.
Het boek is ook rommelig doordat de verhalen van Kafka worden samengevat door zowel het tekenwerk van Crumb als de tekst van Mairowitz. Een gedeelte van het boek wordt dan als stripverhaal weergegeven, daarop volgt een korte samenvatting en weer een ‘verstript’ deel.
Typografisch is deze Nederlandse uitgave bovendien onzorgvuldig, er staan nogal wat storende typefouten in het boek. Om sommige begrippen meer te benadrukken worden ze bovendien compleet met hoofdletters geschreven, dit komt nogal chaotisch en schreeuwend over. Dit in tegenstelling tot de handlettering bij de tekeningen van Crumb die zijn verzorgd door Peter Pontiac (o.a. Kraut) dat ziet er namelijk allemaal erg verzorgd uit en sluit perfect aan bij de tekeningen.

Gemiste kans

~

Het idee achter Kafka is erg goed: op een heldere manier het leven en de invloeden van Kafka op een rij zetten. Na het lezen van dit boek zou iedereen zich moeten kunnen storten op het oeuvre van de Tsjechische schrijver. Helaas is het boek dermate rommelig en slordig dat het op sommige momenten net zo ontoegankelijk lijkt te worden als Kafka’s eigen werk. Dit ligt niet aan de tekst van Mairowitz en zeker niet aan de tekeningen van Crumb, maar vooral aan de manier waarop het boek is opgebouwd en uitgegeven.
Voor mensen die al liefhebber zijn van Kafka is dit boek vooral interessant om te zien hoe Crumb Kafka’s verhalen verbeeldt. Het biografische gedeelte zal daarom voor deze mensen minder interessant zijn en te weinig diepgang bevatten. Voor de nieuwsgierigen naar Kafka kan het boek echter net die opstap zijn naar het zwaardere werk.

Theater / Voorstelling

De mens is voor de mens een wolf

recensie: Uit liefde (Hummelinck Stuurman Theaterproducties )

De tragikomedie Uit liefde begint als drie mensen thuiskomen na een lange avond. Odille, uitgeefster, haar man Lenhard en hun huisvriend Rollo zijn op het boekenbal geweest. Een tragische happening. Literatuur is literatuur niet meer, merkt Odille. Marketing en multimedia, dat zijn de pijlers van de tegenwoordige boekenkast. Odille wordt oud.

~

Uitgeefster Odille en advocaat Lenhard vormen een succesvol paar, schrijver Rollo woont sinds jaar en dag bij hen. De drie knallen niet meer, niet in hun werk en niet in de liefde. Odille heeft al tijden geen kassucces meer uitgegeven, Lenhard werkt voor een baas die hij niet kan uitstaan, en Rollo teert nog steeds op het succes van zijn ene boek van twintig jaar geleden. De avond van het boekenbal verandert alles. In een brief leest Odille dat haar man verliefd is op Victor, “een jongen”. Prompt komen diezelfde avond man en jongen langs, en vallen ook Odille en Rollo voor deze Victor Philemon in zwijm. Victor confronteert hen met wie ze waren wie ze zijn geworden.

Superspeelmomenten

Prachtig is de ervaren Olga Zuiderhoek als de dronken Odille tijdens het eerste bezoek van Victor. Tegen de tafel geleund zien we haar, wanneer de combinatie drank en wanhoop haar om het hart slaat, even door haar knieën zakken, gezicht naar de hemel. In dat korte knikkende-knieën-moment is zoveel machteloosheid te herkennen. Joop Admiraal verwoordt Rollo’s Latijnse uitroepen droog tot aan het eind. Hij schuifelt rond als een oude, bedachtzame man, steeds klaar om de situatie in een spreuk te vatten. Rollo roept bewondering op omdat hij zo erudiet is, en compassie omdat hij die eruditie gebruikt voor lang vervlogen tijden, of teleurstellende momenten. Heel anders is Dragan Brakema als Victor, jongen-van-nu. Hij speelt opvallend nonchalanter dan de ouderen, maar doet dit opzettelijk. Want als hij wat later in het stuk afgeeft op hun muffigheid, weet hij hun articulatie en retoriek perfect te imiteren.

Welbespraakt

~

Net als De gelukkige mandarijn en Hertenkamp, ook van tekstschrijver Frank Houtappels, is Uit liefde een uiterst welbespraakt stuk. De scherpe dialogen, droge humor en Rollo’s Latijnse opmerkingen als ‘vrede aan de binnengetredene’, en ‘de mens is voor de mens een wolf’ vormen een ontroerende combinatie. Odille tegen Rollo: “Vond jij dat nu iets, dat meisje?” Rollo: “Nou, niet dat ze mijn wereldbeeld kantelt, maar…” In Uit liefde is weemoed over de dingen die voorbijgaan, schoonheid omdat woorden zo veelzeggend kunnen zijn en sarcasme vanwege de ontevredenheid die eruit spreekt.

Verheffend

Dat het één plaatsmaakt voor het ander, betekent niet dat het allemaal beter wordt. Noch in de literatuur, noch in de liefde. Maar plaatsmaken doet het. Het succes van toen, het oude boekenbal, komt dat nooit meer terug? Is alles van waarde weerloos? Nee, zegt het stuk. De grote potentie aan schoonheid en de dreiging van het sarcasme van de personages maakt dat we ons verzetten: waarom gaat het drietal niet de schoonheid achterna, zodat het die grijpt voordat die kans aan hun voorbijgaat? Uit Liefde roept veel vragen op die je aan het denken zetten. Met het krachtige spel, de goedgeschreven tekst en de strakke regie, is het een voorstelling om van te genieten.

