Theater

Irritaties en imitaties

recensie: Jim Speelmans - Hier is hij!

.

~

Op de dvd is de voorstelling te zien die Speelmans op 21 juni 2005 speelde in Arnhem. Bijna een uur lang vertelt hij het ene aparte verhaal na het andere. Maar niet alles zuigt hij uit zijn duim, want Speelmans weet ook de leuke alledaagse ergernissen op een originele manier aan de kaak te stellen. En daarmee weet hij zeker te verrassen. Aan actualiteiten brandt hij zijn vingers niet en dat is natuurlijk ook niet nodig om een goede cabaretvoorstelling neer te zetten.

Voorzichtig

Toch weet deze dertiger niet constant de aandacht vast te houden. Hij neemt soms teveel tijd om zijn grap uit te werken en een goede inkopper heeft hij niet altijd paraat. Hij laat ook regelmatig een stilte vallen om ondertussen het publiek te observeren. Misschien heeft hij het wel aan zijn uitstraling en enthousiasme te danken dat je toch blijft kijken en luisteren wat deze rare vogel te vertellen heeft. Als hij zou willen zou hij best wat pittiger en feller uit de hoek kunnen komen. Dat doet hij af en toe al wel, maar nog iets te voorzichtig, lijkt het.

~

Als extra is op de dvd een aantal sketches toegevoegd. Drie jaar geleden vormde Speelmans samen met Tijl Beckand het duo Ongehoord. Zeven sketches die zij toen hebben gedaan kun je nu nog eens op je gemak bekijken. Speelmans zet hilarische typetjes neer als een kabouter, een labiele jongen en een verpleger. Compleet gestoord en op een droge manier voert hij samen met Beckand (tegenwoordig te zien in het BNN programma De Lama’s) lachwekkende, maar af en toe ook langdradige toneelstukjes op.

Imitaties

Wat opvalt is dat de typetjes die Speelmans in deze sketches speelt beter tot hun recht komen dan in zijn voorstelling Hier is hij! Mist hij zijn maatje op het toneel? Of moet hij nu in deze voorstelling nog wat harder werken aan verschillende typetjes en imitaties? Duidelijk is dat hij nog niet helemaal zijn draai heeft gevonden. Misschien kunnen we het hem vergeven omdat hij de afgelopen jaren meer een stand-upper was dan een cabaretier. Of hij bij zijn ‘leest’ moet blijven zal duidelijk worden tijdens zijn nieuwe voorstelling. Vooralsnog krijgt hij mede dankzij zijn originaliteit het voordeel van de twijfel.

Wie Hier is hij! nog een keer in het theater wil zien, moet snel zijn. Op 8 juni speelt hij nog éénmaal in Hengelo. Volgend theaterseizoen treedt hij op met een nieuwe voorstelling, Komiek zonder meer.

Muziek / Achtergrond
special: Een gesprek met Marcel Mandos over de dilemma's van een programmeur

Trippen zonder paddo’s met Scriabin

Op dinsdag 23 en woensdag 24 mei zal een gedenkwaardige muzikale gebeurtenis plaatsvinden. Dan brengt het Noord Nederlands Orkest, eerst in Leeuwarden en een dag later in Groningen, Alexander Scriabins Action Préalable ten uitvoer. Een stuk dat in schaal en conceptie weerspiegelt hoezeer deze muzikale messias ten tijde van zijn dood in 1915 los was gekomen van moeder aarde. Hij heeft het nooit afgemaakt; dat werd overgelaten aan de Russische componist en musicoloog Alexander Nemtin.

Diens twee en een half uur in beslag nemende reconstructie wordt nu door het NNO in de serie ‘Grenzeloze Genieën’ ten gehore gebracht en de eerste vraag die zich opdringt als we programmeur Marcel Mandos spreken, is dan ook wat hij zijn publiek aandoet.

Marcel Mandos (foto: Camilla van Zuylen)
Marcel Mandos (foto: Camilla van Zuylen)

“Deze serie is in eerste instantie gebouwd op drie stukken die ik heel graag wilde programmeren: Xenakis’ Dämmerschein, Ives’ Universe Symphony en deze Scriabin/Nemtin. Allemaal gaan ze over de overgang van het aardse naar een transcendent of hemels moment. Belangrijk is ook op welke manier deze componisten hun tijd hebben opgeschrikt. Het is nu nauwelijks voor te stellen, maar toen Haydn eind achttiende eeuw zijn Schöpfung schreef [die door het NNO in combinatie met Xenakis werd opgevoerd, IN], waren de dissonanten die hij in de opening gebruikte een schok, iets ongehoords. En Xenakis heeft de zaak ook weer vooruitgeschoven. “

“Dus puur musicologisch zijn het interessante stukken. Daarbij gaan ze beiden over de schepping van de aarde en passen ze goed bij elkaar. Ik ben er ook eerlijk in dat de combinatie van Haydn en Xenakis helpt om die zaal vol te krijgen. Dat is natuurlijk ook gebeurd met Beethoven [samen met Ives, IN]. Je kunt ook zeggen: de Negende is zo’n geweldig werk, daar past niets bij. Dat is op zich een legitieme gedachtegang. Maar ik heb hier ook te maken met de
marketingafdeling. Een kunstbedrijf zonder publiek is geen kunstbedrijf.”

Alexander Scriabin door Boris Pasternak
Alexander Scriabin door Boris Pasternak

Maar het wordt wel een truuk om dat publiek te winnen voor zo’n ervaring als Scriabins Universum, geeft ook Mandos toe: “Ik werk hier nu vijf en een half jaar, en mijn hoogtepunt tot nu toe was Ives’ Universe Symphony, met zeven orkesten en vijf dirigenten. Het zal lastiger worden met Scriabin. Als je eenmaal in het idioom zit, verandert dat ook niet meer en kun je je laten meezuigen. Nog meer klankklusters, nog meer secondenstapelingen, het wordt steeds verder uitgebreid. Boven en onder bestaat niet meer, het is bijna plastische architectuur. Maar het is wel twee-en-een-half uur hetzelfde, kosmische geluid. En ik denk dat het publiek dat als veel moeilijker zal gaan ervaren dan bij bijvoorbeeld Beethoven. Dan heb je veertig minuten lang Ives gehad, klaar en met z’n allen meezingen op het einde van de Negende. En nu is het echt twee en een half uur één vorm. Ik moet zeggen dat het ook wel een behoorlijke onderneming wordt en dat het publiek hier ook wel anders uit zal komen dan bij Beethoven/Ives. “

Het NNO profileert zich de laatste jaren ook wel in toenemende mate met een gedurfde programmering.
“Ik kan natuurlijk alleen de aspecten bekijken die ik zelf heb neergezet. Maar ik denk dat er binnen de programmering van het NNO erg gewaagde dingen gebeuren. De Raad voor Cultuur heeft ook gezegd dat de het NNO inhoudelijk echt iets bijdraagt. De programmering is aanzienlijk veranderd in de afgelopen zes jaar. Maar mensen die een meer traditionele opzet gewend waren – ouverture, pianoconcert, symfonie – zijn wel geschrokken. En een traditionele programmering is echt iets waar ik allergisch voor ben. Combinaties als Mozart voor de pauze en Bruckner erna, of eerst een Haydnconcert en daarna een grote Mahlersymfonie, vind ik echt te gek voor woorden. Ten eerste doe je Haydn tekort door hem voor de pauze weg te moffelen en met het grote geweld van Mahler te komen, maar ook sta je in mijn ogen als kunstbedrijf in dienst van de componist en de tijdsgeest. “

Maar hoe verhoudt zich dat tot de reconstructies die het NNO uitvoert? Het ‘Pianoconcert’ van Elgar en diens komend seizoen uit te voeren ‘Derde Symfonie’ (waarvan de componist de voltooiing zelfs expliciet verbood) zijn geen werken waar het ‘idee’ van de componist getoetst kan worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor Scriabins Action, die toch door een ander (Alexander Nemtin) werd voltooid.

