Tag Archief van: recensie

Theater / Voorstelling

De magie van de werkelijkheid

recensie: Kompagnie Kistemaker - Missie Márquez

Theater maken van het vuistdikke boek honderd jaar eenzaamheid van Gabriel Garcia Márquez. Een magisch-realistisch werk dat vier generaties beschrijft waarin het merendeel van de personages José Arcadio Buendia heet. Enkel om het te kunnen lezen houd je als lezer een stamboom bij de hand. Daar theater van maken lijkt gekkenwerk, een onmogelijke missie. Karlijn Kistemaker doet het nu al drie jaar in Missie Márquez.

Karlijn Kistemaker erfde op haar vierde de rechten van het boek Honderd jaar eenzaamheid. Haar oudoom Kees van den Broek vertaalde het boek Honderd jaar eenzaamheid, Ze las het boek pas op haar 23e, na het lezen besloot ze, naar eigen zeggen in een moment van ‘ongekende melancholie’, er theater van te maken. Inmiddels zijn we drie jaar verder en in deel 7, 8 en 9 beland, maar met de jaren wordt Kistemakers missie niet gemakkelijker.

The struggle is real

Meerdere keren loopt Kompagnie Kistemaker de subsidie mis en als slot op de som raakt Kistemaker de royalty’s van het boek kwijt door een nieuwe vertaling. Gelukkig is de kracht van Kistemaker iedere tegenslag naar zich toe te trekken en van de werkelijkheid fictie maken. Zo voelt in Missie Márquez alsof elke speling van het lot een geplande wending is. Elke tegenslag wordt een komisch intermezzo.

Samen met haar vertrouwde kompanen, acteurs Simon Heijmans, Sophie Höppener en bandleider Chris Koopman, duikt ze net als in de eerste delen het boek in en verslindt Kistemaker trouw 54 pagina’s per deel. Voor de delen 7, 8 en 9 wordt ze bijgestaan door een nieuw gezicht: Freek den Hartogh. Hij is een aanwinst voor de groep, een sterk en muzikaal acteur die zelfs bij een valse gitaar nog zuiver weet te zingen.

Kistemaker vertelt poëtisch en creëert een wonderlijke wereld. Het publiek waarvan het merendeel noch het boek noch eerdere delen kent, hangt drie uur geboeid aan haar lippen. Ondanks haar welbespraaktheid behoudt ze een onbevangenheid waarmee ze het publiek inpakt. De delen zijn net als de voorgaande een combinatie van fragmenten uit het boek van Márquez en Kistemakers zoektocht hoe die verhalen op toneel te brengen. Missie Márquez wordt daardoor meer dan een vertaling van het boek: het geeft een komisch inzicht in de mechanismen van de theaterwereld.

Op een groot filmdoek worden beelden van de reis die de Kompagnie in Colombia maakten getoond. De filmbeelden zijn echt, maar voelen in de kleurrijke zelfgecreëerde wereld van Kistemaker juist kunstmatig. Ze bereiken een hoogtepunt als Heijmans in de rol van Cameraman de beelden zelf op de hak neemt: ‘Lange lens! Lange lens! Drone shot!’

Een parodie

Kompagnie Kistemaker parodieert in Missie Márquez de werkelijkheid en zet hem zo naar eigen hand. Zo verschijnt de nieuw vertaler van het boek Marja Aparte (wiens naam verdacht veel lijkt op nieuwe vertaalster Mariolein Sabarte) steeds als schurk met een boel donder en bliksem op het toneel. De sketches zijn op het kluchtige af, in slechte pruiken imiteren de spelers mensen die ze in hun zoektocht ontmoeten. Gelukkig laten ze zichzelf daarbij nooit buiten schot. Het plezier is van de gezichten af te lezen. Bij een idiote sketch met Chris Koopman als boze punker, kunnen de acteurs hun lach niet inhouden. Het publiek evenmin.

In de voorstelling lijken Kistemakers strubbelingen onlosmakelijk verbonden met die van de personages in Márquez’ boek. Kistemaker vereenzelvigd zich met de stugge kolonel Buendia en ook haar andere kompanen beginnen op magisch realistische wijze met andere personages te versmelten. Kistemaker trekt creatieve paralellen tussen haar werkelijkheid en het boek. Ze doen ongeforceerd aan, alsof de zoektocht van de acteurs en Márquez’ personages organisch in elkaar verweven. Vaak zegt Kistemaker vol ongeloof: “Dit is dus echt gebeurd” en in Missie Márquez blijkt de werkelijkheid vaak net zo magisch als de fictie.

Theater / Voorstelling

De magie van de werkelijkheid

recensie: Kompagnie Kistemaker - Missie Márquez

Theater maken van het vuistdikke boek honderd jaar eenzaamheid van Gabriel Garcia Márquez. Een magisch-realistisch werk dat vier generaties beschrijft waarin het merendeel van de personages José Arcadio Buendia heet. Enkel om het te kunnen lezen houd je als lezer een stamboom bij de hand. Daar theater van maken lijkt gekkenwerk, een onmogelijke missie. Karlijn Kistemaker doet het nu al drie jaar in Missie Márquez.

Karlijn Kistemaker erfde op haar vierde de rechten van het boek Honderd jaar eenzaamheid. Haar oudoom Kees van den Broek vertaalde het boek Honderd jaar eenzaamheid, Ze las het boek pas op haar 23e, na het lezen besloot ze, naar eigen zeggen in een moment van ‘ongekende melancholie’, er theater van te maken. Inmiddels zijn we drie jaar verder en in deel 7, 8 en 9 beland, maar met de jaren wordt Kistemakers missie niet gemakkelijker.

The struggle is real

Meerdere keren loopt Kompagnie Kistemaker de subsidie mis en als slot op de som raakt Kistemaker de royalty’s van het boek kwijt door een nieuwe vertaling. Gelukkig is de kracht van Kistemaker iedere tegenslag naar zich toe te trekken en van de werkelijkheid fictie maken. Zo voelt in Missie Márquez alsof elke speling van het lot een geplande wending is. Elke tegenslag wordt een komisch intermezzo.

