Tag Archief van: cultuur

Theater / Voorstelling

Evita is terug. En hoe!

recensie: De Graaf & Cornelissen Entertainment – Evita

Van musicalcomponist Andrew Lloyd Webber wordt wel eens gezegd dat hij vrouwen haat – zo moeilijk zijn de noten die hij voor zijn vrouwelijke hoofdrollen schrijft. Evita is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De muziek is als de titelheldin – een mix van extremen: van ballades, tot nummers met extreem hoge noten, tot tango’s, tot up-temponummers die veel eisen van de uitspraak des persoons.

Wie haar speelt, begint als de 15-jarige Argentijnse Eva Duarte, die zich losmaakt van haar leven in de sloppenwijken, wordt vervolgens actrice in Buenos Aires en schopt het uiteindelijk tot first lady van de gladde en vooral corrupte president Juan Perón. Eva Duarte creëert een cultus rondom haar man en haarzelf en wordt zodoende zowel geliefd als verguisd door het volk. Daarmee is Evita niet alleen een biografische musical over de machtigste vrouw van Argentinië van de 20ste eeuw, maar behandelt het stuk ook hedendaagse thema’s als doorslaand populisme, bijbehorende massahysterie en politieke sterallures.

Elf jaar aan ervaring rijper

Elf jaar geleden speelde Brigitte Heitzer als winnaar van Op zoek naar Evita al de titelrol. Waar Heitzer elf jaar geleden nog een brave, zelfs prille Evita neerzette, geeft ze de rol nu veel meer gestalte. In haar eerste ontmoeting met Juan Péron is ze zwoel maar berekenend en in een lastig nummer als ‘Een nieuw Argentina’ is ze (zowel vocaal als in mimiek) krachtig. In de tweede akte laat Heitzer meer een kwetsbare Evita zien. Daarin zit vooral haar kracht. Die kwetsbaarheid begint al bij de klassieker ‘Huil niet om mij Argentina’, maar komt nog sterker naar voren in een nummer als ‘Hoog vloog je te hoog’, waarin regisseur Paul van Ewijk slim koos om Evita nostalgisch en eenzaam terug te laten kijken op haar jeugd.

Maar het beste, en dat is toch wat deze rol vraagt, is dat Heitzer sterk schakelt tussen die karakteristieken. Ja, ze is kwetsbaar, maar desondanks – of juist daarom – herpakt zij zich, zingt ze dat ze ‘geen wijze les’ nodig heeft, om vervolgens het masker van de politieke diva weer op te zetten.

Sterk samenspel

Niet alleen Brigitte Heitzer overtuigt. Vrijwel de hele cast, inclusief het ensemble, levert sterk werk. Zo speelt Esmée Dekker Pérons minnares. Hoewel haar aandeel beperkt is tot één nummer, laat ze een sterke indruk achter. Haar stem is prachtig en haar uitspraak helder. Ook de mannelijke personages worden overtuigend neergezet. Tangozanger Magaldi is een personage dat doorgaans weinig beklijft, zeg gerust: eenzijdig wordt gespeeld, maar Yoran de Bondt neemt hem op humoristische wijze op de hak. Hij maakt hem een tikkeltje overdreven, zonder daarin door te slaan. Dankzij De Bondts interpretatie kan Magaldi met recht zijn historische bijnaam ‘de sentimentele stem van Buenos Aires’ dragen.

René van Kooten speelt de kritische marxist Ché Guevara alsof het ‘m op het lijf geschreven is. Hij is stoer, rauw, maar ook scherp en ironisch. Van Kooten zet subtiel de tweezijdigheid van zijn personage neer. Aan de ene kant speelt hij de criticus die vanaf de zijlijn niet beïnvloedbaar lijkt voor Evita’s politieke spel, aan de andere kant is ook hij, net als het volk, stiekem gecharmeerd van Evita. Dit komt, mede dankzij het decor van Eric van der Palen en de choreografie van Chiare Re, al mooi naar voren in de opening. De massa verenigt zich bij Evita’s graftombe om een requiem te zingen. Ché en Juan Péron staan als Evita’s ‘belangrijkste’ mannen, maar nog meer als elkaars ideologische tegenstanders, lijnrecht tegenover elkaar. Toch komt ook Ché naar haar graf om zijn laatste eer te bewijzen.

Mooi is ook dat Van Ewijk Juan Péron (Paul Donkers) zonder zijn vrouw toch niet zo’n man van het volk laat zijn. Péron maakt zich uit de voeten zonder zijn rouwende kiezers een blik waardig te gunnen, terwijl Ché (hetzij ook ironisch bedoeld) zijn mededogen toont door zakdoeken uit te delen. Zoals later blijkt in het nummer ‘Wals voor Eva en Ché’, is het verschil tussen Evita en Ché ook niet zo groot als Ché aanvankelijk beweert. Hij mag Evita weliswaar politieke sterallures verwijten, maar dan weet hij nog niet dat zijn gezicht jaren later een wereldwijde merchandising in gang zal zetten.

Verfrissende vernieuwingen

Overigens moet er worden gezegd dat de vernuftige, frisse vertaling van Daniël Cohen meer karakter aan de personages geeft. Het merendeel van de tekst is hetzelfde als tien jaar geleden, maar een herformulering hier en daar geeft de musical extra sjeu. Ook het idee om Evita’s corrupte goededoelenfonds als RTL 4’s Miljoenenjacht neer te zetten, is een van de troeven die het stuk zowel humor als meer gelaagdheid geeft.