Diens twee en een half uur in beslag nemende reconstructie wordt nu door het NNO in de serie ‘Grenzeloze Genieën’ ten gehore gebracht en de eerste vraag die zich opdringt als we programmeur Marcel Mandos spreken, is dan ook wat hij zijn publiek aandoet.

Marcel Mandos (foto: Camilla van Zuylen)
Marcel Mandos (foto: Camilla van Zuylen)

“Deze serie is in eerste instantie gebouwd op drie stukken die ik heel graag wilde programmeren: Xenakis’ Dämmerschein, Ives’ Universe Symphony en deze Scriabin/Nemtin. Allemaal gaan ze over de overgang van het aardse naar een transcendent of hemels moment. Belangrijk is ook op welke manier deze componisten hun tijd hebben opgeschrikt. Het is nu nauwelijks voor te stellen, maar toen Haydn eind achttiende eeuw zijn Schöpfung schreef [die door het NNO in combinatie met Xenakis werd opgevoerd, IN], waren de dissonanten die hij in de opening gebruikte een schok, iets ongehoords. En Xenakis heeft de zaak ook weer vooruitgeschoven. “

“Dus puur musicologisch zijn het interessante stukken. Daarbij gaan ze beiden over de schepping van de aarde en passen ze goed bij elkaar. Ik ben er ook eerlijk in dat de combinatie van Haydn en Xenakis helpt om die zaal vol te krijgen. Dat is natuurlijk ook gebeurd met Beethoven [samen met Ives, IN]. Je kunt ook zeggen: de Negende is zo’n geweldig werk, daar past niets bij. Dat is op zich een legitieme gedachtegang. Maar ik heb hier ook te maken met de
marketingafdeling. Een kunstbedrijf zonder publiek is geen kunstbedrijf.”

Alexander Scriabin door Boris Pasternak
Alexander Scriabin door Boris Pasternak

Maar het wordt wel een truuk om dat publiek te winnen voor zo’n ervaring als Scriabins Universum, geeft ook Mandos toe: “Ik werk hier nu vijf en een half jaar, en mijn hoogtepunt tot nu toe was Ives’ Universe Symphony, met zeven orkesten en vijf dirigenten. Het zal lastiger worden met Scriabin. Als je eenmaal in het idioom zit, verandert dat ook niet meer en kun je je laten meezuigen. Nog meer klankklusters, nog meer secondenstapelingen, het wordt steeds verder uitgebreid. Boven en onder bestaat niet meer, het is bijna plastische architectuur. Maar het is wel twee-en-een-half uur hetzelfde, kosmische geluid. En ik denk dat het publiek dat als veel moeilijker zal gaan ervaren dan bij bijvoorbeeld Beethoven. Dan heb je veertig minuten lang Ives gehad, klaar en met z’n allen meezingen op het einde van de Negende. En nu is het echt twee en een half uur één vorm. Ik moet zeggen dat het ook wel een behoorlijke onderneming wordt en dat het publiek hier ook wel anders uit zal komen dan bij Beethoven/Ives. “

Het NNO profileert zich de laatste jaren ook wel in toenemende mate met een gedurfde programmering.
“Ik kan natuurlijk alleen de aspecten bekijken die ik zelf heb neergezet. Maar ik denk dat er binnen de programmering van het NNO erg gewaagde dingen gebeuren. De Raad voor Cultuur heeft ook gezegd dat de het NNO inhoudelijk echt iets bijdraagt. De programmering is aanzienlijk veranderd in de afgelopen zes jaar. Maar mensen die een meer traditionele opzet gewend waren – ouverture, pianoconcert, symfonie – zijn wel geschrokken. En een traditionele programmering is echt iets waar ik allergisch voor ben. Combinaties als Mozart voor de pauze en Bruckner erna, of eerst een Haydnconcert en daarna een grote Mahlersymfonie, vind ik echt te gek voor woorden. Ten eerste doe je Haydn tekort door hem voor de pauze weg te moffelen en met het grote geweld van Mahler te komen, maar ook sta je in mijn ogen als kunstbedrijf in dienst van de componist en de tijdsgeest. “

Maar hoe verhoudt zich dat tot de reconstructies die het NNO uitvoert? Het ‘Pianoconcert’ van Elgar en diens komend seizoen uit te voeren ‘Derde Symfonie’ (waarvan de componist de voltooiing zelfs expliciet verbood) zijn geen werken waar het ‘idee’ van de componist getoetst kan worden. Hetzelfde geldt uiteraard voor Scriabins Action, die toch door een ander (Alexander Nemtin) werd voltooid.
“Naar de letter heb je gelijk met betrekking tot Elgar, die daar heel duidelijk in was. Daaruit blijkt dat ik dan ook geen puritein ben. Nadat ik de CD van het Pianoconcert heb beluisterd en alle zeer positieve Engelse recensies heb gelezen ben ik overstag gegaan. Wat betreft het Pianoconcert heb ik daar geen spijt van gehad. Dat is trouwens veel meer ‘echt’ Elgar dan de Derde Symfonie; dat is eerder het werk van Anthony Payne.”

Alexander Scriabin
Alexander Scriabin

“Ook Scriabin heeft heel wat achtergelaten. Er zijn 53 pagina’s, elke vierkante centimeter volgeschreven en met de nodige muziek. Dat is de handleiding. Niemand zal zeggen dat dit stuk van Scriabin zelf is. Maar Nemtin heeft zich er wel zesentwintig jaar in verdiept, is diep in de huid van Scriabin gekropen. Een kenner zal toch de ervaring hebben dat je de klankwereld van Scriabin hoort. “

Wat betreft de uitvoeringspraktijk moet je toch ook rekening houden met uitvoeringstraditie?
“Natuurlijk kun je niet verhullen dat de muziekhistorie een wending heeft genomen, maar gelukkig is het ‘Karajanisme’ voorbij. Een geweldige dirigent bij Strauss of Wagner, maar Karajan met Beethoven is toch een lachwekkende gebeurtenis: met veertien of zestien strijkers en een verdubbelde houtblazerspartij. Dat hele idee vanuit de romantische periode, dat een dirigent zich niet meer verdiept in die historie en los gaat op werk van een eeuw eerder, vind ik een tragische vergissing. Ik ben geen purist die zegt dat Haydn alleen op een achttiende-eeuws barokviooltje met darmsnaren mag worden gespeeld: muziek is er om gespeeld te worden en op die manier zou ik het hele speelgebied van mijn eigen orkest met een eeuw inkorten. Maar ik vind wel dat je de intentie moet hebben. Ik vind het stuitend dat iemand als Haitink in het openbaar zegt over authenticiteit dat hij daar “niets mee heeft”; iedere Mozart-opname van Haitink is één grote artistieke leugen. Dan die rare combinaties. Voor de pauze Beethoven en daarna Bruckner, allemaal onder dezelfde dirigent. Heb dan lef en zet er eerst een barokdirigent voor en ga na de pauze met de grote chef los op het repertoire.”

