Tag Archief van: recensie

Kunst / Expo binnenland

Klein maar fijn

recensie: Geniaal getekend. Van Da Vinci tot Rembrandt

De tentoonstelling Geniaal getekend in het Amsterdamse Cromhouthuis kun je bekijken vanuit het oogpunt van een glas dat ofwel halfleeg, dan wel halfvol is. Beide standpunten worden hier ingenomen, met de nadruk op het laatste.

Als bezoeker kun je je er bijvoorbeeld over verbazen dat de ongeveer vijfentwintig tekeningen uit de collectie van steenkolenmagnaat Carel Joseph Fodor (1801-1860) te zien zijn in twee piepkleine kamers, waarvan één onder de trap van de statige panden aan de Herengracht. Maar als je van de schrik bekomen bent, kun je ook stellen dat die intieme, donkere kabinetten precies beantwoorden aan het doel dat gastcurator Taco Dibbets (directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam) zich stelde: liefhebbers leren kijken naar de tekenkunst van enkele grote meesters, van Da Vinci tot Rembrandt.

Kop van een grijsaard – Leonardo da Vinci (1452-1519), Pen in bruine inkt op papier, 100 x 95 mm

Mensen en gezichten

Dibbets koos als rode draad in zijn selectie voor tekeningen van mensen en gezichten, in dit geval vingeroefeningen en voorstudies. Zoals Rembrandts tronie in Kop van een oude man, die wordt getoond naast Da Vinci’s voorstudie voor wellicht een apostel op het Laatste Avondmaal (Milaan): Kop van een grijsaard (uit de boedel van koning Willem II).

Het mooie, bescheiden begeleidende boekje bij de tentoonstelling geeft niet alleen de herkomst van de tekeningen aan, maar ook een afbeelding van zo’n schilderij, zoals bij respectievelijk Jonge man die een jonge vrouw ontmoet en De liefdestuin van Rubens. Het was leuk geweest zo’n afbeelding op de tentoonstelling naast de voorstudie te zien, maar daarvoor ontbrak natuurlijk de ruimte.

Vrouwenhoofd – Fransesco Salviati (1509/10-1563), Zwart krijt op papier, 213 x 158 mm

Naast elkaar

Wat Dibbets wel naast elkaar laat zien, zijn twee prachtige, fijne vrouwenhoofden van Fra Paolini Pistoia en Francesco Salviati. De eerste is met houtskool getekend, de tweede – een voorstudie voor de Madonna voor de Santa Christiana in Bologna – met zwart krijt. Maar dan vraag je je wel meteen af waarom hij de Twee mannen van Goltzius niet naast de Kop van een jonge man van diens leerling Jacob de Gheyn hing: alle mannen kijken omhoog, wat een ongebruikelijke pose is. Ook dan had Dibbets zijn punt kunnen maken ten aanzien van de verschillen in techniek om de haardracht af te beelden: getekend met respectievelijk metaalstift en krijt, wat natuurlijk (leren kijken!) een totaal verschillende uitwerking heeft.

Voor fijnproevers

Het is een goede zaak dat twee relatief kleine Amsterdamse musea, die allebei een naamsverandering hebben ondergaan om de breedte van de collectie te accentueren, de handen ineen hebben geslagen om deze kleine expositie voor fijnproevers mogelijk te maken: het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum), waar de Fodor-collectie toe behoort, en het Cromhouthuis (voorheen het Bijbels Museum, dat er nu onderdeel van uit maakt), waar de expositie te zien is. Bezoekers krijgen op die manier de kans weer eens enkele hoogtepunten uit de Fodor-collectie te zien.

Kunst / Expo binnenland

Klein maar fijn

recensie: Geniaal getekend. Van Da Vinci tot Rembrandt

De tentoonstelling Geniaal getekend in het Amsterdamse Cromhouthuis kun je bekijken vanuit het oogpunt van een glas dat ofwel halfleeg, dan wel halfvol is. Beide standpunten worden hier ingenomen, met de nadruk op het laatste.

Als bezoeker kun je je er bijvoorbeeld over verbazen dat de ongeveer vijfentwintig tekeningen uit de collectie van steenkolenmagnaat Carel Joseph Fodor (1801-1860) te zien zijn in twee piepkleine kamers, waarvan één onder de trap van de statige panden aan de Herengracht. Maar als je van de schrik bekomen bent, kun je ook stellen dat die intieme, donkere kabinetten precies beantwoorden aan het doel dat gastcurator Taco Dibbets (directeur van het Rijksmuseum in Amsterdam) zich stelde: liefhebbers leren kijken naar de tekenkunst van enkele grote meesters, van Da Vinci tot Rembrandt.

Kop van een grijsaard – Leonardo da Vinci (1452-1519), Pen in bruine inkt op papier, 100 x 95 mm

Mensen en gezichten

Dibbets koos als rode draad in zijn selectie voor tekeningen van mensen en gezichten, in dit geval vingeroefeningen en voorstudies. Zoals Rembrandts tronie in Kop van een oude man, die wordt getoond naast Da Vinci’s voorstudie voor wellicht een apostel op het Laatste Avondmaal (Milaan): Kop van een grijsaard (uit de boedel van koning Willem II).

Het mooie, bescheiden begeleidende boekje bij de tentoonstelling geeft niet alleen de herkomst van de tekeningen aan, maar ook een afbeelding van zo’n schilderij, zoals bij respectievelijk Jonge man die een jonge vrouw ontmoet en De liefdestuin van Rubens. Het was leuk geweest zo’n afbeelding op de tentoonstelling naast de voorstudie te zien, maar daarvoor ontbrak natuurlijk de ruimte.

