Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

De fiets als kapstok voor een boel gebabbel

recensie: David Byrne (vert. Joost Mulder) - Op de fiets

David Byrne is misschien het meest bekend als de jongen met de iets naar voren stekende onderkaak die jarenlang de leadzanger van het Amerikaanse New Wave–bandje Talking Heads was. Pscyho Killer, qu’estce que c’est. Papapapa Papapa. Talking Heads bestaat al twintig jaar niet meer, maar David Byrne is nog altijd alive and kicking. And bicycling.

Byrne is tegenwoordig kunstenaar, in de breedste zin van het woord. Hij maakt filmpjes, muziek, schilderijen en nog veel meer artistieks en reist daarvoor de hele wereld af. Hij is er kortom maar druk mee. En tussendoor werpt hij net zo makkelijk nog even een joekel van een boek op papier, een soort dagboek waarin hij zijn ervaringen op de fiets beschrijft. Titel: Op de fiets, zo eenvoudig kan het zijn.
Op de fiets is een neerslag van Byrnes ervaringen als recreatieve fietser in alle grote steden van de wereld. Hij moet daar toevallig toch moet zijn voor een tentoonstellinkje, een optreden of gewoon om vrienden te bezoeken. Berlijn, Istanbul, Buenos Aires, Sydney, Londen, ja zelfs Manilla en Buenos Aires doorkruist hij al trappend. Onderwijl noteert hij wat hij denkt en ziet en denkt en meemaakt en denkt.

Als een e–mail van een oude vriend
Het uitgangspunt is de fiets, maar het vervoermiddel is vooral een ‘kapstok’ om allerlei beschouwingen aan op te hangen. Als Byrne door Berlijn een fietsvriendelijke stad trouwens rijdt, gaan zijn gedachten natuurlijk terug naar de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens beschrijft hij in het kort de werkwijze van de Stasi in de DDR om uiteindelijk verstrikt te raken in een monoloog die hij begint met de vraag of gerechtigheid eigenlijk een vervaldatum heeft. Aan het eind van het kopje beantwoordt hij die vraag als volgt:

 

Kan iemand ooit beweren ergens echt inheems te zijn? In de meeste gevallen niet, volgens mij. En misschien ligt daar op de een of andere manier wel het antwoord?

 

Huh?

Het lezen van Op de fiets is als ergens gaan fietsen waar je de weg niet kent, zonder dat je weet hoe lang het gaat duren en wat de weersvoorspellingen zijn. Soms gaat Byrne pagina’s lang door over een stel hippe kunstenaars die in, pak ‘m beet, een buitenwijk van Buenos Aires naam hebben gemaakt door ingewikkelde stellingen te bouwen. Heeft de schrijver een lunchafspraak met een muzikant in Sydney, dan nodigt hij de lezer uit om op zijn bagagedrager te springen en aan tafel aan te schuiven. Op dat soort momenten is Op de fiets als een email van een vriend die je jaren niet gezien hebt en die in tien regels zijn levensloop probeert samen te vatten.

Bespiegelingen
Wanneer Byrne daadwerkelijk beschrijft wat hij meemaakt in die verre landen, op zijn fietsje, krijg je zin om Byrne achterna te fietsen, zomaar ergens heen en dan maar zien wat je tegenkomt. Helaas volgen op die passages paginalange beschouwingen over het mensdom en het heelal, de toekomst van de planeet en het verkeersprobleem; belangwekkende zaken, mits behandeld door een kenner.

In één opzicht is Op de fiets wel geslaagd en dat is als pleidooi voor de fiets als vervoermiddel. De fiets als fitnessapparaat was al bekend in de literatuur, maar dat onze trouwe tweewielers misschien wel de redding voor vele fossiele brandstoffen slurpende steden kunnen zijn, is een opbeurende mededeling. De titel zou je daarom het beste op kunnen vatten als een bevel om wat vaker de fiets te pakken.
Maar wat Byrne nu daadwerkelijk wilde met dit boek, blijft duister. Wie een fietsdagboek wil schrijven, stalt zijn fiets niet soms tientallen pagina’s lang in een hoekje. Wie een reisboek voor ogen heeft, gaat op reis en niet slechts op bezoek. En wie een bundel filosofische en geschiedkundige verhandelingen plant, kan de afleidende fietsavonturen beter achterwege laten. 

Boeken / Non-fictie

De fiets als kapstok voor een boel gebabbel

recensie: David Byrne (vert. Joost Mulder) - Op de fiets

David Byrne is misschien het meest bekend als de jongen met de iets naar voren stekende onderkaak die jarenlang de leadzanger van het Amerikaanse New Wave–bandje Talking Heads was. Pscyho Killer, qu’estce que c’est. Papapapa Papapa. Talking Heads bestaat al twintig jaar niet meer, maar David Byrne is nog altijd alive and kicking. And bicycling.

Byrne is tegenwoordig kunstenaar, in de breedste zin van het woord. Hij maakt filmpjes, muziek, schilderijen en nog veel meer artistieks en reist daarvoor de hele wereld af. Hij is er kortom maar druk mee. En tussendoor werpt hij net zo makkelijk nog even een joekel van een boek op papier, een soort dagboek waarin hij zijn ervaringen op de fiets beschrijft. Titel: Op de fiets, zo eenvoudig kan het zijn.
Op de fiets is een neerslag van Byrnes ervaringen als recreatieve fietser in alle grote steden van de wereld. Hij moet daar toevallig toch moet zijn voor een tentoonstellinkje, een optreden of gewoon om vrienden te bezoeken. Berlijn, Istanbul, Buenos Aires, Sydney, Londen, ja zelfs Manilla en Buenos Aires doorkruist hij al trappend. Onderwijl noteert hij wat hij denkt en ziet en denkt en meemaakt en denkt.