Voor een musical die al voor de vierde keer wordt opgevoerd, ligt onder het mom van ‘never change a winning formula’ herhaling en gemakzucht op de loer, waarbij elke nieuwe heropvoering een kopie is van de voorafgaande. Helaas gebeurt dat bij het gros van de populaire musicals. Gelukkig laten regisseur, choreograaf, decorontwerper en vertaler in deze Evita-productie zien dat enkele aanpassingen al een frisse, vlotte en toch gelaagde uitvoering kunnen opleveren, De acteurs weten hun personages weer nieuw leven in te blazen.

Theater / Voorstelling

Evita is terug. En hoe!

recensie: De Graaf & Cornelissen Entertainment – Evita

Van musicalcomponist Andrew Lloyd Webber wordt wel eens gezegd dat hij vrouwen haat – zo moeilijk zijn de noten die hij voor zijn vrouwelijke hoofdrollen schrijft. Evita is daarvan het voorbeeld bij uitstek. De muziek is als de titelheldin – een mix van extremen: van ballades, tot nummers met extreem hoge noten, tot tango’s, tot up-temponummers die veel eisen van de uitspraak des persoons.

Wie haar speelt, begint als de 15-jarige Argentijnse Eva Duarte, die zich losmaakt van haar leven in de sloppenwijken, wordt vervolgens actrice in Buenos Aires en schopt het uiteindelijk tot first lady van de gladde en vooral corrupte president Juan Perón. Eva Duarte creëert een cultus rondom haar man en haarzelf en wordt zodoende zowel geliefd als verguisd door het volk. Daarmee is Evita niet alleen een biografische musical over de machtigste vrouw van Argentinië van de 20ste eeuw, maar behandelt het stuk ook hedendaagse thema’s als doorslaand populisme, bijbehorende massahysterie en politieke sterallures.

Elf jaar aan ervaring rijper

Elf jaar geleden speelde Brigitte Heitzer als winnaar van Op zoek naar Evita al de titelrol. Waar Heitzer elf jaar geleden nog een brave, zelfs prille Evita neerzette, geeft ze de rol nu veel meer gestalte. In haar eerste ontmoeting met Juan Péron is ze zwoel maar berekenend en in een lastig nummer als ‘Een nieuw Argentina’ is ze (zowel vocaal als in mimiek) krachtig. In de tweede akte laat Heitzer meer een kwetsbare Evita zien. Daarin zit vooral haar kracht. Die kwetsbaarheid begint al bij de klassieker ‘Huil niet om mij Argentina’, maar komt nog sterker naar voren in een nummer als ‘Hoog vloog je te hoog’, waarin regisseur Paul van Ewijk slim koos om Evita nostalgisch en eenzaam terug te laten kijken op haar jeugd.

Maar het beste, en dat is toch wat deze rol vraagt, is dat Heitzer sterk schakelt tussen die karakteristieken. Ja, ze is kwetsbaar, maar desondanks – of juist daarom – herpakt zij zich, zingt ze dat ze ‘geen wijze les’ nodig heeft, om vervolgens het masker van de politieke diva weer op te zetten.

Sterk samenspel

Niet alleen Brigitte Heitzer overtuigt. Vrijwel de hele cast, inclusief het ensemble, levert sterk werk. Zo speelt Esmée Dekker Pérons minnares. Hoewel haar aandeel beperkt is tot één nummer, laat ze een sterke indruk achter. Haar stem is prachtig en haar uitspraak helder. Ook de mannelijke personages worden overtuigend neergezet. Tangozanger Magaldi is een personage dat doorgaans weinig beklijft, zeg gerust: eenzijdig wordt gespeeld, maar Yoran de Bondt neemt hem op humoristische wijze op de hak. Hij maakt hem een tikkeltje overdreven, zonder daarin door te slaan. Dankzij De Bondts interpretatie kan Magaldi met recht zijn historische bijnaam ‘de sentimentele stem van Buenos Aires’ dragen.

René van Kooten speelt de kritische marxist Ché Guevara alsof het ‘m op het lijf geschreven is. Hij is stoer, rauw, maar ook scherp en ironisch. Van Kooten zet subtiel de tweezijdigheid van zijn personage neer. Aan de ene kant speelt hij de criticus die vanaf de zijlijn niet beïnvloedbaar lijkt voor Evita’s politieke spel, aan de andere kant is ook hij, net als het volk, stiekem gecharmeerd van Evita. Dit komt, mede dankzij het decor van Eric van der Palen en de choreografie van Chiare Re, al mooi naar voren in de opening. De massa verenigt zich bij Evita’s graftombe om een requiem te zingen. Ché en Juan Péron staan als Evita’s ‘belangrijkste’ mannen, maar nog meer als elkaars ideologische tegenstanders, lijnrecht tegenover elkaar. Toch komt ook Ché naar haar graf om zijn laatste eer te bewijzen.

Mooi is ook dat Van Ewijk Juan Péron (Paul Donkers) zonder zijn vrouw toch niet zo’n man van het volk laat zijn. Péron maakt zich uit de voeten zonder zijn rouwende kiezers een blik waardig te gunnen, terwijl Ché (hetzij ook ironisch bedoeld) zijn mededogen toont door zakdoeken uit te delen. Zoals later blijkt in het nummer ‘Wals voor Eva en Ché’, is het verschil tussen Evita en Ché ook niet zo groot als Ché aanvankelijk beweert. Hij mag Evita weliswaar politieke sterallures verwijten, maar dan weet hij nog niet dat zijn gezicht jaren later een wereldwijde merchandising in gang zal zetten.

