Film / Films

Zwanenzang

recensie: Ballets Russes

Prachtig gekapt en opgemaakt en behangen met sieraden vertelt de nog altijd bevallige Nathalie Krassovska hoe zij als jong meisje leerde dansen in de studio van Olga Preobrajenska. Krassovska is dochter van Russische emigranten, die na de Oktoberrevolutie zijn uitgeweken naar Parijs. Zij komt uit een familie van ballerina’s. Haar overgrootmoeder danste in het Moskouse Bolshoi theater en haar moeder maakte deel uit van het Ballets Russes van de Russische dandy en impresario Diaghilev. Ver in de tachtig vertelt Krassovska in deze documentaire met een schittering in haar ogen over de prachtige periode waarin ook zij deel uitmaakte van het Ballets Russes.

~

Het eerste Ballets Russes werd in 1909 in Rusland opgericht door Diaghilev en was omringd door de grote kunstenaars van die tijd. Decors werden ontworpen door Matisse, Dali en Picasso. Stravinsky schreef speciaal voor dit gezelschap zijn beroemde werk Le Sacre du Printemps en de balletten werden gemaakt door grootheden als Balanchine en Nijinsky. Het gezelschap van Diaghilev zorgde ervoor dat het klassieke ballet, dat in het begin van de twintigste eeuw in het slop was geraakt, weer in het middelpunt van de belangstelling kwam te staan. Bij het Ballets Russes gebeurde het. De voorstellingen zinderden van erotiek en vernieuwing en de tuttigheid die het klassieke ballet tot dan toe had gekenmerkt, maakte plaats voor grote opwinding en controverse. Helaas wordt dit eerste Ballets Russes in de documentaire slechts kort genoemd. De film gaat in zijn geheel over de opvolgers van Diaghilevs gezelschap, die vooral voortborduurden op de vernieuwingen die Diaghilev in werking had gezet.

Ouderdom

Na haar succesvolle carrière als ballerina streek Krassovska in Dallas neer, waar zij tot haar dood les gaf in haar eigen studio. Krassovska’s jeugdige rankheid is met de jaren verdwenen, maar haar ouderdom lijkt haar niet te deren. Zonder problemen legt ze haar voet op de barre. Ze stretcht en buigt en schrijdt door de ruimte als een bevallige, zij het ietwat uitgedijde zwaan.

~

Zoals Krassovska zijn er in deze documentaire ongeveer twintig vrouwen en enkele mannen, bejaarde balletdansers, die vertellen over de dagen waarin zij dansten bij Ballets Russes, de dagen waarin zij jong waren. Maar net als Krassovska reppen zij met geen woord over het thema ouderdom of de gevoelens die gepaard gaan met het ouder worden, terwijl dit thema zich onherroepelijk aan je opdringt. Door de afwisseling van archiefbeelden van balletten uit het midden van de twintigste eeuw en interviews met de inmiddels hoogbejaarde dansers wordt de ouderdom en het verdwijnen van fysieke schoonheid confronterend duidelijk. De zwart-witbeelden tonen prachtige jonge mensen, die nu rimpelig zijn, soms zwaarlijvig, moeilijk ter been en traag. De dansers van toen zijn onherkenbaar geworden. Dat moeten zij zelf ook kunnen zien. En juist in de balletwereld, waar uithoudingsvermogen, souplesse en schoonheid basisvoorwaarden zijn voor succes en roem, moet het verdwijnen van deze jeugdige attributen gepaard gaan met bepaalde gevoelens. Gevoelens waar je graag meer over wilt weten, maar die nergens aanbod komen. Gedurende de gehele film wordt niet over leeftijd gesproken. En dat is jammer.

Oppervlakkig

~

Naarmate de film voortduurt wordt steeds duidelijker dat de makers de grote geschiedenis van het Ballets Russes willen vertellen. Een geschiedenis die zich kenmerkt door competitie tussen de zakelijk leiders, harde werkomstandigheden in de entertainmentindustrie in het midden van de twintigste eeuw, grote ego’s, rivaliserende choreografen en een opvallende volgzaamheid van de dansers. Terwijl deze geschiedenis wordt verteld komen er allerlei anekdotes langs. Vaak zijn deze verhaaltjes en herinneringen oppervlakkig en nogal oninteressant. Deze soliste had kapsones, die choreografe was een ware slavendrijver etc. Maar soms overstijgen de herinneringen het babbelniveau. Zo komt Raven Wilkinson aan het woord, die in 1954 als eerste Afro-Amerikaanse danseres werd opgenomen in een professioneel balletgezelschap. Na zes jaar moest zij het Ballets Russes echter weer verlaten, nadat zij tijdens tournees in de zuidelijke staten van Amerika steeds werd bedreigd door leden van de Ku Klux Klan. Door dit openlijke racisme kwam haar eigen veiligheid en de veiligheid van de andere dansers zwaar onder druk te staan.

Gemiste kans

~

Raven Wilkinson komt slechts een paar minuten aan het woord, maar haar verhaal opent een hele andere wereld, namelijk de maatschappelijke werkelijkheid van de jaren vijftig in Amerika, die zich in met name de zuidelijke staten kenmerkte door raciale segregatie en uiterst gewelddadig racisme. Helaas zijn dit soort momenten waarop de blik verder gaat dan pirouetten, pliees en balletterie veel te schaars in deze documentaire. De waarlijk interessante thema’s die samenhangen met het Ballets Russes, haar dansers, de tijd waarin zij leefden en het ballet als kunstvorm zijn ondergeschikt geworden aan de drang naar het vertellen van een spannend verhaal over een balletgezelschap met een grote naam. Hierdoor is de documentaire weliswaar vermakelijk, maar daar blijft het bij. En dat is gezien de rijkheid van het onderwerp en met name ook gezien de hoge leeftijd van de geïnterviewden een gemiste kans.