Als een e–mail van een oude vriend
Het uitgangspunt is de fiets, maar het vervoermiddel is vooral een ‘kapstok’ om allerlei beschouwingen aan op te hangen. Als Byrne door Berlijn een fietsvriendelijke stad trouwens rijdt, gaan zijn gedachten natuurlijk terug naar de Tweede Wereldoorlog. Vervolgens beschrijft hij in het kort de werkwijze van de Stasi in de DDR om uiteindelijk verstrikt te raken in een monoloog die hij begint met de vraag of gerechtigheid eigenlijk een vervaldatum heeft. Aan het eind van het kopje beantwoordt hij die vraag als volgt:

 

Kan iemand ooit beweren ergens echt inheems te zijn? In de meeste gevallen niet, volgens mij. En misschien ligt daar op de een of andere manier wel het antwoord?

 

Huh?

Het lezen van Op de fiets is als ergens gaan fietsen waar je de weg niet kent, zonder dat je weet hoe lang het gaat duren en wat de weersvoorspellingen zijn. Soms gaat Byrne pagina’s lang door over een stel hippe kunstenaars die in, pak ‘m beet, een buitenwijk van Buenos Aires naam hebben gemaakt door ingewikkelde stellingen te bouwen. Heeft de schrijver een lunchafspraak met een muzikant in Sydney, dan nodigt hij de lezer uit om op zijn bagagedrager te springen en aan tafel aan te schuiven. Op dat soort momenten is Op de fiets als een email van een vriend die je jaren niet gezien hebt en die in tien regels zijn levensloop probeert samen te vatten.

Bespiegelingen
Wanneer Byrne daadwerkelijk beschrijft wat hij meemaakt in die verre landen, op zijn fietsje, krijg je zin om Byrne achterna te fietsen, zomaar ergens heen en dan maar zien wat je tegenkomt. Helaas volgen op die passages paginalange beschouwingen over het mensdom en het heelal, de toekomst van de planeet en het verkeersprobleem; belangwekkende zaken, mits behandeld door een kenner.

In één opzicht is Op de fiets wel geslaagd en dat is als pleidooi voor de fiets als vervoermiddel. De fiets als fitnessapparaat was al bekend in de literatuur, maar dat onze trouwe tweewielers misschien wel de redding voor vele fossiele brandstoffen slurpende steden kunnen zijn, is een opbeurende mededeling. De titel zou je daarom het beste op kunnen vatten als een bevel om wat vaker de fiets te pakken.
Maar wat Byrne nu daadwerkelijk wilde met dit boek, blijft duister. Wie een fietsdagboek wil schrijven, stalt zijn fiets niet soms tientallen pagina’s lang in een hoekje. Wie een reisboek voor ogen heeft, gaat op reis en niet slechts op bezoek. En wie een bundel filosofische en geschiedkundige verhandelingen plant, kan de afleidende fietsavonturen beter achterwege laten. 

Boeken / Strip

Een visuele stoomcursus filosofie

recensie: Margreet de Heer - Filosofie in beeld

Aan de wijsbegeerte kleeft een stoffig imago. Moeilijk, saai, misschien zelfs achterhaald.

Maar filosofie betekent niets meer of minder dan ‘liefde voor het denken’, en denken doen we allemaal. Striptekenares Margreet de Heer probeert de basis van de westerse filosofie toegankelijk te maken voor een breed publiek, in eenvoudige taal en beelden. En slaagt daar ook heel aardig in.

Margreet de Heer publiceert sinds 1999 strips in uiteenlopende media, onder haar eigen naam en het pseudoniem Senoeni. Zo verschijnt in Zij aan zij de strip Mijntje, en tekent ze strips en illustraties voor onder andere nrc.next en Trouw. Haar achtergrond – ze is afgestudeerd theologe – schemert vaak door in haar werk in de vorm van maatschappelijke betrokkenheid en filosofie. Met haar meest recente boek onderstreept ze dat nog eens.

Sneltreinvaart

~

Filosofie in beeld valt in het begin vooral op door het enorme tempo waarin De Heer door de westerse filosofie dendert. Op chronologische wijze begint ze met de grote klassieke denkers: van Socrates via Aristoteles naar Plato. Daarna slaat ze een aantal eeuwen over. Via Augustinus en Thomas van Aquino komt ze uit bij namen als Descartes en Spinoza.

Ze stipt alleen de hoofdlijnen aan en laat het nodige weg. Het heeft daardoor iets weg van ‘bluff your way into philosophy’, maar dan met plaatjes. De manier waarop ze klassieke ideeën, zoals Plato’s grotvergelijking weet te visualiseren in haar toegankelijke tekenstijl, werkt erg goed en ontdoet het onderwerp van alle onnodige complexiteit.

Het boek is extra aantrekkelijk door de slimme keuzes die De Heer heeft gemaakt voor wat betreft de structuur van het boek. Ze plaatst zichzelf en haar man Yiri centraal en betrekt veel van de voorbeelden op zichzelf. De eeuwenoude vraagstukken krijgen op die manier een eigentijds perspectief dat met veel humor wordt gebracht. 