Samen met haar vertrouwde kompanen, acteurs Simon Heijmans, Sophie Höppener en bandleider Chris Koopman, duikt ze net als in de eerste delen het boek in en verslindt Kistemaker trouw 54 pagina’s per deel. Voor de delen 7, 8 en 9 wordt ze bijgestaan door een nieuw gezicht: Freek den Hartogh. Hij is een aanwinst voor de groep, een sterk en muzikaal acteur die zelfs bij een valse gitaar nog zuiver weet te zingen.

Kistemaker vertelt poëtisch en creëert een wonderlijke wereld. Het publiek waarvan het merendeel noch het boek noch eerdere delen kent, hangt drie uur geboeid aan haar lippen. Ondanks haar welbespraaktheid behoudt ze een onbevangenheid waarmee ze het publiek inpakt. De delen zijn net als de voorgaande een combinatie van fragmenten uit het boek van Márquez en Kistemakers zoektocht hoe die verhalen op toneel te brengen. Missie Márquez wordt daardoor meer dan een vertaling van het boek: het geeft een komisch inzicht in de mechanismen van de theaterwereld.

Op een groot filmdoek worden beelden van de reis die de Kompagnie in Colombia maakten getoond. De filmbeelden zijn echt, maar voelen in de kleurrijke zelfgecreëerde wereld van Kistemaker juist kunstmatig. Ze bereiken een hoogtepunt als Heijmans in de rol van Cameraman de beelden zelf op de hak neemt: ‘Lange lens! Lange lens! Drone shot!’

Een parodie

Kompagnie Kistemaker parodieert in Missie Márquez de werkelijkheid en zet hem zo naar eigen hand. Zo verschijnt de nieuw vertaler van het boek Marja Aparte (wiens naam verdacht veel lijkt op nieuwe vertaalster Mariolein Sabarte) steeds als schurk met een boel donder en bliksem op het toneel. De sketches zijn op het kluchtige af, in slechte pruiken imiteren de spelers mensen die ze in hun zoektocht ontmoeten. Gelukkig laten ze zichzelf daarbij nooit buiten schot. Het plezier is van de gezichten af te lezen. Bij een idiote sketch met Chris Koopman als boze punker, kunnen de acteurs hun lach niet inhouden. Het publiek evenmin.

In de voorstelling lijken Kistemakers strubbelingen onlosmakelijk verbonden met die van de personages in Márquez’ boek. Kistemaker vereenzelvigd zich met de stugge kolonel Buendia en ook haar andere kompanen beginnen op magisch realistische wijze met andere personages te versmelten. Kistemaker trekt creatieve paralellen tussen haar werkelijkheid en het boek. Ze doen ongeforceerd aan, alsof de zoektocht van de acteurs en Márquez’ personages organisch in elkaar verweven. Vaak zegt Kistemaker vol ongeloof: “Dit is dus echt gebeurd” en in Missie Márquez blijkt de werkelijkheid vaak net zo magisch als de fictie.

Boeken / Non-fictie

Groen optimisme

recensie: Marco Visscher, Ralf Bodelier e.a. - Ecomodernisme: het nieuwe denken over groen en groei

Volgens de aanhangers van het ecomodernisme is het duurzaamheidsdebat te eenzijdig. Zij willen een ander geluid laten horen. Slagen zij daarin?

Het ecomodernisme is een beweging van wetenschappers en wetenschapsjournalisten, vaak met een verleden in de milieubeweging, die er een radicaal andere visie op de milieuproblematiek op nahouden. In Ecomodernisme leggen zeven wetenschapsjournalisten aan de hand van vier thema’s (energie, landbouw en voeding, natuur, en armoede en ontwikkeling) uit waar de beweging, waar zij zelf toe behoren, voor staat.

Wat betreft de constatering van het probleem verschillen ecomodernisten niet veel van de traditionele milieubewegingen. Zo ontkennen ze opwarming van de aarde door de mens niet. Het verschil zit ‘m in de oplossingen die zij voorstellen. Ze vertrouwen op de wetenschappelijke vooruitgang en vindingrijkheid van de mens. Deze hebben voor een enorme verbetering van onze levenssituatie gezorgd in de afgelopen eeuwen. De ecomodernisten willen doorgaan met groeien en ontwikkelen, waar milieubewegingen juist pleiten voor een pas op de plaats.

Ontkoppeling

Want waar de gevestigde milieubeweging de oplossing zoekt in ‘minder’ en ‘kleinschalig’ (minder energieverbruik, minder mensen op aarde, biologisch boeren) zoeken de ecomodernisten de oplossing juist in méér toegang tot energiebronnen en grootschalige, intensieve landbouw.

We moeten volgens de ecomodernisten niet ’terug naar de natuur’ maar juist naar een verdere ontkoppeling van mens en natuur. Wanneer meer mensen in steden gaan wonen en de landbouwproductie geïntensiveerd kan worden, hebben we minder land nodig voor onze voedselproductie. Grootschalige landbouw is efficiënter dan kleinschalige, biologische landbouw. Voor dat eerste heb je veel minder grond nodig om voedsel te produceren. De grond die je bespaart, kun je dan teruggeven aan de natuur.

Welvaart

Behalve aan wetenschappelijke vooruitgang hechten ecomodernisten ook aan economische vooruitgang. Het beperken van economische groei is voor hen geen oplossing. Zij geven de voorkeur aan armoedebestrijding boven verduurzaming.

Dit in tegenstelling tot de Verenigde Naties en de Wereldbank, zo stellen de auteurs. Bij het helpen verbeteren van de energievoorzieningen in ontwikkelingslanden kiezen zij voor duurzame energie terwijl een investering in het exploiteren van gasvelden in Afrika veel meer mensen aan energie kan helpen.

Een verkeerde keuze volgens de ecomodernisten. Want zo lang er mensen sterven van de honger of door een gebrek aan medicijnen heeft niet het milieu, maar het bestrijden van armoede de hoogste prioriteit. En toegang tot energie is één van de voornaamste voorwaarden voor vooruitgang.