Maar mensen kennen veel stukken toch via de Karajannen en de Furtwänglers en zijn daar vertrouwd mee geraakt. Ben je niet ook bezig met het bijna introduceren van nieuw repertoire?
“Inderdaad, maar ik hoop ook te laten zien wat vernieuwend kan zijn. Als het een grote Steinway verwacht en je krijgt een Hammerklavier, dan herken je de muziek soms bijna niet meer. Het is dus zaak om het publiek daarop voor te bereiden. Stel, ik zou programmeur van een serie zijn met geld zat. Dan zou het interessant zijn om bijvoorbeeld eerst Kurt Masur weer eens Beethoven op zijn hoogromantische manier te laten doen en dan een volgend concert een specialist als Philippe Herreweghe. Dan confronteer je het publiek met het verschil. Ik wil geen dominee zijn die zegt hoe het moet, maar je kunt dan de kwaliteit van de muziek laten horen en zeggen: oordeel zelf maar.”

Michel TabachnikMichel Tabachnik (foto: Reyer Boxem)Is dat brede repertoire geen compensatievorm?. Is het feit dat je onbekende stukken speelt – scherp geformuleerd – een compensatie voor het feit dat je het ‘ijzeren repertoire’ niet op hetzelfde niveau denkt te kunnen brengen als de rest?

“Dat is totaal niet de gedachte. Het is meer de gedachte die wij hebben bij de functie van een kunstbedrijf. Die eeuwige Wiederkehr des Gleichen is dodelijk en de vraag is: moet je als symfonieorkest eindeloos Mahlers blijven spelen? Voor de orkestklank is het belangrijk de grote jongens te spelen, buiten dat het natuurlijk briljante werken zijn. Maar de Mahlers en Bruckners moet je wel een beetje gedoseerd brengen.”

“Het NNO kan alles spelen. We zijn geen specialistenensemble, maar wel een uitstekend beroepsorkest. De gretigheid waarmee de musici zich in de materie inbijten vind ik verbluffend. Het orkest is ook enorm in kwaliteit aan het groeien, en de motivatie van de nieuwe chefdirigent Michel Tabachnik speelt daarbij ook een grote rol. En er liggen ook nog heel veel kansen.”

Maakt zo’n keuze voor chefdirigent commercieel en artistiek zoveel uit?
“We verkopen dankzij Tabachnik echt veel meer kaarten. Het is een enerverende man, die het orkest op een heel natuurlijke manier scherp krijgt. En de relatie tussen dirigent en orkest is een heel boeiend iets. Rattle in Rotterdam was pure chemie, Rattle in Amsterdam werd hommeles. Een dirigent uit Birmingham werd toch niet helemaal voor vol aangezien. Idem met Michael Tilson Thomas. Die is nog bezig geweest met een Ives-serie voor CBS, maar halverwege gestaakt: het ging echt niet. Een CV kan nog zo mooi zijn, je weet nooit hoe het orkest reageert op het gezag van een dirigent. Maar met Tabachnik is het een erg positieve liefde.”

Lichtorgel
Lichtorgel

Terug naar Scriabin. Ik neem aan dat alle toeters en bellen erbij gehaald worden: het lichtorgel, orgel, koren enzovoort.
“Nou nee, er is een aantal vervelende complicaties geweest. Het lichtorgel was veel te duur en dat is er uitbezuinigd – heel spijtig. Het idee van Scriabin was het creëren van een nog groter Gesamtkunstwerk dan dat van Wagner, en dan in de Himalaya, waar alles, licht, muziek, reuk samen zou komen. Maar alleen voor het eerste deel is een lichtorgelpartij geschreven en de kosten om voor de overige twee delen zoiets te laten maken zijn astronomisch – dan geef ik toch de voorrang aan het verklanken van het materiaal.”

“Een tweede complicatie, die geheel langs ons heen is gegaan, is dat de gemeente Groningen heeft bedacht om het orgel [in de Oosterpoort, IN] te gaan restaureren – hoewel ze weten wat we gaan spelen en dat daar een heel belangrijke orgelpartij in zit. Ineens werd ons te kennen gegeven dat we het orgel niet konden gebruiken. Dus we moeten ons nu behelpen met een [mobiel, IN] Rembrandtorgel.”

Met wat voor gevoel wil je dat het publiek de zaal straks verlaat, na die twee en een half uur durende muur van muziek?
“Bij Haydn/Xenakis en Ives/Beethoven wist ik dat wel ongeveer. Wat ik zou willen bereiken met Scriabin, is dat mensen een trip beleven zonder paddo’s. Ik zou dat wel doen, maar ik hoop ook dat het publiek die visuele klankkleuren ziet. Als de helft van het publiek meegenomen zou worden in het orgastische gevoel van die achtbaan, dan zou ik intens tevreden zijn. Maar of dat lukt, weet ik niet.”

Je raadt niet aan om vantevoren een joint te roken en kijken wat er gebeurt? “Het zou wel beter zijn (lacht). Ik weet wel dat Scriabin, als groot opiumgebruiker, het een geweldig idee zou vinden. Hij zou het zeker geëist hebben van zijn toegewijden.”

Muziek / Album

Drie EP’s

recensie: The KGB, Battles & Novastrike

.

The KGB – Where Ever You Go, There You Are

(Kaiserlabel)

~

De Nederlandse underground heeft zich, al dan niet voor de gelegenheid, verenigd in The KGB. Zo zijn er rollen weggelegd voor Gijs Borstlap (onder andere Heroface en Cruiser) en Rob Klerkx (Supersub, Heroface en Cruiser), met een gastrol voor Tjeerd Bomhof (Voicst). De hoofdrol wordt opgeëist door Feverdream-voorman René van Lien. Het resultaat is een klein half uurtje indiepop met een groot gevoel voor spanning. En de spanningsboog wordt gedurende de plaat alleen maar strakker aangespannen, want het mooiste van de EP dient zich aan richting het einde, dat wordt ingezet met het opwindende Whatever. Het krijgt vervolg in het prachtige Evasive en daarna krijgt de luisteraar in Modern Serenade en One Day twee behoorlijk bloedstollende nummers te verduren. Dat the KGB een hoogstaand samenraapsel van Nederlandse indietoppers is mag na het horen van de EP Where Ever You Go, There You Are duidelijk zijn.
(Niek Hofstetter)

Battles – EP C / B EP

(Warp/Rough Trade)

~

Tijdens Motel Mozaïque speelde het uit New York afkomstige Battles zichzelf redelijk in de kijker van het Nederlandse publiek, waarbij ze de verwachting van vele mensen waarmaakten. De naam leeft in de wandelgangen, dat mag duidelijk zijn. Want met een selectie bestaande uit vier toppers uit de gewaardeerde muziekwereld, waarbij je moet denken aan namen als Don Caballero, Prefuse 73 en Helmet, moet er iets interessants aan de hand zijn. Voor wie nog steeds geen belletje gaat rinkelen: Battles maakt – het was een beetje te verwachten – lang uitgesponnen, maar complexe postrock met een belangrijke rol voor elektronica. Met titels als IPT2 of HI/LO verwachten ze veel van de luisteraar. Maar het publiek van Motel Mozaïque liep er warm voor en als vooraankondiging van het album dat komen gaat, hebben de mensen van Warp de twee reeds verschenen EP’s C en B samengevoegd in een mooi hoesje. Wat je krijgt is twee keer een half uur aan fantastische soundscapes in een soms moeilijk zittend jasje. Ook al komt het album snel, luister eerst naar EP C / B EP, want nummers als B+T en SZ2 zijn veel te mooi om niet gehoord te worden.
(Niek Hofstetter)