Vrouwenhoofd – Fransesco Salviati (1509/10-1563), Zwart krijt op papier, 213 x 158 mm

Naast elkaar

Wat Dibbets wel naast elkaar laat zien, zijn twee prachtige, fijne vrouwenhoofden van Fra Paolini Pistoia en Francesco Salviati. De eerste is met houtskool getekend, de tweede – een voorstudie voor de Madonna voor de Santa Christiana in Bologna – met zwart krijt. Maar dan vraag je je wel meteen af waarom hij de Twee mannen van Goltzius niet naast de Kop van een jonge man van diens leerling Jacob de Gheyn hing: alle mannen kijken omhoog, wat een ongebruikelijke pose is. Ook dan had Dibbets zijn punt kunnen maken ten aanzien van de verschillen in techniek om de haardracht af te beelden: getekend met respectievelijk metaalstift en krijt, wat natuurlijk (leren kijken!) een totaal verschillende uitwerking heeft.

Voor fijnproevers

Het is een goede zaak dat twee relatief kleine Amsterdamse musea, die allebei een naamsverandering hebben ondergaan om de breedte van de collectie te accentueren, de handen ineen hebben geslagen om deze kleine expositie voor fijnproevers mogelijk te maken: het Amsterdam Museum (voorheen Amsterdams Historisch Museum), waar de Fodor-collectie toe behoort, en het Cromhouthuis (voorheen het Bijbels Museum, dat er nu onderdeel van uit maakt), waar de expositie te zien is. Bezoekers krijgen op die manier de kans weer eens enkele hoogtepunten uit de Fodor-collectie te zien.

Boeken / Non-fictie

Mooie herinneringen aan Neil Young

recensie: Herman Verbeke (red.) - Neil Young en ik

De muzikant Neil Young is een icoon. Hij maakt al decennialang eigenzinnige muziek, die hem op dat moment belieft. Hij is een stijlfiguur, die enerzijds een stempel op de jaren zestig heeft gedrukt, maar ook vaak afweek van de gangbare stijlen van dat moment.

Verbeke verzorgt met Neil Young en ik een platform aan 65 verschillende schrijvers die wat bijzonders hebben met de muziek van Young. Het zijn stuk voor stuk heel persoonlijke verhalen, die vaak starten met de vroegste herinneringen aan de kennismaking met Neil Young en een beeld geven over wat zijn muziek door de jaren heen voor de schrijvers heeft betekend.

Een boek om regelmatig op te pakken

Iedere vertelling is van een andere signatuur en diepgang. Sommige stukjes zijn heel kort, maar er zijn ook verhalen die vele bladzijden beslaan. Het is geen boek dat je in één ruk uit zult lezen, omdat het geen doorlopend verhaal is, maar het is een perfect boek om regelmatig op te pakken en een of twee herinneringen uit te lezen.

Voor de lezer die niets heeft met de muziek van Young is het ongetwijfeld een oervervelend boek. Maar doet de muziek – en vooral de stem! – van Young je wat in positieve zin, dan bevat het boek een grote hoeveelheid leesvoer dat je vele uren zal vermaken. De verschillende verhalen zullen je nooit teleurstellen en zijn nooit hetzelfde.

Neil Young en ik

Neil Young heeft in zijn carrière heel verschillende soorten muziek gemaakt, die passen bij verschillende stemmingen. De schrijvers komen hier dan ook vaak mee naar voren in hun vertellingen. Ondanks deze verschillen heeft Young één belangrijk kenmerk dat in al zijn muziek doorklinkt: zijn herkenbare, onvaste stem, die soms door merg en been lijkt te gaan, maar ook kan voelen als een hand op je schouder in moeilijke tijden. Soms huilt Young met je mee om je vervolgens een hart onder de riem te steken. De ene keer vindt je in zijn muziek de bevestiging en een andere keer juist de bevrijding van je gevoelens. Het is muziek die je vooral op je in moet laten werken.

Mijn herinnering

Als je het boek Neil Young en ik leest, ontkom je er niet aan om terug te denken aan hoe je zelf in contact kwam met Neil Young. Ik wist het meteen! Het moet in de jaren 1974/1975 geweest zijn. Eigenlijk een heel bijzonder moment: met mijn vader was ik in Tilburg bij de winkel van Spiero, waar mijn vader vaak zijn (klassieke) bladmuziek voor piano en orgel kocht. Ik mocht in de bakjes met oude singles snuffelen. De grote ontdekking van die dag bestaat uit twee singles van Buffalo Springfield. Ze zeiden me niets. Toch nam ik ze mee en daar heb ik nog steeds geen spijt van. ‘For What It’s Worth’ en het machtige ‘Expecting To Fly’ vormden mijn kennismaking met de stem van Neil Young. Met name ‘Expecting To Fly’ voelde direct speciaal.

Als je net als ik een liefhebber van de muziek van Neil Young bent, dan is Herman Verbeke’s Neil Young en ik een boek dat je zeker moet lezen. Het zal je vele uren plezier brengen en je eigen herinneringen omhoog halen.

Boeken / Non-fictie

Filosofie van verbondenheid

recensie: Massimo Pigliucci – Hoe word je een stoïcijn?

Hoogleraar Massimo Pigliucci is bioloog, filosoof én stoïcijn. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij zien wat het stoïcisme behelst en waarom deze filosofie zo goed te verenigen is met het moderne leven.

Pigliucci is als wetenschapper en filosoof altijd bezig geweest met levensvragen. Enkele jaren geleden vond hij bij de stoïcijnse stroming binnen de filosofie zijn thuis. Het stoïcisme is ruimdenkend, uitermate praktisch en schuwt geen zelfkritiek. In Hoe word je een stoïcijn? laat hij de ontstaansgeschiedenis, prominente denkers en verschillende visies binnen deze tak van filosofie zien. De auteur blijkt een vakman met ontzettend veel kennis van de oude Griekse teksten, die hij in zijn boek voortdurend koppelt aan het heden.