Persoonlijk
Tegen het einde van het boek maakt De Heer een sprong die erg goed uitpakt. In plaats van door te gaan met het beschouwen van ‘oude’ filosofen, laat ze mensen uit haar directe omgeving hun eigen denkbeelden onder woorden brengen. Daar wordt filosofie pas echt persoonlijk en ontdaan van het stof. Het levert verrassende voorbeelden van hedendaagse personen op die het denken beïnvloeden, zoals George Carlin en Rudolf Steiner. De Heers boodschap is duidelijk: filosofie is iets alledaags en binnen handbereik voor iedereen die het interessant vindt om af en toe eens stil te staan bij de zin het leven.

Boeken / Fictie

Onweerstaanbaar en hartverscheurend onuitstaanbaar

recensie: Victor Lodato (vert. Liesbeth Teixeira de Mattos) - Mathilda Savitch

Mathilda Savitch is Victor Lodato’s eerste roman en het is gelijk raak – niet geheel onverwachts, aangezien Lodato als toneelschrijver al eerder prijzen ontving. In al haar verwarring, verdriet en fantasie barst Lodato’s Mathilda van de pagina’s. Ze is tegelijkertijd een doodgewone dertienjarige puber en het leukste moeilijke meisje ooit.

Sinds Mathilda’s mooie, emotioneel instabiele zus Helene onder een trein is gekomen zijn haar ouders ontroostbaar en onaanspreekbaar. Mathilda doet van alles om weer leven in de brouwerij te brengen. Haar ultieme doel is het ophelderen van het hoe en waarom van Helenes dood. Met op de achtergrond de Amerikaanse ‘war on terror’wil ook Mathilda een zondebok vinden en terechtstellen.

Onuitstaanbaar
Mathilda wil naar eigen zeggen onuitstaanbaar zijn en probeert dat vooral door er van alles uit te flappen en zo nu en dan de werkelijkheid flink aan te dikken met verzinsels. Ze zit echter simpelweg te vol met liefde, creativiteit en pijn om ook maar een moment werkelijk gemeen over te komen. Vanzelfsprekend helpt het daarbij dat zij haar eigen verhaal vertelt, met haar onweerstaanbare humor en verbeeldingskracht. Zo zegt ze over weduwen:

Oude vrouwen met honden maar zonder man, dat is welbeschouwd een knap ernstige zaak. Mevrouw Frisk is weduwe. Weduwen zijn een soort koninginnen als het om de dood gaat. Ze hebben echt niets meer te verliezen.

Fantasierijke kindverteller

Het onderwerp dat Lodato gekozen heeft, doet op het eerste gezicht niet bijster origineel aan: een fantasierijk kind probeert de dood van een geliefd familielid te verwerken door achtergelaten sporen van dat familielid te volgen en leert daarbij de eigen angsten en verdriet onder ogen zien. Als je de plot zo globaal neerpent is de overeenkomst met Jonathan Safran Foers Extremely Loud & Incredibly Close wel erg voor de hand liggend. In die roman ging de negenjarige wijsneus Oskar immers op speurtocht naar de eigenaar van een sleutel die zijn vader – omgekomen bij de aanslagen van 11 september – achterliet.

Lodato’s roman komt echter minder pretentieus over. Waar Foer de hele postmoderne trukendoos opentrok met een mengeling van beeld en woord, meerdere vertellers en lege bladzijden, laat Lodato, heel rustig, alleen Mathilda aan het woord, zonder verdere afleiding van haar verhaal en belevingswereld. En waar Foers Oskar vaak zo veel ouder overkwam dan zijn negen jaar, is Mathilda met haar associatieve gedachtekronkels soms bijna te kinderlijk voor haar dertien jaar. Maar in dat creatieve denken kan Mathilda onverhoeds en moeiteloos wijs uit de hoek komen. Was bij Foer het gebruik van een kindverteller al slim ingezet om het moeilijke thema van verlies behapbaar te maken en door nieuwe ogen te bekijken, Lodato heeft de vorm geperfectioneerd. Zijn Mathilda vertelt in korte, eenvoudige zinnen, maar denkt in originele metaforen, waardoor de roman telkens ontroert zonder sentimenteel te worden.

Gedag zeggen

Mathilda Savitch is een boek waarin je tegen het einde toe langzamer gaat lezen, het nog even weglegt, omdat je wilt dat Mathilda nog even bij je blijft. Bijna zou je boos worden op Lodato, dat hij je haar gegeven heeft om haar vervolgens weer weg te nemen, maar dat sluit dan weer perfect aan bij de inhoud van het boek. Mooie boeken doen pijn. Pijn terwijl je aan het lezen bent, omdat je meeleeft met personages. Pijn als je het uit hebt, omdat je die personages dan gedag moet zeggen. Maar bij echt mooie boeken is het een bitterzoete pijn, omdat de stijl zo goed is en overal humor schuilt. Mathilda Savitch behoort absoluut tot de echt mooie boeken.

Boeken / Fictie

Romantiek in de ruimte

recensie: Tonie Mudde - Spaghetti Spoetnik

.