De duurzame varianten zijn bij lange na nog niet in staat te leveren wat de meer vervuilende energiebronnen leveren. Over wind- en zonne-energie zijn de auteurs erg sceptisch. Omdat het niet altijd waait en de zon niet altijd schijnt, moet er altijd een energievoorziening als back-up dienen. Bovendien is het rendement van zonnepanelen erg laag: het kost bijna evenveel energie om ze te maken als dat ze uiteindelijk opleveren.

Uit de bocht

Het omschoppen van dit soort heilige huisjes van de milieubeweging loopt als een rode draad door het boek. De ecomodernisten vinden dat er voor oplossingen voor het klimaatprobleem te eenzijdig wordt gekeken naar groene en hernieuwbare energie. Kernenergie, bijvoorbeeld, is niet groen en niet hernieuwbaar, maar wel betrouwbaar (want niet afhankelijk van een schijnende zon en waaiende wind) en kent een lage Co2-uitstoot. Toch geldt het als een taboe.

Die eenzijdigheid willen de ecomodernisten doorbreken. Maar als reactie op de eenzijdigheid gaan de auteurs wat te veel de andere kant op hangen—wat voor een nieuwe eenzijdigheid zorgt. Zo uitgebreid als ze wijzen op de minpunten van wind- en zonne-energie, zo gemakzuchtig gaan ze om met de minpunten van kernenergie. En het optimisme dat ze zichzelf toeschrijven over de wetenschappelijke vindingrijkheid van de mens zijn ze kwijt als het gaat over de mogelijke verbeteringen van zonnepanelen of over de mogelijkheden om wind- en zonne-energie op te slaan.

Met plaatsvervangende schaamte lees je het slotpleidooi van het boek, waarin de auteurs zich in de traditie van de verlichtingsdenkers plaatsen: zoals zij streden tegen het obscurantisme van de religie, zo strijden de ecomodernisten tegen de dogma’s van milieuactivisten. Hier verliezen ze even de nuchterheid die de rest van het leesbare boek kenmerkt.

Het boek heeft de nodige tekortkomingen, maar met de zinnige kritiek op veelgehoorde oplossingen laten de auteurs zien dat we vaak te simplistisch denken over het klimaatprobleem. De lezer wordt uitgedaagd gedane aannames te heroverwegen. Ecomodernisme is een welkome toevoeging in het duurzaamheidsdebat en biedt genoeg aanknopingspunten om het naar een hoger niveau te tillen.

Theater / Voorstelling

Een volkse roes

recensie: Maas theater en dans - UNIFORM

Wanneer ik aan UNIFORM terug denk lijkt de ervaring absurd, vier personages veranderen in een mum van tijd in Turkse volksdansers. Terwijl ik erin zat voelde het volkomen logisch. UNIFORM is als een dagdroom, die sluimert en je naar een ver oord brengt. Waarbij je je achteraf afvraagt hoe je daar opeens bent gekomen.

Op Oerol heb je prachtige locaties, bij de branding van de zee, in een duinpan of midden in het bos. De locatie van dansperformance UNIFORM is allesbehalve sfeervol of magisch: de in soberheid gedrenkte Protestantse kerk ET 10 heeft de sfeer van een wachtruimte in de DDR. Nastaran Razawi Khorasani probeert de lelijkheid ervan niet te verbloemen, maar lijkt deze te vieren. Het licht staat fel, rechts op het toneel een grijze tafel met perfect opgestelde flesjes frisdrank. Een conciërge vult een bak chips in een onmogelijke poging wat gezelligheid aan te brengen. Knap is dan ook hoe Khorasani je in de voorstelling uit de kleurloze ruimte weet te tillen, je naar een droomwereld weet te verplaatsen om je even later terug te ketsen in de harde realiteit.

Individuen

UNIFORM is de tweede voorstelling van Khorasani op Oerol en zoals ze zelf beschrijft een ode aan de meeloper. De performers van UNIFORM zouden echter niet meer van elkaar kunnen verschillen: de één is lang en slungelig, de ander klein en gespierd, de één is blond, de ander donker. UNIFORM start volledig individualistisch. De vier performers zijn weliswaar allen gekleed in een uniform, maar wel in totaal verschillende: een conciërge, een kassameisje, een soldaat en een dokter. De performers lijken noch elkaar noch het publiek te zien en gaan volledig op in eigen handelingen en in het geval van de soldaat in eigen spiegelbeeld.

De dans lijkt aanvankelijk ver te zoeken, maar sluipt langzaam in de routinematige handelingen. Op de droge beat zoekt de dame in doktersjas (Milou van Duijnhoven) herhaaldelijk naar sleutels: ze bevoelt staccato haar lege zakken, rommelt in haar tas en pakt het bosje over van de ene in de andere hand. Ze is een groot komisch talent. Zelfs haar verontwaardigde blik lijkt daarbij perfect op de maat te veranderen. Haast onopvallend krabben twee personages tegelijkertijd hun rug. Het publiek grinnikt, al wat we zien is vakkundig gechoreografeerd.

Naarmate de beat opbouwt, worden de bewegingen die de performers maken steeds excessiever. Ze lijken de performers te overkomen: onverwacht maken ze gezamenlijk paardensprongen of schudden hun vuisten. Steeds herstellen ze zich van de onvrijwillige uitspatting alsof ze er niet zijn geweest.

De dansers onthullen onder hun uniform een traditioneel rood gewaad. Door de pompende beat klinken volkse oosterse tonen. Met hun uniforms vallen de sociale rollen van hun lijf. Ze geven zich over aan de beweging en dansen samen synchroon een energieke volksdans: de Turkse Horon. Ze dansen deze met zo’n overtuigingskracht dat deze switch wonderbaarlijk genoeg logisch aanvoelt.

Terwijl de performers dezelfde bewegingen maken en meer op elkaar lijken, word ik juist getrokken door de verschillen. Opgaand in de groep lijkt ieders persoonlijkheid vreemd genoeg meer door te schemeren. De eerder zo stoer kijkende soldaat (Art Srisayam) glundert van oprecht plezier, bij allen spat het plezier van de dans af. Mijn blik wordt echter steeds opnieuw getrokken door Khorasani die ik onbewust tot leider maak. Ze zweept de groep op met enthousiaste kreten en straalt.