Verfrissende vernieuwingen

Overigens moet er worden gezegd dat de vernuftige, frisse vertaling van Daniël Cohen meer karakter aan de personages geeft. Het merendeel van de tekst is hetzelfde als tien jaar geleden, maar een herformulering hier en daar geeft de musical extra sjeu. Ook het idee om Evita’s corrupte goededoelenfonds als RTL 4’s Miljoenenjacht neer te zetten, is een van de troeven die het stuk zowel humor als meer gelaagdheid geeft.

Voor een musical die al voor de vierde keer wordt opgevoerd, ligt onder het mom van ‘never change a winning formula’ herhaling en gemakzucht op de loer, waarbij elke nieuwe heropvoering een kopie is van de voorafgaande. Helaas gebeurt dat bij het gros van de populaire musicals. Gelukkig laten regisseur, choreograaf, decorontwerper en vertaler in deze Evita-productie zien dat enkele aanpassingen al een frisse, vlotte en toch gelaagde uitvoering kunnen opleveren, De acteurs weten hun personages weer nieuw leven in te blazen.

Boeken / Non-fictie

Alles wat fout kon gaan, ging ook fout

recensie: Antony Beevor - De slag om Arnhem

Tussen 17 en 26 september 1944 vond rond Arnhem een onvoorstelbaar gruwelijke slag plaats. Door Britse onderschatting van de Duitse slagkracht behaalde Hitler een laatste overwinning.

De Britse historicus Antony Beevor is een expert op het gebied van de Tweede Wereldoorlog. Aan de hand van origineel bronnenmateriaal weet hij weet als geen ander de oorlog voelbaar te maken. Voor zijn nieuwste, waanzinnig geschreven boek De Slag om Arnhem, maakte Beevor dankbaar gebruik van dagboeken van Nederlandse vrouwen. Want vrouwen beschrijven de oorlog zoals die zich werkelijk voordeed, stelt Beevor, terwijl mannen graag hun eigen rol ophemelen.

Prima Donna’s

Beevor reconstrueert de strijd nauwgezet en laat daarbij geen spaan heel van het geallieerde leiderschap. De Britse veldmaarschalk Montgomery was verblind door het succes van D-Day. Hij wilde zijn Amerikaanse collega Bradley aftroeven met de onbesuisde inzet van het grootste luchtlandingsleger uit de geschiedenis. Eisenhowers chef-staf, Walter Bedell Smith, merkte daarover het volgende op: ‘Het is verbazingwekkend hoe goede commandanten de mist in gaan als ze een publiek scheppen dat ze moeten behagen. Ze worden prima donna’s.’

De planning van Operatie Market Garden was rampzalig. Tijdens de eerste landing op zondag 17 september werden de troepen te ver van hun doelen gedropt. Daardoor verdween het verrassingseffect. De tweede golf parachutisten werd door de gereedstaande Duitsers gedecimeerd. Generaal Urquhart, de commandant van de 1ste Luchtlandingsdivisie, gaf geen leiding maar moest zich schuil houden op een vliering. De radioverbindingen waren hopeloos. Tot slot was het idee om de infanterie vanaf het Maas-Scheldekanaal in België, langs één enkele weg (Hell’s Highway) van 100 kilometer rechtstreeks naar Arnhem te laten optrekken, volkomen waanzin.

Blitztransport

Beevor heeft in zijn boek veel oog voor de professionaliteit en het improvisatievermogen binnen het Duitse leger. Na de mislukte aanslag op Hitler van 20 juli 1944, belandden gestaalde (SS) bevelhebbers zoals veldmaarschalk Walter Model op sleutelposities in het leger. Hoewel Model verzuimde om de verkeersbruggen in Arnhem en Nijmegen op te blazen omdat hij ze nodig had voor een grootscheepse tegenaanval, zat hij kort op zijn ondergeschikten.

Zo bezocht Model zijn ondergeschikten dagelijks te velde. Die moesten ter plekke voor elk probleem drie oplossingen bedenken. Dan pas kon men om meer materieel vragen, dat vervolgens per Blitztransport vanuit het Duitse Rijk werd aangevoerd. Toen Model tijdens de straatgevechten in Arnhem om vlammenwerpers verlegen zat, werden die nog dezelfde dag vanuit een munitiedepot in Midden-Duitsland ingevlogen.

Vergeleken met de Duitsers waren de Britten hopeloos amateuristisch. Beevor illustreert het met een treffend citaat van majoor Dick Winters, de verteller uit de televisieserie Band of Brothers (2001). ‘We waren sprakeloos door de Britse gewoonte om te stoppen – nee, te eisen dat ze zouden stoppen – om een kop thee te zetten’.

Plundering en Hongerwinter

De Duitsers pasten bij de verdediging van Arnhem en omstreken wrede tactieken toe. Met het in brandsteken van Arnhem en Nijmegen maakte de bezetter een acuut einde aan de bevrijdingsvreugde. ‘Het centrum van de stad ziet eruit als de hel. Het geknetter van de brand is van grote afstand hoorbaar’, aldus een getuige. Als represaille voor de nationale spoorwegstaking, die samenviel met Operatie Market Garden, werden de overgebleven 200.000 inwoners van Arnhem weggevoerd. Zo konden de Duitsers zonder pottenkijkers het hele gebied leegplunderen.