Thomas, de verteller van het verhaal, is assistent in opleiding (aio) in de sterrenkunde. Hij ontmoet Silke, studente aan de fotoacademie, als hij van de kroeg naar huis fietst. Thomas: ‘De nacht dat ik haar ontmoette, vloog ze door de lucht.’ Silke valt van haar fiets en breekt een voortand af. Thomas haast zich samen met haar in een taxi naar het ziekenhuis, terwijl hij, op aanraden van de taxichauffeur, haar afgebroken tand in zijn mond nat en warm houdt.

Raadsel

Na een nacht in het ziekenhuis gaat hij terug naar hun fietsen, die op de plek van het ongeluk tegen een lantaarnpaal staan. Hij klemt een briefje met zijn telefoonnummer tussen haar fietsbel en wacht. ‘Hoelang heeft een mens nodig om een telefoon op te pakken? Silke vierenhalve week.’ Wat volgt is een onverwacht komen en gaan van Silke. Thomas kan er in eerste instantie geen peil op trekken, maar ontdekt na verloop van tijd een patroon: de donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond en -nacht brengt ze door met anderen. Wie zijn die anderen? En waarom mag hij daar nooit bij zijn? ‘”Je kunt wel mee,” zei ze. Haar stem klonk aarzelend, en werd nog aarzelender bij de zinnen die volgden. Wat er op het programma stond, wie er zouden zijn, waarom ik het niet leuk zou vinden.’

En dan is er nog het raadsel van haar familie. Wat is er in haar jeugd gebeurd? Op kerstavond wordt Thomas gebeld door Silkes zus, met de vraag of Silke soms bij hem is. Ze blijkt van hun ouderlijk huis te zijn weggelopen nog voor het familiediner kon aanvangen. Met het verstrijken van de tijd laat Silke Thomas steeds meer toe in haar leven. Hij mag met haar in één bed slapen, hij mag haar thuis opzoeken, hij mag haar helpen bij een fotoproject, en hij mag zelfs samen met haar naar de kroeg. Maar er zijn grenzen: geen aanrakingen in het openbaar en geen seks. Hoelang houdt Thomas dit draaispelletje vol?

Atmosfeer van exoplaneten

Het verhaal van Silke en Thomas is mooi op papier gezet door Mudde en sleept de lezer mee in de vraag of het Thomas lukt om Silke te veroveren. Desalniettemin overheerst uiteindelijk het gevoel dat je het verhaal al kent: het is een romance van dertien in een dozijn. De bijzondere fragmenten in Spaghetti Spoetnik zijn Thomas’ verhalen over zijn promotieonderzoek en zijn avonturen op de universiteit. Voor een ieder die aan de universiteit heeft gestudeerd, zijn een docent die je in de wandelgangen niet herkent of de mailwisseling tussen Thomas en zijn tweede promotor herkenbaar en vermakelijk om te lezen.

Het onderzoek van Thomas, naar de atmosfeer van exoplaneten, afgelezen via de reflectie van het invallende licht van de dichtstbijzijnde ster, had meer aandacht mogen krijgen. Van een sterrenkundige willen zowel Silke als de lezer mooie verhalen over sterrenstelsels horen. Maar, zo zegt Thomas tegen Silke: ‘Er gebeuren daarboven geen leuke dingen. Er gebeuren alleen dingen.’

Zijn promotieonderzoek is een metafoor voor Thomas ‘relatie’ met Silke. Over Silke is weinig bekend, maar door de manier waarop Silke om Thomas heen draait, via haar reflectie op hem en anderen om haar heen, leert Thomas haar toch kennen. Silke is een exoplaneet. Een mooie metafoor, maar, met uitzondering van hun gezamenlijke fotoproject waarbij reflectie eveneens een grote rol speelt, kent de roman verder helaas geen diepgang. Verwacht van de aio Sterrenkunde geen ingewikkelde verbanden en uitweidingen over ons sterrenstelsel, dan is Spaghetti Spoetnik een prima geschreven, fijn boekje.

Boeken / Non-fictie

Istanbul bij het haardvuur

recensie: Hans van der Heijde - Istanbul. Naar de stad van weemoed

Istanbul is een stad van geschiedenis. Religie, identiteit en etniciteit hebben er bijna drie eeuwen lang metamorfoses doorgemaakt die hun uiterlijke weerslag hadden op de stad. Hans van der Heijde neemt je in Istanbul. Naar de stad van weemoed mee op sleeptouw langs Istanbuls historische schatten. Als een fanatiek reisleider.

Van der Heijde neemt je mee op zijn reis door Istanbul. Hoewel, reis zou wel eens het verkeerde woord kunnen zijn. Een cultuursprint is waarschijnlijk meer van toepassing. Hij doorkruist de stad als een wervelwind, overlaadt ondertussen de lezer met kunst– en regilieushistorische feitjes, at random vergelijkingen en persoonlijke overpeinzingen. Ondanks enkele interessante weetjes die voorbij komen – een alinea over mogelijke patroonheiligen voor homoseksuelen – roept de fanatieke inmenging van de schrijver meer dan eens irritatie op. Bijvoorbeeld wanneer hij een mozaïek beschrijft waarop Christus en Keizer Leo VI de Wijze (886–912) staan afgebeeld:

Dat hij het moet zijn die hier afgebeeld is, is aanleiding voor byzantologen om dit mozaïek te dateren als vroeg 10de–eeuws. Voor de wijsneuzerige opmerking dat je dat net zo goed kunt omdraaien en dat uit een 10de–eeuwse datering is opgemaakt dat het om Leo VI de Wijze moet gaan die hier is afgebeeld, verwijs ik naar byzantinologische studies.