Een spiegelpaleis

Maar dan lost ook Khorasani op in de massa: de dansers rijden spiegels het toneel op en creëren een optische illusie. Er dansen niet langer vier, maar een legioen van kleurrijke volksdansers. De dansers draaien de spiegels om elkaar heen en maken de dans tot een trip die je doet duizelen. In het spiegelpaleis zie je de dansers en hun reflecties zo snel langs elkaar schieten dat ze niet van elkaar te onderscheiden zijn.

Zo plots als de trip begonnen is, is hij ook weer voorbij. Zonder genade gaat het licht aan, de muziek uit en zet Khorasani ons terug op de grond en zijn we terug in de ruimte waar alles beige is. Ik mis de kleur.

Boeken / Poezie

Gedichten voor de volhouder

recensie: Elma van Haren - Zuurstofconfetti

In Zuurstofconfetti zet Elma van Haren, na zo’n tien jaar zwijgen, de lezer weer flink aan het werk. Maar ze is een dichteres voor wier gedichten en gedachten je graag moeite wil doen. Of het echt loont is een andere vraag.

Nog vóór de titelpagina staat een gedicht, ‘Nu’, waar je je tanden op kan stukbijten. Het lijkt de ongrijpbaarheid van het heden die in opeengepakte beeldspraak wordt onderzocht. Bron van die verdichting, samenballing én beeldenstroom, is de ene inval na de andere. Hier en daar ziet de lezer zich eerder voor een wiskundige dan een poëticale vergelijking geplaatst.

Wildgroei

Van Haren is uit op originaliteit, ze wil zelfs niet in de buurt van clichés komen, die immers zomaar zijn weg te slikken. Grammatica lapt ze lichtjes aan haar laars, ze gebruikt veel lettertypes en inspringende regels, maar ook neologismen (zie titel: lucht door ventilator rondgezwiept), woord- en toespelingen, spreektaal, uiteenlopende strofevormen en stukjes proza. Dat duizelt af en toe, ook al omdat de gedichten nogal aan de lange kant zijn: alleen ‘Dorst’ beslaat één pagina.

Alle levendigheid heeft soms iets weg van wildgroei. Er is namelijk geen enkel citaat los te breken dat iets kan zeggen over het gedicht als geheel, laat staan over de bundel. Taalgoochelen, waar Van Haren wel wat van kan, staat de inhoudelijke richting in de weg als al die associaties meerdere suggesties van betekenis lijken te bieden.

Huismus

De gedichten die zich meer blootgeven, danken dat aan een hulpvaardige toelichting of aan een (auto)biografische insteek. Het hoofdpersonage in de meeste gedichten is een vrouw, maar echt nader leren we haar niet kennen. Ze is een huismus die niet per se de straat op wil, last heeft van oorsuizen, van ‘Decibellenpijn’ en nog andere demonische zaken, zelfs van oploskoffie.

Ze lijkt niet heel welgemoed in het leven te staan. Niet voor niets drijft Sint-Franciscus op de cover in Arezzo demonen uit. Ze heeft afgesproken met een man (‘wat moet ik, minnaar zonder beminde?’) die mee- en/of tegenvalt. De dichteres formuleert, zo te lezen, met speels gemak en op lichte toon. Waarschijnlijk helpt dat haar om de vreemde gewichten van het bestaan de baas te zijn. Desnoods roept ze de Maagd Maria aan: ‘En als U toch bezig bent,/ trek dan in één moeite recht,/ wat mij in pieken en dalen door merg en been gaat.’

Van Haren is naast schrijfster ook beeldend kunstenares. De enkele werken die te googlen zijn, nemen door compositie, kleurgebruik en figuratieve inslag meteen voor zich in. Was dat met haar gedichten ook maar iets meer het geval.

 

 

Theater / Voorstelling

Compromisloos pleidooi van vier sterke vrouwen

recensie: ROSE stories / Daria Bukvić - Melk en Dadels

Ze zijn Nederlands, ze zijn Marokkaans, maar bovenal vier unieke mensen. Soumaya Ahouaoui, Kyra Bououargane, Fadua el Akchaoui en Khadija el Kharraz Alami laten zich door niets of niemand in hokjes stoppen. Met humor, liefde en woede vertellen ze over hun leven in twee culturen.

Melk en Dadels is van origine een kookboek. Een kijkje in de keukens van 20 Marokkaanse moeders, die hun favoriete recepten bespreken met hun kinderen. Zij, de moeders, behoren tot de eerste generatie die een nieuw leven in Nederland hebben opgebouwd. Hun dochters en zonen zijn groot geworden met de Nederlandse én Marokkaanse cultuur, in een land dat hen nog steeds reduceert tot stereotype. In de handen van schrijver Tofik Dibi en regisseuse Daria Bukvić wordt Melk en Dadels het relaas van de dochters: vier sterke vrouwen die het podium claimen om hun eigen verhaal te vertellen.

Supermarokkaan

Ahouaoui, Bououargane, El Akchaoui en el Kharraz Alami hebben de energie van een cabaretier. In sneltreinvaart leren ze ons over de verschillende soorten Marokkanen. Zo is er de Gucci-gang Marokkaan met de nodige bling bling, de insjallah-Marokkaan, de verkaaste Marokkaan en zelfs de onopvallende Marokkaan die letterlijk verdwijnt in het decor. Als er iets gedaan wordt wat not done is – een Mac-menu dat niet halal is, een voorzichtige flirt met een jongen – verschijnt Supermarokkaan die als streng geweten de actrices op het rechte pad houdt.

