Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Een huis voor de wolvenman

recensie: Karin Johannisson (vert. Elina van der Heijden en Wiveca Jongeneel) - De kamers van de melancholie. Over angst, verveling en depressie

Wat is melancholie? Als niemand het je vraagt, weet je het, maar moet je het uitleggen, dan ontbreken je de woorden. De Zweedse hoogleraar ideeën– en wetenschapsgeschiedenis Karin Johannisson geeft in De kamers van de melancholie woorden aan dat onbestemde gevoel. Het hoofdthema van melancholie is verlies. Maar dat verlies heeft vele gedaanten: verlies van jezelf, van de wereld, van structuur.

De kamers van de melancholie woorden aan dat onbestemde gevoel. Het hoofdthema van melancholie is verlies. Maar dat verlies heeft vele gedaanten: verlies van jezelf, van de wereld, van structuur.

Melancholie is de oervorm van het psychisch lijden, schrijft Johannisson, en die neemt de gestalte aan van de tijd waarin je leeft. Haar methode van onderzoek naar de geschiedenis van de melancholie is excellent: op zoek naar ‘collectieve gevoelens’ gaat ze uit van de premisse dat elk gevoel belichaamd wordt door een individu. Brieven, patiëntenverslagen maar ook romans zijn de voornaamste bron. Alleen al voor de citaten daaruit is dit boek absoluut de moeite waard. Een hele stoet melancholici trekt aan je voorbij, zonder dat er twee dezelfde zijn – vanwege de tijd waarin zij leven.

Glamoureus
Neem de zenuwen: als de wetenschap die een eeuw of drie geleden ontdekt, krijgt de elite er terstond last van. Verfijnde zenuwen worden mode, want ze staan in relatie tot een verfijnde smaak. Op een gegeven moment is de mode voorbij en is nervositeit typisch iets voor de lagere klassen. Of voor vrouwen. Melancholie neemt dan weer een andere vorm aan die sociaal geaccepteerd is, vaak gerelateerd aan intellectuele arbeid of aan kunstenaarschap.

Melancholie kan in die modieuze vorm ook een bijna glamoureuze rol zijn om te spelen. Terecht stelt Johannisson de vraag of dat iets afdoet aan het gevoel erachter. Jongelingen die in navolging van Goethes jonge Werther in een depressie belandden, zijn een beroemd voorbeeld. Natuurlijk lieten zij zich meeslepen en was het ‘hip’ om neerslachtig te zijn. ‘In onze tijd is melancholiek zijn de verhevenheid die iedereen aspireert’, aldus Kierkegaard. Toch laten patiëntenverslagen en brieven zien dat er écht geleden werd. Lees de beschrijving van Samuel Butler:

Zijn ziel woont in een zijn lichaam zoals een mol in de grond, die in de duisternis werkt en ingebeelde voortbrengselen opwerpt, […] hij denkt van glas te zijn en vreest dat alles waarbij hij in de buurt komt hem zal breken. Wat zijn gedachten ook maar binnendringt, het draait zich vast als een schroef, en hoe meer hij wrikt en weegt, des te dieper graaft het zich in.

Wolvenman
De kamers van de melancholie zijn veelvormig. In het boek gaan steeds weer deuren open, waarachter nieuwe en boeiende interieurs verschijnen. Zoals dat van de wolvenman uit de achttiende eeuw, waarin het dierlijke en wilde een uitweg zocht. Met als onverwacht symptoom: gulzig schrokken. Eten is een onderdeel van melancholie waar we nu niet meteen aan denken. Voor de achttiende–eeuwse melancholicus, die bij copieuze diners aanzit waardoor zijn lichaamssappen verstoord raken, is het een prominent symptoom. Barlaeus, de Nederlandse hoogleraar filosofie uit de zeventiende eeuw, eet

paling ‘vetter dan de dijen van Cleopatra’, baars met sneeuwwit vlees en brasem ‘even mollig als het achterwerk van Andromache’, en bovendien het verboden hazenvlees met zijn zwarte bloed. ‘Wat ben ik zelf anders dan een haas?’ In zijn relatie met voedsel bevestigt hij het beeld van de melancholicus die bezeten is van eten, of eerder nog van boulimisch verslinden. Na afloop heeft hij de zwartgalligheid uitgespuugd, zegt hij.

Nog één opmerkelijk voorbeeld. De moderne insomnia – slapeloosheid – berust misschien wel op een misverstand, zegt Johannisson. In vroeger tijden was het gebruikelijk om vroeg in de avond naar bed te gaan, na middernacht wakker te worden, een uur of twee te ‘verpozen’ en dan de tweede nachtrust in te gaan. Tegenwoordig associëren we elk nachtelijk waken met slapeloosheid en dus met een probleem. Een opvatting die duidelijk hoort bij onze op efficiëntie gerichte tijd. Wie heeft er nog tijd om tussen twaalf en twee gewoon wakker te zijn, zonder iets te doen?

Zelfverbranding?
De kamers van de melancholie
is niet een boek om in één ruk uit te lezen, daarvoor staat het huis te vol. De geschiedenis van al die individuen, gevangen in hun gevoelens, die weer gevangen zijn in de geschiedenis, kan je onrustig maken of juist ten prooi doen vallen aan de ennui van een dandy. Aan het eind blijft de lezer wel met een groot raadsel zitten: wat is in ’s hemelsnaam zelfverbranding?