Novastrike – Apparatus

(eigen beheer)

~

Het zijn bepaald niet de minsten die dit jonge Haarlemse viertal heeft weten te strikken voor de productie van zijn eerste EP. Apparatus werd opgenomen in de Fieldwork Studio’s in Schoten (Belgie) en is geproduceerd door niemand minder dan Mike Butcher (Black Sabbath, Marvin Gaye). Het schijfje werd gemastered door Alan Ward (The Gathering, Urban Dance Squad, Lou Reed). Dan doe je dus duidelijk iets goed! De EP klokt een kleine 25 minuten en telt 5 energieke nummers die vanwege de melodieuze right-in-your-face riffs en de vette productie vooral doen denken aan bands als Placebo, Colour of Fire en A Perfect Circle (X’s and O’s). Tel daar de vrij hoge, ietwat theatrale stem van zanger/gitarist Jeroen Burghout bij op (een mix van emo en metal), voeg een theelepel postrock toe (intro van Heated Water), een scheutje progrock en je komt een aardig eind in de goede richting. Naar eigen zeggen zijn ze beinvloed door bands als Cave In, Biffy Clyro, At The Drive-in en Mogwai. Met name dankzij de sterke composities, goede instrumentbeheersing en karakteristieke zang zou Novastrike het wel eens ver kunnen gaan schoppen. Laat dat debuut maar komen, mannen!
(Lennard Dost)

Muziek / Voorstelling

Scenische wereldpremière Faust’s Licht

recensie: Huss Janssen / Friso Haverkamp – Faust's Licht

.

Want de thema’s van deze avondvullende kameropera – verleiding, verlangen, schuld en boete – zijn overal in de omgeving van het klooster te vinden: het bevindt zich tenslotte midden op de Amsterdamse wallen. Felle neonlampen en hard rood licht zijn buiten alom aanwezig, terwijl binnen een welhaast serene rust lijkt te heersen.

A weird bunch

~

Totdat iedereen in de pauze naar buiten loopt om een sigaret te roken en te genieten van de ondergaande zon. De voorbij wandelende toeristen weten niet wat ze zien. “This must be the most happening bar in the red light district”, mompelt een passerende Engelsman vol nieuwsgierigheid.

Toen hij hoorde dat hier een operapremière plaatsvond, liep hij echter hoofdschuddend door: “You Dutch are a weird bunch…” En ongebruikelijk zijn componist Guus Janssen en librettist Friso Haverkamp zeker, al is Faust’s Licht in vergelijking met hun andere opera’s Noach en Hiero meer toegankelijk, omdat de stof vertrouwd is, zelfs al betreft het hier een vrije bewerking.

Iedereen heeft zijn prijs

Het Faust-verhaal is niet gemakkelijk navertellen, niet in de laatste plaats omdat er niet zoiets bestaat als het Faust-verhaal; er bestaan ontelbare beroemde en minder beroemde varianten. Faust behoort tot de meest bekende en meest beschreven personages in de westerse cultuurgeschiedenis. Het is verleidelijk om in het verhaal van Faust niet meer te zien dan iemand die uit zucht naar rijkdom, macht, kennis of liefde letterlijk zijn ziel verkoopt. Alleen dit verhaal is natuurlijk al boeiend genoeg: we kunnen ons afvragen waar die grens ligt, welke prijs we wel en niet bereid zijn te betalen voor onze dromen, onze ambities. Iedereen heeft immers zijn prijs.

~

De literaire bewerkingen dit materiaal door Marlowe en vooral Goethe zijn onsterfelijk gebleken, maar de lijst is bijkans eindeloos. Schrijvers als Poeskin, Heine, Byron, Thomas Mann en Jack Kerouac; schilders als Delacroix en Klee; componisten als Spohr, Gounod, Busoni, Berlioz, Smetana, Schumann, Liszt en Mahler – allen hebben zich door Faust laten inspireren, en ook populaire films als Indecent Proposal en The Devil’s Advocate zijn gemakkelijk te herleiden tot het Faust-verhaal. In veel van de bewerkingen staat niet alleen het duivelse pact centraal, maar draait het ook om identiteit en individualisme. Dat geldt zeker voor Doctor Faustus Lights the Lights van de Amerikaanse avant-gardistische schrijfster Gertrude Stein (1876-1946), bekend van de klassieke regel “a rose is a rose is a rose”, waarop deze voorstelling gebaseerd is.

Kunstlicht versus echt licht

In Faust’s Licht verkoopt Faust Mefisto zijn ziel om elektrisch licht te bemachtigen. Dit kunstmatige licht steekt achter schril af tegen het natuurlijke licht van een vrouw met vier namen (Marguerita Ide Helena Annabel) en gaandeweg komt Faust tot de conclusie dat er dankzij het kunstlicht geen nacht meer is en de dag daardoor ook geen betekenis meer heeft. “Wie ben ik?” vraagt Faust zich steeds wanhopiger af, tegen het stellige “Ik ben” van Marguerita. Faust kan uiteindelijk niet anders dan “Laat me alleen” fluisteren.

Een aangename aanslag op

~

de zintuigen

Maar noch Faust noch Marguerita speelt de hoofdrol in deze voorstelling: alles draait om het licht. Licht dat wordt vormgegeven met de live geschilderde projecties van ‘kinetic painter’ Norman Perryman en diens assistent. Zo nu en dan doet het denken aan psychedelische vloeistofdia’s, maar het is verbluffend effectief. Prachtig is het effect waarmee de adderbeet zichtbaar gemaakt wordt en ook het contrast tussen de zonnige en warme kleuren voor Marguerita in het tweede bedrijf en het harde en kille licht van de overheadprojectoren in het begin van derde bedrijf is meer dan alleen functioneel.

Ook het voortdurend verwisselen van plaats en rol van de vier leden van het uitmuntende Zephyr Kwartet maakt dat deze voorstelling een aangename aanslag op de zintuigen is, waarin passages die aan Cage en Messiaen doen denken afgewisseld worden met bijna laatromantische stukken (de jonge Schönberg) en aan jazz ontleende improvisaties.

Voorbij alle hokjes

Dat alles maakt deze voorstelling ook vermoeiend, zeker omdat er amper nog sprake is van een opera. De hoofdrol wordt vertolkt door de bariton Tido Visser, maar hij zingt geen noot, terwijl mezzosopraan Antje Lohse maar liefst vier rollen voor haar rekening neemt. Ook de verhouding tussen de tekst en muziek maakt Faust’s Licht eerder een (lang) toneelstuk dan een opera. Maar Janssen en Haverkamp hebben nooit in een hokje gepast en verdienen niets dan lof voor deze bijzondere voorstelling op een al even bijzondere locatie.

Film / Films

Morele casus

recensie: L'enfant

Met L’enfant haalden de gebroeders Dardenne voor de tweede keer een Gouden Palm binnen. De film past uitstekend in hun oeuvre dat gekenmerkt wordt door een sobere filmstijl, een losse cameravoering en een blik op het leven aan de zelfkant van de maatschappij. In hun zorgvuldig geënsceneerde films staan de personages centraal en komt het verhaal pas op de tweede plaats.