Op reis met Epictetus

Het boek leest als een reis langs de geschiedenis, grondslagen en praktische uitwerkingen van het stoïcisme. Daarbij is de oud-Griekse denker Epictetus de gids die uitleg geeft waar nodig en ons op belangrijke zaken wijst. Pigliucci neemt je mee in gesprek met de stoïcijnen en stelt je daar waar dat nodig is gerust. Ook hij had veel vragen en kritiekpunten toen hij zich voor het eerst in deze stoïcijnse filosofie verdiepte. Deze overwegingen laat hij uitgebreid aan bod komen; de kritiekpunten weerlegt hij op overtuigende wijze.

Filosofie van de openheid

Een van de belangrijkste redenen waarom het stoïcisme zo’n interessante manier van denken is, is de openheid. Veel denksystemen zijn afgebakend en worden daardoor stug en onbuigzaam. Het stoïcisme is tegelijkertijd een filosofische stroming en een zoektocht. Er zijn weinig zaken die al vast staan en de grondslagen die er zijn, zijn breed interpretabel. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel gelovigen als atheïsten zich vinden binnen deze filosofie. Zo’n verbondenheid is in de geschiedenis van de mensheid – en zeker in die van de moderniteit – zeldzaam en dus de moeite waard te onderzoeken.

Praktische filosofie

Een ander belangrijk kenmerk van het stoïcisme is haar praktische inslag. Kennis is van belang, maar altijd als middel om ons handelen te begrijpen of te veranderen. De schrijver maakt dit duidelijk aan de hand van tal van voorbeelden uit zijn eigen leven waarin hij gebruik heeft gemaakt van deze filosofie. Daarmee leest het boek inderdaad als een antwoord op de vraag Hoe word je een stoïcijn? Dat klinkt als iets dat neigt naar een zelfhulpboek, maar dat is het allerminst. Het kan gelezen worden als een inleidende cursus stoïcijnse filosofie. Pigliucci stelt zich op als een wetenschapper en blijft te allen tijden kritisch.

Oude filosofie voor het moderne leven

De denkbeelden van de stoïcijnen zijn ruim tweeduizend jaar oud, maar zouden evengoed gisteren bedacht kunnen zijn. Ze zijn uitermate helder en pragmatisch en richten zich op alledaagse zaken waar iedereen mee te maken heeft. Het onderscheid dat het stoïcisme maakt tussen zaken waar we wel invloed op hebben en zaken waar we geen invloed op hebben, is vandaag de dag nog even toepasbaar als in de tijd waarin het ontstond. Hoe word je een stoïcijn? is een leerzaam boek dat op heldere wijze de stoïcijnse leer uitlegt en levendig maakt. Pigliucci is zowel praktisch als inhoudelijk sterk en schrijft vermakelijk en overtuigend. Ook – of misschien wel juist – voor de moderne mens is dit boek interessant om te lezen. De stoïcijnse filosofie biedt een verfrissende blik in een wereld die steeds onoverzichtelijker wordt.

Album

Scandinavische Schoonheidszucht op Revelations For Personal Use

recensie: Anneli Drecker | Revelations For Personal Use

Anneli Drecker is een Noorse sirene van achtenveertig jaar, die in de herfst van haar carrière een soort van tweede jeugd is begonnen. Één die twee jaar geleden aanvangt met het Scandinavisch drama Rocks & Straws, een orkestraal hooglied over de zee, de sneeuw, een eenzame visser en een kleine boom. Dat werk heeft met Revelations for Personal Use nu een passend vervolg.

An organ is playing in the ocean / With thunderous tone / Playing a verse that you know is your own (Ocean’s Organ, Rocks & Straws).

De regel is niet afkomstig uit Dreckers eigen pen, maar uit die van de Noorse journalist en dichter Arvid Hanssen. De dichter die zijn romantische ziel verliest in het gedonder van de zee en daar vervolgens een dicht op schrijft. Anneli Drecker die haar Scandinavische ziel verliest in het gedonder van het gedicht en daar vervolgens een lied van maakt. Iemand trekt een enorm blik strijkers open. Ergens in de verte krijst een meeuw. Dat was Rocks & Straws, en op Revelation for Personal Use bevinden we ons op exact dezelfde plaats.

De majesteit van Sigur Rós nadert

Op ‘Blue Panoroma’ ontvouwt het panorama zich: een sinistere grondtoon, een vleugelpiano, een etherische orkestbak en voilà, de kristalzuivere sirene van Drecker. Dat is al behoorlijk groots, maar het panorama moet verder, moet wijder. De majesteit van Sigur Rós nadert in de vorm van een gigantische klif waartegen de zee zich kapot breekt.

En Marco Borsato toog naar IJsland, posteerde zichzelf onder een huilende waterval en zong met gespreide armen een lied over (jawel) de zee, het verlies en de waarheid. Dat kan allemaal goed én slecht nieuws zijn, maar het is nog altijd een stuk beter te verteren dan wat er vooraf ging aan Rocks & Straws.

De Ladder af en op

Wie die ladder afdaalt stuit namelijk op de onnoemelijk gedateerde europop Tundra en Frolic. Europop onder de invloed van New Age. Alizée en Kate Ryan herrezen, en ze hebben een tas klankschaaltjes en wat oud werk van Björk meegebracht. Nee, dan toch liever: Rocks are rocks / Straws are straws / But rocks and straws are for a cause. Of de kreunende herdersharp en het lokale keelgezang van afsluiter en titelnummer ‘Revelation For Personal Use’.

Bekoorlijker

Je kunt er je cynische gedachtes op nahouden, maar ondertussen zet Drecker in iets meer dan een half uur wel een behoorlijk ambitieus en bloedernstig vergezicht neer. Deze plaat gaat niet voor minder dan de hoogste schoonheid. Drecker redt de zaak door niet als een Icarus met plakvleugels naar de zon te scheren, maar door eenvoudigweg in haar eigengemaakte omgeving te blijven: Tromsø. Een idee dat in al haar kleine schoonheid vele malen bekoorlijker is dan de zaligste toon op Revelation for Personal Use. En na een half uur is het voorbij.