Muziek / Concert

De terugkeer van Tegentonen

recensie: Tegentonen 3 maart 2006 Paradiso Amsterdam

Ooit, in 1985 om precies te zijn, begon het avantgardistische Tegentonen als een meerdaags festival. In de jaren die volgden speelden er vele opmerkelijke namen. Om een greep te doen: Michael Nyman, Half Japanese, In The Nursery, Godflesh, Annette Peacock en zo kan ik nog wel even doorgaan. Helaas stierf het festival een stille dood, maar tot grote vreugde van velen herrees het dit jaar plots weer uit z’n graf. Weliswaar teruggebracht tot één dag, maar wel met klinkende namen als Sunn O))), Espers, Earth, Sir Richard Bishop en Wooden Wand & The Vanishing Voice. Misschien niet zoveel variatie als voorheen, maar tegendraads was het zeker.

Espers
Espers

Wooden Wand & The Vanishing Voice, het avant-folk collectief rond James Toth, mocht de festiviteiten openen. Tot mijn enorme teleurstelling begonnen ze net aan het laatste nummer toen ik mijn entree maakte. Een lang uitgesponnen stuk dat veel weg had van een mantra, precies datgene waar Wooden Wand zo goed in kan zijn. Heel kort dus, maar erg weldadig voor de gehoorgangen.

Daaropvolgend deed het probleem zich voor dat de concerten afwisselend in de grote en de kleine zaal werden gehouden. In dit geval betekende dat concreet dat je bijna naar boven moest rennen om Sir Richard Bishop (samen met broer Alan bekent als Sun City Girls) solo op zijn gitaar aan het werk te zien en te horen. De kleine zaal was stampvol en dat is nou net niét de manier om naar deze muziek te luisteren. Rechtsomkeert naar beneden was derhalve het devies.

Monotone Dronerock

En daar maakte Earth zijn opwachting voor een ongeduldig publiek. Want hoe zou het Dylan Carlson en zijn nieuwe consorten vergaan na zo’n lange afwezigheid? De nieuwste plaat Hex: Or Printing In The Infernal Method (2005) werd terecht vrijwel universeel goed ontvangen, ondanks het feit dat het voor de band een behoorlijke koerswijziging was van de logge, monotone dronerock waar ze ooit garant voor stonden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het definitieve drone statement Earth 2 uit 1993. Het repeterende aspect is zeker nog aanwezig, maar gaat nu vergezeld van flarden americana. Het optreden stelde lichtelijk teleur, klonk nogal gelikt en het ontbrak aan de nodige intensiteit. Voor de gelegenheid werd het trio aangevuld met een trombonist, maar deze slaagde er nauwelijks in zijn spel hoorbaar te maken.

Een tegenvaller dus, maar dat bleek een geluk bij een ongeluk, want zodoende kon ik een plekje vooraan bemachtigen bij Espers en dit zestal ontpopte zich als dé verrassing van de avond. Op plaat klinkt dit gezelschap bij vlagen wat saai en monotoon, maar live kwam het allemaal prachtig tot z’n recht. Het was een intieme set met genoeg variatie en speelsheid, zonder oeverloos geneuzel.

Trillende haarwortels

Sunn O)))
Sunn O)))

Restte slechts de vraag: kan Sunn O))), het dronemetal project van Stephen O’Malley en Greg Anderson, dit nog overtreffen? Het antwoord is ja en nee. Bij aanvang van de set was het podium gehuld in rook (wat overigens het volle uur zo bleef) en droeg een sinistere achtergrondbrom bij aan een onheilspellende sfeer. Dit werd alleen maar verstrekt toen de in traditionele pij getooide bandleden het podium betraden. Wat volgde was een snoeihard en letterlijk adembenemend nummer van een dik uur. Het horen en zien verging je bij vlagen, de haarwortels trilden in je hoofdhuid en aanvallen van spontane desoriëntatie waren geen uitzondering.

De zanger van de band Leviathan (ook te horen op Sunn O)))’s geweldige nieuwe plaat Black One) mocht ook nog een woordje meekrijsen. En dan bedoel ik ook echt één woordje, maar dan wel een kwartier lang herhaald, wat enorm bijdroeg aan het toch al overweldigende totaalgeluid. Een minpunt was echter dat de set te lang duurde. Na veertig minuten zaten vele bezoekers aan hun tax van diepe basdreunen en trage gitaarakkoorden en begon de gang langzaam vol te lopen. Waren de tonen dan toch iets té tegen?

Boeken

Brits vakwerk

recensie: Peter Krämer - The New Hollywood

Auteurs en critici lijken steeds meer te beseffen hoe schril het Hollywood van de 21e eeuw afsteekt tegen dat van de vroege jaren 70, getuige het overweldigende aantal boeken dat de laatste jaren over dat idyllische tijdperk verschijnt. Peter Krämer komt nu met de meest ontnuchterende van allemaal.

Scène uit <i>Apocalypse Now</i>
Scène uit Apocalypse Now

Vijfendertig jaar geleden had een aantal regisseurs een artistieke vrijheid die nu ondenkbaar lijkt: meesterwerken uit dat tijdperk als The Godfather, Taxi Driver en Apocalypse Now gelden nog steeds als onovertroffen klassiekers. Aan het einde van de jaren 70 deed de blockbuster zijn intrede, en sindsdien is het van kwaad tot erger gegaan: budgetten rijzen de pan uit, op geld beluste producenten beslissen welke films gemaakt worden, en de grote filmsterren bepalen hoe ze gemaakt worden. Het grote publiek heeft geen interesse meer in regisseurs en hun visie. Simplistisch of niet, het devies dat vroeger alles beter was, gaat voor Hollywood zonder meer op.