Aan de hand van Van der Heijdes stadswandeling wordt Istanbuls woelige geschiedenis en kunsthistorie fragmentarisch en niet–chronologisch doorlopen. Van kerk tot kerk, van zuil tot zuil komen mythes en verhalen over religie, dynastieën en eigenaardige historische figuren aan bod. Weliswaar zijn de verhalen interessant, maar de lezer krijgt weinig tijd zich in te leven. Juist als de anekdotes interessant beginnen te worden, waait Van der Heijde verder naar de volgende zuil of byzantijns mozaïekwerk. Er is weinig aandacht voor raakvlakken met het leven van de gewone Turk. 

Turks straathondenbeleid
Het hoofdstuk ‘Straattaferelen’ is hierop een welkome uitzondering. Van der Heijde legt zijn waarnemingen van Turken op straat naast de recente politieke ontwikkelingen en neemt enkele politieke leiders onder de loep. Zo schept hij een helder beeld van de tweestrijd tussen het leger en de AK–partij van Erdogan met betrekking tot de grondwettelijke scheiding tussen kerk en staat. Hierna volgt een vermakelijke uiteenzetting van Istanbuls beleid betreffende de straathonden en –katten.

Ook zijn analyse van status in de Turkse micro–economie is treffend als hij vertelt waarom een oude man op straat papieren zakdoekjes verkoopt:

Door een kleinigheid te koop aan te bieden schept de oude man voor het Sirkeci–station de illusie van een handelstransactie. Hij blijft zo één sport van de bodem onder de maatschappelijke ladder verwijderd. Hij vernedert zichzelf niet tot bedelaarschap en bovendien vrijwaart hij zijn afnemers van het gevoel door het geven van aalmoes de ontvanger te vernederen.

De ondertitel van het boek ‘Een stad van weemoed’ doet vermoeden dat het hier een boek van filosofische sfeerbeschrijvingen betreft. Niets is meer waar. De auteur geeft  inzicht in zijn eigen overdenkingen en laat hierdoor de lezer vaker twijfelend dan overtuigd achter. Het boek leest alsof je luistert naar een oude reisleider die aan het haardvuur enthousiast maar chaotisch vertelt over een stad waar hij ooit was.

Doe mee met de prijsvraag en win een van de vijf exemplaren van Istanbul!

Film / Films

Puberaal fanatisme

recensie: Hadewijch

Het basisidee van Hadewijch is sterk: creëer een moderne versie van de gelijknamige middeleeuwse dichteres en mystica, waarin het personage haar liefde voor God wil uiten in een wereld die daar geen ruimte voor biedt.

~

Studente theologie Céline wordt uit het klooster gezet omdat haar gehechtheid aan Hem alle redelijke grenzen te boven gaat. In de buitenwereld gaat ze vervolgens op zoek naar de vervolmaking en consumering van die liefde. Als dochter van een minister ontbreekt het haar niet aan mogelijkheden, maar zoals het een jongere betaamt, zet ze zich af tegen haar ouders, zij het op een heel andere manier dan die verwacht hadden. Ze leert Yassine kennen, die door zijn afkomst en geloof een tegenpool is en juist daardoor interessant lijkt.

Als Céline Koranlessen gaat volgen bij Yassins broer Nassir, die in haar een verwante ziel ontdekt, snijdt de regisseur een interessant punt aan: in hoeverre is de liefde voor God tussen aanhangers van verschillende geloven met elkaar te vergelijken? De twee tasten elkaar af in de beleving van hun geloof en Nassir neemt Céline onder zijn hoede. Ze hangt weliswaar een ander geloof aan, maar haar fanatisme zou wel eens een goede voedingsbodem kunnen zijn voor een radicale stap. Een stap die in gaat tegen alles waarvoor ze is opgevoed en opgeleid.

Extremisme

~

Het is echter frustrerend dat regisseur Dumont niet verder komt dan zijn constatering dat de twee gelovige jongeren gevoelig zijn voor extremisme, en dat hij er in de plot ook niet meer uit komt. Hoewel Julie Sokolowski sterk is in de titelrol en ze een boeiende mengeling van naïviteit en fanatisme overbrengt, weet de rest van de cast minder te boeien. De subplot rond draaideurcrimineel David roept vooral vragen op en de teksten oplepelende en irrationeel handelende Yassine is niet meer dan irritant. Maar als Céline zijn avances blijft afwijzen (ze is immers al verliefd op God), doet hij wel een treffende uitspraak: ‘je bent helemaal gestoord!’. Hij heeft gelijk, maar Dumont weet dat hij met haar verder moet.

Hadewijch is een film om over na te praten, maar dan vooral omdat er vragen rijzen over wat Dumont precies wilde vertellen en wat er gebeurd is met zijn heldin. In zijn aardse en tegelijkertijd compromisloze en polariserende films hanteert de regisseur een aantal terugkerende thema’s: religie, zingeving, de voor jongeren zo kenmerkende rusteloosheid, hun zoektocht naar verse prikkels en de fascinatie van de mens voor geweld.