Film / Films

Blik op de ander

recensie: Cinema, Aspirin and Vultures

Ranulpho (João Miguel) bekijkt Johann (Peter Ketnath) altijd afwisselend met cynisme en bewondering. “Hoe ga je deze mensen in godsnaam aspirines verkopen?” vraagt hij zijn reisgenoot en handelsreiziger spottend als ze aankomen in een arm dorp, ergens in de streek Paraíba (Brazilië). Als hij ziet hoe, gaan zijn ogen glanzen: met een film over het carnaval in Rio. Iets wat de inwoners nog nooit gezien hebben; zowel het medium als wat het laat zien is de inlanders onbekend.

~

De scène verklaart twee woorden uit de titel Cinema, Aspirin and Vultures (Cinema, Aspirinas e Urubus). Dan blijven de urubus, de aasgieren, nog over. Een verwijzing naar de cirkelende vogels boven het eenzame en ruige landschap. Cinema, Aspirin and Vultures is dan ook een typische Latijns-Amerikaanse roadmovie: landschapsplaatjes, een zweempje avontuur, nostalgie naar de puurheid van de mensen van het platteland, hoofdpersonen die langzaam hun maskers laten vallen en elkaar accepteren zoals ze zijn.

De blik op de ander staat centraal. Voor zijn eerste lange film, gemaakt met behulp van het Hubert Bals Fonds, liet regisseur Marcelo Gomez zich inspireren door verhalen van onder andere zijn oom Ranulpho. Het is 1942. De Duitser Johann is gedeserteerd uit het leger en reist langs kleine plaatsjes in Brazilië om een nieuw wondermiddel te verkopen: aspirines. Een van de lifters die hij oppikt, Ranulpho, wil zijn assistent worden. Door de bijverdiensten hoopt hij een vliegende start te maken met zijn gedroomde leven in Rio.

Lifters stinken

De ontmoeting tussen Ranulpho en Johann zorgt op meerdere manieren voor een intrigerend contrast. De een is gevlucht naar een plek waar de ander graag vandaan wil vluchten. Alle nieuwe indrukken vindt de Duitser ‘interessan’, wat de Argentijn weer mateloos irriteert. Tegelijkertijd is de lifter jaloers op de manier van leven van de verkoper en wil hij er dolgraag deel van uitmaken. Alles beter dan zijn afstotelijke geboortegrond en haar bewoners. “Waarom stop je toch voor lifters? Ze stinken.” De Duitser snapt er niets van: “Ik ben toch ook voor jou gestopt? Je bent toch een van hen?”

~

Feitelijk is Johann net zo afkerig van de maatschappij waaruit hij afkomstig is als zijn bijrijder. Maar zo los als Ranulpho zich ziet van ‘die arme mensen’, zo kan Johann zijn identiteit niet los maken van de Duitsers en de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog. Als mensen nieuwsgierig vragen wat hij is en waar hij vandaan komt, beantwoordt hij hen steevast door spottend zijn nationaliteit te noemen. Maar de vraagstellers bedoelen zijn sterrenbeeld, of de plek waar zijn reis begonnen is. En net als hij zijn nationaliteit zelf niet meer zo belangrijk lijkt te vinden, gaat het door actuele ontwikkelingen een kritieke rol spelen.

Stralende ogen

Zo roept Cinema, Aspirin and Vultures onderhuids vragen op over identiteit en nationaliteit, over culturele barrières die allemaal keurig geslecht worden en over grote gebeurtenissen die kleine levens beïnvloeden. Gomez laat met liefde het achterland van Brazilië zien. Juist omdat het camerawerk ruw is, lijkt het voortdurend aanwezig, in de normaal vergeten hoeken van de shots. Heet is het er, wat wordt benadrukt door de gelige tinten en de overbelichting. En het is een plezierig gebied, een gebied waar mensen nog met stralende ogen kijken naar bewegende beelden op een wit doek. Waar niemand te beroerd is om te helpen. Cinema, Aspirin and Vultures is een kleine, onverbeterlijke feelgoodfilm in een arthouse-jasje, waarin de informatie netjes gedoseerd wordt prijsgegeven en precies voldoende vragen op weet te roepen om interessant te blijven.

Film / Films

Een anarchistische lastpak in Parijs

recensie: Zazie dans le Métro

In het veelzijdige oeuvre van de Franse regisseur Louis Malle is Zazie dans le Métro een stilistische uitschieter. De film heeft een nerveus en improvisatorisch karakter en lijkt daarmee een schoolvoorbeeld voor een stroming die toen (1960) net opkwam: de Nouvelle vague. Toch wordt Malle door de echte cinemakenners niet tot deze stroming gerekend. Nu Malle hernieuwd polpulair is, en Zazie weer in de Nederlandse bioscoop draait, is het tijd voor een evaluatie.

~

Zazie (een energieke Catherine Demongeot) is een provinciaals meisje dat een dagje in Parijs verblijft. Haar moeder laat Zazie achter bij oom Gabriel, zodat zij zich ongestoord aan haar amoureuze avonturen kan wijden. De wat vreemde oom, gespeeld door een nog jonge en mollige Philip Noiret (voornamelijk bekend van zijn rollen in Cinema Paradiso en Il Postino) laat de energieke en brutale Zazie Parijs zien.