Harde cijfers

‘The New Hollywood’ is een van de benamingen voor het gouden tijdperk van de Amerikaanse cinema (1967-1976) dat nog steeds tot de verbeelding van auteurs en filmliefhebbers spreekt. Peter Biskind zette met zijn lijvige en invloedrijke Easy Riders, Raging Bulls de toon voor een nogal gemythologiseerde versie van het verhaal. De vlotte Amerikaan doorspekte zijn boek met roddels, grootspraak, verafgoding van en over de grote namen uit de periode. De Brit Peter Krämer hanteert een overwegend meer nuchtere invalshoek en baseert zich op harde feiten. Hij staaft zijn theorieën met een arsenaal aan cijfertjes en berekeningen, waarvan een deel als appendix is opgenomen. Dit betekent echter niet dat zijn boek minder goed leesbaar of interessant is dan dat van Biskind. Krämer legt op een lucide manier uit hoe aan het eind van de jaren 60 en het begin van de jaren 70 gewaagde, maar desondanks succesvolle films de overhand krijgen. Hij doet dit door ze te vergelijken met de grootste hits van het decennium daarvoor. De populariteit van deze vaak vernieuwende films verklaart hij vanuit de verschillende maatschappelijke veranderingen die destijds plaatsvonden. Alle secundaire informatie die hij daarbij gebruikt, is gebaseerd op zorgvuldige bevolkingsonderzoeken en ander cijferwerk.

Nieuw publiek

Scène uit <i>The Graduate</i>
Scène uit The Graduate

De traditionelere musicals, spektakels en familiefilms van de jaren 50 en 60 gingen vervelen, en de Amerikanen stroomden in grote getale naar films als The Exorcist, The Graduate en Butch Cassidy and the Sundance Kid. Een groeiend liberalisme in de Amerikaanse samenleving en een meer gepolariseerde publieke opinie zorgden er bovendien voor dat er een groter (vooral jong en mannelijk) publiek ontstond. Dit publiek waardeerde de taboedoorbrekende focus op maatschappelijke kwesties en een grotere rol voor seks en geweld. Tegelijkertijd meed het traditionele publiek de bioscopen. Bovendien vond er een herstructurering van de conservatieve filmstudio’s plaats, waardoor liberalere nieuwkomers mogelijkheden creëerden voor ‘andere’ films. Met de komst van Star Wars werd echter het einde van dit nieuwe Hollywood ingeluid en werd de weg gebaand voor het stupide volksvermaak dat vandaag de dag nog steeds regeert. Volgens Krämer kan ook deze blockbustercultuur verklaard worden met de door hem gehanteerde methode van maatschappelijk onderzoek. Met een even overtuigend boek als het hier besprokene zal hem dit ongetwijfeld gaan lukken.

De Short Cuts-reeks heet een serie algemene, inleidende boeken over filmtheorie te zijn, maar Krämers deel 30 bewijst dat het ook meer dan dat is. In zijn boekje introduceert hij een meer ontnuchterende verklaring voor de omschakelingen in de filmwereld dan voorgaande studies. De uitstekende Short Cuts-reeks is inmiddels uitgebreid met deel 31: Italian Neorealism. Rebuilding the Cinematic City. Auteur Mark Shiel belicht hier het genre vanuit verschillende hoeken en legt helder en minutieus uit waarom kennis van stadsarchitectuur, nationaal-politieke en economische ontwikkelingen noodzakelijk zijn voor een volledig begrip van de klassiekers van Visconti, DeSica en Rossellini.

Mark Shiel • Italian Neorealism: Rebuilding the Cinematic City • Uitgever: Wallflower Press • Prijs: £12,99 • 152 pagina’s • ISBN: 1-904764-48-7

Theater / Voorstelling

Twijfelaar Maassen ontroert

recensie: Tegen beter weten in (Theo Maassen)

.

~

“Kunnen we niet beter allemaal moslim worden? Dan weten zij ook niet meer wat ze moeten doen.” Het is één van Maassens sarcastische ideeën, waarmee hij een wending lijkt te willen geven aan de verharding in het huidige maatschappelijke debat. De cabaretier voelt zich “een wees” in deze samenleving en vraagt zich gedurende de hele avond af waar het toch is misgegaan. Een duidelijk antwoord komt er niet, maar zijn zoektocht en oprechte twijfel zijn genoeg om een avond lang van te genieten. Zeker in combinatie met de keiharde grappen, die Maassen met gevoel voor timing door zijn hele show vlecht.

Sentimenteel en hard

De rode draad in het verhaal is het overlijden van zijn ouders en zijn broertje. Meeslepend verhaalt Maassen over het te vroege sterven van zijn moeder, om daar vervolgens incorrect overheen te grappen. De Eindhovense cabaretier laat zien dat hij werkelijk alles met zijn publiek kan doen: hij weet de zaal stil te krijgen met sentimentele verhalen en interessante observaties, om iedereen meteen daarna wéér tot een onbedaarlijk lachsalvo aan te zetten. Met originele grappen, die vaak naast humor ook een wrange waarheid in zich herbergen…

Maar Maassen wil niet met alle onderdelen van zijn nieuwste show een persoonlijke, geëngageerde kijk op de wereld uitdragen; hij speelt ook minutenlang met een scheetkussen. Hoewel de cabaretier hier zeker de lach mee voedt, doen dit soort momenten toch iets af aan de rest van zijn voorstelling, die juist diepgang brengt.