Tot slot ziet Beevor een direct verband tussen de Nederlandse steun voor de geallieerden en het uitbreken van de Hongerwinter. Uit onderzoek blijkt dat de bezetter de rantsoenen in de loop van de winter terugbracht van 800 tot 230 calorieën per dag. Beevor beschrijft het allemaal met veel empathie. ‘De nazi’s dachten graag dat ze veel beschaafder waren dan de Sovjet’s, maar hun verwoesting van Arnhem, de gemeenheid en verspilling ervan, leek verbazend veel op de plundering van Duitsland door het Rode Leger in 1945.’

Boeken / Boeken / Boeken / Non-fictie
special: Arjen van Veelen - Amerikanen lopen niet

Het beloofde land

Schrijver en journalist Arjen van Veelen geeft met Amerikanen lopen niet een onthutsend beeld van de actuele situatie in het hart van de Verenigde Staten.

Hij zou een boek gaan schrijven over de oude Grieken. Omdat zijn vrouw een zeldzame bacterie moest onderzoeken zou dat niet in Nederland zijn, maar in St. Louis, in de Verenigde Staten. Daar huurden ze een huis en dat zou zijn spreekwoordelijke hutje op de hei worden. Terwijl zijn vrouw op de universiteit aan het werk zou zijn, zou hij alle tijd en ruimte hebben voor het schrijven. Dit liep net even wat anders.

Stad van uitersten

St. Louis blijkt niet zomaar een stad te zijn. Het blijkt de stad met de meeste moorden per inwoner per jaar van de hele Verenigde Staten (meer dan steden als Detroit en Chicago). Ook blijkt het de stad met de grootste scheiding tussen arm en rijk en, met name, tussen zwart en wit. Het blijkt de stad waar je zo vaak knallen hoort dat het een spelletje wordt: raden of die afkomstig zijn van vuurwerk of geweerschoten. Een stad waar je je niet of nauwelijks te voet kunt voortbewegen. Waar de getto’s letterlijk om de hoek van de villawijken te vinden zijn.

Dit is geen hutje op de hei, dat moge duidelijk zijn. Van Veelen beschrijft hoe bang hij is in zijn eigen huis. Hoe hij binnen blijft. Niet meer wandelt. En ook niet schrijft over de oude Grieken. Tot hij daar genoeg van heeft en tóch gaat lopen – iets dat zeer ongebruikelijk is (en soms ook onmogelijk, dankzij de slechte staat van de stoepen of het ontbreken daarvan). Later koopt hij een fiets en leert die stad van uitersten steeds beter kennen.

Roadtrip door kapotte straten

In Amerikanen lopen niet neemt Van Veelen je mee op die ontdekkingsreis die hij heeft gemaakt. Vanaf zin één wil je doorlezen en zijn verhaal horen. Hij vertelt de verhalen van de mensen die hij ontmoet, van de vrienden die hij maakt, van plekken die hij bezoekt en van de dingen die hij ziet. Zo ziet hij zwangere vrouwen bij drugspanden drugs gebruiken. Ziet hij de kogelhulzen op straat ‘alsof het achteloos weggeworpen peuken zijn’. En vertelt hij het verhaal van de achttienjarige Latonya Williams die iedere dag drie kilometer moet lopen naar haar werk bij de Burger King, en daarbij tal van obstakels (vaak letterlijk, in de vorm van betonblokken of opengescheurde wegdelen) moet overbruggen. Op een dag is zij doodgereden tijdens zo’n tocht naar haar werk, doordat een auto uit de bocht vloog.

Dominee in de vallei des doods

Ook intrigerend is het verhaal van dominee Kenneth McKoy, een zwarte man met lange dreadlocks die als dominee elk weekend met een klein groepje mensen door de gevaarlijkste stukken van St Louis loopt. Hij vraagt de jongens die elkaar vermoorden ermee te stoppen, of geeft ze alleen een knuffel. Hij is hiermee begonnen nadat zijn eigen zoon was neergeschoten en het wonder boven wonder had overleefd. Van Veelen loopt een keer met hem mee. De manier waarop hij dit beschrijft is zo beklemmend dat het voelt alsof je daar zelf loopt en er elk moment iemand een pistool kan trekken.

Oorzaken

Van Veelen onderzoekt niet alleen hoe de zwarte en witte bevolking in St Louis in totaal gescheiden werelden leven die op nog geen steenworp afstand van elkaar liggen. Hij gaat ook op zoek naar de onderliggende redenen voor deze situatie, die op zijn zachtst gezegd hopeloos genoemd mag worden. Hij geeft een haarscherpe analyse die zowel het historische aspect en het ontstaan van de staat Missouri (en de Verenigde Staten überhaupt) omvat, maar eveneens de manier waarop het bestuurlijke- en rechterlijke systeem vandaag de dag is ingericht.

Hoe de zwarte mensen vanaf dat ze geboren worden al niet meer uit die situatie kunnen ontsnappen. Elke wijk van de stad heeft zijn eigen bestuur en eigen politie. De witte mensen die in het bestuur zitten verzinnen totaal surrealistische wetten. Zo mag iemand die ‘vreemd loopt’ staande worden gehouden. Zo ook Michael Brown, de achttienjarige zwarte jongen die over straat liep en werd doodgeschoten door agenten. De rellen waren wereldnieuws, maar de dagelijkse situatie in deze stad die hier de aanleiding voor was bleef onbesproken.