~

L’enfant speelt zich grotendeels af op dode plaatsen waar bijna niemand komt. Een verlaten industrieterrein, een troosteloze garage, een leeg appartement. Een wereld zonder structuur, zonder regels. Een fictieve wereld, waarin de echte werkelijkheid slechts bij vlagen doordringt. In deze wereld leeft Bruno, een kruimeldief. Een verschoppeling is hij allerminst, deze Bruno. Hij redt zich prima en voelt zich vrij, een ander leven wenst hij niet.

Transactie voltooid

Bruno doet niet moeilijk en weet overal geld uit te slaan. Terwijl zijn vriendin in een kliniek van zijn zoon bevalt verhuurt hij haar flat. Van het geld koopt hij een nieuwe jas. Maar dat is nog niets vergeleken bij wat hij even later uithaalt. Tijdens een wandeling met het pasgeboren wurm besluit hij hem via een bevriende heler te verkopen. Hij legt het kind in een hoek, gaat vijf minuten de deur uit, komt terug en pikt een dikke envelop met geld op. Transactie voltooid. De broertjes Dardenne buiten het dramatische potentieel van dit gegeven niet uit, maar laten het bijna terloops plaatsvinden. Het gaat hen uiteindelijk om het personage Bruno en de manier waarop hij in het leven staat.

~

L’enfant heet een sociaal-realistisch drama te zijn, maar eigenlijk is deze benaming niet helemaal terecht. Het is veeleer een ingenieus geconstrueerde morele casus die een aantal prangende vragen oproept. Hoe komt iemand ertoe zijn eigen kind te verkopen? Kan zo iemand nog een mens genoemd worden? Kan zo’n daad ooit worden goedgemaakt? Dat er mensen bestaan die hun eigen kroost verkopen, weet iedereen. Maar wat zijn dat voor mensen? Is dat verderfelijk tuig of kunnen we daar ook sympathie voor voelen?

Impuls

Bruno krijgt geen achtergrond, geen geschiedenis mee. We weten bijna niets van hem. Zelfs over de baby komen we niet meer te weten dan dat het een jongentje van negen dagen oud is. Hierdoor kunnen we Bruno slechts beoordelen op grond van de handelingen die hij in de film verricht. Dit zet de zaak op scherp en zorgt ervoor dat de kijker niet zomaar kan teruggrijpen op gebruikelijke verklaringen. Bruno doet wat hij doet omdat hij Bruno is en om geen enkele andere reden. Jeugd, opvoeding en sociaal milieu hebben daar niks mee te maken. Ook een dief is verantwoordelijk voor zijn naasten, of hij dat nu wil of niet.

~

Bruno handelt niet naar deze verantwoordelijkheid en laat zich pas tot de orde roepen als de hele zaak dreigt te ontsporen. Maakt dit hem tot een verderfelijk mens? Dat valt moeilijk te zeggen, maar uit alles blijkt dat hij niet uitsluitend verderfelijk is. Zo handelt Bruno uit een impuls en niet uit berekening. In het laatste geval had hij voor zijn vriendin een ontvoering in scène gezet of iets anders geregeld wat de verdwijning van het kind moest verklaren. Dit doet hij niet. Hij gaat er ook niet vandoor met de poen, wat hij tenslotte ook had kunnen doen. Absoluut slecht is hij niet, maar wat dan wel? Door het sterke acteerwerk van Jérémie Renier als Bruno blijft het antwoord op deze vraag volledig in het midden hangen.

Als extra is nog een uitgebreid, maar veel te langdradig interview met de gebroeders Dardenne toegevoegd, waarin de interviewer, die om de een of andere reden erg vaak in beeld is, nogal op de zenuwen werkt. Daarnaast is een korte, nogal technische documentaire opgenomen over de stijl, de belichting en het camerawerk in L’enfant.

Boeken / Non-fictie

Niet links en niet rechts: Fukuyama flikt het weer

recensie: Francis Fukuyama - Na het neoconservatisme. Waar rechts verkeerd afsloeg

Francis Fukuyama wordt algemeen beschouwd als een grondlegger van het neoconservatisme, de politieke stroming die het actuele Amerikaanse beleid in zijn greep heeft. Voor het grote publiek is hij vooral bekend vanwege zijn boek over het einde van de geschiedenis en de nieuwe mens, dat uitkwam op het moment dat de geschiedenis vrolijk weer van voren af aan begon. Fukuyama kon daar niet mee zitten en bekritiseert in zijn nieuwe boek de buitenlandpolitiek van de door hem tot voor kort van harte gesteunde regering Bush.

Amerika, dan Europa, daarna een hele tijd niks en dan nog wat landjes en mislukte staten, zo zit de wereld tegenwoordig in elkaar. Dat legt heel wat verantwoordelijkheid bij de Verenigde Staten, als machtigste land, wat op zich niet echt nieuws is. De verhouding van de Amerikanen met de rest van de naties is altijd onderwerp geweest van hevige discussies. In 1823 bijvoorbeeld formuleerde president Monroe de naar hem vernoemde doctrine, waarin hij vastlegde dat de Amerikanen zich tot hun eigen hemisfeer zouden beperken en zich niet bemoeiden met wat zich op het Europese continent afspeelde, een uitgangspunt waar regeringen na hem op al dan niet opzichtige wijze de hand mee lichtten. Zelfs vanuit Europa kwam kritiek op de doctrine, wat weer werd ingegeven door de beslissende rol die het Amerikaanse leger speelde in twee wereldoorlogen. Tot op de dag van vandaag balanceren de Amerikanen tussen isolationisme en de rol van mondiale politieagent.

~

Het debat heeft dankzij de oorlogen tegen Irak en Afghanistan een nieuwe impuls gekregen, waarbij het niet in de allereerste plaats gaat over de legitimiteit van ingrijpen in een soevereine staat. Die meer fundamentele discussie is eerder een afgeleide van de praktische problemen waar Bush en de zijnen op zijn gestuit. Voor Fukuyama reden tot het nemen van enige afstand tot zijn broodheren, en een onderzoek naar de oorzaken van al die tegenslag. Dat leverde een van begin tot eind boeiend betoog op, waar uiteraard het nodige op valt af te dingen, maar dat vanwege de inzichten die het biedt in de Amerikaanse manier van denken verplichte kost is voor iedereen met een grote mond voor of juist tegen de Amerikaanse acties, want die mensen heb je ook. Het biedt bovendien een heilzame bijdrage aan het binnenlandse debat over de missie naar Uruzgan.

Sprookje

Fukuyama gaat allereerst op zoek naar de wortels van het neoconservatisme, die hij plaatst in linkse kringen waar velen in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw gedesillusioneerd raakten door de manier waarop Stalin tekeer ging. Social Engineering, wat we hier het axioma van de maakbare samenleving zouden gaan noemen, raakte voor deze denkers en politici in diskrediet, wat weer repercussies had voor hoe zij tegen de staat aankeken en tegen instituties die het verkeer tussen staten willen regelen, zoals de onder neocons weinig populaire Verenigde Naties. Bij de laatste gaat het dan niet alleen om de totale onmacht en de manier waarop schurkenstaten als Libië en Syrië nota bene in de mensenrechtencommissie plaats konden nemen, maar tellen legitimatie en soevereiniteit. De neocons zijn op zich niet tegen een staat, zolang die zijn boekje maar niet te buiten gaat door het onnodig inperken van de vrijheid van burgers en de economische ontwikkeling, en bovendien over instituties beschikt die aan democratische processen legitimiteit verlenen en ontlenen.