Whitesplaining

Keer op keer volgt er een bulderlach uit de zaal. Aan alles voel je dat hier een gevoelige snaar wordt geraakt. Ik bevind me in een overwegend Marokkaans publiek, en voel de herkenning en opluchting. Niet alleen bij de passages over de Marokkaanse cultuur en gewoontes, maar ook bij de uitsluiting in de Nederlandse cultuur die de vier vrouwen ervaren hebben. El Akchaoui vertelt over de talloze figuren in haar jeugd die haar racistisch behandeld hebben. Een passage waar discriminatie wordt aangekaart, wordt direct neergesabeld met de gebruikelijke verweren: de dader maakt van zichzelf een slachtoffer, en van het slachtoffer een zeurpiet. Als el Kharraz Alami als actrice in een DWDD-achtig programma verschijnt, wordt ze onmiddellijk geframed. Een Marokkaanse vrouw die de hoofdrol speelt in een film, wat een prestatie! Maar waarom toch die felle reactie op de presentator, vraagt de tafeldame zich af. Op treffende wijze steekt Bukvić de draak met whitesplaining in de Nederlandse media.

Patriarchale druk

Daarnaast worden de pijlen gericht op de patriarchale druk waar de performers mee te maken hebben. Zo vertellen ze ons over de mannen in hun leven die hen zonder scrupules ‘hoer’ hebben genoemd, en de vernederende impact die dat woord op hen heeft gehad. Als Ahouaoui herhaalt hoe mooi de liefde in de Marokkaanse gemeenschap is, blijkt dat de ware liefde wel erg benauwd is. Homoseksuelen, transgenders en mensen met een ander geloof of een andere afkomst vallen allemaal af. Daar moeten de andere actrices niets van hebben, en beginnen elkaar uit protest te zoenen. Ze bepalen zelf wel wie ze liefhebben.

Rechtse hoek

Soumaya Ahouaoui, Kyra Bououargane, Fadua el Akchaoui en Khadija el Kharraz Alami zijn meer dan een optelsom van hun Nederlandse- en Marokkaanse identiteit. Ze zijn gevormd door hun dubbele afkomst, maar bepalen zelf wat ze wel of niet met hun leven doen. Dat is uiteindelijk het belangrijkste inzicht dat Melk en Dadels geeft. Daria Bukvić weet deze voorstelling precies de energie te geven die het nodig heeft: het is een feestje, maar wel een die een rechtse hoek uitdeelt als je het niet verwacht. Dan staat Bououargane of el Kharraz Alami op en geeft een vurig pleidooi om hen in alle facetten te zien. Om hen niet alleen als Nederlander of Marokkaan te zien, maar als unieke mensen.

Boeken / Non-fictie

Volk en verbeelding

recensie: René ten Bos - Het volk in de grot

Denker des Vaderlands René ten Bos schrijft met Het volk in de grot een actueel boek dat klassiek filosofische thema’s aansnijdt.

Ten Bos gebruikt graag metaforen om zijn denken uiteen te zetten. De grot blijkt een metafoor die vaker voorkomt in de geschiedenis van het denken. De metafoor van de grot duikt veelvuldig op, vanaf de eerste mensen die op haar muren tekenden tot de moderne ‘bubbels’ waarin wij nu schijnen te leven.

Verlichting

De bekendste grot uit de geschiedeis is natuurlijk die van Plato. In zijn grot-allegorie wordt duidelijk hoe de mens die denkt dat de schaduwen die hij ziet werkelijkheid zijn, zich vergist. Het blijken afspiegelingen van ‘echtere’ voorwerpen. De enkeling die naar de bron van het licht op zoek gaat en daar – na een pijnlijke verblinding – de werkelijkheid onder ogen komt, ziet hoe hij altijd in een schijnwereld heeft geleefd. Hier zou het verhaal kunnen stoppen. Maar dat doet het niet. Deze ‘wijze’ besluit om terug de grot in te gaan, om zijn medemensen te ‘verlichten’. Precies dit laatste staat centraal in Het volk in de grot.

Vormeloos geheel

Maar wie is dat volk waar zo vaak over gesproken wordt? Ten Bos begint zijn boek met een poging antwoord te geven op deze vraag. Aan de hand van bekende denkers als Judith Butler en Giorgio Agamben komt hij tot een benadering. Dit zou al snel een langdradige verhandeling kunnen worden, maar de Denker des Vaderlands neemt je in fijne bewoordingen en heldere taal mee. Het volk zweeft tussen ‘insluiting en uitsluiting’ en is vormloos. Het is niet een tegenovergestelde van ‘elite’ maar veeleer een niet afgebakende ruimte waar iedereen toe kan behoren. Ten Bos komt dus niet met een definitie, want als die er al is, dan is die wel dat het volk nooit gedefinieerd kan worden. Toch wordt voortdurend en van alle kanten gepoogd het volk wél af te bakenen. Het volk is dom, het volk, dat zijn de arbeiders, het volk wordt niet gehoord en zo verder.

Hoogmoed van de wetenschap

Sinds Plato is er eigenlijk niet veel veranderd in de manier waarop geleerden, denkers en wetenschappers zich geroepen voelen om het volk te verlichten. Maar zit dat volk daar eigenlijk wel op te wachten? Waarom mag het niet in de grot blijven, waar het zich zo prettig voelt? Ten Bos laat zien dat dit een terechte vraag is, en nog altijd actueel. In tijden van nepnieuws – waarin iedereen in zijn eigen ‘grot’ zit – is de waarheid weer een felbevochten recht dat door politici van links tot rechts geclaimd wordt. Maar die ene vraag blijft prangend. Waarom moeten we zo nodig die grot uit? Waarom moet het volk opgevoed worden, onderwezen, uit de schaduw komen en verlicht worden? Ten bos neemt ook de niet filosofisch ingewijde lezer mee in het denken over deze kwestie. Hij schrijft toegankelijk, persoonlijk, scherp en bij vlagen op een vermakelijke manier cynisch.

Geborgenheid

Ook Nietzsche, een door Ten Bos geliefde denker, bekritiseerde eind 19e eeuw al deze drang naar ratio en kennis. ‘Ook de verstandigste mens heeft van tijd tot tijd de natuur weer nodig, dat wil zeggen zijn onlogische grondhouding tegenover alle dingen.’ Zo bezien is het misschien wel menseigen om de schaduwrijke grot te verkiezen boven het kille licht van de werkelijkheid. Volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk verlangen wij allemaal terug naar de geborgenheid van de baarmoeder. Wie heeft gegronde redenen om ons daaruit los te trekken? Ten Bos kiest geen kant, maar geeft een sterk pleidooi voor het stellen van deze vraag.