Cartooncrisis

Een scène die zeker nog lang zal blijven hangen is het moment waarop Maassen eindelijk iets uit de inboedel van zijn ouders haalt: een Christusbeeld. Vertederend praat hij tegen de man aan het kruis, om daarna te grappen: “Jij hebt van de laatste 2000 jaar ook weinig meegekregen hè? Maar ik wil je best even bijspijkeren.” Met deze sketch verwijst hij duidelijk naar de cartooncrisis, zeker als hij zegt blij te zijn dat zijn ouders zijn grap niet meer hoeven mee te maken. Kortom: je moet er rekening mee houden dat gelovigen zich gekwetst kunnen voelen. Een statement om toch nog eens op je in te laten werken. Net als alle andere standpunten van de cabaretier, waarmee hij oproept de zoektocht in het leven toch maar aan te gaan. Wellicht tegen beter weten in…

Tegen beter weten in van Theo Maassen is nog tot en met begin november 2006 te zien. Een uitgebreide speellijst vind je hier.

Boeken / Fictie

Absurd realisme in Pinters enige roman

recensie: De Dwergen

“Harold Pinter, die in zijn toneelstukken de afgrond onder het alledaagse gezwets blootlegt en de gesloten deur waarachter onderdrukking heerst, loswrikt.” Ziedaar de enige zin waarmee het comité motiveerde waarom de Britse toneelschrijver verleden jaar de Nobelprijs voor de Literatuur waardig was. Het is wat summier en cryptisch. Maar hoeveel preciezer kan je het werk van Pinter omschrijven? De heruitgave van diens roman De dwergen confronteert de lezer opnieuw met de vraag.

Pinter maakte naam met zijn toneelstukken. Voordat hij met theaterteksten bezig ging, schreef Pinter echter in het begin van de jaren vijftig een roman. In 1960 smeedde hij het onuitgegeven boek om tot een kort toneelstuk, waarover hij niet onverdeeld tevreden was. In 1989 pakte hij het oude manuscript opnieuw ter hand, schrapte een handvol hoofdstukken en bracht De dwergen dan eindelijk als roman uit. Zijn enige.

~

Falend intellect

Pinter grijpt de mogelijkheid aan om de chaotische gedachtewereld van zijn personages te tonen. Maar hij blijft een echte toneelschrijver: aan uiterlijke beschrijvingen waagt hij zich niet, dialogen voeren de boventoon. Dat laatste is evenwel functioneel. Het opgevoerde Londense vriendengroepje bestaat uit rasechte praters. Leidersfiguur Pete Cox, schizofreen Len Weinstein en uitvreter Mark Gilbert doen weinig anders dan spreken. Als het moet langs elkaar heen. Daarbij drinken ze thee of halve liters bier in de pub en steken ze sigaret na sigaret op.

De dialogen wisselen van pseudo-academische prietpraat, triviale intermezzo’s tot lange theoretische uiteenzettingen. Het intellect van het drietal is het enige dat telt, maar ook datgene dat faalt. Hun gesprekken zijn grotendeels onnavolgbaar en zitten vaak tegen de grens van gekte aan, om er zo nu en dan over heen te gaan. Het fysieke is niet belangrijk in het intellectuele dodenrijk waarin het drietal zich bevindt. Pete ziet Lens lichaam als “een doorgeefluik (…) voor de verzameling trucs en raadsels die hij was.”

“Hij streek een lucifer af en keek hoe die opbrandde.”

In de bittere wereld van Pinters absurde realisme is geen verlossing voor handen. Geen ordening. De egomane en gevaarlijk gestoorde Pete vertoont trekjes van een Christusfiguur. Maar hij wordt als verlosser niet aanvaard. Zijn analyses van hun merkwaardige vriendschap lossen op in het niets.

In feite vroeg hij zich af of je niet zou kunnen zeggen dat ze een soort kerkgenootschap vormden. Niet dat ze eendrachtig waren op het gebied van dogma of doelstelling, integendeel, maar er was gemeenschappelijk terrein en er was een structuur. Op hun best vormden ze een eenheid, en een eenheid, die, naar zijn mening, aanspraken kon maken op de betiteling kerk: een verbintenis van hun drieën voor het gemeenschappelijk welzijn, en geloof in die verbintenis.

“Hij streek een lucifer af en keek hoe die opbrandde.” Het is één van de laatste zinnen uit het boek en misschien wel de meest doeltreffende. Een gevoel van zinloosheid gewikkeld in een pakpapier van woorden, beweringen en gesprekken. Pinters enige prozawerk schuurt, irriteert, deprimeert, intrigeert.

Theater / Voorstelling

Heen en weer geslingerd tussen echt en onecht

recensie: Paris, Texas (De Paardenkathedraal)

In Paris,Texas raken twee mensen getekend door een liefde die sprookjesachtig begint, uiteindelijk destructief blijkt, maar die hen toch voorgoed met elkaar blijft verbinden. Regisseur Paula Bangels putte voor haar bewerking van het stuk van Sam Shepard (gebaseerd op de gelijknamige film) uit het arsenaal aan stijlmiddelen van Hollywooddrama’s. Vals sentiment ligt steeds op de loer, maar de overtuigende cast legt de onderhuidse spanning continu bloot, en toont daarmee de bittere werkelijkheid achter de felverlichte billboards van hun illusies.