 

Theater / Voorstelling

Onthaasten bij De Denderende Tijd

recensie: Nieuw Utrechts Toneel - De Denderende Tijd

Het is 15 februari 1894, de nog maar zessentwintigjarige Franse Martial Bourdin loopt richting het Koninklijk Observatorium in Greenwich met onder zijn arm een pakketje. Op dat moment is hij onderweg om een aanslag te plegen op de plek die kort daarvoor als internationale nulmeridiaan werd gekozen. De aanslag mislukt en hij raakt zwaargewond. Een halfuur later overlijdt hij. Wat was zijn motief? Was hij een terrorist of misschien een visionair?

Het begint al bij aankomst op de locatie in het Utrechtse Leidsche Rijn waar het Nieuw Utrechts Toneel iedere zomer een voorstelling op locatie maakt. Dit keer een voorstelling over de tijd op een buitenlocatie vlakbij de grootste bouwput van Nederland. Hier worden woningen uit de grond gestampt voor zo’n 10.000 toekomstige bewoners. Het publiek wordt verzocht om alles waarop ze de tijd kunnen zien in te leveren: horloges en telefoons worden allemaal in een genummerde plastic zak gestopt. Een beetje onwennig loopt het publiek naar de lange tafels die staan opgesteld in afwachting van wat er komen gaat.

Het ijkpunt van de tijd

Theatermakers Greg Nottrot en Floor Leene raakten geïnspireerd door de gebeurtenis in 1894 en onderzoeken in deze voorstelling de motieven van Bourdin zijn aanslag op de tijd en de relatie van deze gebeurtenis met het heden. Hoe gaan zij om met het fenomeen de tijd, tijdsdruk en hun verlangen om de tijd soms even stil te zetten?

In De Denderende Tijd wordt het verhaal van de terrorist en zijn aanslag op tijd, filosofische ideeën over de tijd en de relatie tussen Gregg Nottrot en Floor Leene voortdurend met elkaar afgewisseld. De verschillende mogelijke motieven van de terrorist worden met elkaar afgewogen en ondertussen krijg je ook een inkijkje in de relatiestrubbelingen van Gregg Nottrot en Floor Leene. Muzikant Pascal van Hulst vertegenwoordigt de terrorist en begeleidt de voorstelling waarbij hij afwisselend zingt, saxofoon en gitaar speelt. Deze intermezzo’s zijn van hoogwaardige kwaliteit.

Stilstaan bij de tijd

Wat is de tijd eigenlijk? Gregg Nottrot stelt deze vraag aan het publiek en het blijft angstvallig stil. De tijd is nog nooit zo belangrijk geweest en er bestaan tegenwoordig allerlei instrumenten om de tijd te meten. Terwijl echt de tijd nemen voor iets steeds zeldzamer wordt. Nottrot en Leene filosoferen erop los en betrekken dit op hun eigen persoonlijke leven. Hij is ontzettend druk en wil zoveel mogelijk dingen doen in korte tijd. Als tegenreactie op de tijdsdruk en de verplichtingen wordt Nottrot opstandig en heeft hij de neiging om zijn to do lijstjes gewoon te negeren. Hij zou willen dat een dag meer uren had. Leene maakt zich juist zorgen over het ouder worden en zou willen dat de tijd af en toe even stil kon staan. Even genieten en stilstaan bij het moment. Uit deze persoonlijke strubbelingen en twijfels ontstaan hilarische en herkenbare situaties. Echter, soms gaan de confrontaties wat te lang door en vallen de spelers in herhaling.

Na de voorstelling kan het publiek genieten van een uitstekend driegangendiner verzorgd door Serge Hogenbirk. Het publiek neemt plaats aan lange tafels waaraan samen gedineerd wordt. Het diner wordt voor het dessert onderbroken door een spannende openlucht escaperoom. Per tafel moeten binnen 45 minuten verschillende puzzels worden opgelost om de code te kraken waarmee de zogenaamde bom kan worden stilgezet.

Reflectie op je eigen leven 

De Denderende Tijd laat je kritisch kijken naar je eigen drukke leven. Er wordt van ons verwacht dat we zo efficiënt en productief mogelijk met onze tijd omgaan. Dit is voor veel mensen een herkenbaar onderwerp. Door het inleveren van telefoon en horloge wordt je gedwongen van het moment te genieten en de mensen om je heen. In plaats van bezig te zijn met de tijd en je sociale leven in je telefoon. Je wordt niet afgeleid en je wordt bewust gemaakt van het feit dat we steeds afhankelijker worden van onze telefoon en het besef van tijd. Als publiek breng je een hele avond met elkaar door en ook de spelers zijn daarbij wat zorgt voor een ontspannen en intieme sfeer. De Denderende Tijd van het NUT is echt een totaalervaring en een must see voor iedereen die even wil ontsnappen aan ons huidige gehaaste leven.

Boeken / Non-fictie

Filosofische literatuur

recensie: Jeroen Vanheste - Denkende romans. Literatuur en de filosofie van mens en cultuur

In Denkende romans zoekt filosoof Jeroen Vanheste naar de filosofie in het werk van twaalf beroemde schrijvers. Maar voor wie is het boek bedoeld?

Vanheste’s Denkende romans is een interessant voorbeeld van het verschil tussen filosofie en literatuur. Secundaire werken over een bepaalde filosoof kunnen dienen als goede kennismaking met diens filosofie, zelfs zodanig dat de lezer zich een bepaald oordeel kan veroorloven over de behandelde filosoof. Zo kun je als lezer van secundaire werken over Karl Marx toch enigszins beoordelen of je het historisch materialisme een overtuigende verklaring van de geschiedenis vindt of niet.