Boeken / Non-fictie

Een huis voor de wolvenman

recensie: Karin Johannisson (vert. Elina van der Heijden en Wiveca Jongeneel) - De kamers van de melancholie. Over angst, verveling en depressie

Wat is melancholie? Als niemand het je vraagt, weet je het, maar moet je het uitleggen, dan ontbreken je de woorden. De Zweedse hoogleraar ideeën– en wetenschapsgeschiedenis Karin Johannisson geeft in De kamers van de melancholie woorden aan dat onbestemde gevoel. Het hoofdthema van melancholie is verlies. Maar dat verlies heeft vele gedaanten: verlies van jezelf, van de wereld, van structuur.

De kamers van de melancholie woorden aan dat onbestemde gevoel. Het hoofdthema van melancholie is verlies. Maar dat verlies heeft vele gedaanten: verlies van jezelf, van de wereld, van structuur.

Melancholie is de oervorm van het psychisch lijden, schrijft Johannisson, en die neemt de gestalte aan van de tijd waarin je leeft. Haar methode van onderzoek naar de geschiedenis van de melancholie is excellent: op zoek naar ‘collectieve gevoelens’ gaat ze uit van de premisse dat elk gevoel belichaamd wordt door een individu. Brieven, patiëntenverslagen maar ook romans zijn de voornaamste bron. Alleen al voor de citaten daaruit is dit boek absoluut de moeite waard. Een hele stoet melancholici trekt aan je voorbij, zonder dat er twee dezelfde zijn – vanwege de tijd waarin zij leven.

Glamoureus
Neem de zenuwen: als de wetenschap die een eeuw of drie geleden ontdekt, krijgt de elite er terstond last van. Verfijnde zenuwen worden mode, want ze staan in relatie tot een verfijnde smaak. Op een gegeven moment is de mode voorbij en is nervositeit typisch iets voor de lagere klassen. Of voor vrouwen. Melancholie neemt dan weer een andere vorm aan die sociaal geaccepteerd is, vaak gerelateerd aan intellectuele arbeid of aan kunstenaarschap.

Melancholie kan in die modieuze vorm ook een bijna glamoureuze rol zijn om te spelen. Terecht stelt Johannisson de vraag of dat iets afdoet aan het gevoel erachter. Jongelingen die in navolging van Goethes jonge Werther in een depressie belandden, zijn een beroemd voorbeeld. Natuurlijk lieten zij zich meeslepen en was het ‘hip’ om neerslachtig te zijn. ‘In onze tijd is melancholiek zijn de verhevenheid die iedereen aspireert’, aldus Kierkegaard. Toch laten patiëntenverslagen en brieven zien dat er écht geleden werd. Lees de beschrijving van Samuel Butler:

Zijn ziel woont in een zijn lichaam zoals een mol in de grond, die in de duisternis werkt en ingebeelde voortbrengselen opwerpt, […] hij denkt van glas te zijn en vreest dat alles waarbij hij in de buurt komt hem zal breken. Wat zijn gedachten ook maar binnendringt, het draait zich vast als een schroef, en hoe meer hij wrikt en weegt, des te dieper graaft het zich in.

Wolvenman
De kamers van de melancholie zijn veelvormig. In het boek gaan steeds weer deuren open, waarachter nieuwe en boeiende interieurs verschijnen. Zoals dat van de wolvenman uit de achttiende eeuw, waarin het dierlijke en wilde een uitweg zocht. Met als onverwacht symptoom: gulzig schrokken. Eten is een onderdeel van melancholie waar we nu niet meteen aan denken. Voor de achttiende–eeuwse melancholicus, die bij copieuze diners aanzit waardoor zijn lichaamssappen verstoord raken, is het een prominent symptoom. Barlaeus, de Nederlandse hoogleraar filosofie uit de zeventiende eeuw, eet

paling ‘vetter dan de dijen van Cleopatra’, baars met sneeuwwit vlees en brasem ‘even mollig als het achterwerk van Andromache’, en bovendien het verboden hazenvlees met zijn zwarte bloed. ‘Wat ben ik zelf anders dan een haas?’ In zijn relatie met voedsel bevestigt hij het beeld van de melancholicus die bezeten is van eten, of eerder nog van boulimisch verslinden. Na afloop heeft hij de zwartgalligheid uitgespuugd, zegt hij.

Nog één opmerkelijk voorbeeld. De moderne insomnia – slapeloosheid – berust misschien wel op een misverstand, zegt Johannisson. In vroeger tijden was het gebruikelijk om vroeg in de avond naar bed te gaan, na middernacht wakker te worden, een uur of twee te ‘verpozen’ en dan de tweede nachtrust in te gaan. Tegenwoordig associëren we elk nachtelijk waken met slapeloosheid en dus met een probleem. Een opvatting die duidelijk hoort bij onze op efficiëntie gerichte tijd. Wie heeft er nog tijd om tussen twaalf en twee gewoon wakker te zijn, zonder iets te doen?

Zelfverbranding?
De kamers van de melancholie
is niet een boek om in één ruk uit te lezen, daarvoor staat het huis te vol. De geschiedenis van al die individuen, gevangen in hun gevoelens, die weer gevangen zijn in de geschiedenis, kan je onrustig maken of juist ten prooi doen vallen aan de ennui van een dandy. Aan het eind blijft de lezer wel met een groot raadsel zitten: wat is in ’s hemelsnaam zelfverbranding?