Freddy, de epileptische protagonist uit Dumonts debuut La vie de Jésus, is in zijn getergde gedrag een metafoor voor alle jongeren die geen grip krijgen op de wereld en iets zoeken waarmee ze zin kunnen geven aan hun bestaan. Céline is daar in veel opzichten een variant op en een tegenhanger van. Ze worstelt met vergelijkbare gevoelens maar kiest een andere weg. Dumont lijkt dus een thematische cirkel te willen sluiten, maar waar een kijker zich met de op een brommer rondscheurende Freddy wel kan identificeren, lukt dat niet met Céline. Hoewel alle thema’s uit Dumonts oeuvre weer opduiken, inclusief het lang uitgestelde geweld, krijgt hij er in Hadewijch geen grip op

Boeken / Fictie

Dunne schoonheid uit Chili

recensie: Alejandro Zambra (vert. Luc de Rooy) - Bonsai

Slechts een klein deel van de hedendaagse Chileense literatuur bereikt onze boekhandels. Toen de terreur van Isabel Allende eindelijk was gestopt, hadden we vorig jaar de Bolano–hype in Europa. 2666, een ambitieuze roman van baksteenformaat, was het laatste wat wij uit het Zuid–Amerikaanse land vernamen. Tot nu, tot Alejandro Zambra, tot Bonsai.

Bonsai vertelt het verhaal van de liefde tussen Julio en Emilia, twee jonge Chilenen, die elkaar bij toeval ontmoeten. Uit de eerste zinnen wordt het al duidelijk: het betreft hier een fatale liefde.

Aan het eind sterft zij en blijft hij eenzaam achter, al was hij eigenlijk al jaren voor haar dood, voor Emilia’s dood, eenzaam.

Liefde die oplost in het niets
De auteur preludeert op het verhaal dat hij gaat vertellen, sterker nog, in feite vat hij met deze openingszin zijn complete vertelling samen. Julio en Emilia ontmoeten elkaar, ‘fucken’ een tijdje met elkaar en worden langzaam maar zeker verliefd. Dit alles zonder grote emoties, zonder meeslepende scènes of ellenlange monologues intérieurs, maar gewoon: verliefd. In een paar korte zinnen schetst Zambra hun diepe verbondenheid: beiden zeggen Proust te hebben gelezen, beiden liegen. Pas als ze elkaar die leugen durven bekennen, wordt hun ‘fucken’ een vriendschap en wordt de vriendschap een liefde. Eén zomer lang lezen ze elkaar voor uit De kant van Swann. En daarna fucken ze.

Met het verstrijken van de tijd, verdampt de liefde tussen Julio en Emilia en ‘lost uiteindelijk in het niets op.’ Ze ontmoeten andere mensen: Emilia gaat samenwonen met Anita en krijgt het aan de stok met Anita’s man Andrés (‘Anita’s man heette Andrés, of Leonardo. Laten we het erop houden dat zijn naam Andrés was en niet Leonardo.’) en Julio gaat naar bed met zijn lesbische buurvrouw María.
Als Emilia gedesillusioneerd naar Madrid vertrekt, zoekt Anita haar op. Dat het met zowel Emilia als Julio niet goed afloopt, is onvermijdelijk; Zambra begon er immers zijn verhaal mee.

Show, don’t tell
Bonsai is een cultboek in Chili en in de rest van ZuidAmerika. Het verschijnen van dit dunne boekje moet een ware schok hebben veroorzaakt, als we de quotes op de achterflap en de website van de uitgever mogen geloven. Feit is dat Zambra met Bonsai een boek schreef dat volkomen uniek is, zowel qua verhaal als uit stilistisch oogpunt. Zelden waren zinnen korter en meer afgemeten, en tegelijk zo vol mededogen met de personages, met wie de auteur en passant nog een postmodern spel speelt. Want als Zambra de schrijver is, is hij dan ook de auctoriale verteller die de blinde lezer als een geleidehond door het verhaal leidt en halt houdt bij korte terzijdes? Is Julio de verteller, of is hij ook de schrijver van het verhaal? Later in het boek zal hij immers zijn diensten aanbieden aan een succesvolle auteur om zijn manuscript voor hem uit te typen? Is dat Zambra, die succesvolle auteur? Of is het Julio?

Bonsai beantwoordt al deze vragen niet. Het boek beantwoordt helemaal geen vragen, het roept ze slechts op. Het aloude schrijversadagium show, don’t tell heeft Zambra duidelijk ter harte genomen. Hij eist totale concentratie van de lezer, in iedere zin, in ieder woord zit informatie verborgen die nodig is om Julio en Emilia een beetje beter te leren kennen. Het is meteen ook de klasse van de schrijver, die beelden oproept zonder ze daadwerkelijk op te schrijven. Bonsai wakkert de fantasie van de lezer aan, dwingt tot nadenken en tot herlezen. De barokke taal en de woeste verhalen van Bolano waren indrukwekkend en meeslepend, maar Zambra vertelt met zoveel minder woorden een minstens zo indrukwekkend verhaal.

De nieuwe uitgeverij Karaat ‘wij willen boeken aanbieden die we zelf als lezer zouden waarderen’ schiet met één van zijn eerste uitgaven meteen raak; veel mooier dan dit wordt literatuur niet.

Muziek / Album

Terechte heruitgave

recensie: The Prayer Boat - Polichinelle 10th Anniversary Edition

.