Wat voor filosofie geldt, geldt niet voor literatuur. Op basis van een secundair werk over De avonden kan men onmogelijk beoordelen of het een goed boek is. Een samenvatting of een duiding kunnen ervoor zorgen dat je benieuwd raakt naar het werk – of juist niet – maar voor een oordeel zul je het uiteindelijk toch zelf moeten lezen.

Humanistische literatuuropvatting

Van dit gegeven is Vanheste zich ongetwijfeld bewust. Denkende romans heeft niet als doel het werk van de behandelde schrijvers te beoordelen. Vanheste vertrekt vanuit de aanname dat literatuur kan bijdragen aan het filosofisch denken over mens en maatschappij en dat literatuur ons iets kan leren over onszelf.

Deze humanistische literatuuropvatting is volgens literatuurwetenschappers achterhaald. Volgens hen is literatuur – net als alle uitingen van cultuur – niets meer dan een uiting van een dominante ideologie die een bepaalde sociale klasse in het zadel houdt. De gewone lezer heeft dat niet in de gaten. Het is de taak van de literatuurwetenschapper om de tekst te ‘ontmaskeren’ en zo te laten zien welke dominante ideologie er achter het werk schuil gaat. Welke dominante ideologie zij onthullen, verschilt van tijd tot tijd maar begunstigt meestal het grootkapitaal, de witte of heteroseksuele man – maar vaak een combinatie van die drie.

Het is een verademing een boek te lezen waarin literatuur niet wordt weggezet als middel tot onderdrukking maar als iets dat van waarde is. Maar het boek is geen betoog; die overtuiging is het vertrekpunt. Aan de hand van twaalf schrijvers (onder andere Tolstoj, Mann, Kundera en Houellebecq) toont Vanheste aan hoe en welke filosofische denkbeelden in hun werk een rol spelen. Daarmee is het boek een (impliciete) onderbouwing van die aanname – maar dat is bijvangst. Het gaat Vanheste om de schrijvers en hun werk, niet om het debat.

Voor beginners of gevorderden?

Maar voor wie is het boek nou eigenlijk bedoeld? Voor liefhebbers van literatuur en filosofie of voor liefhebbers van de behandelde schrijvers? Dat blijft, ook na het lezen van het boek, een lastig te beantwoorden vraag. Het is geen aanrader voor beginnende lezers. De hoofdstukken, die elk een schrijver behandelen, vormen geen goede introductie tot het werk van die schrijvers. Daarvoor zijn de hoofdstukken te lang, te gedetailleerd en doorspekt met te veel citaten waaruit moet blijken dat de schrijver inderdaad deze filosofische bedoeling had met een bepaalde roman.

Maar het boek lijkt ook niet helemaal geschikt voor de kenners van de behandelde schrijvers. Voor hen wordt slechts het reeds bekende opgelepeld. De vele voorbeelden die als onderbouwing dienen voor de bewering dat de schrijver in verschillende boeken steeds terugkomt op hetzelfde (filosofische) thema, kunnen gaan vervelen.

Daar komt nog eens bij dat Vanheste niet één beroemd werk maar het hele oeuvre van schrijvers behandelt. Daardoor blijft het voor de lezer die goed bekend is met het werk van de schrijver tamelijk oppervlakkig.

Aperitief of digestief?

De stukken komen het best tot hun recht als de lezer wel enigszins bekend is met de schrijver, maar lang niet alles van hem heeft gelezen. Dan plaatst het het boek dat je gelezen hebt in breder perspectief (het filosofische wereldbeeld van de schrijver) en nodigt het uit tot het lezen van meer boeken van de schrijver.

Het voordeel is dat de hoofdstukken los van elkaar te lezen zijn. Voor iemand die graag literatuur leest, maar ook geïnteresseerd is in filosofie, kan het boek dus een waardevolle toevoeging zijn in de boekenkast. Lees het boek dan niet in één ruk uit, maar lees over een bepaalde schrijver wanneer je net één of twee boeken van hem gelezen hebt. Als het goed is, wil je dan niet nóg een hoofdstuk uit Denkende romans lezen, maar besluit je de rest van het oeuvre van de schrijver te lezen. Een paar maanden of zelfs jaren later kun je aan het volgende hoofdstuk beginnen. En dan maar hopen dat je zoveel leest, dat je ooit het hele boek uit kunt lezen.

Kunst / Expo binnenland

“Ik ben geen Hasselblad-mannetje”

recensie: Gerard Petrus Fieret - Mislukte foto's bestaan niet

Het Fotomuseum Den Haag presenteert de eerste terugblik op het werk van de Haagse fotograaf Gerard Petrus Fieret, die in 2009 overleed. Bij de meeste mensen is hij geen grote bekendheid, alleen misschien in Den Haag, waar hij als markante figuur vaak was te zien.

De tentoonstelling in het Fotomuseum is ruim opgezet – laat vele zwart-witfoto’s uit het oeuvre van Fieret zien – en beslaat een periode van tien jaar. Dat is het enige wat we weten, want verder wordt er bij de foto’s geen informatie gegeven. Je dwaalt tussen een wirwar van onderwerpen, soms ontroerend, soms onduidelijk en verwarrend. Sommige foto’s tonen scherpe vouwlijnen en het veelvuldig gebruik van Fieret’s copyrightstempel.

Gerard Fieret

Gerard Fieret, collectie gemeentemuseum Den Haag, fotopapier

Wie was Fieret?