Dat laatste uitgangspunt nemen de Amerikanen ook mee in hun buitenlandpolitiek. In de afgelopen eeuwen zijn daarvoor verschillende aanpakken ontwikkeld, die Fukuyama voor het gemak even kort fileert. Weinig moet hij hebben van het realisme dat iemand als Kissinger – in navolging van Metternich – inspireerde, omdat het teveel uitgaat van status-quo en ongewenste situaties in stand houdt. Fukuyama is voor de verspreiding van de democratische deugden, maar verschilt met Bush van mening over de manier waarop dat moet gebeuren. Wel is hij het met Bush eens dat het inherente universele verlangen naar democratie, een idee dat regelmatig in de Amerikaanse politiek is opgedoken, niet meer is dan een sprookje. Evenmin gelooft hij dat je democratie als een soort moderne Trotskist zomaar kunt exporteren: democratie gedijt alleen daar waar de voedingsbodem rijp is. Die op zich juiste constatering roept vanzelf weer een heleboel nieuwe vragen op, bijvoorbeeld over hoe je vast kunt stellen wanneer een land klaar is voor een zegenrijke bevruchting, of je daar zelf nog een rol in kunt en mag spelen en hoe dat dan zou moeten. Een complicerende factor is dan bovendien dat democratische verkiezingen ook terroristen als Hamas aan de macht kunnen brengen. Gelegitimeerd, maar ongewenst.

~

Een ander uitgangspunt van de Amerikaanse politiek is de eigen veiligheid. Als grootste land moeten de VS in principe de rest van de wereld vrezen, zoals het Duitsland van Bismarck omringd werd door potentiële vijanden en daar een antwoord op moest formuleren. Vele jaren lang konden de Amerikaanse beleidsmakers kalm achteroverleunen, in de veilige wetenschap dat de status-quo van de Koude Oorlog robuust genoeg was. Die tijd is nu voorbij. De oplossing van Bush op gevaren van buiten is grof geweld, zoals we hebben mogen zien en meemaken. Volgens Fukuyama is dat om twee redenen de verkeerde weg. De eerste is puur militair. De oorlog tegen Afghanistan en Irak vergt teveel van strijdkrachten en kweekt bovendien zoveel haat in de wereld dat de veiligheid van de VS juist schade oploopt. Het Midden-Oosten, betoogt Fukuyama, wordt op die manier vanzelf een broedplaats van terrorisme. De tweede reden houdt verband met zijn opvattingen over de inrichting van een democratische rechtstaat en de rol van buitenlandse mogendheden daarin. Volgens Fukuyama zijn grensoverschrijdende instituties onvermijdelijk. Daarbij moeten we evenwel niet uitgaan van hoog verheven idealisme als het streven naar globale democratie, maar zoeken naar praktische oplossingen voor werkelijke problemen. Militair ingrijpen is dan maar één van de vele middelen die de Amerikaanse regering ter beschikking staan, maar voordat die zich bekeert tot de zachtere en volgens Fukuyama wel effectieve aanpak zal eerst een heleboel, diep geworteld wantrouwen moeten verdwijnen.

Op zich klinkt het betoog van Fukuyama zeer plausibel. Als we de liberale pers mogen geloven gaat het niet geweldig met de oorlogsinspanningen in Irak en Afghanistan en heeft de Amerikaanse regering zich zwaar vertild aan de hele operatie. Daar staat weer tegenover dat we in het westen geen aanslagen zoals die op elf september meer zagen. De les van Vietnam zou bovendien kunnen zijn dat wij ons nooit mogen laten verleiden tot een langgerekte guerrilla. Het militaire vermogen van de Amerikanen is gigantisch, en in staat tot het uitdelen van een beslissende klap waar ook ter wereld. Dat de oorlog in Vietnam verloren ging was vooral te wijten aan het thuisfront, waar maatschappelijke onrust en duiven in de regering en aanpalende denktanks de militaire inzet frustreerden, met alle gevolgen van dien. De lessen die Korea hadden geleerd waren inmiddels ook vergeten, zodat we nu niet alleen met het moorddadige en voor de wereldvrede extreem gevaarlijke regime in Pyongyang zitten opgescheept, maar ook één van de grootste genocides in de wereldgeschiedenis hebben laten plaatsvinden, in de killing fields van Cambodja, dat nota bene door de stalinisten uit Hanoi moest worden ‘bevrijd’. De laatste keer dat de Amerikanen daadwerkelijk met succes een definitief einde hebben gemaakt aan grootschalige barbarij, was aan de Tweede Wereldoorlog, toen ze niet gehinderd door scrupules ieder wapen inzetten dat ze tot hun beschikking hadden en doorgingen tot het bittere einde. Zo redenerend zou je juist wensen dat Bush veel harder doorpakt en voor eens en voor altijd een einde maakt aan de totalitaire en misogyne, reëel bestaande islam. Het probleem is alleen dat het hier geen wetenschap betreft en je dus nooit met zekerheid kunt zeggen dat jouw aanpak de beste is. Niemand weet immers hoe het anders zou zijn gegaan.

Theater / Voorstelling

Van Jappenkamp naar Rotterdam

recensie: Lucy in the Sky (Yolande Bertsch en Frédérique Spigt)

Ze hielden allebei zielsveel van haar, maar haar echt kennen deden ze niet. Twee halfzussen en hun moeder. Allebei menen ze dat hún ervaringen het juiste beeld geven van deze bijzondere vrouw. Maar deze ervaringen liggen zo ver uiteen dat ze elkaar nodig hebben om tot een volledig beeld, een volledige vrouw te komen – een besef dat eerst tot venijn en later tot berusting en ontroering leidt. Dichteres en theatermaakster Yolande Bertsch en zangeres Frédérique Spigt maken met Lucy in the Sky een onderhoudende, ontroerende en muzikale voorstelling die voor henzelf waarschijnlijk ingrijpender is dan voor het publiek, maar daarom niet minder mooi.

~

Bertsch (1942) voelt zich vooral dochter van een vrouw uit Indië. Ze was met haar moeder en broer tijdens de Tweede Wereldoorlog jarenlang geïnterneerd in een Jappenkamp op Java. Na de oorlog verliet haar moeder haar Indo-man, vertrok met haar kinderen naar Nederland en trouwde een oer-Hollandse man. Spigt (1957) is een product van dat tweede huwelijk, het type ruwe bolster-blanke pit met een lekker Rotterdams accent.
De twee zussen hebben allebei hun eigen, gekoesterde herinneringen aan hun jeugd, en hebben het minder op dat andere leven dat hun moeder heeft geleid. Bertsch vertelt dat ze nooit heeft gesnapt waarom moeder met zo’n saaie kaaskop trouwde in dat koude Nederland. Spigt gelooft graag dat moeder in Rotterdam pas echt gelukkig was.

Herinneringen

Samen proberen ze het leven en denken van hun moeder te ontrafelen, met herinneringen, gedichten, dagboeken, liedjes en discussies. Ze spelen scènes uit het verleden na, waarbij ze om beurten de rol van moeder op zich nemen. Zoals de keren dat Spigt uit school kwam met opgewonden verhalen, maar nauwelijks een luisterend oor vond. Ook proberen de zussen zich voor te stellen hoe de ontmoeting in de hemel is verlopen tussen hun moeder – gewoonlijk de kalmte zelve – en de Japanse keizer Hirohito, die ervoor zorgde dat zij in een Jappenkamp terecht kwam.