Boeken / Non-fictie

Massamens of filosoof?

recensie: Joep Dohmen - Brief aan een middelmatige man

In Brief aan een middelmatige man roept humanist Joep Dohmen op tot een nieuwe publieke moraal. Volgens hem kunnen we met behulp van de filosofie ons eigen leven een goede richting geven.

De term ‘publieke moraal’ doet in eerste instantie vermoeden dat Dohmen een nieuw stelsel van waarden en normen wil waaraan de gehele maatschappij zich zou moeten houden. Maar eerder is het tegendeel waar. In de inleiding van Brief aan een middelmatige man maakt hij duidelijk dat hij juist het individu op het oog heeft:

De tragiek van het liberalisme is dat het zich ingezet heeft voor de emancipatie van individuen uit overheersende kaders, maar dat het nagelaten heeft om een moraal te ontwikkelen waarmee die bevrijde individuen hun autonomie zodanig gestalte kunnen geven dat we een samenleving overeind houden van even zelfredzame als op elkaar betrokken individuen.

Levenspolitiek

Dohmen is een van de helderste ‘apologeten’ van de levenskunst of bestaansethiek. In dit boek spreekt hij ook wel over ‘levenspolitiek’. Hierbij staat niet langer emancipatie centraal – de bevrijding van een groep – maar een bewuste uitdieping van het even moderne als onverschillige motto ‘vooral jezelf zijn’.

Dat het een levenspolitiek is, duidt op het feit dat ik me als individu moet leren verhouden tot de sociale en maatschappelijke orde waarin ik met mijn leven en levensvragen word geïndividualiseerd. Op wie en waarop kan ik vertrouwen als ik mijn eigen leven wil leiden, als ik mezelf wil ontwikkelen op een goede wijze in een duurzame wereld?

De levenskunst is het posttraditionele of postmoderne alternatief voor het religieus en ideologisch bepaalde wereldbeeld. De levenskunst wijst ‘overheersende kaders’ af; een nieuwe, publieke moraal wordt individueel geleid. De levenskunst is individualistisch, maar niet egoïstisch. De levenskunst bindt niet, maar verbindt je.

Verantwoordelijke levensstijl


Dohmen levert al te stevige politieke en ideologische retoriek: zo beschouwt hij persoonlijke groei als een kapitalistische metafoor die verwijst naar winstverwachting en vlucht volgens hem iedereen in de neoliberale massamaatschappij in een commerciële lifestyle. Op dat kritiekpunt na legt Dohmen noodzaak en doel van een nieuwe publieke moraal goed uit. Maar wat kan een middelmatig mens hiermee?

De middelmatige man uit de titel is een briefschrijver aan de Volkskrant die wanhopig de vraag stelde hoe hij eindelijk toch met zijn ’talentjes’ in ‘iets’ zou kunnen uitblinken. De vaagheid en onkunde die uit zijn woorden blijken, zijn voor Dohmen aanleiding voor een hernieuwde oproep het leven werkelijk zelf richting te geven.

Een publieke moraal is een sociale houding, die iemand verwerft als hij in de praktijk van het dagelijks leven een eigen, verantwoordelijke levensstijl hanteert. Ik pleit voor een nieuwe cultuur van ‘sociale’ zelfontplooiing: een vorm van leven waarin mensen, aandachtig en creatief, even bescheiden als zelfbewust, ernaar streven om iets meer van hun leven te maken, niet ten koste van anderen maar samen en met het oog op anderen.

De brief vormt een ideaal praktijkvoorbeeld bij de historische en theoretische onderbouwing voor de levenskunst als zelfzorg die Dohmen schetst. Zelfzorg beschrijft Dohmen als een proces van zelfkennis (wie ben je, wie wil je zijn), van oefening (wat is de beste houding in dagelijkse situaties) en morele oriëntatie (hoe waardeer je iets, welke waarden hanteer je).

Jezelf worden


De middelmatige man, en volgens Dohmen vrijwel iedereen in onze samenleving met hem, leeft onverschillig als slaaf van vluchtige, oppervlakkige verlangens en sociale druk. Zijn eerdere werk Tegen de onverschilligheid overtreft in praktische toepasbaarheid van de levenskunst de Brief aan een middelmatige man. Maar dit laatste boek is relevanter vanwege de nadruk op het publieke, sociale aspect van een wijsgerige levensstijl.

Dohmen laat zien hoe Sire-spotjes, politieke oproepen tot fatsoen of normen en waarden, en de conservatieve vraag naar een herstel van traditionele maatschappelijke verbanden tekort schieten in een geïndividualiseerde samenleving en hoe de levenskunst een op maat te maken alternatief biedt. En, belangrijker nog, Dohmen maakt duidelijk dat elk middelmatig mens gehoor kan geven aan de oproep jezelf te worden.

Boeken / Non-fictie

Meer en minder

recensie: Adri Treffers - Het rekentheater

.

Rekenen is niet een vak waaraan meteen hele mensenmassa’s met warme gevoelens terugdenken. Maar gelukkig zijn er altijd personen zoals Adri Treffers die helemaal opleven bij het zien van een mooie drie of gave acht.
Ook al voldoet Het rekentheater wellicht niet meteen aan de geschepte verwachtingen, het is boeiend genoeg om je 250 pagina’s lang in een wereld te storten die je vroeger op school misschien wel verafschuwde. Dat alleen al is een grote verdienste die op z’n minst een ruime voldoende moet opleveren. En als we daar dan het kwadraat van nemen en vermenigvuldigen met de wortel van… min zeventien… twee onthouden… gedeeld door vier…

Film / Films

De moraal achter een anonieme wip

recensie: Año bisiesto

Depressies, vervreemding en anonieme seks in Mexico stad allemaal gevangen in een klein appartement waar een vrouw nauwgezet door de camera wordt gevolgd. Michael Rowes debuut Año bisiesto is een film die de vaste thema’s van de arthousefilm aandoet zonder ze nieuw leven in te blazen.