Volledig beeld

In Amerikanen lopen niet hang je van begin tot eind aan de lippen van de auteur, die zo mooi en weloverwogen vertelt wat hij heeft gezien en je een beeld geeft van het de hedendaagse Verenigde Staten dat weinig mensen kennen. De slavernij, de impact van het neoliberalisme en de vastgeroeste denkbeelden worden haarfijn vervlochten en verklaren veel van de situatie zoals die nu is. Het verslag van een campagnebijeenkomst van de toen nog presidentskandidaat Donald Trump geeft je kippenvel. Een zwarte toehoorder wordt de zaal uitgewerkt door security onder luid gejuich van de rest van het publiek. Tegelijkertijd weet Van Veelen ook die gebeurtenissen en Trumps populariteit in het hart van Amerika te verklaren.

Van Veelen geeft op een prachtige manier een diagnose over de gesteldheid van de huidige Verenigde Staten die triest stemt. Na het lezen van dit boek kijk je anders naar dit land dat wereldwijd nog steeds symbool staat voor vrijheid. De ‘nieuwe wereld’ die de middeleeuwers ontdekten en een land was van nieuwe kansen, blijft hopeloos achter.

Boeken / Non-fictie

Dwalen met Descartes

recensie: Hans Dooremalen - Descartes in Amsterdam

Hans Dooremalen schrijft met Descartes in Amsterdam een filosofische detective, die zowel leerzaam als spannend is – maar toch vooral dat eerste.

Dooremalen schreef nog niet eerder een filosofische detective, en weinigen gingen hem voor in dit genre. Er wordt nauwelijks op deze manier over filosofie geschreven, dus dat maakt dat Descartes in Amsterdam al direct opvalt.

De Gouden eeuw

De grote wijsgeer – alom bekend door zijn uitspraak cogito ergo sum (ik denk dus ik ben) – leefde enkele jaren in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Een Amsterdam waar de schout, benoemd door de stadhouder, veel macht had. Een Amsterdam waar meerdere burgemeesters waren, waar katholieken hun missen in schuilkerken hielden en waar één ding belangrijker was dan alle godsdiensttwisten bij elkaar: de handel. In dit Amsterdam kon Descartes ongestoord werken aan zijn methode (die hij later uiteen zou zetten in zijn Meditaties in 1641).

Vanuit deze waargebeurde setting schrijft Dooremalen zijn filosofische detective. Het verhaal beslaat elke dag van de oktobermaand van 1634. Op dag één wordt – hoe kan het ook anders – een lijk gevonden. De man is naakt en ligt op een vreemd symbool. Meerdere slachtoffers volgen. Descartes is direct geïnteresseerd en assisteert de onderschout die met het onderzoek opgezadeld is en niet weet waar te beginnen. De onderliggende motivatie van Descartes om te helpen bij het onderzoek, is te kunnen bewijzen dat zijn methode werkt. Want: ‘Een metselaar gebruikt zijn gereedschap om gebouwen te maken en een wetenschapper zijn methode om de wereld beter te maken, door uit te zoeken hoe die wereld werkt.’

Klassieke detective

Dat hem dat uiteindelijk zal lukken zal niemand verbazen. Wat dat betreft is deze filosofische detective niet veel anders dan niet-filosofische detectives, behalve dan die ene hoofdpersoon. Uiteindelijk wordt het mysterie ontrafeld. Maar, het gaat natuurlijk om het verhaal dat daarheen leidt. Dat is bij vlagen uitermate spannend.

Toch zijn er ook veel momenten waarop Dooremalen zo veel informatie en weetjes over de geschiedenis van Amsterdam en zijn inwoners in de dialogen stopt dat ze stroef gaan lopen en wat passief worden. Aan de ene kant is het reuze interessant om te weten wat er gebeurde in het oude Amsterdam, om bekende straatnamen te horen en je in te beelden hoe het er toen uit gezien moet hebben. Maar aan de andere kant werkt een te grote hoeveelheid van die informatie wel verlammend voor de tekst. Dit is zeker niet overal het geval, maar hier en daar had het wat minder gemogen.

Methode

Er staan ook grappige weetjes in over Descartes, bijvoorbeeld dat hij een relatie had met Helena, de dienstmeid en dat hij ’s ochtends (net als iedereen in die tijd trouwens) bij het ontbijt een beker bier dronk. Dooremalen schrijft op een prettige manier. Wanneer er niet te veel wordt opgesomd verlopen de gesprekken soepel en zijn de beschrijvingen geloofwaardig.

Het personage van de beroemde filosoof wordt goed uitgediept, zodat je als lezer een duidelijk beeld krijgt van wat voor man het nu eigenlijk was. Ook zijn beroemde methode wordt herhaaldelijk (ook dit soms weer té vaak) uitgelegd en toegepast. In feite komt deze erop neer dat – totdat heldere en duidelijke kennis is vergaard – alles betwijfeld wordt en niets voor waar aangenomen wordt. Zo gaat Descartes ook te werk tijdens het onderzoek. Door deze radicale twijfel poogt hij vooroordelen en tunnelvisie te voorkomen. Onderdeel daarvan is een herhaaldelijk hardop opnoemen wat al wel zeker is, om zo niks over het hoofd te zien.

Descartes in Amsterdam is een vermakelijke detective die extra interessant is door de bijzondere hoofdpersoon. Het boek is leerzaam en biedt bovendien een leuk inkijkje in het Amsterdam van de Gouden eeuw. Liefhebbers van ingewikkelde plots en grote spanning zullen hier echter niet aan hun trekken komen.