Nu is bovenstaande beschrijving niet helemaal correct. Want Zazie dans le Métro begint eigenlijk met nerveuze camerabewegingen, versnellingen en vertragingen, montage-trucs en visuele geintjes. Dat alles in een hoog tempo. En alsof dat al niet voldoende is, zijn er ook nog eens de vele verwijzingen naar Franse straattaal en modernistische taalspelletjes.

Het gaat hier namelijk om een verfilming van een experimentele Roman van Raymond Queneau. Met dat gegeven lijken twee experimentele stijlen – de Nouveau roman en de Nouvelle vague – verenigd te zijn in een chaotische geheel. De toeschouwer zit daarmee in dezelfde positie als Gabriel die als oppasser iets te veel last op zijn schouders krijgt.

~

Naïef anarchisme

In Zazies jeugdige anarchisme blijken belangrijke aspecten van de Nouvelle vague. Door Zazies ogen wordt Parijs gezien vanuit een nieuw perspectief. Maar zoals zo vaak bij vernieuwende stromingen, staat ook hier het nieuwe niet los van het oude. Veel van de visuele grapjes lijken terug te verwijzen naar de geluidloze film en naar een tijd waarin cinema nog gezien werd als een kermisattractie. Dat maakt ze misschien wel interessant vanuit cinematografische oogpunt, maar dat doet niets af aan de flauwheid.

Zazies visie op Parijs is een merkwaardige mix van oud en nieuw. Het toont de ambiguïteit uit die periode, waarin snelle moderniseringen de oude structuur van het negentiende-eeuwse Parijs veranderden. We zien de barokke boulevards die zijn verzadigd door massa’s verkeer, er zijn de verleidelijke neonreclames op oude gebouwen die reclame maken voor nieuwe nachtclubs en cafés.

Een van de kenmerken van de Nouvelle vague is de cinematografische manier waarop de snelheid van het moderne leven gevangen wordt in een nieuwe stijl. In veel gevallen werd deze visie ingekaderd binnen de traditionele semiotiek van Parijs. Ook in vergelijkbare films is er altijd een spanning tussen oud en nieuw. Denk aan de snelle jumpcuts van Jean Luc Godards À bout de souffle die worden afgewisseld met shots van een herkenbaar Parijs. Of aan Francois Truffauts Tirez sur le pianiste, waar elementen van de Amerikaanse film noir een nieuwe dynamiek kregen door ze te verplaatsen naar een moderne en melancholische Franse setting.

Zazies jeugdige anarchisme is in zijn anti-autoritaire recht-voor-zijn-raap gehalte ook te vergelijken met een ouder meesterwerk. Jean Vigo’s Zéro de conduite (1936) werd in de jaren dertig verboden, omdat de film werd gezien als een te duidelijke aanklacht tegen autoriteit. Maar Vigo’s film was eigenlijk een mysterieuze lofzang op de energie van jeugdig anarchisme tegenover de hypocrisie van de wereld van volwassenen. Zazie is gedeeltelijk een erfgenaam van Vigo’s naïeve anarchisme.

Verwarrende tijdscapsule

Uiteindelijk is Zazie dans le Métro een leuk curiosum. Het is een tijdscapsule die je met zijn brutale snelheid even de kans geeft om te zien wat anno 1960 de cinematografische spelregels waren en hoe ze zonder pardon gebroken konden worden. En dat Malle na Zazie conventioneler werk ging maken geeft tegelijk ook aan waar de beperking ligt van vernieuwing omwille van de vernieuwing.

Zazie irriteert soms door zijn tempo en door zijn doelloosheid. Het is een film die het moet hebben van wat briljante stijloefeningen en surrealistische beelden. De films van Truffaut en Godard waren nog enigszins theoretisch onderbouwd en konden nog terugvallen op een artistiek manifest. Malle verhoogt de inzet met elke nieuwe truc en verhoging van tempo, maar het resultaat blijkt vaak een maniertje. Toch is de film verplichte kost voor iedereen die geïnteresseerd is in de cinema van de jaren zestig. De energie van de film werkt soms aanstekelijk, en de film verbaast nog steeds.

Film / Films

Bijtende spot in een waas van drank

recensie: The Libertine

In een duister decor van walmende kaarsen, broeierige draperieën en een mistig Engeland, zien we hoe de dichter en satiricus John Wilmot, graaf van Rochester, ten onder gaat aan zijn losbandige leven. Wilmot (Johnny Depp) maakte aan het eind van de zeventiende eeuw deel uit van het gevolg van de Engelse Koning Charles II (John Malkovich) en was getrouwd met de beeldschone Elizabeth Malet, die hem aanbad. Temidden van zijn wufte, bepruikte vrienden gaf hij zich over aan drank, overspel en bijtende spot, wat hem uiteindelijk fataal werd.

John Wilmot was een van de meest controversiële figuren van zijn generatie. Hij leefde een extravagant leven, was een begenadigd spreker en verachtte alles wat te maken had met de moraal, het fatsoen en de kerk. Zijn gedichten dragen titels als Signior Dildo en The Dying Lover to his Prick en kenmerken zich door hun satirische en schaamteloze toon. Hij stierf op 33-jarige leeftijd aan syfilis.