Het volk in de grot bevraagt juist die aanname die nooit aan een kritische overweging wordt blootgesteld. Wil het volk niet liever warmte, veiligheid en gezelschap in plaats van alleen die waarheid. De grondbeginselen van intellectuelen, wetenschappers en journalisten worden in een ander licht bekeken. Dat maakt Het volk in de grot als een spiegel voor al zijn lezers, want het zijn toch vooral de geleerden en intellectuelen die een filosofisch boek openslaan. Daarmee heeft Ten Bos meteen de aandacht van het juiste publiek te pakken.

Boeken / Fictie

Een warrig koninkrijk

recensie: Hoda Barakat (vert. Djûke Poppinga) - Koninkrijk der aarde

Koninkrijk der aarde, de eerste roman van de Libanese schrijver Hoda Barakat die in het Nederlands verschijnt, is een boek waar je als lezer moeilijk vat op krijgt.

Tannoes en Salma, beiden op jonge leeftijd wees geworden, vertellen samen de geschiedenis van hun familie. Zij wonen in de bergen van Libanon, in een maronitisch-christelijk dorp ergens halverwege de twintigste eeuw. De bewoners van het dorp laten zich voorstaan op hun onafhankelijkheid en hun autonomie, hun afzijdigheid van het grote politieke gebeuren van de dag. De Franse invloeden, de verschillende groeperingen die verwikkeld zijn in een machtsstrijd die een bloedige climax beleefde ten tijde van de Libanese Burgeroorlog (1975-1990): ze hebben er niks mee en houden stug vol dat het met hun gemeenschap niks te maken heeft.

Complexe machtsrelaties

Van die illusie laat Barakat in Koninkrijk der aarde weinig heel: dat Tannoes en Salma op een berg wonen, betekent niet dat het gewoel in de dalen en aan de kust aan hen voorbijgaat. De spanningen tussen religieuze groepen staan niet los van de politiek, maar zijn daar juist mee verbonden. Salma somt de banden tussen politiek en religie op voor haar broer: ‘Naties, volkeren, religies, sekten; hoofdmannen, koningen, prinsen, gedeputeerden, ministers…’ Het persoonlijke en politieke, het kleine en het grote, de wens en de realiteit: Barakat weeft ze mooi door elkaar in deze roman. Overal spelen complexe machtsrelaties, waarvoor Barakat vaak mooie metaforen en beelden hanteert. Zo heeft Tannoes een mooie zangstem, maar zijn stilte weerspiegelt die van de maronieten.

Geen gemakkelijke roman

Koninkrijk der aarde is geen gemakkelijke roman. Hoewel voorkennis niet noodzakelijk is, zal voor de lezer die niet per se veel weet van de twisten in Libanon veel onduidelijk blijven. Daardoor verarmt het verhaal. Vervelender is echter de structuur van deze roman, waarin Tannoes en Salma het vertellersstokje soms per hoofdstuk van elkaar overnemen. Dit gebeurt echter op een wat warrige manier.

Ook Barakats schrijfstijl werpt drempels op. In de vele verhalen die broer en zus vertellen, figureren nog veel meer personages, die niet allemaal goed uit de verf komen of helder te onderscheiden zijn.  De verhalen en personages blijven komen, telkens in dezelfde vlakke stijl. De verwarring tussen vertellers komt deels ook hierdoor: hun stemmen zijn te weinig onderscheidend. Hierdoor komen de dramatiek en het tragische van de verhalen in deze roman nooit helemaal aan. Dat alles maakt van Koninkrijk der aarde een teleurstellende roman.

Boeken / Non-fictie

Oranjes als speelbal van de grote mogendheden

recensie: Jeroen Koch - Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis.

Op 18 januari 1795 ontsnapte Willem V als een dief in de nacht aan de Franse revolutionaire legers. Zijn aftocht vanuit Scheveningen naar Engeland markeert de  roemloze afsluiting van twee eeuwen Oranjestadhouderschap.

Historicus Jeroen Koch beschrijft in zijn fantastisch geïllustreerde boek Oranje in revolutie & oorlog. Een Europese geschiedenis 1772-1890, dat de ‘onverbrekelijke band’ tussen Oranje en Nederland allerminst vanzelfsprekend was. Na de set Koningsbiografieën van Willem I (1772-1843), Willem II (1792-1849) en Willem III (1817-1890), komt Koch in zijn nieuwste boek met een toetje. Hierin ligt de nadruk op de belevenissen van de Oranjedynastie in Europees perspectief. Koch beschrijft helder hoezeer steeds wisselende coalities invloed hadden op hun pogingen tot rehabilitatie. Ook heeft hij dankbaar en handig gebruik gemaakt van de onderlinge correspondentie van de Oranjes, waardoor hij laat zien hoezeer ze speelbal waren van de grote mogendheden.

Compensatie

In de herfst van 1799 viel een Oranjeleger de Bataafse Republiek binnen. Onder leiding van erfprins Willem Frederik, hielden 40.000 Britse en Russische troepen zes weken lang een drassige landstrook tussen Texel en Alkmaar bezet. Dit bevrijdingsleger werd smadelijk door het Franse en Bataafse leger in de pan gehakt. Bovendien bleef de gehoopte orangistische revolte uit.

Vanaf dat moment zocht Willem Frederik naarstig naar territoriale compensatie. Aanvankelijk kregen de Oranjes die van Napoleon, die in 1799 aan de macht was gekomen. Frederik’s weigering om in 1806 toe te treden tot de Rijnbond (tegen Pruisen) werd door Napoleon zwaar bestraft. Hij pakte alle bezittingen weer af. Willem Frederik stuurde daarop een slijmerige brief waarin hij schaamteloos smeekte: ‘Van Uwe Keizerlijke Majesteit alleen hangt de positie van mijn Huis af.’ Napoleon antwoordde niet eens meer.