~

In David Bordwells essay The Art Cinema as a Mode of Film Practice analyseert de bekende filmwetenschapper de arthousefilm als een genre in vorm en inhoud. Volgens Bordwell is de arthousefilm in zijn stijl schijnbaar realistisch en draait het thematische vooral om moderne problemen zoals vervreemding, gebrek aan communicatie en empathie tussen mensen en psychologische kwetsbaarheid. Daarnaast speelt seks een belangrijke rol wat Bordwell in verband brengt met verkoopbaarheid. Bordwells essay dateert uit 1979, maar is eigenlijk relevanter geworden door de ontwikkeling van de arthousefilm in de laatste jaren. We leven in een tijd waar de cinema die ooit eens werd gezien als gewaagd, vernieuwend en realistisch zelf een traditie is geworden die door nieuwe filmmakers wordt overgenomen. Daarmee komen we bij Michael Rowes Año Bisiesto. Een film die makkelijk is te categoriseren aan de hand van Bordwells kenmerken en daarmee vragen oproept over de toekomst van arthousecinema.

Voyeur

Año Bisiesto gaat over de eenzame en teruggetrokken Laura in Mexico Stad die haar apathie alleen kan doorbreken door anonieme seks. De film speelt zich grotendeels af in haar appartement waar de kijker als een all access-voyeur ongegeneerd details over haar leven kan oppikken. Zo blijkt Laura een freelance journaliste te zijn die rondkomt van onzekere opdrachten voor bedrijfstijdschriften. Ze heeft een broer die af en toe langskomt en ze belt sporadisch met haar familie in de provincie Oaxaca. Het wordt duidelijk dat zij van ver naar de stad is getrokken om een nieuw leven op te bouwen. 

~

De casting van Mónica de Carmen als Laura is vanuit die banale optiek ook te begrijpen. Met haar kleine en gedrongen voorkomen is zij zeker niet knap, maar vooral een gewoon en nondescript iemand die je gelijk zou vergeten als je haar niet zou kennen. Het is dat onopvallende effect dat van belang is voor de ontwikkeling van Laura in het verhaal. Ze lijkt door haar uiterlijk alleen vluchtig seksueel contact te kunnen regelen, maar lijkt ook geen vastigheid te verlangen. In veel films wordt dat meestal gezien als een slecht teken (Looking for Mr. Goodbar, Under the Skin). De relatie tussen haar losse seksuele mores en haar vrijheid maar uiteindelijk ook kwetsbaarheid als freelancer is ook een thema in de film. Daarbij is economische zekerheid net zo wankel als relationele trouw. Er ontstaat een wending als een van haar seksuele contacten terugkomt voor meer. Dit resulteert echter niet in een gewone relatie, maar in een sadomasochistisch spel waardoor de kijker een diepere blik wordt gegund in Laura’s psyche en haar verborgen verleden.

Voorspelbaarheid

Año Bisiesto won in Cannes de Camera d’Or voor beste debuut. Rowe is zeker op technisch gebied bekwaam genoeg om een sfeer te zetten en zijn acteursregie levert ook geloofwaardige resultaten op. Het is echter door de voorspelbaarheid van Año bisiesto dat er vragen rijzen over de vorm en de inhoud van de film. In hoeverre is Año bisiesto niet net zo kunstmatig en afhankelijk van de kaders van een genre als een Hollywoodfilm of Europese publieksfilm? En waarom zou deze film die in zijn thematiek zo veel lijkt op voorgangers die variëren van Michelangelo Antonioni tot aan Ming-liang Tsai en Michael Haneke beloond moeten worden als debuut?

Voor de trouwe filmhuisbezoeker en fanatieke cinefiel zal de film niets nieuws bieden. Año bisiesto toont dat veel arthousefilms in hun vernieuwing zijn gestrand door terug te vallen op een vaste thematiek en een realistische observatiestijl van lange statische shots. Patrice Chereaus recente Persécution is ook een voorbeeld van die tendens. Het gevaar van dit soort films is dat vervreemding en psychologische getroubleerdheid slechts oppervlakkig gevangen worden, ondanks de pretentie dat het hier gaat om een serieuze behandeling van moderne problemen. Uiteindelijk blijft er alleen een sjabloon over van een serieuze film die in zijn voorspelbaarheid weinig goeds belooft voor de toekomst van de cinema.

Boeken / Fictie

De storm

recensie: Jessica Durlacher - De held

Ze zijn er wel degelijk! Vermomd als een gewone roman, zonder de eeuwige afbeeldingen van standbeelden op de omslag en de begeleidende term ‘literaire thriller’. Jessica Durlacher bewijst het met haar boek De held. Dit is de ultieme combinatie tussen thriller en literatuur.

~

In De Held wordt op wonderschone wijze de strijd belicht van een vrouw die moet kiezen tussen aanvaarding en wraak. De hoofdpersoon, Sara Silverstein, heeft jarenlang onder de beschermende vleugels van haar vader een vredig bestaan geleid. Ze heeft een man met een succesvolle carrière en twee prachtige kinderen. Maar als haar vader plotseling komt te overlijden, is het gedaan met de rust.