Muzikale omlijsting

~


Regisseur Titus Tiel Groenestege maakte van de voorstelling een zoektocht met genoeg ruimte voor humor, verdriet, kwaadheid en berusting. De muzikale omlijsting is fantastisch. Muzikanten Corrie van Binsbergen en Naomi Santo geven de verhalen kleur: soms lief en onschuldig, als een kinderliedje en dan weer onheilspellend. De geluiden van het tropische Indië worden vermengd met de foto’s van de statische, ijzeren gebouwen die het Rotterdam kenmerken. Ook Frédérique Spigt, tenslotte zangeres van beroep, zorgt voor intermezzo’s met haar karakteristieke, ietwat hese stem. Het geeft deze mooie voorstelling alleen maar meer sfeer.

Kleine zaaltjes

Allengs komen de twee vrouwen erachter wie hun moeder nou echt was; voor hen op het laatst niet meer dan een oude, versleten vrouw, geveld door Parkinson en zonder veel liefde of aandacht voor haar kinderen. Een schril contrast met de foto die tijdens de slotscène steeds scherper op het scherm op de achtergrond verschijnt: een mooie, elegante vrouw in een zelf gemaakte sarong, nog niet geknakt door de verschrikkingen van het Jappenkamp.

Bertsch en Spigt spelen Lucy in the Sky in kleinere zalen. Dat is de juiste keuze; in grote schouwburgen zou het intieme van de voorstelling verloren gaan.

Lucy in the Sky is te zien tot en met 5 november. Klik hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Half om half

recensie: David Fridlund – Amaterasu

.

~

David Fridlund is u misschien bekend van David & the Citizens, waarschijnlijk is dit echter niet. Fridlund is in thuisland Zweden aardig bekend. Binnen onze landsgrenzen deden David & the Citizens nog weinig stof opwaaien. In elk geval is Amaterasu, wat naar verluid in de Japanse mythologie de benaming voor de godin van de zon is, zijn solodebuut. Al moet gezegd dat dit plaatje niet zonder hulp van anderen tot stand is gekomen. Broer Joel produceert en zorgt voor het geluid, maar een grotere bijdrage levert zangeres en vriendin Sara Culler. Een prachtige bijdrage, mag wel gezegd worden. De nummers waarop zij te horen is, behoren tot de hoogtepunten van Amaterasu.

Dilemma

Maar terug naar het dilemma dat in de inleiding geschetst werd. Amaterasu is namelijk een behoorlijk schizofreen plaatje. Theatrale, bijna cabareteske pianopop wordt afgewisseld met stemmige ballades. Tijdens de dramatische episodes dringt de ranzige smaak van de musical zich op. Deze nummers zijn vormeloos en getuigen van melodieuze armoede. Het lijken geforceerde reacties op de desolate stemming die de rest van de songs uitademt. Alsof Fridlund zich krampachtig wil verzetten tegen de melancholie die aan hem vreet. Misschien is dit een klassiek staaltje van misplaatst hineininterpretieren, maar aan deze indruk kan ik me echter niet onttrekken. Wanneer Fridlund echter het tempo omlaag schroeft of de gitaar ter hand neemt, overtuigt hij wel. Before it Breaks, Circles en Then I Will Miss You zijn absolute juweeltjes waarvan je zou wensen dat de plaat er vol mee stond.

Waarom?

Blijf ik met de vraag achter waarom? Waarom een reeks prachtige staaltjes van kunde afwisselen met ondermaatse opvulsels? Waarschijnlijk is Fridlund een persoon die nogal eens van stemming veranderd. Of simpelweg bol staat van de creatieve ideeën. Geen idee, wie de man kent mag het zeggen. Wat mij betreft was dit album een fantastische EP geworden. Nu is het absoluut half om half; en dat zit ergens tussen een 5 en een 6 in. Of Fridlund een voldoende krijgt voor dit album moet je zelf maar gaan beoordelen. Of, in Fridlunds eigen woorden: “This is what it all means to me. What it means to you, you will have to explore alone.” Meer van Fridlunds woorden zijn terug te vinden op zijn weblog, waar ook een hilarische Engelse internetvertaling te vinden is van een Nederlandse recensie. Een recensie die overigens een andere conclusie heeft dan dit relaas. Ach, wat zei ik ook alweer over recensies…

Film / Films

Zoektocht naar intimiteit in winters Australië

recensie: Somersault

In Somersault (2004) balanceert Heidi (Abbie Cornish) tussen kind en volwassen zijn. Nadat ze van huis is weggelopen begint een zoektocht naar zichzelf waarbij ze in haar jeugdige naïviteit intimiteit en seksualiteit nogal eens door elkaar haalt. Natuurlijk is het niet alle mannen uitsluitend om haar ontluikende schoonheid te doen: de gevoelige pick-uprijdende boerenzoon Joe (Sam Worthington) ontdekt tot zijn eigen verbazing dat hij zich bovengemiddeld tot het meisje voelt aangetrokken. Het acteerwerk in Somersault is sterk, de cameravoering fraai en de thematiek gedurfd. Dit maakt het des te pijnlijker dat schrijfster en regisseuse Catie Shortland niet in staat is gebleken een overtuigend scenario te schrijven.

~

In het bevroren Australische hoogland van Jindabyne probeert Heidi een nieuw bestaan op te bouwen. Hier vindt ze een kamer en werk, het aangaan van vriendschappen gaat haar echter aanzienlijk minder eenvoudig af. Op zoek naar intimiteit stelt ze haar lichaam beschikbaar aan alle jongens die naar haar omkijken. In deze scènes openbaart zich de thematiek van de film: een jong meisje probeert door het hebben van seks met vreemde mannen van zich te laten houden. Onbetwist pluspunt aan Somersault is de wijze waarop de gemoedstoestand van Heidi is verweven met haar beleving van het verlaten hoogland. Het koude bevroren bergmeer waar ze langswandelt verbeeldt haar binnenwereld: een geïsoleerd bestaan waarin het aan vrijwel alle vormen van prettig menselijk contact ontbreekt. Mannen willen alleen haar lichaam, vrouwen zien haar als bedreiging, maar bijna niemand ziet de kwetsbare kanten van het meisje. Haar naïeve belevingswereld wordt ook op een fraaie manier verfilmd: ze wordt dronken en hopeloos verlaten naar huis gebracht door twee jongens die niet van plan zijn haar slechts tot de deur te begeleiden. De uitzichtloze en afgestompte uitdrukking op haar gezicht contrasteert sterk met de uitgelaten opgewonden staat waarin haar mannelijke begeleiders zich bevinden. In dit soort scènes is de film ronduit sterk.

Koude grond

Waar Shortland als regisseuse zeker getalenteerd is, maakt ze als schrijfster van het scenario weinig indruk. De emotionele ontwikkeling van de personages is vooral opmerkelijk. Gevoelens lijken uit de lucht te zijn gevallen, waardoor sommige plotwendingen minstens zo verrassend als onwaarschijnlijk zijn. Cate Shortland heeft zes weken besteed aan het schrijven van de achtergrondverhalen van de verschillende personages. Deze fictieve biografieën zouden haar naar eigen zeggen in staat stellen om al vóór het filmen de gedachten, overtuigingen en drijfveren van al haar personages te kennen. In haar voorbereidingen heeft Shortland duidelijk haar best gedaan. Ondanks het feit dat Heidi’s moeder bijvoorbeeld slechts in enkele scènes figureert heeft ze in veertig pagina’s alle stappen van haar levenswandel uitgetekend. Van dit uitgebreide psychologische veldwerk is echter maar weinig in het scenario terug te vinden. De moeder blijft voor de kijker vrijwel volledig buiten beeld. De kijker blijft verschoond van alle informatie die Shortland voor zichzelf creëerde om ‘overtuigende personages’ neer te zetten. Het blijft hierdoor gissen naar haar leven, gedachten en gevoelens. Het is duidelijk dat haar moeder werk heeft, in een normaal huis woont en een vriend heeft die niet hoeft te werken wanneer het regent. Heidi ontvlucht het ouderlijk huis omdat haar moeder haar betrapt terwijl ze een avance op haar moeders vriend maakt. Hier is echter nog niet alles mee gezegd over de relatie tussen moeder en dochter. Het wordt niet duidelijk of Heidi op zoek is naar wraak op haar moeder of naar intimiteit met de vriend van haar moeder. Ook Heidi’s jeugd blijft buiten beeld, waarbij voor haar latere gedrag de context ontbreekt die de kijker in staat had kunnen stellen meer met haar mee te leven.

