Boeken / Fictie

Het kind na de rekening

recensie: Ian McEwan - Het kind in de tijd

De centrale plot van Het kind in de tijd doet denken aan die van Tim Krabbé’s Het gouden ei: iemand verdwijnt plots spoorloos op de meest doodgewone plaats. Maar waar Krabbé zich vervolgens concentreert op de wanhopige zoektocht van de echtgenoot, moet in deze roman van Ian McEwan de vader zien om te gaan met het onpeilbare verdriet na de verdwijning van zijn vijfjarige dochter.

Stephen Lewis staat af te rekenen aan de kassa van een grootwarenhuis, glimlacht nog even naar zijn dochtertje vooraleer hij het laatste artikel afgeeft. Wanneer hij opnieuw omkijkt is zijn dochter verdwenen. Terwijl niemand achter hem in de rij staat. Het uitgesproken begin van een nooit naderend einde.
Het kind in de tijd, waarvoor Ian McEwan in 1987 de prestigieuze Whitbread Novel Award ontving, handelt eigenlijk niet zozeer over de plaats waar de dochter zou kunnen zijn, maar over een man die na die gebeurtenis zijn greep op de gebeurtenissen, en bij uitbreiding zijn leven, verloren lijkt te hebben. Hij loopt rond, zoekt onbewust met zijn ogen naar het kleutermeisje dat ooit het zijne was, en laat zijn gedachten varen over de nasleep van de gebeurtenissen: de getuigenverklaringen, de onwil van de overheden en de relatie met zijn echtgenote die plots volgepropt lijkt met dynamiet: “Hun samenzijn verhoogde hun gevoel van gemis. Wanneer ze samen zaten te eten, was Kates afwezigheid een feit waarover ze niet konden praten maar dat ook niet viel te negeren.”

Ian McEwan
Ian McEwan

Het duurt even voor je goed en wel in de roman zit, omdat McEwan bewust niet probeert om te beschrijven en de gebeurtenissen te kaderen of te omschrijven. Nee, we worden meteen in het hoofd van Stephen Lewis gedropt en moeten daar zelf even de weg zien te vinden. Maar als dat eenmaal gelukt is, word je meegesleurd door de vaste hand van de vakman. Zijn vertrekpunt is echter eveneens een beperking: wanneer we meegezogen worden in het verdriet en de wanhoop van een vader zonder dochter, is er nog weinig ruimte voor de moeder. Ook haar verdriet is quasi onbespreekbaar, maar McEwan diept het niet verder uit, en is een band tussen moeder en kind iets dat je om redenen van perspectief kan negeren? In ieder geval: het gaat om de man alleen, wiens wereld instort: “‘Alles gaat slechter’, zei Stephen, ‘is er nou niets wat beter gaat?'”

Relaties

Doordat Stephen gedwongen wordt alles in vraag te stellen, waaieren zijn gedachten ook uit naar zijn jeugd, die we in een serie flashbacks beschreven zien. Het verbreken van de diepe band die hij met zijn dochter had, dwingt hem nu ook de andere relaties in zijn leven aan een onderzoek te onderwerpen: natuurlijk met zijn echtgenote, maar ook met zijn ouders. Dat gaat ver, want de lezer wordt zelfs meegenomen uit het hoofd van de protagonist naar de tijd voor zijn geboorte, waarin we zijn ouders horen twijfelen over het feit of ze het kind wel moeten houden. Waardoor duidelijk wordt dat verlies bij wijze van spreken vanaf het prille begin in het bloed van Stephen Lewis zit.

Ian McEwan schrijft erg bedaard, en dat komt dit boek zeker ten goede. Maar de fout die hij maakt, is een poging om dit individuele verdriet een plaats te geven in het grote geheel. Als je weet dat Het kind in de tijd geschreven werd in 1987, dan kom je haast onvermijdelijk uit bij het regime van Margaret Thatcher. Voor schrijvers in die tijd was het bijna mode om haar beleid tot op de laatste vezel af te breken. En hoewel McEwan dit cynisch genoeg doet, kun je je niet aan de indruk onttrekken dat het de emotionele kern van het boek niet ten goede komt: “Was het een wonder dat de wereld geleid werd door debielen, met deze onnozele zielen in de sytemhokjes?” Maar wie bereid is deze kleine misstap wat te ontzien, houdt een messcherpe en bij wijlen zielsontroerende analyse van ontroostbaar verdriet over.