Oplaaiende wind

Sara’s vader was altijd overbezorgd over het welzijn van zijn gezin. En die bezorgdheid leek te werken. Sara groeide in een onbezorgde en beschermde omgeving op. Maar na het overlijden van haar vader slaat het noodlot toe. Eerst wordt Sara aangerand door een passerende automobilist tijdens het hardlopen en vervolgens wordt het gezin Silverstein zeer gewelddadig beroofd in hun eigen huis. Bij deze overval wordt ook dochter Tess en passant aangerand. Sara’s leven stort zich in een diep donker ravijn.

Tot overmaat van ramp meldt Sara’s zoon zich ondertussen als vrijwilliger aan bij de Amerikaanse marines. Sara raakt de controle over haar leven en degenen die haar lief zijn totaal kwijt. In deze turbulentie probeert ze zich staande te houden, maar onderwijl hangt ook het kampverleden van haar vader nog als een donderwolk boven het gezin. Haar vader heeft het gezin jaren in de luwte van het oog van de storm kunnen houden, maar nu wordt het gezin langzaam murw geslagen door de ontketende windstoten.

Literaire thriller

De zoektocht naar de daders van de aanrandingen en de verkrachting vormt het thrillergedeelte van de roman. Tot de laatste letter weet Durlacher de lezer benieuwd te maken naar de onderlinge verbanden tussen de overvallers, Sara’s vader Herman en diens oorlogsverleden. Uiteindelijk blijkt dit alles vernuftig met elkaar verband te houden en weet de schrijfster deze zaken heel natuurlijk met elkaar te verbinden. Maar tot dat verlossende moment hangt het mysterie als een groot vraagteken boven het verhaal. Het sleurt je door de verbindende literaire uitlatingen richting einde.

Het literaire element van de roman wordt gevormd door de beslommeringen van Sara. Tussen alle tegenspoed door worstelt Sara met de consequenties van de gebeurtenissen. De schrijfster verwoordt op prachtige wijze Sara’s strijd over het wel of niet willen uitzoeken van haar vaders verleden en het wel of niet kunnen loslaten van haar zoon, die opgeleid wordt om naar oorlogsgebied uitgezonden te worden. Zoals Durlacher schrijft: ‘Maar dan nog: woorden zijn treurige, kromme vehikels als het erop aankomt.’ Als ze echter worden gebruikt op de wijze waarop ze in De Held worden gebruikt, is niets minder waar.

Label


Dit boek staat vol prachtige, beschouwende zinnen. De wanhopige afweging van Sara tussen wraak en bezinning krijgt door het taalgebruik van de schrijfster mooi vorm en inhoud. Dit mooie proza wordt vervolgens ook nog eens ingezet om een heel spannend, benauwend verhaal te vertellen. Op deze manier zou je elke dag wel een literaire thriller willen lezen. En dan zouden ze zelfs een marmeren beeld op de omslag mogen zetten. Het label ‘literaire thriller’ zou dan zelfs het ultieme bewijs van hoogwaardige beheersing van het schrijverschap zijn.

Muziek / Concert

Ook bij jazz gaat het om een goed liedje

recensie: Trio Van Binsbergen/Offermans/Sun & Matthias Schriefl

Er doet een cynische grap de ronde: ‘een popgitarist kent drie akkoorden en heeft duizend man publiek; een jazzgitarist kent duizend akkoorden en heeft drie man publiek.’ Gitarist, componist en bandleider Corrie van Binsbergen kent ongetwijfeld duizend akkoorden, maar gitaarspelen is niet een kwestie van kennis etaleren. En wat haar publiek betreft, het Bimhuis was lang niet uitverkocht.

‘Songs without Words’, onder dit motto speelt Van Binsbergen met haar nieuwe trio, waarin Hein Offermans op contrabas en Yonga Sun op drums. Gast vanavond is Matthias Schriefl, een jonge Duiste trompettist, die Van Binsbergen via Google op het spoor is gekomen. De gitariste heeft eens te meer aangetoond dat zij een scherpe neus heeft voor talent en ook met de Duitser doet zij een gouden greep. Dat zal na de pauze in de tweede set blijken.

Aankomst

~

Bij improvisaties denk je niet direct aan liedjes. Toch streeft het trio ernaar liedjes te spelen, die niet als uitgangspunt dienen voor een improvisatie, maar juist een landingspunt vormen vanuit spontaan spel. Het ensemble draait de zaken dus om. Geen thema en dan vrij spelen, maar vrij spelen en dan tot een thema komen. Afspraken daarbij zijn uit den boze. En het mooie is, het blijkt te werken.

In het eerste nummer wordt meteen al duidelijk wat de bedoeling is. Vanuit een sferisch en soundscape-achtig spel met bedachtzame noten dat aanvankelijk richtingloos lijkt, ontwikkelt zich een songstructuur met een lopende bas en rockachtig slagwerk. De muziek komt ook weer tot bedaren met veel open en jazzakkoorden van Van Binsbergen. De gitariste heeft een scala aan effectapparatuur om zich heen verzameld en weet daar rijke klanken aan te ontlokken.

Boeiend middengebied
Het trio speelt een boeiend spel vol van dynamiek, beweging en ritme. De tandem Offermans en Sun vormt een ijzersterk ritmisch duo, dat af en toe geweldig swingt. Zij schuwen het grove geweld niet, maar eren ook het kleine en het subtiele. Het meeste speelt zich overigens af tussen beide uitersten. Van Binsbergen ondertussen, geeft koers en zin aan haar klanken. Zij weet de techniek fijnzinnig om te zetten in esthetiek.