Theater / Voorstelling

Ontroerende raamvertelling

recensie: Bos Theaterproducties - Vele hemels boven de zevende

De titel Vele hemels boven de zevende zal je vast niet ontgaan zijn. Het is het debuut van de Vlaamse schrijfster Griet Op de Beeck. Het boek telt vijf protagonisten die met elkaar verbonden zijn en vertellen over het wel en wee in het leven. In de gelijknamige voorstelling van Bos Theaterproducties zijn de mooiste zinnen uit het boek gefilterd en samengebracht tot één ontroerende, mooie voorstelling.

Op het podium een karig decor: zwarte doeken op de achtergrond en op een verhoging een stoel en tafel, waarop enkele flessen staan. Het decor zal het gehele toneelstuk ondergeschikt blijven aan het spel van de zes acteurs. Vijf van de zes toneelspelers vormen één familie: vader Jos, moeder Jeanne, dochters Elsie en Eva en Lou, de dochter van Elsie. Eva (Hanne Arendzen) vormt het ‘vijfde wiel’ in de familie: ze is een tikkeltje aan de zware kant en – als ze al mannen aantrekt – trekt ze de verkeerde mannen aan die haar op botte wijze dumpen (‘Ik zal nooit van u een stijve kunnen krijgen.’). Dat is wel anders met haar knappe zus Elsie (Anne Lamsvelt), die in een ongelukkig huwelijk zit opgesloten en een affaire begint met de lange, knappe gestalte Casper (Stefan Rokebrand). Casper is een kunstenaar, die geobsedeerd lijkt te zijn door zijn liefde voor Elsie en beschouwt haar haast als een soort langverwachte muze. Terwijl de ene liefde opbloeit, bevriest het huwelijk van Elsie tot het nulpunt. Vader Jos (Peter Bolhuis) gaat ten onder aan de kwellende herinnering van een vroeger ongeluk en drinkt zich iedere dag ladderzat. Moeder Jeanne (Henriëtte Tol) kan het niet meer aan en vlucht telkens het huis uit om ‘schnitzels’ of taartjes te gaan eten buiten de deur. Dan is er ook nog de kleine 12-jarige Lou (Fee Swart), snakkend naar de aandacht van haar moeder Elsie, die Lou’s puberjaren – en alle problemen die daarbij komen – moet doorstaan. Ook Lou vertoont vluchtgedrag: het liefst gaat ze naar haar geliefde tante Eva, die haar goed kan troosten. Eva staat min of meer symbool voor een veilige haven voor haar familie: zij staat altijd klaar om hun klaagzangen, verwensingen en verlangens aan te horen. Op den duur gaat dit haar steeds meer wringen, want wie biedt de helpende hand aan Eva?

Gezwinde gesprekken

De voorstelling kent een aangenaam hoog tempo. De zes acteurs spreken hun korte tekstfragmenten na elkaar uit, waardoor de zinnen over de toneelvloer in rappe snelheid heen en weer kaatsen. De spelers zijn goed op elkaar ingespeeld en weten precies de goede timing aan te houden. In het oorspronkelijke boek waar dit toneelstuk op geënt is, wordt ook continu in ieder hoofdstuk gewisseld van vertelperspectief. De hoofdstukken uit het boek zijn gereduceerd tot enkele, prachtige zinnen. In het begin van het toneelstuk knaagt deze manier van vertellen: in één kortstondig moment vloeien alle verhaallijnen in elkaar over. De vraag is of het verhaal wel helder te volgen blijft als zoveel verschillende mensen aan het woord zijn. Het antwoord is ‘ja’: deze manier van vertellen geeft juist een boeiende vorm. De spelers vertellen niet alleen het verhaal vanuit hun eigen belevenis als personage, maar zijn ook om de beurt de vertellers. Middenin het uitspelen van een gebeurtenis, kan een personage zich omdraaien naar het publiek en extra toevoegen wat het moment voor betekenis heeft of had. Soms leidt dat tot humoristische ontknopingen, maar vaak leidt het ook tot situaties waarin je medelijden wordt opgewekt en je met meewarig hoofd meekijkt naar de steeds ongelukkiger wordende personages.

Hilarische vertolkt

Het toneelstuk heeft bovendien iets luchtigs om zich heen hangen. Ondanks het snelle tempo waarin de scènes elkaar opvolgen, komt het acteerwerk goed uit de verf door de rustige, beheerste manier van toneelspelen van de acteurs. Zo wordt Jeanne hilarisch vertolkt door Tol die haar neerzet als een herkenbare, zeurende vrouw die zwelgt in zelfmedelijden. Ook roept Bolhuis de lachers op zijn hand met zijn vaak herhaalde uitroep ‘proost!’, vaak nét op een moment waarop een andere speler klaar is mijn zijn/haar korte monoloog. Elsie en Casper, als dartelende tortelduifjes, blijven meer ‘oppervlakkige’ personages. Dit in tegenstelling tot de 12-jarige Lou, die haar schattige karakter zo nu en dan weet af te schudden. Arendzen zet een tamelijk bescheiden Eva neer, die in haar verfomfaaide outfit oogt als een gezellige vernederlandste ‘Bridget Jones’: op zoek naar de liefde, graaiend in haar goed gevulde koelkast (de mayonaise pot uitlikkend) en een toeverlaat voor haar naasten en – als psychologe – voor haar patiënten.

Het spel lijkt zich naar het einde van de voorstelling uit te vergroten: niet alleen in stemvolume en handelingen, maar ook in emotie. Als toeschouwer kruip je helemaal in het verhaal en ga je mee in de zee van gevoelens. Daardoor slaat het einde in als een bom en wellen de tranen op in de ooghoeken. Een ontroerende voorstelling over familieproblemen, waarbij de waarheid niet mooier wordt getoond dan deze is. Een voorstelling zoals je het leven moet nemen: met een lach én een traan.