~

De film, gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Stephen Jeffreys, vertelt het verhaal van de laatste jaren van deze relschoppende graaf. Johnny Depp zet Wilmot overtuigend neer als de zwartgallige, cynische man die hij volgens zijn critici was. Maar waar is ‘Wilmot de satiricus’ in deze film? Depp laat de spottende teksten weliswaar vol venijn en ironie uit zijn mond rollen, maar zijn Wilmot is toch wel erg serieus. Depp lijkt te zijn vergeten dat satire ook gepaard gaat met humor.

Verbanning

Maar aan de andere kant viel er misschien ook weinig te lachen in Wilmots leven. Hij was een overtuigd alcoholist en ondanks grote woorden over begeerte en zijn onuitputtelijke potentie was hij nogal onfortuinlijk in de liefde. Aan het begin van de film zien we hoe Wilmot hartstochtelijk verliefd wordt op een jonge actrice, Elizabeth Barry. Hij wordt haar leermeester en minnaar en bezweert haar te doen uitgroeien tot de grootste actrice van haar tijd. Zijn voorspelling komt uit, maar hun affaire eindigt snel, waarna Wilmot zijn heil zoekt in drank, hoeren en een jonge man die tot zijn kring van vertrouwelingen behoort. Wanneer Wilmot vervolgens in opdracht van Koning Charles II een toneelstuk maakt waarin hij de spot drijft met alles waar de monarchie voor staat (Wilmot laat zich in de rol van Charles II op het toneel pijpen terwijl hij een monoloog houdt over zijn ‘pik die zijn scepter zal zijn’), valt hij uit de gratie en wordt verbannen.

Geen lijn

~

The Libertine is het verhaal van een fascinerende historische figuur. De film zelf fascineert echter nauwelijks. Dit ligt niet aan de acteerprestaties van de hoofdrolspelers, die ondanks Depps gebrek aan humor, stuk voor stuk overtuigen. Wellicht had Malkovich de rol van Koning Charles II, met de lijzige leepheid die wij zo goed van hem kennen, wat meer karakter en diepgang kunnen geven, maar dat is giswerk. Nee, de fascinatie ontbreekt doordat de lijn in de film ontbreekt.

The Libertine is de eerste speelfilm van regisseur Dunmore, die zijn sporen heeft verdiend in de reclamewereld. De vormgeving van de film is buitengewoon goed geslaagd. De klamme druilerigheid van het Engelse platteland dringt door tot in je botten. En ook de scènes in het theater zijn met veel gevoel voor detail weergegeven. Maar wat betreft het verhaal laat The Libertine nogal wat te wensen over. Bij het zien van de film bekruipt je de gedachte dat Dunmore’s debuut verdrinkt in grote wensen. Het lijkt alsof hij alle aspecten van de vlerkerige graaf wilde laten zien, zonder een keuze te maken tussen hoofdzaken en bijzaken. Juist door dit streven naar een totaalbeeld, krijgt de film geen diepgang en verliezen de verschillende subplots aan kracht. In de verhaallijn van Wilmot en de jonge actrice Elizabeth Barry bijvoorbeeld, maken de de scènes vol met grote woorden en gebaren een oppervlakkige indruk.

Halfslachtige liefde

Ook de vrije seksuele moraal waar Wilmot veelvuldig mee schermt, komt er in The Libertine bekaaid van af. Wilmot spreekt steeds over het belang van amoureuze escapades met zowel vrouwen als mannen. Maar in de film gaat het er wat dat betreft nogal preuts aan toe. We zien alleen een wat moeizame vrijpartij van een bijna geheel geklede Wilmot en een even kuise Elizabeth Barry. En wat betreft de mannenliefde blijft het bij een aai en handjes vasthouden op een bankje, terwijl Wilmot zich meerdere malen opwerpt als warm pleitbezorger voor homoseksualiteit. Ook de aanbidding en de onvoorwaardelijke liefde van Wilmots echtgenote voor haar overspelige man wordt nergens invoelbaar. We zien niet waarom ze zo veel van haar man houdt. Dunmores The Libertine beschikt met het levensverhaal van een historisch personage als John Wilmot en grote namen als John Malkovich en Johnny Depp over alle ingrediënten voor een meeslepende film. Helaas wordt de belofte niet ingelost.

Film / Films

Experimentele film mist speldenprikjes

recensie: Bubble

Met Bubble komt Steven Soderbergh met een film die op meerdere manieren dwars tegen de regels van de filmindustrie ingaat. Een klein budget, geen George Clooneys of Julia Roberts in de hoofdrol (helemaal geen acteurs trouwens) en een uiterst eenvoudig verhaal dat de klassieke filmregels tart. Hij waagde het zelfs om – vloeken in de Hollywoodkerk! – de film tegelijkertijd aan te bieden in de bioscoop en via Pay-TV. Controverse, altijd leuk. Maar veel meer heeft Bubble niet om het lijf.

‘White trailer park trash’ heeft de afgelopen jaren in de media een interessante ontwikkeling doorgemaakt. Bij Jerry Springer was het een bijna buitenaardse en vooral schreeuwende menssoort. In de muziek van Eminem en de film 8 Mile was het trailerpark een plek waaraan je kan en moet ontvluchten, als een ultieme belichaming van de American Dream. Nu lijken we er opeens zoveel van te weten dat het tijd werd voor een mockumentary, Trailerpark Boys, momenteel te zien bij MTV. Ex-gevangenen en freaks wonen in een trailerpark en houden vooral van geweren en drugs. Zoiets.