~

Al in de eerste scène is de spanning voelbaar. De broers Travis en Walt zien elkaar weer voor het eerst na vier jaar. De uiterlijk verwaarloosde Travis blijft volkomen bewegingsloos, terwijl Walt op hem inpraat en vragen stelt: “Wat is er in godsnaam met jou gebeurd? Waar heb je nu eigenlijk gezeten?”. Vier jaar geleden vertrok Travis met de noorderzon, vrouw Jane en zoontje Hunter achterlatend. Nu hij terug is, zou er een nieuw leven moeten beginnen. In plaats daarvan lijkt hij meer op een groot kind, dat zelfs door Walt moet worden aangekleed. Hoewel hij zijn eigen gezin stukmaakte en zo zijn onschuld verloor, heeft Travis zijn geloof in dromen behouden. Met een handjevol foto’s als aanknopingspunt wil hij nog één keer op zoek naar Jane. Maar eerst zal hij Hunter onder ogen moeten komen, die al die tijd bij Walt en diens vrouw Anne heeft geleefd.

Beklemmende spiraal

De spanning tussen illusie en werkelijkheid vormt de rode draad in het stuk. Het begint al bij de titel: daarin komen een wereldberoemde stad en een gebied samen die totaal verschillend zijn, wat de vraag oproept of het stadje Paris, Texas echt bestaat. Travis, naar eigen zeggen verwekt in Paris, Texas, wordt zijn hele leven heen en weer geslingerd tussen echt en onecht: zijn vurige liefde voor Jane veranderde uiteindelijk in een beklemmende spiraal van jaloezie en angst, die de twee uiteindelijk uit elkaar drijft. Broer Walt verdient zijn brood met het maken van billboards, en woont met zijn gezin in een suburb die rechtstreeks uit een commercial lijkt te komen. Maar achter deze droomwereld schuilt een groot verdriet: Walt en Anne kunnen geen kinderen krijgen, en zullen datgene wat het meest in de buurt kwam van een eigen kind, Hunter, uiteindelijk af moeten staan. Hunter zelf tenslotte balanceert met zijn zeven jaar nog op de scheidslijn tussen fantasie en realiteit, een scheidslijn die constant onder druk komt te staan.

Goedkope films

~

In de enscenering is dit spanningsveld bewust duidelijk zichtbaar gemaakt. De keyboardspeler die voor de soundtrack zorgt, zit gewoon op rij één in de zaal; in combinatie met het groots opgezette decor en een strak lichtplan roept zijn muziek echter associaties op met Hollywood, de droomfabriek bij uitstek. Wanneer de voorstelling uiteindelijk onontkoombaar afstevent op een confrontatie, verdwijnen de weidsheid en de lichteffecten. De ontknoping die volgt bevat geen spoor van vals sentiment, terwijl alle ingrediënten daarvoor ruimschoots aanwezig zijn. Paula Bangels gebruikt de stijlmiddelen van goedkope films juist om een volkomen waarachtig verhaal te vertellen, met personages van vlees en bloed, vertolkt door een geweldige cast. Herman Bolten schittert als vanouds, in de rol van de goedbedoelende, maar onbeholpen Walt; Eva van de Wijdeven speelt de ontwapenende Hunter bij vlagen levensecht; Peter de Graef is als Travis in één woord briljant. Tijdens zijn slotmonoloog houdt niemand het droog.

Uiteindelijk blijft geen enkele illusie overeind. Juist datgene wat we herkennen als uitvergroot melodrama, weet werkelijk te ontroeren. In een wereld waarin soms niets meer echt lijkt, moet iedereen daarom naar Paris, Texas.

Paris, Texas is te zien tot en met 3 juni 2006. Kijk hier voor meer informatie en een speellijst.

Muziek / DVD

Joyce DiDonato maakt de waanzin tastbaar

recensie: George Frideric Händel – Hercules

Ook al ben je de sterkste man van de wereld, aan de jaloezie van een vrouw ga je ten onder. Dat is in het kort het verhaal van Händels Hercules, een werk dat zich in het niemandsland tussen opera en oratorium bevindt. Bij de eerste uitvoeringen in 1745 begreep het publiek dan ook niet wat de componist voor ogen stond en het stuk verdween al snel in de vergetelheid.

Door de vele koorpassages heeft Hercules het meest weg van een oratorium, maar de tekst, gebaseerd op Sofocles en Ovidius, doet eerder denken aan de Italiaanse opera’s van Händel. Een ‘muzikaal drama’ noemde de componist het zelf, en daar valt nog het meeste voor te zeggen, want extreme jaloezie en waanzin, daar draait het om.