~

Na de pauze treedt trompettist Schriefl aan. De Duitser gaat gekleed in een clowneske overall en heeft een hele batterij instumenten om zich heen liggen, inclusief een tuba. Hij heeft een reputatie van enfant terrible en zijn komische kwaliteiten zijn bekend. De man kan echter niet alleen doen lachen, maar ook ontroeren. Duidelijk wordt dat Van Binsbergen hem voornamelijk vanwege zijn muzikale persoonlijkheid heeft uitgenodigd.

Solo als toegift
Hij heeft een mooie, heldere en krachtige toon op trompet en kan ook heel ingetogen spelen. Ondanks al zijn grappen en grollen is het vooral zijn muzikaliteit die het publiek voor hem doet innemen. Die geldt ook zijn spel op de tuba. Hij weet een beweeglijke klank uit het toch logge instrument te persen. Met allerlei toeters en bellen zal hij op het eind van de avond als toegift een heel orkest tevoorschijn toveren via de hulp van een loopstation.

Het is vanavond in het Bimhuis weer eens aangetoond dat volledige improvisatie niet hoeft te leiden tot oeverloos geneuzel. Voorwaarde is wel dat grote ego’s thuisgelaten worden. Dan kan de muziek een richting uitgaan die misschien niet altijd even toegankelijk is, maar die je wel degelijk kunt herkennen als ‘Songs without Words’.

Boeken / Fictie

Na een prachtige eerste zin volgt de rest vanzelf

recensie: Gerbrand Bakker - De omweg

.

Ook de rest van de zinnen van De omweg ademen ogenschijnlijke rust. Het zijn kenmerkende, korte zinnen die Bakker schrijft, het liefst met zo min mogelijk komma’s. Natuurbeschrijvingen, weersomstandigheden. Zinnen als een herfstwandeling op een vroege ochtend, zinnen van een stilist die precies weet wat hij schrijft en vooral: wat hij achterwege laat. Het is de kunst van het weglaten. ‘Verstild’ heet dat. Maar die stilte bevindt zich alleen aan de oppervlakte.
In alle boeken van Gerbrand Bakker worstelen de personages zich moeizaam door het leven. In De omweg draait het verhaal om een vrouw die eerst heel lang naamloos blijft, dan Emily lijkt te heten en pas veel later komt de lezer haar werkelijke naam te weten. Voor Bakker heet de vrouw gewoon ‘zij’.

Escape to the country
Het gaat niet goed met ‘zij’. Afkomstig uit de Amsterdamse Pijp heeft ze zich nu teruggetrokken in een afgelegen boerderij ergens in Wales. Zoals wel vaker begint Bakker in medias res, middenin (of zelfs na) de dramatische gebeurtenissen die haar naar Groot-Brittannië hebben doen uitwijken. In Wales probeert ze haar greep op het leven te herwinnen. Haar promotieonderzoek naar het grote aantal matige gedichten in de poëzie van Emily Dickinson ligt stil, ondanks de aanwezigheid van Dickinson in de vorm van een bundel en een portret. De dagen zijn gereduceerd tot het kijken naar wolkenluchten, brood halen, tripjes naar het tuincentrum, zorgen voor de ganzen en het dagelijkse ritueel van het BBC-programma Escape to the Country, waarvan de titel natuurlijk net zo goed op haarzelf had kunnen slaan. En een zoektocht naar een das. Pas als de jonge Bradwen aan komt waaien, ontstaat er een vorm van menselijke interactie die heel in de verte op liefde lijkt.

Evenals de zinnen zijn ook de hoofdstukken in De omweg kort. Veel informatie over de achtergrond van de hoofdpersonages bevatten ze niet. Er wordt geleefd in het heden, met de mensen en de dieren van nu, de open haard van nu en het eten van nu. Heel spaarzaam laat Bakker snippers informatie tussen de regels door lekken. Wie De omweg ongeconcentreerd denkt te kunnen lezen, kan er maar beter niet aan beginnen.

Af en toe verschuift het perspectief van Wales naar Amsterdam, waar de herinnering aan ‘zij’ alias Emily voortbestaat in de gedachten van haar man en haar ouders, voor wie zij gewoon Agnes heet en na een akkefietje op de universiteit in verwarde toestand de wijk heeft genomen naar God-weet-waar. De zoektocht van Agnes’ man, samen met een agent, heeft iets tragikomisch, maar aan de vrolijkheid komt onmiddellijk een eind als hij bij de boerderij arriveert.

Nothing Personal
Opvallend is de gelijkenis tussen De omweg en de film Nothing Personal, die vorig jaar op het Nederlands Filmfestival ruim werd bedeeld met Gouden Kalveren. Ook in de film van Urszula Antoniak gaat het om een jonge vrouw, een vrouw zonder verleden, zonder toekomst en met een heden dat zich afspeelt in de groene, regenachtige bossen van Ierland. Ook in Nothing Personal wordt voornamelijk gezwegen. Ook daar was er voortdurend de spanning die moest en zou culmineren. Bakker zal de film zeker gezien hebben en erdoor geïnspireerd zijn geraakt. Maar waar Antoniak de beelden van de grazige weiden en het zachte ruisen van de regen zomaar cadeau kreeg van de natuur, daar kan Bakker het zonder beeld en geluid af. Zijn korte zinnen blijken meer dan genoeg.