Theater / Voorstelling

Een revue als nooit tevoren

recensie: KemnaSenf – De Alex Klaasen Revue Showponies

Wat kan Alex Klaasen jou niet bieden? De veelzijdige (musical)acteur én geniale tekstschrijver komt nu na vele andere successen (Lang en Gelukkig, Woef Side Story en De Gelaarsde Poes) met de volgende extravagante, unieke voorstelling. In De Alex Klaasen Revue Showponies zien we Klaasen in allerlei vormen en gedaantes, samen met een geweldig ensemble, de meest waanzinnige sketches uitkramen en ontroerende liedjes vertolken. Humor is de pijler waarop deze revue is gevestigd en lachen is verzekerd.

Met inmiddels 6 Musical Awards op zak, is Alex Klaasen niet meer weg te denken uit de Nederlandse theaterwereld. Hij valt niet te omzeilen op de Nederlandse televisiezenders, waar hij op NPO 3 in de kinderprogramma’s Het Klokhuis, Missie Aarde en Welkom in de Gouden Eeuw speelde. Menigeen kent hem als de stylist Yari in Gooische Vrouwen, één van de vele typetjes die Klaasen tot in de kleinste details speelt. Dát is Klaasens grote kracht: zich kunnen verdiepen in zoveel mogelijk gedaantes en deze met alle hilariteit van dien aan het grote publiek tonen. In Showponies vormen Klaasen en zijn achtkoppige theatergezelschap in de eerste scène een klas gewillige paardenmeisjes- en jongens die op ponykamp gaan. In wezen zijn zij allemaal showponies of – in Klaasens eigen woorden – ‘een lekker extravert iemand die houdt van glitter, van verkleden en van dansen’. Het decor wisselt continu en razendsnelle verkleedpartijen zijn nodig om afwisselend een scène met misdienaars te kunnen spelen en dan – hup, hup, hup – een scène uit een sprookje.

De voorstelling is een mengelmoes van toneel, musical, cabaret en sketches. Op de vraag of dat niet een tikkeltje overdreven is, kan geruststellend worden geantwoord dat alles goed en wel afgewogen in de juiste dosering aan bod komt. De teksten van zowel de sketches als de liedjes zijn volkomen nonsens, maar wel heel grappig door de perfecte timing waarmee iedere zin en ieder woord wordt neergezet. Zoals gezegd: aan komische momenten genoeg in deze voorstelling, maar zo nu en dan is het ook pijnlijk confronterend. Klaasen kan namelijk heel goed de gedragingen van de mens uitvergroten in zijn spel, waarmee hij ons als publiek laat inzien hoe absurd we soms als samenleving bezig zijn. Het belangrijkste thema lijkt voornamelijk homoseksualiteit te zijn: de acceptatie en de afwijzing in onze samenleving daarvan en hoe er actueel naar gekeken wordt. Dit alles wordt bezongen in de meest hilarische liedjes (bv. in een operalied over de homo-app Grindr).

Nough-tea Alex

Het eerder gekozen woord ‘ensemble’ dekt niet helemaal de lading. De achtkoppige cast die zich schaart achter meesterbrein Klaasen, bestaat uit bekende acteurs (Freek Bartels, Daniël Cornelissen en Jip Smit) en aanstormende talenten (Jolijn Henneman, Roman Brasser, Kiefer Zwart, Stef van Gelder en Cripta Scheepers). Zij draaien mee in dit rariteitencircus alsof dit soort uitdagend vreemde rollen op hun lijf geschreven zijn. Bovendien zijn de dansjes aanstekelijk, de pastelkleurige pakken prachtig en de attributen zijn bijzonder multifunctioneel vormgegeven (wat het lachsalvo vanuit de zaal extra doet oplaaien). Er zijn twee zaken die boven dit alles uitsteken: het razendsnelle tempo waarin de scènes elkaar afwisselen en de teksten van de liedjes. Deze maken dat je op de terugweg naar huis de meest onlogische zinnen probeert op te halen uit je herinneringen en tot de slotsom komt dat de liedjes zijn geënt op al bestaande liedjes (bv. van ABBA).

De voorstelling is opgedeeld in twee duidelijke delen, waarbij de vervormde bestaande liedjes vooral in het eerste deel voorkomen. Het eerste deel tot aan de pauze bestaat uit een snelle afwisseling van genres. In het tweede deel lijkt een grote droom van Klaasen werkelijkheid te worden: opgedirkt in een flamboyante jurk met pailletten, draagt hij een blonde pruik met krullende lokken en is hij opgetut met een lading make-up. In het tweede deel brengt hij een ode aan alle vrouwelijke supersterren van weleer (o.a. Liza Minelli en Judy Garland), omdat ‘alle goede nummers voor vrouwen geschreven zijn’. Dit tweede deel is persoonlijker van aard en hierin wordt meer over Klaasen als artiest opgemerkt – met de nodige dosis zelfspot uiteraard (‘Hoe drinkt Barbra Streisand haar tea? Nough-tea? Hones-tea?’).

De voorstelling Showponies is niet voor tere zieltjes. Zoals al uit de poster van deze voorstelling blijkt: het is allemaal reuzeflauw. Wie naar deze voorstelling gaat, moet geen equivalent van de 19e-eeuwse variété programma’s uit Frankrijk verwachten, maar eerder een over de top gelijkenis met revues als die van André van Duin. Eén waarin humor centraal staat en dit zowel middel als doel van de voorstelling is. Voorwaarde is dat je Alex Klaasen van tevoren moet omarmen: om zijn genialiteit en zijn artisticiteit, maar bovenal om zijn zelfspot. Mocht daarvan nu nog geen sprake zijn: deze voorstelling verlaat je niet zonder kriebelende gevoelens in je buik voor Klaasen.