Normale mensen

~

Soderbergh (Erin Brockovich, Ocean’s Eleven) voegt met Bubble weer een geheel nieuwe dimensie toe: de mensen in de achterstandswijken in de Verenigde Staten zijn normale mensen. Die wanhopig het hoofd boven water proberen te houden. En nooit zullen ontsnappen aan de omgeving waar ze inzitten. En een aantal van hen vindt dat – stiekem – wel een geruststellend idee, geen verandering.

Martha (Debbie Doebereiner), bijvoorbeeld, praat wel over stranden op Aruba, maar tegelijkertijd zegt ze haar bonus van 50 dollar goed te kunnen gebruiken voor openstaande rekeningen. Als er opeens een nieuw meisje wordt aangenomen in de poppenfabriek waar ze werkt, bekijkt ze dat argwanend. Vooral als Rose (Misty Dawn Wilkins) aankondigt dat haar toekomst toch echt niet ligt in het airbrushen en Martha’s beste vriend Kyle (Dustin James Ashley) nogal van haar onder de indruk is. Verandering. Eng.

Documentaire

~

Soderbergh – die ook het camerawerk en de montage voor zijn rekening nam – schept een realistisch beeld van white trash. Daarvoor haalde hij om te beginnen zijn hoofdrolspelers letterlijk van de straat. Zo plukte hij Debbie Doebereiner achter de counter van Kentucky Fried Chicken vandaan. Ook de anderen zijn inwoners van de omgeving waarin de film is opgenomen, op de grens van West-Virginia en Ohio. Acteren gebeurt niet. Het meeste van de dialoog is geïmproviseerd, waarbij de hoofdpersonen mochten putten uit hun eigen leven. De sets zijn hun echte huizen. Schrootjes aan de muur, leren fauteuils met een plaid erover, spiegelmuren om de trailer groter te laten lijken. Te werkelijk en tegelijkertijd te cliché om te zijn verzonnen. Daarbij is alles opgenomen op High Definition-video. Bubble had een documentaire kunnen zijn, als een van de hoofdpersonen niet vermoord zou worden.

Dit wordt afgewisseld met bijna abstracte beelden uit de filmfabriek. Shots van poppenhoofden, opgestapelde poppenlijven, losse armen en benen. Machines persen met lucht glazen ogen in het hoofd: het hoofd zwelt en plopt weer terug in de normale vorm. Monsterlijke vormen worden menselijk. Het voelt bijna als een symfonie. Het bolle gezicht van Martha, dat ook vaak in close-up wordt gezien met klonterige mascara op de wimpers, past in deze serie identieke gezichten. Wat wil dat zeggen? Zijn de mensen die je ziet ook lege hulzen? Veel informatie krijg je immers niet over ze. Is het een hint dat er tallozen gelijk zijn aan hen?

Paniek

~

Het is juist voor die mensen, mensen die niet naast een arthousebioscoop wonen, dat Soderbergh koos voor een gelijktijdige release in de bioscoop en op dvd en Pay-TV. Maar hij had een belangrijker reden: hij wilde aantonen dat de industrie op dit moment verouderd is en niet meegaat op de ontwikkelingen op mediagebied. De dvd-verkoop overstijgt tegenwoordig het bioscoopbezoek en een gelijktijdige release laat mensen zelf bepalen hoe ze de film willen zien. Bioscoopeigenaren zagen in het plan echter de doodsteek voor hun bioscopen en een flink aantal weigerde Bubble te draaien. Paniek om niets, bleek achteraf, want de totale opbrengst bleef – ondanks alle free publicity – te klein om echt conclusies te kunnen trekken.

Soderberghs andere doel was te laten zien dat doodgewone mensen, zonder groots meeslepend verhaal, wél interessant zijn om te zien in een film. Net als in het begin van zijn carrière (sex, lies, and videotape) maakte hij weer een lowbudgetfilm, dit keer omdat hij alleen op deze manier zijn punt kan maken. Dat heeft iets charmants. Maar levert het een prachtige film op? Nee, niet voor mij. Het verhaal stelt te weinig voor, en de mensen wisten mijn aandacht niet vast te houden. Ik miste de dingen waardoor je van een personage gaat houden, de kleine speldenprikjes in de details. Blijkbaar wil ik toch gewoon een mooi verhaal. Of ik wil wél bijzondere mensen in de bioscoop (of op dvd) zien. Of – het liefst eigenlijk – ‘normale’, maar door de regisseur zorgvuldig gecreëerde mensen.

Boeken / Fictie

Het kind na de rekening

recensie: Ian McEwan - Het kind in de tijd

De centrale plot van Het kind in de tijd doet denken aan die van Tim Krabbé’s Het gouden ei: iemand verdwijnt plots spoorloos op de meest doodgewone plaats. Maar waar Krabbé zich vervolgens concentreert op de wanhopige zoektocht van de echtgenoot, moet in deze roman van Ian McEwan de vader zien om te gaan met het onpeilbare verdriet na de verdwijning van zijn vijfjarige dochter.

Stephen Lewis staat af te rekenen aan de kassa van een grootwarenhuis, glimlacht nog even naar zijn dochtertje vooraleer hij het laatste artikel afgeeft. Wanneer hij opnieuw omkijkt is zijn dochter verdwenen. Terwijl niemand achter hem in de rij staat. Het uitgesproken begin van een nooit naderend einde.
Het kind in de tijd, waarvoor Ian McEwan in 1987 de prestigieuze Whitbread Novel Award ontving, handelt eigenlijk niet zozeer over de plaats waar de dochter zou kunnen zijn, maar over een man die na die gebeurtenis zijn greep op de gebeurtenissen, en bij uitbreiding zijn leven, verloren lijkt te hebben. Hij loopt rond, zoekt onbewust met zijn ogen naar het kleutermeisje dat ooit het zijne was, en laat zijn gedachten varen over de nasleep van de gebeurtenissen: de getuigenverklaringen, de onwil van de overheden en de relatie met zijn echtgenote die plots volgepropt lijkt met dynamiet: “Hun samenzijn verhoogde hun gevoel van gemis. Wanneer ze samen zaten te eten, was Kates afwezigheid een feit waarover ze niet konden praten maar dat ook niet viel te negeren.”