Bij het lezen van werkelijk goede boeken raak je langzaam in een trance. Je staat met je neus op het beschrevene, sterker, je beleeft wat de personages beleven. Bakker beheerst de kunst van de hypnose door middel van zijn afgemeten zinnen en het weglaten van vrijwel alle cruciale informatie. Verwacht geen spectaculaire achtervolgingen of broeierige nachten. Het domein van Bakker is de natuur, het vocht, de langs de hemel jagende wolkenluchten en de stilte die daarbij hoort. Voeg daar nog een ontluisterend plot aan toe en je krijgt een werkelijk goed boek. Het is het kunstwerk dat onherroepelijk verrijst als die eerste zin maar goed is.

Boeken / Fictie

De geschiedenis van het Jodendom

recensie: Nicole Krauss (vert. Rob van der Veer en Tjadine Stheeman) - Het grote huis

Een Joodse vrouw die tijdens de Tweede Wereldoorlog vanuit Duitsland naar Groot-Brittannië vluchtte. Een Joodse Israëliër, vader van twee zonen die in het leger moeten vechten voor hun land. Een Joodse antiekhandelaar die in opdracht van andere Joden naar de meubels zoekt die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ‘verdwenen’. Dit zijn de hoofdpersonages in Nicole Krauss’ nieuwe roman Het grote huis.

oodse Israëliër, vader van twee zonen die in het leger moeten vechten voor hun land. Een Joodse antiekhandelaar die in opdracht van andere Joden naar de meubels zoekt die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn ‘verdwenen’. Dit zijn de hoofdpersonages in Nicole Krauss’ nieuwe roman Het grote huis.

Al deze personages zijn geïnteresseerd in het schrijversvak. De gevluchte vrouw schrijft romans, een van de zoons van de Israëliër wil auteur worden en de antiekhandelaar klopt bij de ene na de andere schrijver aan, op zoek naar het bureau van zijn vader.

Het grote huis

Dit bureau is het tastbare object dat de hoofdpersonen in Het grote huis met elkaar verbindt. Van de Joodse schrijfster gaat het via via naar een van de andere auteurs die door de antiekhandelaar benaderd worden in zijn zoektocht naar het bureau. Op het eerste gezicht lijken de protagonisten met elkaar verbonden te zijn door hun gezamenlijke interesse voor schrijven en door het bureau dat van het ene personage naar het andere gaat. Het blijft echter lang onduidelijk wat de hoofdfiguren werkelijk, in hun diepste wezen, met elkaar verbindt. De tweede laag die vaak onder de vertellingen van Krauss ligt wordt pas zichtbaar wanneer de antiekhandelaar vertelt over de eerste-eeuwse rabbijn Jochanan ben Zakkai.

~

Nadat de Romeinen in de eerste eeuw Jeruzalem hadden belegerd en de tempel hadden verwoest, vroeg Jochanan ben Zakkai zich diep gekweld af wat een Jood zonder Jeruzalem is. Met de hulp van zijn studenten zocht hij naar een antwoord op deze vraag, maar pas na zijn overlijden werd het antwoord zichtbaar in zijn werk: ‘Zet Jeruzalem om in een denkbeeld. Zet de tempel om in een boek […]. Voeg een volk naar wat het heeft verloren en laat alles een weerspiegeling zijn van die uiterlijke afwezigheid.’ Zijn leerschool werd bekend als Het Grote Huis: ‘[A]ls elke Joodse herinnering opnieuw in elkaar werd gezet, elk laatste heilige fragment weer tot één geheel samengevoegd, dan zou het Huis [de tempel] weer worden opgebouwd.’ De antiekhandelaar besluit zijn verhaal met de woorden: ‘Misschien bedoelen ze dat wel als ze het over de Messias hebben: een volmaakte vereniging van de oneindige onderdelen van de Joodse herinnering.’

Onverwoestbaar

Niet alleen de Romeinen deden een poging om het Jodendom te verwoesten, ook in de Tweede Wereldoorlog en in de recentere oorlogen met de Palestijnen werd het Jodendom ernstig bedreigd. Toch leeft het Jodendom voort. Zoals Krauss illustreert zit het Joods-zijn niet in de Joodse gebouwen die werden verwoest door de Romeinen, niet in de meubels die ‘verdwenen’ tijdens de Tweede Wereldoorlog, noch in het land Israël. Nee, het Jodendom zit in de Joden zelf en in de gedachten die zij via hun geschriften nalaten (‘Zet Jeruzalem om in een denkbeeld. Zet de tempel om in een boek’). Het is dus geen toeval dat alle personages in Krauss’ nieuwe roman binding hebben met schrijven. En het bureau? Dat blijkt lang niet zoveel waarde te hebben als de herinneringen die het oproept en de boeken die eraan geschreven zijn.

Alle verhalen en herinneringen van de personages in Het grote huis vormen samen het Jodendom. Deze roman is het grote huis van de Joden. Hoe Krauss dit idee heeft neergezet klinkt wellicht als een schrijftruc, maar ze heeft dit idee juist sterk geconstrueerd en knap uitgewerkt. Het grote huis is een schitterend werk dat de onverwoestbaarheid van het Jodendom bijzonder goed laat zien.

Muziek / Concert

Tien jaar in een avond

recensie: Jason Moran & The Bandwagon

.