Moord en doodslag

~

De handeling is geconcentreerd op de laatste dag van het leven van Hercules. Zijn vrouw Dejanira wordt verteerd door jaloezie wanneer Hercules aan het hof terugkeert met als oorlogsbuit de jonge en beeldschone prinses Iole. Dejanira is ervan overtuigd dat Iole en Hercules minnaars zijn, al kan zij daarvoor geen bewijzen vinden. Ook Iole kan haar niet overtuigen. In de hoop Hercules aan zich te binden, geeft Dejanira haar man een mantel. Deze blijkt echter vergiftigd met het bloed van de door Hercules vermoorde Nessus. De onoverwinnelijke Hercules sterft, de jaloezie van zijn vrouw vervloekend. Wanneer zij beseft dat Hercules door haar toedoen is gestorven, wordt zij waanzinnig. Iole en Hercules’ zoon trouwen op bevel van Jupiter en nemen plaats op de troon. De gebruikelijke ingrediënten voor een opera dus …

Het is dan ook niet het verhaal dat deze coproductie van de Wiener Festwochen en het Festival van Aix-en-Provence zo bijzonder maakt. Op het eerste gezicht is ook de regie van Luc Bondy niet wereldschokkend. Hij plaatst de handeling in een soort Grieks amfitheater, zij het met enkele anachronistische elementen: zo komt Hercules terug van het front gekleed als de eerste de beste GI Joe. Maar juist doordat hij het decor verder zo kaal laat, komt de nadruk volledig op zijn personenregie te liggen. En daarin excelleert Bondy, vooral ook omdat hij geholpen wordt door zangers die niet alleen voortreffelijk kunnen zingen, maar ook goed kunnen acteren.

‘Let me be mad’

~

De jonge Zwitserse sopraan Ingela Bohlin is een even verleidelijke als afstandelijke Iole, terwijl de Engelse bariton William Shimell een echte macho-Hercules weet neer te zetten. Beiden worden echter volkomen overvleugeld door de Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato in de rol van Dejanira. Nadat zij aan het eind van het derde bedrijf Let me be mad zingt en alle furiën aanroept, volgt de meest huiveringwekkende waanzinaria die ik ooit gezien heb. Marc Minkowski maakte in 2000 een schitterende opname van Hercules (Archiv Produktion) met wereldster Anne Sofie von Otter als Dejanira, maar wat de Amerikaanse hier laat horen en vooral zien doet Von Otter verbleken. Waar Von Otter koel en afstandelijk blijft, is DiDonato niet bang om ook de ruwe kantjes van haar stem door te laten klinken en de waanzin bijkans tastbaar te maken.

Het goede nieuws is dat deze productie in april 2007 ook in het Amsterdamse Muziektheater te bewonderen zal zijn, maar helaas zonder DiDonato. Aan het aanstormende talent Sarah Connolly de lastige taak DiDonato te evenaren. Gelukkig heeft zij nog meer dan een jaar de tijd om deze dvd te bestuderen.

Kunst / Expo binnenland

Indrukken van Albanië

recensie: Adrian Paci - Adrian Paci

Een tijdje geleden was er een indringende reclame van de organisatie War Child op televisie te zien. De leus was ‘je kunt een kind wel uit de oorlog halen, maar hoe haal je de oorlog uit een kind?’. Beklemmende zwart-wit beelden van sombere volwassenen werden ondersteund door teksten die duidden op de traumatische ervaringen in hun jeugd. Als kijker werd je geconfronteerd met een acuut besef van de onmogelijkheid van deze personen terug te keren naar een ‘gewoon’ bestaan. De boodschap is duidelijk, deze mensen zijn onklaar gemaakt.

Maar wat gebeurt er als het beleefde trauma niet zo herkenbaar is voor een buitenstaander, maar zich wel kundig in je geestelijk weefsel heeft genesteld? Is het eigenlijk niet veel enger als de grenzen vervagen tussen wat normaal heet en wat crisis wordt genoemd? Adrian Paci, afkomstig uit het arme en onderontwikkelde Albanië legt in zijn werk de vinger op de zere plek. Slechts de subtiele haperingen in het dagelijks leven, veroorzaakt door het woelige decor van een land in oorlog, krijgen een plek in zijn verhalende video’s.

Lichtpuntjes in het donker

Adrian Paci, Turn on, 2004, video-installatie, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.
Adrian Paci, Turn on, 2004, video-installatie, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.

Direct bij de entree wordt je aandacht getrokken door een hard dreunend geluid; achter een gordijn bevindt zich de installatie Turn On (2004). Een korte film, geprojecteerd op een enorm scherm, toont een aantal Albanese mannen in de leeftijd van dertig tot zeventig die zich hebben verzameld op de trappen van een openbaar gebouw. Eerst wordt er nog in stilte afzonderlijk op hun gezichten ingezoomd. De groeven in hun gelaat lijken nog dieper door de schaal waarop de film vertoond wordt. Als het geleidelijk gaat schemeren, zwelt het geluid van generatoren aan, en de gezichten van de mannen worden verlicht door de apparaten die zij in werking hebben gezet. Het flikkerende licht maakt het geheel tot iets schilderachtigs, Caravaggiaans bijna, en de gerimpelde gezichten worden nog sterker geaccentueerd. De generatoren lijken symbool te staan voor het Albanese volk, dat gewend aan beproevingen, geleerd heeft van de nood een deugd te maken, en uit tegenspoed iets moois weet te creëren.

Adrian Paci, Albanian Stories, 1997, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.
Adrian Paci, Albanian Stories, 1997, video still, courtesy Peter Kilchmann Gallery, Zürich.

Het gevoeligste van de vier tentoongestelde werken is zonder twijfel Albanian Stories(1997), een reeks verhaaltjes uit de mond van Paci’s dochter. Het lijken onschuldige sprookjes over een koe, een varken en een haan. De onschuld wordt echter al snel vertroebeld als er in de verhaallijn opeens figuren als ‘de internationale machten’ opduiken om de dieren te redden van ‘de duistere machten’. De luchtige manier waarop de kleine Jolanda vertelt over bomaanslagen en het vertrek van het gezin naar Italië, is aangrijpend door de misplaatste vanzelfsprekendheid waarmee de gebeurtenissen besproken worden. Toch schuilt er hoop in de vertellingen; ze laten zien hoe een kind zich deze dramatische ervaringen eigen weet te maken en te verwerken. Misschien vervagen ze daarmee wel tot een herinnering, zoals een slechte droom.