Ian McEwan
Ian McEwan

Het duurt even voor je goed en wel in de roman zit, omdat McEwan bewust niet probeert om te beschrijven en de gebeurtenissen te kaderen of te omschrijven. Nee, we worden meteen in het hoofd van Stephen Lewis gedropt en moeten daar zelf even de weg zien te vinden. Maar als dat eenmaal gelukt is, word je meegesleurd door de vaste hand van de vakman. Zijn vertrekpunt is echter eveneens een beperking: wanneer we meegezogen worden in het verdriet en de wanhoop van een vader zonder dochter, is er nog weinig ruimte voor de moeder. Ook haar verdriet is quasi onbespreekbaar, maar McEwan diept het niet verder uit, en is een band tussen moeder en kind iets dat je om redenen van perspectief kan negeren? In ieder geval: het gaat om de man alleen, wiens wereld instort: “‘Alles gaat slechter’, zei Stephen, ‘is er nou niets wat beter gaat?'”

Relaties

Doordat Stephen gedwongen wordt alles in vraag te stellen, waaieren zijn gedachten ook uit naar zijn jeugd, die we in een serie flashbacks beschreven zien. Het verbreken van de diepe band die hij met zijn dochter had, dwingt hem nu ook de andere relaties in zijn leven aan een onderzoek te onderwerpen: natuurlijk met zijn echtgenote, maar ook met zijn ouders. Dat gaat ver, want de lezer wordt zelfs meegenomen uit het hoofd van de protagonist naar de tijd voor zijn geboorte, waarin we zijn ouders horen twijfelen over het feit of ze het kind wel moeten houden. Waardoor duidelijk wordt dat verlies bij wijze van spreken vanaf het prille begin in het bloed van Stephen Lewis zit.

Ian McEwan schrijft erg bedaard, en dat komt dit boek zeker ten goede. Maar de fout die hij maakt, is een poging om dit individuele verdriet een plaats te geven in het grote geheel. Als je weet dat Het kind in de tijd geschreven werd in 1987, dan kom je haast onvermijdelijk uit bij het regime van Margaret Thatcher. Voor schrijvers in die tijd was het bijna mode om haar beleid tot op de laatste vezel af te breken. En hoewel McEwan dit cynisch genoeg doet, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat het de emotionele kern van het boek niet ten goede komt: “Was het een wonder dat de wereld geleid werd door debielen, met deze onnozele zielen in de sytemhokjes?” Maar wie bereid is deze kleine misstap wat te ontzien, houdt een messcherpe en bij wijlen zielsontroerende analyse van ontroostbaar verdriet over.

Theater / Voorstelling

Purper weet nog altijd te scoren!

recensie: Purper 100... een vooruitblik (Purper)

Purper; een legendarische naam in de vaderlandse theaterwereld. 15 programma’s, tal van befaamde leden en al 25 jaar actief in de Nederlandse theaters. Het programma Purper 100 zet het 25-jarig jubileum van de groep Purper kracht bij. Een voorstelling waarin twee van de oerkrachten van Purper (Eric Brey en Frans Mulder) weer herenigd zijn. De samenwerking met een drietal ‘verse’ krachten (Tony Neef, Jos Brink en Corry Brokken) staat garant voor een avond amusement van de bovenste plank.

Purper, inmiddels 26 jaar geleden opgericht door Eric Brey en Haye van der Heyden, heeft een roemruchte geschiedenis dat bol staat van de intriges, applaus, afgeladen zalen, roemruchte gasten en bovenal veel closeharmony zangpartijen.

In 1997 kwam echter de klad in het concept Purper. Er volgden een aantal tournees die werden afgewerkt zonder Brey, maar met Mulder en telkens wisselende gastspelers. Deze tournees waren redelijk succesvol maar haalden nooit het niveau of de publieksbelangstelling van de vroegere programma’s.

Terugkeer

~

Purper 100 is een bijzonder programma. Niet alleen betekent het een hereniging van Brey en Mulder, het luidt ook de terugkeer in van één van de grote dames van het Nederlands lied in; Corry Brokken. Tel daarbij het debuut van Tony Neef en Jos Brink binnen Purper op en je hebt meer dan 100 jaar theaterervaring op de bühne staan.

Al deze ervaring gaat wonderwel samen. Brokken blijkt ontzettend goed bij stem te zijn en is nog altijd de innemende persoonlijkheid die ze altijd was. In een ‘Brokken’-medley, waarin ze haar grootste successen rijkelijk illustreert met anekdotes uit haar veel bevlogen leven, weet ze te ontroeren.

~

Neef en Brink stralen constant een grote spelvreugde uit en Brey en Mulder zijn weer heerlijk op elkaar ingespeeld. Ze gaan gulzig in op de problemen waardoor ze 9 jaar niet meer samen op het podium hebben gestaan (geld). Brey heeft enkele heerlijke tekstuele vondsten, gedichten en zelfs een aria, terwijl Mulder zich ouderwets te buiten gaat in een conference.