Oorlogsheld

Beroofd van hun landgoederen waren de Oranjes nu volledig afhankelijk van de grote mogendheden. Wat restte was het ‘project Willem’. Willem Frederik zette zijn zoon Willem in als potentiële huwelijkspartner voor de Britse erfprinses Charlotte. Willem veroorzaakte tijdens zijn verblijf in Engeland echter al snel een schandaal door een prostituée zwanger te maken.

In het leger zocht Willem naar eerherstel. Vanaf juni 1811 diende hij in Portugal en Spanje onder generaal Wellington. Op het slagveld bleek Willem over talent en heldenmoed te beschikken. Zijn finest hour beleefde hij bij Quatre-Bras. Daar hield Willem op 16 juni 1815 een Franse overmacht van Napoleon tegen. Napoleon noemde Willem achteraf een ‘génie de la guerre.’ Terecht zo meent Koch.

NapoleonRehabilitatie

Na Napoleon’s Waterloo nam het volk de Oranjes weer in genade aan. Door de inauguratie van Willem Frederik op 30 maart 1814 telden de Oranjes weer mee op het Europese toneel. De vorsten van de restauratie probeerden het koningschap anders in te vullen, zo betoogd Koch.

In West-Europa raakte het burgerkoningschap in zwang. Koningen streefden naar een betere band tussen vorst en natie. De nalatenschap van Willem I is echter ambivalent. Als koning-koopman was zijn welvaartspolitiek zeer modern. Maar zijn ideeën over de invloed van het parlement waren zeer conservatief. Verblind door zijn wens om de staatsschuld terug te dringen, luisterde Willem I onvoldoende naar zijn volk. Op basis van de kerkpolitiek, de taalstrijd en de omgang met de Zuidelijke Nederlanden, oordeelt Koch dan ook hard: ‘Willem I regeerde wel, maar reageerde niet.’ Daarnaast zagen de Oranjes niet in dat voor de grote mogendheden machtsevenwicht veel belangrijker was dan nationalisme.

Populair koningschap

Na het verlies van België hechtte Willem II juist veel waarde aan de verbondenheid met het volk. De vorst moest de massa bespelen. De door Koch gememoreerde passage, waarin Willem II midden in de nacht van 12 november 1840 in pyjama helpt een brand te blussen, is hier een mooi voorbeeld van.  Het is alleen jammer dat deze passage rechtstreeks is overgenomen uit de biografie van Van Zanten.

De ontkenning van de mythe, dat Willem II in de nacht van 14 op 15 maart 1848 onder invloed van revoluties elders in Europa ‘in 24 uur van zeer conservatief zeer liberaal’, zou zijn geworden, komt beter uit de verf. Willem II was nooit enkel reactionair en behoudzuchtig. Bovendien besefte hij in de zomer van 1847 al dat de ministeriële verantwoordelijkheid en dus de inperking van zijn macht onvermijdelijk was.

Familie op de troon

Willem III kon zich allerminst bij de grondwet van 1848 neerleggen. Koch schetst een ontluisterend beeld van een man, die in de loop van de jaren 1860 het politiek zwaartepunt zag verschuiven naar de Tweede Kamer. Volgens zijn echtgenote Sophie van Wurtemburg, hield hij slechts van eten, drinken en moorden (jagen). In de zomer van 1875 sloopte Willem III het interieur van een villa in Montreaux. Ook zijn verhouding met de courtisane Madame Musard berokkende de monarchie veel schade.

Na de dood van Sophie in 1877 wist Willem III toch aan zijn dynastieke verplichtingen te voldoen. Met zijn tweede vrouw Emma kreeg hij in 1880 Wilhelmina. Voortaan zat er in Nederland, net als in de rest van West-Europa,  een ‘familie op de troon.’ De voorloper van Koningsdag, Prinsessedag werd geïntroduceerd. Emma’s mateloze populariteit deed de rest. Zo bleef de onverbrekelijke mythe van Oranje en vaderland in tact.

Boeken / Non-fictie

Met hart en ziel

recensie: Ole Martin Hoystad - De ziel

Cultuurhistoricus Ole Martin Hoystad ontrafelt in zijn nieuwste onderzoek een van de meest besproken begrippen uit de menselijke geschiedenis. De ziel laat de voortdurende veranderingen zien in de manier waarop de mens over zijn raadselachtige binnenste nadenkt.

De Noorse onderzoeker Hoystad verwierf bekendheid met zijn onderzoek naar het hart, een symbool dat niet weg te denken is uit ons taalgebruik, maar dat door zijn vele betekenissen tegelijkertijd niet makkelijk te definiëren valt. In De ziel doet hij iets soortgelijks. Tot een eenduidige definitie komt de historicus niet en precies het ontbreken daarvan zegt veel over de aard van onze ziel.

Dualisme

Wanneer we praten over de ziel denken we al snel aan zijn tegenstelling: het lichaam. Dit loskoppelen van ziel en lichaam in de geschiedenis van het denken wordt het begin van de moderniteit genoemd, die met Descartes werd ingeluid. Dat betekent dat mensen ver vóór die tijd ook al dachten over de ziel, maar dan niet in verhouding tot het lichaam. Het zielenverhaal van Hoystad begint bij Homerus, om via de presocratici bij Plato en Artistoteles te komen, en zo de verschillende verschijningsvormen van de ziel in de oudheid te laten zien. Zo waarschuwde Heraclitus voor een vochtige ziel, een aandoening die je kon oplopen bij het drinken van teveel alcohol. Voor deze presocraat waren lichaam en ziel dus duidelijk verbonden met elkaar. In de middeleeuwen speelt Augustinus een belangrijke rol, de kerkvader die heel wat zonden beging voordat hij gelovig werd. Die zonden schreef hij op in de hoop op die manier zijn ziel te kunnen reinigen. Het gangbare idee in die tijd was dat God uiteindelijk over de reinheid van de ziel zou oordelen.