Sporen van verdriet

Een ogenschijnlijke eenvoud maakt Paci’s werk zo indrukwekkend. Hij kiest voor een persoonlijke benadering: hij richt een simpele handcamera op zijn onderwerpen en laat hen praten, als in een intiem gesprek. Zonder veel poespas of drama worden dagelijkse ervaringen verteld, er wordt niet te veel getreurd, al schemert het verdriet wel door. Hierdoor ontstaat niet een gevoel van medelijden bij de toeschouwer, maar eerder een gevoel van ontzag voor de kracht van deze mensen om moeilijke situaties te overwinnen.

De sporen die zijn nagelaten in hun ziel worden soms expliciet zichtbaar, zoals in Turn On, waar het zware bestaan zichtbaar wordt in de gelaatstrekken van de mannen, maar ook in het meer documentaire Klodi (2005). Klodi vertelt over de toestanden van zijn eigen emigrantenbestaan, steeds op zoek naar een thuis – een thuis dat door de heersende bureaucratie nergens te vinden is. Zijn kinderen draagt hij bij zich als tatoeages, al voelt hij eigenlijk niets voor deze manier van lichaamsdecoratie. Maar het is dat of zijn kinderen meeslepen van uitzetcentrum naar uitzetcentrum. Net als alle andere personen uit Paci’s werk is Klodi voor het leven getekend. De solotentoonstelling van Paci laat bovenal zien hoe het dagelijks leven gewoon doorgaat na het trauma, al is het op een ietwat verwrongen wijze.

Boeken / Fictie

Bescheidenheid siert de dichter

recensie: Seamus Heaney - Elektrisch licht

De Ierse dichter Seamus Heaney (1939) won in 1995 de Nobelprijs voor de literatuur. Hoewel hij gedurende zijn leven veel gereisd heeft en op verschillende buitenlandse universiteiten een professoraat bekleedde, speelt Ierland nog steeds een belangrijke rol in zijn poëzie. Dit betekent echter niet dat zijn gedichten alleen diegenen die bekend zijn met dit land zullen aanspreken. In Elektrisch Licht laat de ‘aardse’ dichter Heaney (opnieuw) zien hoe bescheidenheid tot originele en tegelijkertijd universele poëzie kan leiden.

In Elektrisch licht is naast de vertaling van de bundel Electric Light ook The First Kingdom, een selectie van gedichten uit Heaneys eerdere bundels, in de oorspronkelijke vertaling opgenomen. The First Kingdom kwam al in 1996 uit en werd in datzelfde jaar vertaald door Peter Nijmeijer. Electric Light verscheen in 2001 en werd voor deze nieuwe Nederlandse uitgave vertaald door Hanz Mirck.

Heaney werd in 1939 in het graafschap Derry in Noord-Ierland geboren. Het katholieke boerengezin waar hij in opgroeide telde negen kinderen. In 1966 kwam zijn eerste bundel uit, getiteld Death of a Naturalist, waarin Heaney reflecteert op zijn kindertijd en afkomst, zonder deze te verloochenen. Sterker nog: hij probeert zich hier met man en macht mee te vereenzelvigen. Het gedicht waarin dit het beste tot uiting is Graven, een van Heaney’s bekendste gedichten, dat terecht is opgenomen in The First Kingdom.

(…) Onder mijn raam klinkt het helder schrapen
Van een spa die doordringt in een grond vol grind:
Mijn vader, gravend. Ik kijk omlaag.

(…) De koude geur van teelaarde, het smakken en zuigen
Van zompig veen, het bruuske snijden van een scheprand

Door levende wortels, ontwaken in mijn hoofd.
Maar ik heb geen spa om mannen zoals zij te volgen.

Tussen mijn vinger en mijn duim
Rust de logge pen
Daarmee zal ik graven

In het bijna sentimentele Graven lijkt Heaney zijn vader op twee manieren gerust te willen stellen. Enerzijds verzekert hij hem dat zijn keuze voor de literatuur geen afscheid is van het gezin waar hij vandaan komt. Dit doet hij door het letterlijke graven in de grond gelijk te stellen aan het figuurlijke graven via het schrijven. Anderzijds is het gedicht een belofte om zijn vaders werk op zijn eigen manier voort te zetten, zodat zijn bestaan niet voor niets is geweest. Met dit gedicht vrijwaart Heaney zich als het ware van alle mogelijke schuldgevoelens jegens zijn familie en luidt hij zijn officiële bestaan als schrijver in. Daarnaast geeft hij aan dat wat hij doet niet hoger gewaardeerd moet worden dan hetgeen zijn vader deed; hij neemt een bescheiden positie in. Deze gelijke waardering van gebeurtenissen of kwaliteiten die in eerste instantie onvergelijkbaar zijn en volledig los van elkaar lijken te staan, komt telkens terug in zijn werk.

Elektrisch Licht

Ook in de bundel Electric Light die decennia later geschreven is dan de gedichten uit The First Kingdom, maar waarin zijn kindertijd nog steeds een belangrijke rol speelt, is dit van belang. Het gedicht waarnaar de volledige bundel genoemd is, illustreert dit op bijzondere wijze:

(…) Gekreukte kwarts, een rondgestrooide Cumae.
In het eerste huis waar ik elektrisch licht zag,
Zat zij met haar bont afgezette slippers los,

Jaar in, jaar uit, in dezelfde stoel, en fluisterde
Met een stem die op zijn luidst niets anders kon
Dan fluisteren. We waren beiden ten einde raad.