Fieret werd in 1924 in Den Haag geboren als jongste van drie kinderen. Het gezin viel al snel uiteen en Fieret, die door zijn moeder als ‘onhandelbaar‘ werd bestempeld, bracht zijn jeugd veelal door in katholieke internaten. In de oorlog (1943) werd hij naar een aantal werkkampen in Duitsland gezonden. Na de oorlog keerde hij terug naar Den Haag waar hij de Academie voor Beeldende Kunsten en de Vrije Academie bezocht en hij zich vooral toelegde op het tekenen. Af en toe werkte hij ook als kunsthandelaar. In 1965 werd hij gegrepen door de fotografie en daar zou hij tien jaar lang vol passie mee bezig zijn. Fieret was een wispelturige persoonlijkheid en bemoeide zich op een vrijwel onwerkbare manier met de totstandkoming van tentoonstellingen en publicaties.

Onderwerpen

Fieret legde alles vast wat op zijn pad kwam: mensen, dieren, straattaferelen en zichzelf. Zijn favoriete onderwerp was de vrouw, en dan niet alleen modellen en danseressen, maar ook studenten, moeders en serveersters. Ook zoomde hij vaak in op alleen hun lichaamsdelen, zoals borsten, voeten of lange benen. Zijn stelling was: “Ik wil het allemaal hebben. Mislukte foto’s bestaan niet.”

Experiment

Als onderdeel van de tentoonstelling is de film Gerard Fieret, fotograaf (1971) van Jacques Meijer te zien. Daaruit blijkt duidelijk hoe hij experimenteerde met zichzelf, modellen en zijn techniek. En dat allemaal in zijn ‘kunstenaarsappartement’ ingericht als donkere kamer, zonder watervoorziening. Hij trok zich niets aan van fotografische conventies. Hij zag zichzelf ook niet als fotograaf maar als ‘fotograficus’. Een graficus heeft macht over de techniek en zet die naar zijn hand. Anders dan een ‘Hasselblad-mannetje’ (de gevestigde fotografenorde) die zijn onderwerp zo scherp en waarheidsgetrouw mogelijk wilde weergeven, fotografeerde Fieret juist met goedkope Praktica-spiegelreflexcamera’s.

Gerard Fieret

Gerard Petrus Fieret, Zonder titel, 1965-1975, Collectie Gemeentemuseum Den Haag © Estate G.P Fieret

Paranoia

Zijn werk, wars van alle regels en conventies, paste goed in de tijdgeest van de jaren 60 en 70, waarin men zich afzette tegen academische regels en naakt een symbool van vrijheid vertegenwoordigde. Naarmate zijn eigen paranoia toenam, beschuldigde hij collega’s van plagiaat of diefstal, als hij ook maar iets van zijn eigen stijl in het werk van die personen meende te herkennen. Hij bewaakte zijn copyright dan ook als een havik door zijn werk te overladen met handtekeningen en copyrightstempels. Ook gooide hij nooit iets weg, zelfs geen mislukte foto’s. Negatieven drukte hij zelden meerdere keren af, zodat je wel kunt zeggen dat elke foto van Fieret uniek is.

Vanaf 1975 werden zijn psychische problemen steeds duidelijker, met name zijn uitingen van achtervolgingswaanzin. Hij werd een excentriekeling die in Den Haag bekend stond als panfluitspeler en vanwege het voederen van duiven. Hij tekende nog, maar vooral op bierviltjes in cafés.

Als je houdt van ‘Hasselblad-mannetjes’, dan zal deze tentoonstelling je verbazen. De foto’s van Fieret zijn verre van ‘perfect’. Wat ze wel weergeven is de tijdgeest. De vele foto’s die hij in tien jaar tijd maakte, zou je kunnen zien als een bevlieging, een periode die even snel kwam als ging. Alleen al in het kader van deze ‘verloren’ tijd, zouden we hem zijn plaats moeten gunnen in de Nederlandse fotogeschiedenis. Al met al een verrassende tentoonstelling.

Boeken / Non-fictie

Wat is relevant in een biografie en wat niet?

recensie: Peter Janszen en Frans Oerlemans - Willem Kloos [1859-1938]: O God, waarom schijnt de zon nog!

Willem Kloos was de beste dichter van de negentiende eeuw. O God, waarom schijnt de zon nog! is niet het eerste biografische werk dat van hem is verschenen, maar wel het meest volledige. Te volledig?

Het duo Janszen en Oerlemans heeft de archiefkast tussen twee kaften omgekieperd. Dat is meteen al doorbijten zo lang Kloos nog geen portee heeft. Maar het hele boek door passeren wrijvingen en ruzietjes, kattebelletjes, reisjes, gedoe met liefjes, geldzorgen en ziektes stevig de revue. Er wordt ruim geciteerd uit niet erg ravissante brieven. De overmaat weerspiegelt zich ook in de talrijke illustraties.

Boeiender wordt het als de levenslustige Jacques Perk zijn intrede doet. Algauw botst het met zijn vriend Kloos, die zich extreem afzondert en het liefst met Jacques alleen is. Perk verbreekt de vriendschap en sterft weinig later aan TBC. Dan lezen we van Kloos een gedicht dat indruk maakt: een in domineesland niet eerder geschreven verskunst met even echte als diepe emoties en stemmingen. De 22-jarige Kloos bezorgde Perks Verzamelde gedichten en gebruikte zijn ‘Inleiding’ om voor de nieuwe poëzie een lans te breken. Dat viel bij de gevestigde literatoren allerminst in goede aarde, want het oude was goed en het nieuwe abracadabra.

Alcoholica

Kloos had geen ideale kindertijd. Het is deels hieraan te wijten is dat hij moeite met het leven bleef hebben. Maar zijn psyche speelde hem meer parten, waardoor hij overmatig zijn toevlucht zocht in de alcohol. Dit had tot gevolg dat hij agressief werd, of zich isoleerde en zich vervuilde . Vrienden begrepen niet ‘dat iemand die zoo krachtig schrijft, zoo slap kan leven.’ Frederik van Eeden: ‘Hoe heeft God het omhulsel ruw en slordig afgewerkt om daar binnen in met al zijn scheppingskracht een wonder te kunnen maken van teeder-bevend, doorzichtig-lichtend schoon.’ Kloos maakt de indruk zijn hooggestemde liefdesideeën niet aan te kunnen passen aan de nu eenmaal beperkte mogelijkheden. Albert Verwey schrijft dat Kloos alles van het leven eiste, nooit iets gaf en helemaal verdween in de verbeelding van zijn verzen.