Vermoorde ouders

~

Shortland modelleerde het leven van Heidi naar eigen zeggen naar dat van een meisje wiens beide ouders werden vermoord; in tegenstelling tot een zoenpartijtje met moeders vriend wél een veelbetekenende achtergrond voor het latere gedrag van Heidi. Ook de drijfveren van de andere personages kunnen nauwelijks worden gemotiveerd met de informatie die in de film wordt aangereikt. Vooral de rol van Joe (Sam Worthington) springt er in dit opzicht uit. Net zoals Shortland zich in het vervolg beter aan regisseren dan aan schrijven kan wijden, zou Worthington er goed aan doen zijn bijdrage aan de film tot acteren te beperken. In een interview vergelijkt hij zijn personage met een reep chocolade: hard van buiten, zacht van binnen. Zijn gedrag, waaronder een uitstapje naar de herenliefde, zou hiermee afdoende verklaard zijn. Deze droevigmakende beeldspraak is hem vermoedelijk ingefluisterd door Shortland wiens psychologisch inzicht het niveau van de koude grond ook niet lijkt te overstijgen. Somersault is een fraai uitziende film maar maakt om deze reden weinig indruk. Om met Worthington te spreken: mooi van buiten, leeg van binnen.

Lees hier de bioscooprecensie.

Boeken / Non-fictie

Politiek bedrijven met de Grondwet in de hand

recensie: De Grondwet van Nederland

De Nederlandse Grondwet is niet meteen wat je noemt een sexy schrijfsel. De laatste grote wijzigingen werden in 1983 zonder al te veel discussie doorgevoerd, en sindsdien waren de verzamelde regeltjes maar zelden onderwerp van gesprek op feestjes – laat staan op gezellige feestjes. Pim Fortuyns opmerking dat artikel 1 over de gelijkheid van eenieder die zich in Nederland bevindt wel geschrapt kan worden, bracht daar even verandering in, maar de ophef was maar van korte duur.

Afgelopen maanden porden Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders het door Fortuyn aangestoken vuurtje weer op. De eerste hamerde, uitgeweken naar Berlijn, op het recht op beledigen, terwijl de tweede kenbaar maakte het gelijkheidsbeginsel te willen vervangen door een artikel dat stelt dat de Nederlandse cultuur een mengelmoesje is van joodse, christelijke en humanistische tradities. Maar ook deze opmerkingen leidden allerminst tot een brede maatschappelijke discussie of een waardevolle polemiek. De Grondwet leeft niet in Nederland.

Desondanks leek het uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep vlak voor vier en vijf mei een uitgelezen moment om de constitutie onder ieders aandacht te brengen. In een mooi gebonden boekwerkje, voorzien van een voorwoord door vice-president van de Raad van State H. D. Tjeenk Willink en ingeleid door historicus Henk te Velde, staan in vijfenzestig pagina’s alle belangrijke rechten en plichten opgesteld.

Artikel 1

~

Tjeenk Willink, ‘onderkoning van Nederland’ en prominent PvdA’er, grijpt zijn ruimte (acht pagina’s) aan om een politiek verhaal te houden. Over het eerste artikel zegt hij: “In dat beginsel is als het ware de democratische rechtstaat samengebald. Zonder gelijkheidsbeginsel is er geen democratische rechtsstaat denkbaar.” Tjeenk Willink gaat zelfs zo ver artikel 1 te promoveren tot “beginselverklaring”. Een duidelijk standpunt, waarbij (neo-)Fortuynisten bijna als antidemocraten worden weggezet.

In zijn boek Tegen de decadentie. De democratische rechtstaat in verval (2004) verdedigt Paul Cliteur een heel andere stelling. Wat hem betreft worden in de Nederlandse Grondwet “het ideaal van de democratie en van de rechtsstaat summier en onbevredigend behandeld”. Een antidemocraat kan hij dus niet worden genoemd. Toch vindt hij het eerste artikel maar weinig waarde hebben: “Dat artikel is door een toevalligheid bij de behandeling van de artikelen in het parlement als eerste geëindigd.” “Dit begin van onze Grondwet is in feite symptomatisch voor wat er op volgt: een betrekkelijk willekeurig geheel van grotendeels cryptische formuleringen.” In het huidige artikel 1 als grondbeginsel gelooft Cliteur duidelijk niet. Wel zou hij er graag een grondbeginsel zien; eentje dat democratische waarden expliciteert: “een plechtige afkondiging van de idealen waarop de Nederlandse politieke orde gebaseerd is”.

Beide rechtsgeleerden worden het vermoedelijk niet eens over dat eerste artikel. Ze naderen elkaar echter meer in de uitspraken van Tjeenk Willink tijdens de Nationale Herdenking op 4 mei. Op de Dam zei hij over de werking van de democratie: “De kracht van een democratie kan worden afgemeten aan de mate waarin afwijkingen van de overheersende mening worden toegelaten. Dat blijkt, ook in een democratie, niet vanzelfsprekend.” Tjeenk Willink acht de vrijheid van meningsuiting dus óók, naast het gelijkheidsbeginsel, essentieel voor de goede werking van de democratie. Ook Cliteur pleitte altijd voor het belang van die vrijheid. Fortuyn meende dat die vrijheid (mogelijk) botst met artikel 1, en koos voor de vrijheid. Het zou interessant zijn om van Tjeenk Willink te horen hoe hij die twee artikelen volwaardig naast elkaar wil laten bestaan. Op den duur lijkt de een immers de ander uit te sluiten: bij onbegrensde vrijheid mag worden beledigd en gediscrimineerd, oftewel: bij een verbod op discriminatie en belediging bestaat geen volledige vrijheid. In Grondwet van Nederland gaat Tjeenk Willink in ieder geval niet verder in op dat dilemma.

Na het voorwoord van Tjeenk Willink geeft het artikel van Te Velde een aardige weegave van de geschiedenis van de Nederlandse Grondwet. Ook beziet de historicus de constitutie – zij het beperkt – in een internationaal licht. Te Velde plaatst de door velen als abstract beschouwde rechten en plichten in een breder perspectief, waardoor de Grondwet meer kleur krijgt. Op spannende of opvallende uitspraken is hij niet te betrappen; Te Velde doet zijn taak als politiek historicus, en spreekt alleen losjes over de actualiteit. Daarmee is deze Grondwet van Nederland een aardige maar oppervlakkige inleiding op de materie.

Een tip voor eenieder die er de deur niet voor uit wil, maar op een feestje tóch eens de blits wil maken met de Grondwet: op de site van het ministerie van Binnenlandse Zaken is de constitutie gratis te bekijken.