~


Toen Polichinelle uitkwam had The Prayer Boat zo’n acht jaar eerder al een debuut afgeleverd onder de titel Oceanic Feeling, een album dat onopgemerkt bleef. Maar bij herbeluistering van die plaat blijkt de kiem van het tweede album al wel hoorbaar. De debuutplaat is obscuur gebleven en is een lastig verkrijgbaar verzamelaarsobject geworden. Velen denken dan ook dat Polichinelle het enige wapenfeit van The Prayer Boat is geweest.

Dit tweede album oogstte vooral in Engeland behoorlijk wat aandacht, die uiteraard oversloeg op het vasteland, waar de band gesteund werd door vele critici die het album op waarde wisten te schatten. Als we nu dit album opnieuw beluisteren is aan niets te horen dat we te maken hebben met een plaat van tien jaar geleden. Waren de heren van The Prayer Boat dan hun tijd te ver vooruit? Is het publiek nu misschien wel klaar voor de herfstige sound van deze kwalitatief hoogstaande plaat?

Solo en vervolg

Met de heruitgave van Polichinelle worden we getrakteerd vijf bonustracks die naadloos aansluiten op songmateriaal van het originele album, zoals het titelnummer ‘Polichinelle’, maar die van een iets latere opnamedatum zijn. Dit was net voordat de groep het voor gezien hield en Emmett Tinley zijn geluk alleen ging beproeven. Een geluk dat slechts één wapenfeit heeft opgeleverd: het in 2005 uitgebrachte Attic Faith, een album dat overigens goed past bij het sfeerbeeld van de bandalbums. Ook voor dit soloalbum bleef het commerciële succes overigens uit.

Naar verluidt kunnen we in het najaar een nieuw album van Emmett Tinley verwachten. Als de kwaliteit van de muziek net zo hoog is als die van The Prayer Boat, wordt het behoorlijk genieten de komende herfst. Een jaargetijde dat prima past bij de muziek van Tinley, al is dit groepsalbum Polichinelle inmiddels uitgegroeid tot een plaat van alle jaargetijden, voor de liefhebber van toen en nu.

 

Film / Films

Wonderschone gruwelijkheid

recensie: The Road

Het is in feite de ultieme ‘wat als?’-vraag. Wat als de wereld zoals je die kent er op een dag niet meer is: wat doe je dan? Geen wonder dat het postapocalyptische genre zo tot de verbeelding spreekt. In The Road lijkt het een van haar meest realistische verbeeldingen gevonden te hebben.

~

Een vader en zijn zoontje lopen met een winkelwagen gevuld met schaarse bezittingen naar het zuiden, naar de kust. Zij trekken door een grauw, zwartgeblakerd landschap langs lege boerderijen en uitgestorven dorpen en door bossen vol dode bomen, die regelmatig onder luid gedonder omvallen. De precieze oorzaak van de massale vernietiging blijft onduidelijk, maar dieren zijn er niet meer en mensen nauwelijks. Niettemin is waakzaamheid geboden: elk huis kan een valstrik zijn. Want voedsel is zo goed als afwezig en sommige overlevenden doen zich daarom tegoed aan zo’n beetje het enige wat resteert: mensenvlees. Geen wonder dat een pistool met een paar kogels een van de waardevolste bezittingen van de man vormt; is het niet om zichzelf te kunnen verdedigen, dan wel om het moment en de manier waarop er gestorven wordt in eigen hand te houden.

Akelig

~

Het boek The Road van de Amerikaanse schrijver Cormac McCarthy (The Border Trilogy, No Country for Old Men) werd een onverwachte hit. De relatie tussen een vader en zijn zoontje (die geboren werd toen de allesvernietigende ramp zich al had voltrokken) en het gevecht om maar hoop te blijven houden vormt het hart van het verhaal. Hoewel het taalgebruik van McCarthy spaarzaam is, is het dermate beeldend geschreven dat het verhaal ondanks de gruwelijke wereld die het beschrijft, populair werd bij het publiek en een gewild object voor Hollywood. Het werd uiteindelijk de Australische regisseur John Hillcoat (The Proposition) die het verhaal mocht verfilmen.

De akelig desolate sfeer die McCarthy zo treffend wist neer te zetten weet Hillcoat goed te vertalen naar het grote doek. The Road is een verfilming geworden die (hoewel de schandalig belabberde trailer anders doet vermoeden) trouw is aan de ingetogen toon van het boek, goed is geacteerd (met sterke hoofdrollen van Viggo Mortensen en Kodi Smit-McPhee en bijrollen van onder andere Robert Duvall en Guy Pearce) en in z’n gruwelijkheid wonderschoon is. Een indrukwekkende film en een van de meest realistisch ogende postapocalyptische visies, waarvoor de makers waardering verdienen. De fascinatie van Hillcoat voor personages die (tegen beter weten in?) in extreme omstandigheden blijven vasthouden aan normen en waarden uit een andere wereld bleek al eerder in The Proposition. Want hoe ver ga je om ‘one of the good guys‘ te blijven?