Volledige historie

De ziel is zo ontzettend uitgebreid dat er weinig mensen zullen zijn die er niets van kunnen leren. Hoystad gaat op elke besproken denker zo diep in dat een volledig beeld gevormd kan worden van diens ideeën en de tijd waarin die ontstonden. Door deze overvloed aan achtergrondinformatie zou je De ziel bijna ook als naslagwerk kunnen gebruiken. Door die niet geringe omvang van het boek en de detaillering is het geen werk dat je binnen een paar dagen uit leest. Maar dat hoeft ook niet, de ziel is zo oud als de mensheid en haar leren kennen móet wel tijd kosten. Niet getreurd, Hoystad schrijft bijzonder helder, oppeppend en met humor. De grote hoeveelheid aan informatie blijft zo boeien.

Zielsopvattingen

De grote verscheidenheid aan zielsopvattingen door de tijd heen laat zien hoe belangrijk het begrip is voor de mens. We zijn nog altijd bezig met die ziel, ongeacht de invulling van dat begrip en ongeacht religie of cultuur. Dit is ook zo in de moderne geseculariseerde wereld, denk aan de zielloosheid van Adolf Eichman die Hannah Arendt heeft laten zien. Zonder gewetensbezwaren is hij verantwoordelijk voor het transport van duizenden joden naar de gaskamers, simpelweg omdat het hem werd opgedragen. Andere moderne denkers als psychoanalyticus Freud, taalfilosoof Wittgenstein en schrijver Franz Kafka blijken eveneens een beeld te hebben van dat ‘binnenste’ van de mens. Zo is de ziel kneedbaar en wordt ze gevormd door alles wat wij meemaken, voelen of vrezen. Voor iedereen met een brede historische- en filosofische interesse is De ziel zowel leerzaam als vermakelijk, Hoystad schrijft met hart en ziel.

Boeken / Fictie

Ze zijn meer dan hun kleur

recensie: Vamba Sherif & Ebissé Rouw (red.) - Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen

Een bundel met alleen zwarte auteurs: de universele lezer zal ervan walgen. Wie echter goed leest, ziet dat Zwart, samengesteld door Vamba Sherif en Ebissé Rouw, de Nederlandse literatuur verrijkt.

Zwart. Afro-Europese literatuur uit de Lage Landen is een interventie. Dat is een beschrijving van het boek en ook een interpretatiekader. Samenstellers Vamba Sherif en Ebissé Rouw hebben een twintigtal schrijvers verzameld, van wie sommigen bekend zijn, anderen minder, en die elk hun wortels hebben in het Afrika ten zuiden van de Sahara. Sherif, schrijver van een vijftal romans, en Rouw, redacteur bij Amsterdam University Press en medeoprichter van de podcast Dipsaus, zijn ambitieus: ‘Het is onze verwachting én onze hoop dat door deze bundel het Nederlandstalige literaire landschap voorgoed zal veranderen,’ besluiten zij hun inleiding tot de bundel.

In beeld brengen

Die verandering hebben ze al bewerkstelligd. Zwart zet een diverse en getalenteerde groep schrijvers op de kaart en erkent hun aanwezigheid en maakt ruimte voor ze in de Nederlandse literatuur. De in Zwart verzamelde auteurs hebben allemaal hun roots liggen in landen die geen koloniale geschiedenis met Nederland delen. Dat maakt hen anders dan Indische auteurs en schrijvers met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond. Sinds de jaren negentig is ook een aantal schrijvers met wortels in het Midden-Oosten en Noord-Afrika doorgebroken. Als laatste is er een grote groep witte Zuid-Afrikaanse auteurs die warme banden met het Nederlandse literaire veld onderhouden. Maar, stellen Rouw en Sherif terecht, zwart – dat overigens veeleer een politieke term is dan een accurate beschrijving van iemands huidskleur – Afrika is tot nog toe grotendeels buiten beeld gebleven.

Bijna geen enkele bloemlezing of samengestelde bundel ontkomt aan een niveauverschil tussen de verschillende bijdragen, ook Zwart niet. In dit geval komt het wellicht ook door de presentatie van de auteurs: Rouw en Sherif hebben namelijk gekozen voor een alfabetische volgorde, Simone Atangana Bekono als eerste, Chika Unigwe als laatste, waardoor allerlei genres en verschillende typen bijdragen door elkaar lopen. Bovendien staat alleen in de inhoudsopgave vermeld of de bijdrage een kortverhaal is, een essay of een beschouwing – bij de stukken zelf ontbreekt dergelijke informatie. Een genreaanduiding is niet alles, maar het helpt de lezer wel om zich te oriënteren.

Persoonlijke bijdragen

De meeste bijdragen aan Zwart zijn veelal persoonlijk getoonzet: de auteurs beschrijven hun ervaringen met racisme, discriminatie en uitsluiting, al dan niet in een fictionele vertaling. De beste bijdragen, zoals die van Kiza Magendane, laten zien hoe hun identiteit, wie zij zijn, een compromis is tussen hun eigen ideeën en wat anderen hen opleggen, en hoe die twee op elkaar reageren. Diezelfde Kiza Magendane schrijft over het belang van onderwijs en hoe hij consequent werd onderschat door mensen die hem moesten helpen. Als vluchteling uit Congo ondervond hij hoe docenten hem te laag inschatten en herhaaldelijk over psychiaters en psychische hulp begonnen.

‘Het einddoel,’ schrijft hij aan het einde van zijn essay, ‘is om een land te ontwikkelen dat de innerlijke wil van iedereen de ruimte geeft, zodat iedereen zich kan ontwikkelen tot een burger, een vriend of een ouder die zich buigt over andere zaken dan alleen maar kleur.’ Zwart doet een aanzet tot zo’n wereld, waarin minderheidsgroeperingen niet geacht worden telkens over hun eigen lichaam te beginnen, hun eigen kleur. Sherif en Rouw hebben een boek samengesteld dat van de lezer vraagt een binaire logica te verlaten: niet langer of/of, maar en/en. Zoals Magendane schrijft: ‘Wij zijn meer dan onze kleur.’