Ik, die droef-wachtend op des Levens tinnen

Melodieus zit klagend, naar den dag

Opstijgend glorieus, van wat eens mag

Bevredigen mijn ziel en zachte zinnen.

Het tijdschrift De Nieuwe Gids, Kloos’ kindje, was de spreekbuis van de nieuwe generatie. Al werd op zijn tijd, om verlies van abonnees te voorkomen, enige zelfcensuur toegepast. Het zelden florerende blad bood niet alleen goed zicht op de nieuwe literatuur en schilderkunst, maar ook op de politiek die zijn bekomst had van liberalisme en confessionalisme. In 1882 werd in Amsterdam de eerste openbare vergadering van de ‘gevaarlijke’ Sociaal-Democratische Bond van Domela Nieuwenhuis door de politie onmogelijk gemaakt en in een café op de Nieuwmarkt voortgezet. De dominee moest voor een jaar het gevang in voor een luttele schennis van majesteit Willem III.

Ballast

Het is de vraag welke doelgroep de schrijvers op het oog hadden met O God, waarom schijnt de zon nog! Zelfs vakgenoten zullen niet op het puntje van hun stoel zitten bij alle uitgesponnen beschrijvingen en citaten. Minder ingewijde lezers haken af of gaan over op een diagonale lezing. Als ze al een reden hebben om een boek in huis te halen met poëzie die nogal afwijkt van het huidige Nederlands. Om overzicht te krijgen kan het enigszins helpen om het samenvattende en concluderende nawoord juist vooraf te lezen.

Zonder twijfel is er allemachtig veel werk verzet om de vloed aan details boven water te halen, op een overzichtelijke rij te zetten en redelijk vlot op papier te zetten. Wie eenmaal weet door te zetten raakt mogelijk zo vertrouwd met de optredende figuren dat je de ballast voor lief neemt. Maar wie toegankelijker over Kloos c.s. wil lezen, raadplege Bart Slijpers In dit gevreesd gemis (2012).

Voudou
Boeken / Non-fictie

Spannend verpakte muziekles

recensie: Leendert van der Valk - Voudou
Voudou

Wie Voudou van Leendert van der Valk leest, begrijpt wat voor invloed de Afrikaanse muziek in de hedendaagse muziek heeft. Die invloed vind je terug in veel meer muziek dan wij beseffen. Voudou, of voodoo, heeft in dit boek niets te maken met poppetjes en spelden maar is de bron waar veel muzieksoorten uit ontstaan zijn.

De ondertitel van Voudou is: van New Orleans naar Cotonou op het ritme van de goden. Na het lezen van het boek begrijp je vooral het laatste beter. Voudou is niet los te zien van voodoosi; en dat zijn gelovigen, net als christenen en islamieten. De muziek die gemaakt wordt bij deze geloofsovertuiging, tijdens het oproepen van de goden bijvoorbeeld, is de muziek die zijn invloeden heeft laten gelden in veel andere muzieksoorten. Muziek die mee werd gebracht met de slaventransporten van Afrika naar andere plaatsen op de wereld.

Breed pallet aan invloeden

Als één ding duidelijk wordt in het boek dan is wel dat voudou helemaal verweven is met onze moderne muziek. De tentakels van deze muziek vinden we terug in bijvoorbeeld ht werk van Buena Vista Social Club, James Brown, Beyoncé, Arcade Fire, Dr. John en The Neville Brothers. En die lijst is nog veel en veel langer. Fela Kuti is een van de Afrikaanse grootmeesters die ook in Europa voet aan de grond wist te krijgen. In zijn muziek is de voudou misschien wel het puurst aanwezig; muziek die wij in het Westen hebben leren waarderen.

Een opvallende link tussen de muziek uit Afrika en de moderne muziek is Cuba. Dit land herbergt een bijzondere verbinding tussen de stromingen die niet direct te verklaren is.Cuba fungeert als een soort tussenhaven naar andere muziekstromingen. In Cuba wordt de Afrikaanse muziek versneden met de westerse.

Inwijding voor bescherming

Wie de muzikale, maar ook fysieke, reis van Leendert van der Valk volgt door dit boek te lezen, zal naast veel plezier ook spannende momenten beleven. Van der Valk laat je meebeleven hoe hij de kennis wist te vergaren. Deze opgedane kennis zal de lezer nog vele jaren bijblijven want elke keer als je nu muziek hoort, zul je de invloeden horen en herkennen. Soms lijkt voudou wel overal in te zitten.

Van der Valk heeft kans gezien om veel informatie zo te verpakken dat het boek leest als een spannend reisverhaal over de wereld en door de muziekgeschiedenis. Zijn belevenissen, allemaal op touw gezet om het naadje van de kous te weten te komen over voudou, brengen hem op plaatsen en in situaties die soms hachelijk genoemd kunnen worden. Zo wordt van der Valk ingewijd in de voodoosi en wordt hem op het hart gedrukt nooit in trance te raken omdat dat gevaarlijk voor hem is. Ook hoort hij dat hij geen rode kleding mag dragen. Er worden dieren voor hem geofferd, hoewel Van der Valk daar eigenlijk heel veel moeite mee heeft. Toch laat hij het toe en hij beschrijft hoe de angst hem soms om het hart slaat. Hij heeft de wil het boek te schrijven maar heeft daar wel de bescherming en toestemming van de voodoosi voor nodig.

Soms moet de schrijver engelengeduld hebben om iets te weten te komen; Afrikanen hebben geen moeite met wachten en laten wachten. Een enkele keer lijkt die onhebbelijkheid Van der Valk zelfs te veel te worden.