(…) Tikkende breinaalden, wind in de schoorsteen.
Ze zat met haar met bont afgezette slippers los,
Elektrisch licht scheen op ons, ik was bang voor

De vuil-omrande vuursteenachtige gespletenheid van haar nagel,
Zo hard als plectrum, schit-schitterend, die nog altijd moet
Bestaan tussen kralen en wervels in Derry’s grond.

Heaney verwijst hier expliciet naar het graafschap Derry en de herinneringen die de grond van deze plek voor hem bewaart. Hij combineert de – naar ik vermoed – angstige herinneringen aan zijn grootmoeder met de aanwezigheid van elektrisch licht. Het lijkt misschien niet erg logisch, maar het is wel zoals ons brein werkt. De confrontatie met een geur of, zoals in dit geval, het schijnsel van licht wekt associaties op met bepaalde personen of gebeurtenissen in het verleden

Heaney refereert graag aan andere dichters en schrijvers die hij bewondert, maar ook aan andere kunstenaars. Hierin discrimineert hij niet: hij bewondert openlijk een oud Grieks bas-reliëf, maar raakt net zo geïnspireerd door een schilderij van de Finse kunstenaar Hugo Simberg uit begin 1900. Heaney refereert trouwens vaker aan Finland, een land dat op vele gebieden te vergelijken is met Ierland:

Jammer dat ik toen niet (voor Caj)
Hygo Simbergs allegorie over Finland kende,
Die waarin de gewonde engel door twee
Boerendochters wordt gedragen over een open veld:
Moerasland, riviermondlicht, een verre kust
Met fabrieksschoorstenen. Zijn het de socialistische jaren dertig
Of de schalie en slak en sliklanden van groot leed?
Een eerste communie-engel met grote witte vleugels,
Witte bandage om haar voorhoofd, witte bloemen in de hand
Houdt zichzelf op de plaats met een noodstretcher
Tussen jongen nummer een met ronde slappe hoed
En jongen nummer twee met een billentikker
En met wat zijn vaders rubberlaarzen konden zijn
Allegorie, zeg ik, maar wie weet
Hoe je verdriet goed moet uitleggen, of sowieso?

Opvallend bij deze interpretatie van het schilderij en in Heaneys gedichten in het algemeen is zijn bescheidenheid. Hij spreekt nimmer van feiten, maar benadrukt dat ook hij de wijsheid niet in pacht heeft. Het is deze houding die Heaneys poëzie die ‘aardse’, ‘menselijke’ kwaliteit verleent. Hij geeft in dit voorbeeld eerst enkele aanwijzingen voor een uitleg van deze allegorische afbeelding van Finland, maar doet dit vervolgens direct weer teniet.

Heaneys poëzie geeft blijk van het bewustzijn dat hoe goed je inschatting van de werkelijkheid ook is, deze nooit de absolute waarheid is. Dit getuigt van intelligentie en maakt gulheid mogelijk. Zo brak Heaney in intellectuele kringen onlangs bijvoorbeeld een lans voor de rapper Eminem, die hij prijsde om zijn verbale energie. Alleen deze levensinstelling kan leiden tot werkelijke poëzie. Wie probeert de kern van het leven te raken door formules of een anderszins logische verteltrant te hanteren, bedrijft wetenschap. Heaney combineert onverwachte gebeurtenissen en woorden in zijn gedichten en benadrukt zijn verwarring en onzekerheid om de kern van het leven te raken en voelbaar te maken voor zijn lezer.

De Vertaling

Gedichten moeten gelezen worden in de taal waarin ze geschreven worden. Hoe goed de vertaler ook is, er gaat altijd iets verloren. Hij moet namelijk een moeilijke keuze maken: hanteert hij het ritme van de oorspronkelijke tekst of volgt hij letterlijk wat er gezegd wordt. Beiden handhaven is onmogelijk. De taak van de vertaler, in dit geval Hanz Mirck, is ondanks dat, toch geen ondankbare. Je zorgt er immers voor dat mensen die het Engels niet machtig zijn toch kunnen genieten van Heaneys gedichten. Mirck is naast vertaler ook boekverkoper, muzikant en schrijver. In 2002 debuteerde hij bij uitgeverij Vassalucci met de dichtbundel Het geluk weet niets van mij. Ook schreef hij een roman, die in 2005 onder de titel Het Godsgeschenk verscheen. Mirck slaagt er wonderwel in de sfeer van Heaneys poëzie te handhaven. Zo vertaalde hij bijvoorbeeld:

As ferries churned and turned down
Belfast Lough
Towards the brow-to-glass transport
of a morning train,
The very “there-you-are-and-where-
are you?”

Met:

Zoals veerponten roerden en toerden door Belfast Lough
Naar het hoofd–tegen-het-glas vervoer van de ochtendtrein,
Het zeer prompte ‘daar-ben-je-en-waar-ben-je?’

De keuze voor de vertaling van de woorden en niet voor het ritme is in mijn ogen de goede keuze. Het verhaal en de associaties bepalen meer nog dan het ritme de betekenis van de gedichten van Heaney. Dit neemt echter niet weg dat wie de dichtkunst van Heaney in al zijn facetten wil bevatten, de Engelstalige bundel(s) tot zich moet nemen.