Samen

Gedurende het gehele programma is de interactie tussen de leden steeds volop aanwezig. Er is ruimte voor de nodige spontane invallen en de samenzang bij de closeharmony liedjes is dik in orde. De muzikale ondersteuning door Marco Braam geassisteerd door Eric Brey zorgt tijdens de gehele voorstelling voor een prettige bijval.

Eén van de hoogtepunten van de voorstelling, naast de ‘Brokken’-Medley, is de ‘Mulder’-medley, met alle liefdesliedjes geschreven door Frans Mulder. Maar ook ‘beatbox’-versie van Aan de Amsterdamse Grachten is verrassend en vermakelijk. Liedjes, sketches, dynamiek, Purper 100 herbergt het allemaal. De voorstelling voelt aan als een warme jas en biedt bovendien een prachtig overzicht van 25 jaar Purper. Zo is een avond Purper anno 2006 nog daadwerkelijk amusement met een hoofdletter A.

Purper 100 is nog tot en met 18 juni te zien. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Film / Films

Standaard kaskraker

recensie: The Da Vinci Code

In Godards Band à part proberen Anna Karina en consorten uit hoe snel je door het Louvre kunt rennen, nadat ze hebben gehoord dat een Amerikaanse toerist in recordtijd door de Franse cultuurtempel was gestormd. In de openingsscènes van Ron Howards The Da Vinci Code zijn er flarden van de kunstwerken uit het Louvre te zien, terwijl een conservator vlucht voor zijn leven. Het vormt de proloog voor een film die veel wil zeggen, maar blijft steken binnen de coördinaten van de commerciële kaskraker.

~

The Da Vinci Code is een complotthriller die zijn shock value voornamelijk dankt aan de theologische implicaties die verborgen liggen in geheime codes en gotische crypten. Het verhaal verweeft de geschiedenis van het christendom met heidense stromingen en de Orde van de Tempeliers. Verder wordt er ongegeneerd gebruik gemaakt van rozen als geheime symbolen, raadselachtige anagrammen en de schijnbaar geheime boodschappen in de werken van Da Vinci.

Natuurlijk gebeurt dit allemaal in een hoge vaart die is afgesteld op het Amerikaanse publiek. Tom Hanks heeft in zijn rol als symboliekdeskundige Robert Langdon iets weg van een verdwaalde toerist die opeens vastloopt in een eeuwenoud complot. Langdon is een gewone en bescheiden alleman, waarmee hij een soort Amerikaanse nuchterheid als tegenhanger voor de hermetische chaos van het oude Europa lijkt te bieden. Hanks is ook de enige Amerikaanse acteur in de cast die bestaat uit een vreemde europudding-achtige selectie van acteurs die allen iets bedrieglijks hebben. Ian McKellen is de excentrieke Engelse professor met de beste en scherpzinnigste oneliners uit het script. Verder is Audrey Tautou (beter bekend als Amélie uit de gelijknamige film) weer in de rol gegoten van charmante en kwetsbare Française.

Codes en formules

Ron Howards verfilming blijft trouw aan Dan Browns vlotte bestseller. Browns boek was in feite al een filmscript in romanvorm en de korte hoofdstukken en plotwendingen gaan naadloos over in het sjabloon van de formulefilm met zijn cliffhangers en lokkertjes. Misschien is het ook niet zo verwonderlijk dat Brown een van de producenten van de film was.

~

Howard (Cocoon, A Beautiful Mind) bewijst met de film dat hij een regisseur is die met gemak schakelt van komedies naar drama’s, zonder echt op te vallen qua stijl. De voormalige ster uit Happy Days gaat qua regie makkelijk op in de middelmatige en populaire beeldtaal van de gemiddelde Hollywood-productie. Het probleem is wel dat als men alle ontknopingen van het boek kent de film grotendeels zijn spanning verliest. Howards film moet het voornamelijk hebben van het tempo van de plotwendingen en niet zozeer van de wendingen zelf, die in veel gevallen ook nog eens voorspelbaar zijn.

Merchandise

Daarmee is een formuleboek niet echt een uitdaging voor een aparte verfilming. Het toont eerder een strategie achter boekadaptaties (Lord of the Rings, Harry Potter, The Chronicles of Narnia) die dicht bij de basistekst blijven en die het verhaal vertalen voor een groot publiek. Qua verkoopbaarheid is het een goede deal, aangezien de kas van de filmindustrie in steeds grotere mate wordt gespekt door de verkoop van nevenproducten (boeken, computerspelletjes en andere merchandise).

Conservatieve controverse

De controverse rondom de film is aan de ene kant verwonderlijk omdat de film in zo veel opzichten tam is. Dat de katholieke kerk bang is voor een beschadiging van zijn imago is in een tijd waar informatie vrij beschikbaar is wat ouderwets. Verder is het geen geheim dat religie in de geschiedenis onderhevig was aan politieke spelletjes.

~

The Da Vinci Code is in zijn fictieve charades uiteindelijk open en verdraagzaam in zijn conclusie. Tom Hanks’ Langdon lijkt in te zien dat geschiedenis vooral iets is dat bestudeerd moet worden zonder gebonden te zijn aan eenzijdige dogma’s. Dat deze conclusie is verpakt in een standaardfilm die eigenlijk niets nieuws biedt zegt genoeg over de mate waarin bepaalde stromingen binnen de kerk vast zitten in een te simpel wereldbeeld.