~

Jason Moran wordt veelal gelauwerd om zijn vernieuwingsdrift en zijn durf in het lenen van muziekstijlen. Vernuftig combineert hij genres tot een altijd kwalitatief hoogstaand resultaat. Freejazz kan bij hiphop bestaan – Moran bewijst het. En met Waits en Mateen heeft hij twee muzikanten aan zijn zijde die hem aanvoelen en aanvullen. Vanavond ook. Vanaf het eerste moment grijpt het trio de aandacht.

Muziek als natuur

Tarus Mateen zit, zijn basgitaar op schoot en zonnebril voor de ogen. Zijn spel is ongekend natuurlijk, relaxed maar foutloos. Bij solo’s verzit hij nu en dan, om bij uithalen de hals van zijn bas naar boven te richten. Maar altijd eindigt hij met de benen vooruit, hangend. Nasheet Waits kent een gelijke soepelheid. Een zweetdruppel of een naar buiten gestoken tong doen vermoeden dat hij minder relaxed is. Schijn. Waits laat het publiek slechts zien wanneer hij aan niets anders kan denken dan de muziek die hij op dat moment speelt.

~

Moran biedt zijn bandleden dan ook veel ruimte. Hij oogt ietwat verlegen, bescheiden wellicht. Hij geniet zichtbaar van het solowerk van Waits en Mateen, maar schittert zelf niet minder zodra hij zijn toetsen raakt. Het grootste deel van de composities is van zijn hand en wordt aan elkaar geregen door samples waar Morans inspiratie te horen is. Hij laat zich beinvloeden door alles dat hem kan bekoren: van jazzklassiekers als ‘Body and Soul’ via Fats Waller tot de feedback Jimi Hendrix’ gitaar.

De nieuwe Monk?

~


De meest in het oor springende sample is echter een beat gevormd door het geluid van een tapdansende Thelonious Monk. Moran draait er niet om heen dat deze legende zijn grootste voorbeeld is. Monk, de autistische, briljante pianist. Hij is te horen. Moran flirt geregeld met zijn thema’s, en speelt een stuk van diens hand: ‘Crepuscule with Nellie’. Morans versie is olijk, maar vol eerbied. En met zijn lichtrode muts oogt Moran zelfs een beetje als Monk.

Maar Moran is allesbehalve wereldvreemd. De pianist wekt de indruk open te staan voor alle stijlen en geeft veelvuldig blijk van respect en bewondering voor zijn bandleden. Het resulteert in een zeer mooi optreden waar eigenlijk alles in zit. Maar de grootste verdienste is misschien wel dat Moran en zijn Bandwagon erin slagen een breed publiek deelgenoot te maken van een bonte verzameling aan muziek. Toegankelijke experimentele jazz: bijzonder bewonderenswaardig. Laten we hopen dat The Bandwagon nog eens tien jaar doordendert.

Boeken / Non-fictie

Verhuftering in Nederland

recensie: Bas van Stokkom - Wat een hufter!

.

Bas van Stokkom (1953) is socioloog en filosoof en verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen en de Vrije Universiteit Amsterdam. Van Stokkom schreef eerder verschillende boeken op het snijvlak van filosofie, psychologie en sociologie, waaronder Beledigd in Amsterdam en Mondig tegen elke prijs. In Wat een hufter! gaat hij op zoek naar de oorzaken van maatschappelijke verruwing en toetst hij de heersende gevoelens van onveiligheid aan de werkelijkheid. Het resultaat is een goed leesbaar boek zonder sociologisch vakjargon.

Media en werkelijkheid

Van Stokkom begint elk hoofdstuk met het in kaart brengen van een verschijnsel. Zo behandelt hij de hedendaagse problematieken van verhuftering, narcisme, uitgaansgeweld, strenger straffen en angst voor moslims. Vervolgens citeert hij uit relevante sociologische theorieën en onderzoeken waarna hij deze toespitst op de recente situatie in Nederland. Hij laat zien dat er genoeg harde cijfers zijn die de heersende gevoelens tegenspreken (onder andere van het Sociaal Cultureel Planbureau en onderzoeksbureau Motivaction), maar dat er in de media meer aandacht is voor opzienbarende incidenten dan voor de onderzoeken die zeggen dat het allemaal wel meevalt. Zo daalt de misdaad op veel punten, maar blijft de vraag naar strenger straffen, zowel vanuit het publiek als vanuit de politiek. Van Stokkom wijdt een interessant hoofdstuk aan deze tegenstelling.

Ook beschrijft hij hoe verhuftering niet uitsluitend in de lagere sociale klassen plaatsvindt, maar juist ook in de middenklasse, waar men opgroeit met instant gratificatie en rolvoorbeelden uit de vermaakindustrie. De opvoeding faalt hier als voorbereiding op de maatschappij. Een hoge, maar kwetsbare eigendunk, ondermijning van autoriteit, cynisme en machogedrag zijn enkele van de gevolgen.

Solide relaas

Het boek is een solide relaas over de problemen die Nederlanders anno nu ervaren en de oorzaken en gevolgen ervan. Uiteindelijk noemt Van Stokkom twee deeloplossingen. Een hiervan komt grofweg neer op het toepassen van regels en autoriteit in de voorheen anonieme openbare ruimte. De andere betreft de rolvoorbeelden die worden aangeboden door de elite en de vermaakindustrie. De haalbaarheid daarvan is misschien twijfelachtig, maar ze geeft wel aan in welke richting de oplossing gezocht kan worden. In de conclusie trouwens geen woord over wat er kan worden gedaan aan de opvoeding. Dat is dan zeker een ander vakgebied.