Ingetogen

~

Helemaal geen muziek zou de film eigenlijk niet misstaan hebben, maar de keuze voor een score van Nick Cave en Warren Ellis pakt goed uit. Hun aanpak is, net als eerder bij The Proposition en The Assassination of Jesse James, niet opdringerig en op een ingetogen manier mooi. Niettemin is het een van de elementen die de film op een paar momenten een tikkeltje sentimenteler dan het boek maakt. Dat valt ook toe te schrijven aan de  grotere rol die flashbacks hebben gekregen en daarmee de rol van de moeder (Charlize Theron). In het boek zijn herinneringen niet meer dan flarden, het verleden speelt nauwelijks een rol. Het gaat om het hier en nu, het proberen de volgende dag te halen. Het handelen van de moeder wordt in de film duidelijker en begrijpelijker. Voor haar is overleven niet genoeg: zij wil leven.

Film / Films

Koket, ijdel en neurotisch

recensie: Le bal des actrices

Le bal de actrices is een speelse nepdocumentaire die gezien kan worden als het Franse antwoord op Ricky Gervais’ Extras. Actrice Maïwenn Le Besco portretteert op komische wijze verschillende actrices die worstelen met de twijfels en onzekerheden van het vak. Het resultaat is een luchtige en vermakelijke verzameling sketches over neuroses op de planken en voor de camera.

~

In Le bal des actrices speelt Maïwenn Le Besco zichzelf: een Franse kindster, ooit partner van Luc Besson en vooral bekend van haar rol in de gallische slasher Haute tension. Ze leeft samen met rapper Joey Starr en haar kind in Parijs en heeft het acteren opgegeven om achter de camera de staan. Zij heeft een idee voor een documentairefilm over actrices. Zij wil deze vakvrouwen ondervragen zonder enige poeha om zo tot de kern te komen van hun mysterieuze en tot de verbeelding sprekende roeping. Haar plan wordt echter niet enthousiast ontvangen door haar twijfelende producer, die zich vooral zorgen maakt dat Maïwenn strandt in een pretentieus egodocument.

Het begin van de film doet het ergste vermoeden. De openingsscène is een campy dansroutine waarin Maïwenn ook nog eens zingt. De kunstmatigheid van de musical gaat vervolgens over in droge en schokkerige beelden van haar zelf en Franse actrices die in de film zichzelf spelen of parodiëren. Actrice Karin Viard (L’emploi du temps) ziet zich als te groot voor Frankrijk en wil het gaan maken in Amerika. Maïwenn volgt haar op een filmset en bij een Engelse taalcoach die haar Cockney-Brits probeert te leren. Een verloren zaak als je Viard met een sterk Frans accent hoort spreken.

~

Marina Foïs was ooit een ontdekking maar krijgt nog met moeite rollen. In een komische scène krijgt ze wat botoxinjecties zonder dat haar gelaat er beter op wordt en zegt haar ‘dokter’ op doodserieuze wijze dat ze dringend iets aan haar borsten moet doen. Even later wordt de Vietnamees-Franse actrice Linh Dan Pham (Indochine en De battre mon coeur s’est arrêté) geïnterviewd samen met haar ouders. Als Maïwenn hen vraagt of ze trots zijn dat Linh een César heeft  gewonnen bevestigen zij dat vriendelijk en beleefd. Ondertussen laten zij Linh in het Vietnamees weten dat zij niet gecharmeerd zijn van Maïwenn en haar carrière als actrice altijd hebben afgekeurd.

De façade van de roem
De manier van filmen en de komische plaatsvervangende schaamte die optreedt in deze scènes is vergelijkbaar met de Britse serie Extras, waarin bekende acteurs de spot drijven met zichzelf en de absurditeiten van het celebritybestaan. Le bal des actrices is daarmee typerend voor de huidige intieme celebritycultuur, waarin sterren voortdurend onder de loep worden genomen. Voortgekomen uit de schijnbaar eerlijke en levensechte registraties van reality soaps, kunnen bekende mensen zich steeds moeilijker verschuilen achter de ooit zo ondoordringbare façade van de roem. Deze constante en beklemmende aandacht leidt ertoe dat sterren in steeds grotere mate terug moeten vallen op humor en zelfspot. Le bal des actrices verwijst ook met een knipoog naar de Franse filmindustrie. Als Maïwenn samen met een actrice expliciete beelden ziet van een echte bevalling, kijkt ze afgunstig weg en zegt dat het net een film is van Catherine Breillat. Ook de rol van regisseur Yvan Attal als zichzelf hint duidelijk naar zijn film over het acteursbestaan van zijn vrouw Charlotte Gainsbourg, Ma femme est une actrice.

~

Maïwenn wisselt de droge realitystijl af met dansroutines waarin elke actrice zingt over haar dilemma’s. Dit is op het eerste gezicht gekunsteld, maar het werkt naarmate de film vordert goed als een verdeling tussen het echte rommelige leven en de fictieve droomwereld van het acteren en de roem. De narratieve lijn van de film is soms wel rommelig. Maïwenns problemen om gezin en carrière te combineren worden maar kort getoond als een subplot. De perikelen in de film hebben soms iets clichématigs en de scènes die serieuzer bedoeld zijn, zoals een portret van Charlotte Rampling, komen naast de komische momenten niet echt van de grond. Serieuzere films zoals Cassavetes’ Opening Night en het recente Actrices, het regiedebuut van Valeria Bruni Tedeschi, focussen vooral op de gevaren die het acteursbestaan kunnen tekenen als je jezelf verliest in een rol. In vergelijking is Le bal des actrices vooral een humoristische en luchtige poging om de druk van het acteursbestaan te ondervangen. Een lach, een traan, maar het is de lach die vooral blijft hangen.