Soundtrack bij het boek

Op het Excelsior-label is tegelijkertijd met het boek een cd verschenen met liedjes die verhelderend werken bij lezen van het boek. Natuurlijk is het onmogelijk om alle composities die genoemd worden in het boek daarop ten gehore te brengen, nog los van het regelen van de rechten omtrent die muziek.

Toch herbergt de cd Voudou – Sound of Voodoo een fraaie bloemlezing om te verduidelijken waar die invloeden van de voudoumuziek in terug zijn te horen. We horen bekende artiesten als Coco Taylor, Gill Scott Heron, Louis Armstrong, Dr. John en Gilles Peterson voorbijkomen. Maar ook artiesten die velen niets zullen zeggen dragen hier hun muzikale steentje bij. Zo vormt ook deze soundtrack een ware ontdekkingstocht door de muziekhistorie met zijn voudou-invloeden, die er niet altijd als een dikke schil bovenop of omheen liggen. Er zitten zeker artiesten bij die nadere bestudering van de muziek de moeite waard maakt. Neem bijvoorbeeld het fraaie ‘River’, uitgevoerd door Ibeyi, dat voor iedereen die het album uit 2015 niet kent een openbaring zou kunnen zijn; zwaar onderschat toen het verscheen. Maar voor mooie muziek is het nooit te laat!

Met Voudou heeft Leendert van der Valk een dijk van een boek geschreven dat een openbaring is over de invloeden van de Afrikaanse muziek op veel andere muzieksoorten. Het zit verstopt in veel hedendaagse, maar ook klassieke muziek. Het is een boek dat je de oren en soms ook de ogen doet openen voor klanken die we eerder wel hoorden maar nog niet begrepen.

Boeken / Fictie

Literaire science fiction

recensie: Matt Haig – De wezens

Een alien komt naar de aarde, vermoordt wiskundige Andrew Martin en neemt zijn lichaam over om zo te infiltreren in de mensheid. Klinkt als een aflevering van de televisieserie Doctor Who, maar het is de start van de ontzettend leuke roman De wezens van Matt Haig.

Matt Haigs oeuvre wordt gekenmerkt door een combinatie van fantasy/science fiction en het familieleven. Hij schreef boeken voor zowel kinderen als volwassenen, waarvan sommigen al verfilmd zijn. In 2013 verscheen zijn roman The Humans, dat pas nu in de Nederlandse vertaling op de markt komt.

In De wezens heeft Andrew Martin een beroemde wiskundige hypothese bewezen. Martins ontdekking wordt gesignaleerd door buitenaardse wezens die technologisch al veel verder ontwikkeld zijn dan wij. Zij achten deze ontdekking te gevaarlijk voor het heelal en besluiten om in te grijpen. Ze sturen een afgezant naar de aarde, hij vermoordt Martin en neemt diens plek in op aarde.

Valse vooroordelen

Deze alien – in de roman heet hij vanaf nu ‘Andrew Martin’ – heeft als opdracht om iedereen die van de wetenschappelijke doorbraak afweet te vermoorden. Van zijn leiders kreeg hij te horen dat de mensheid een gewelddadige soort is die alleen maar om geld en oorlog geeft en bovendien nog in een soort stenen tijdperk leeft.

Maar als Martin zich onder de mensen begeeft, leert hij ze steeds meer waarderen. Hij merkt nuances op: mensen zijn niet enkel agressief, maar zorgen ook voor elkaar – iets dat in zijn eigen wereld niet meer voorkomt dankzij de hoogontwikkelde technologie. Hij merkt dat hij het er steeds meer naar zijn zin krijgt: “Ik moest om mezelf lachen. Het onbestaanbare feit dat ik daar op die allerbelachelijkste planeet was en het eigenlijk nog leuk vond ook.”

Wiskunde versus kunst

De planeet waar de alien Andrew Martin vandaan komt kent een heel rationele samenleving. Wiskunde is er het hoogste goed. Ellendige zaken zoals ziekte, dood en emoties zijn er uitgebannen. Op aarde komt Martin voor het eerst in aanraking met verdriet en fysieke pijn. Hij ontdekt dat het leven hier wat chaotischer en onvoorspelbaarder is dan in zijn thuiswereld. Deze elementen ziet hij terug in de muziek en literatuur die hij in het huis van de mens Martin ontdekt: “De muziek was complex en vol contradicties, en ik zou snel begrijpen dat dat precies is wat mensen menselijk maakt.” Kunst als weerspiegeling van de menselijkheid – een mooi gevonden metafoor.

De alien Martin begint de mensheid steeds meer te waarderen. Zijn thuiswereld is dan wel perfect en bevrijd van fysieke ongemakken, het is er ook een beetje saai: “De hemel is een plaats waar nooit iets gebeurt.” Martin komt voor een dilemma te staan: maakt hij zijn opdracht af en keert hij huiswaarts, of wordt hij een permanente aardbewoner?

De blik van een alien

De wezens is een ontzettend leuk boek over menselijkheid in al haar facetten. Haig beschouwt thema’s als liefde, kunst en de beschaving vanuit een buitenaardse blik. Het boek heeft bij aanvang wel een hoog ‘kijk eens hoe raar die aardlingen zijn’-gehalte, maar het wordt naarmate het verhaal vordert steeds meer de moeite waard. De roman zit vol met interessante observaties die je kijk op de wereld voor heel even veranderen (een mooi voorbeeld: wat als we werken ‘spelen’ noemen en elke dag ‘zaterdag’, dan wordt het leven toch meteen veel leuker?). Ondertussen is het ook gewoon een heel spannend verhaal over een vreemdeling die op zoek is naar een nieuw thuis. De wezens start als een science fiction verhaal maar ontstijgt vervolgens het genre en wordt daardoor een boek voor een breed publiek. Een knappe prestatie.