Boeken

Van amusant tot interessant

recensie: Matthew Sweet - Shepperton Babylon: The Lost Worlds of British Cinema

De filmcriticus Matthew Sweet probeert in Shepperton Babylon iets te redden van de voorheen verguisde Britse filmgeschiedenis. Dit levert een prettig geschreven boek op, met veel humor en gevoel voor understatement.

Het begint met de vermakelijke verzameling anekdotes over de langvergeten sterren van de stomme film en het eindigt met de boeiende achtergrond van de filmindustrie eind jaren zeventig van de vorige eeuw. Tussendoor wordt de strijd aangegaan met enkele hardnekkige vooroordelen.

Weinig bewaard gebleven filmmateriaal

Centraal staan de mensen die de filmindustrie bevolkten: hun verlangens, motieven, successen, desillusies, verslavingen en diverse zelfmoorden. Een boek als dit kan ook alleen geschreven worden op basis van talloze interviews met filmveteranen, want er is nog maar weinig bewaard gebleven van het originele filmmateriaal. Naar schatting tachtig procent van de cellulosefilms is verloren gegaan. Ze zijn onder andere omgesmolten omdat het perfecte grondstof bleek te zijn voor een coating op de canvas vleugels van Spitfires.

~

Zo mogelijk nog schadelijker was de Britse pers, die onophoudelijk negatief was over producten van eigen bodem, en sterren net zo snel uitspuugde als in de armen sloot. Acteurs en actrices die door Picturegoer Magazine waren uitgeroepen tot beste acteur/actrice konden een paar jaar later geen droog brood meer bij elkaar schrapen. Tegen de tijd dat Sweet zijn eerste interview houdt zijn velen al overleden, hun verhalen voorgoed verloren: “Flesh was not so recyclable as celluloid.” Renée Gadd (1908-2003) werd nog net op tijd geïnterviewd over haar korte periode van roem:

There were husbands during this period, some of them rich and good looking, but she could not remember their names without referring to the press reports of their weddings. The lovers with whom she betrayed them, however, were still lively in het mind.

Vooroordelen

Het boek begint met enkele anekdotes over de hoofdrolspeler van de (toen) populaire film Rescued by Rover. Deze film moest tweemaal helemaal opnieuw geschoten worden, omdat de originelen te veel versleten waren door het kopiëren:

At his passing in 1914, he was eulogised in the papers. The posthumous revelations that his real name was Blair and that he liked to eat shaving soap should not be allowed to dim his triumph. Nor should the fact that he was a sheepdog.

Het boek heeft een sappigheid die vergelijkbaar is met die van Hollywood Babylon van Kenneth Anger, waar de titel ook naar verwijst. Sweet doet echter veel meer dan alleen de vuile was buiten hangen. Het is duidelijk dat hij een aantal veelvoorkomende misvattingen wil rechtzetten. De hoofdstukindeling is hierdoor niet alleen chronologisch, maar ook thematisch: elk hoofdstuk een nieuw te bevechten vooroordeel.

De beruchte Cinematograph Films Act (1927) wordt gezien als belangrijke oorzaak van de aanhoudende slechte kwaliteit van de Britse film. Deze wet verplichtte bioscopen een bepaald percentage filmproducties van eigen bodem te vertonen. Het had een averechts effect; het aantal films steeg, maar de kwaliteit daalde veel sneller. Het resultaat was een enorme hoeveelheid low-budget troep, uitsluitend geproduceerd om aan het quotum te voldoen. Een roddel uit die tijd was, dat deze films in de bioscoop vertoond werden als alleen de schoonmaakploeg in de zaal was. Maar dezelfde wet zorgde ervoor, dat beleggers zeker waren van een goede return op hun investeringen in studio’s en productiemaatschappijen. Een bloeiende filmindustrie met overeenkomstige films was het gevolg.

~

Genres

De Ealing Comedies van de jaren ’50 onstonden onder deze omstandigheden. Ze staan te boek als zoetsappige niemendalletjes, maar Sweet benadrukt hun engagement, realisme en hun waarde in cultureel opzicht (alleen al vanwege hun invloed op latere filmmakers), met het onlangs herfilmde The Ladykillers als hoogtepunt. Dit argument geldt ook voor de exploitation films – sex en geweld onder het mom van artisticiteit – en experimentele films van de jaren ’60, met als diamantje van de montagetafel The Cut-Ups (1967): “This movie so disorientated audiences at the Oxford Street Cinephone that the lost-property room was soon filled with abandoned umbrellas and coats.”

De gewelddadige films met de generatiekloof als onderliggend thema uit dezelfde periode ontvangen weinig waardering van de schrijver. Sweet maakt uiteraard één uitzondering: A Clockwork Orange van Stanley Kubrick (1971).

Het een-na-laatste hoofdstuk behandelt de nudies waarin het blijkbaar gebruikelijk is om sex te vermengen met (of zelfs te vervangen door) educatie of goedkope humor. Tot slot aandacht voor experimenten rond Malcolm MacLaren en de Sex Pistols, met als enig eindresultaat het bijeengeraapte The Great Rock ‘n’ Roll Swindle (1979).

Ben je thuis in de Britse film, dan weet je net als filmhistoricus Roger Manvell dat “de goede films geen kleine verspreide eilandjes zijn, maar de toppen van een verloren gegaan continent”. En dan is Shepperton Babylon een verfrissing naast standaard kost als het zeventiendelige The History of the British Film van Rachael Low. Het is dan ook geschikter leesvoer voor de zomervakantie, en niet alleen omdat het makkelijker in de koffer past.