Theater / Voorstelling

Onmogelijke codes kraken met KASSETT

recensie: mc KASSETT - KRAAK

Je moet het maar durven: een voorstelling maken over het antwoord op alles. Ambitie kan ze niet worden ontzegd, de performers van KASSETT. Voor KRAAK liet het muziektheatercollectief zich inspireren door het Voynichmanuscript, een ‘tekst’ uit 1500 die tot op heden niemand heeft kunnen ontcijferen. Maar Oukje den Hollander en Michaël Bloos hebben de code gekraakt, zo laten ze ons vol trots weten. Zij hebben een geheim wapen, één waar de geleerden voor hen niet aan hadden gedacht: de muziek

Hoe gaan ze de code kraken met muziek? Hoe kan je cryptografie vertalen naar muziektheater? Terwijl iconen uit het manuscript op een dia vergroot worden, zingt Den Hollander liederen die op de beelden geïnspireerd lijken te zijn. Het toneelbeeld lijkt recht uit een roman van Dan Brown te komen. We zien een houten constructie, die zich als een spin uitstrekt over drie eilanden met violen, keyboards en trommels. Met de juiste aansturing beginnen de mechanieken te draaien, en ontstaat er een bizarre symfonie. Er is geen touw vast te knopen aan wat we horen, maar het beeld dat is ontstaan intrigeert.

Waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen

Naast muziek en theater is filosofie een speerpunt waar KASSETT theater mee maakt. Die filosofische inslag krijgt in KRAAK de gestalte van taalfilosoof Ludwig Wittgenstein, die met zijn Tractatus Logico-Philosophicus zeven stellingen opwierp over een zinvolle toepassing van taal. Bloos en Den Hollander leiden ons door de stellingen, om uit te komen bij de meest bekende: ‘waarover men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen’. Wittgenstein verwijst naar de grenzen van de taal, het manuscript belooft ons een taal die alles oplost. Halverwege de voorstelling speelt Bloos Wittgenstein zelf, en krijgen we meer te weten over zijn eenzaamheid en de tragische historie van zijn gezin. Het zijn mooi geschreven scenes, maar het wordt niet evident wat de meerwaarde voor de gehele performance is. Het is eerder het gedachtegoed dan de biografie van Wittgenstein die de link vormt met het kraken van de code, en het bereiken van een universele taal.

Muziektheaterexperiment

Wittgensteins gedachtegoed is bovendien nogal taaie materie, waardoor de performance bij vlagen te veel een college wordt. Dat is jammer, aangezien juist het onredelijke de grote troef is die Kassett in huis heeft. Zij kunnen de code kraken door het te vertalen naar iets ongrijpbaars als muziek, maar lijken uiteindelijk toch voor een meer verstandelijke benadering te gaan. Desondanks is KRAAK een interessant muziektheaterexperiment dat naar meer smaakt.

Theater / Reportage
special: Tweetakt 2018

Tweetakt: de enige goede reden om niet op een terrasje te zitten.

Na maanden Hollandse kou is de lente eindelijk begonnen. De terrasjes zitten vol, de zomerse jurkjes en shirtjes zijn terug, er wordt weer wat meer gelachen op straat. ‘Hè fijn, dit had ik even nodig,’ hoor ik een dame tegen haar vriendin zeggen. Je zou wel gek zijn als je met dit mooie weer een weekend lang het theater induikt, en toch zat ook de schouwburg vol. Tweetakt is in de stad, en is het enige excuus om niet in de zon te zitten. Twee dagen en een flinke portie jeugdtheater later bekroop me hetzelfde gevoel: fijn, dit had ik even nodig.

Theater Artemis – De onzichtbare man (4+)

Foto: Kurt Van der Elst

Want wat een eigenzinnige voorstellingen waren daar te zien, in het eerste Tweetakt-weekend. En wat een opluchting om weer eens in een zaal te zitten met kinderen die voluit reageren op een toneelstuk. De onzichtbare man, de nieuwste productie van Theater Artemis en regisseur Jetse Batelaan, speelt met de illusie van theater, en het geloven in die illusie. De titel zegt eigenlijk al genoeg: we maken kennis met theatertechnicus Johan (René van ’t Hof) en Rob, een acteur die door Johan wel gezien wordt, maar door ons niet. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken, ziet Rob het publiek wel, maar Johan en acteurs Nimüe en Marijn blijven een lege zaal zien. Rob – ‘zittend’ bij de piano, aangegeven door een volgspot – vertelt ons wat we moeten doen om weer zichtbaar te worden. Er ontstaat een steeds complexer wordend spel tussen zichtbaar zijn en onzichtbaar zijn, waarin alles en iedereen wel ergens de dupe wordt: Johan, Nimüe, Marijn, een aantal spoken die het toneel betreden, en zelfs een zakje chips waar we alleen het gekraak van horen. Dat zakje wordt gehaald door een jongetje uit het publiek, die op verzoek van Rob schuchter het podium opkomt en de coulisse in wordt gestuurd. Ergens weten hij en de andere kinderen dat het allemaal nep is, en toch wordt er enthousiast gekletst met Johan en Rob. En dan betrap ik mezelf er ook op: ik zie geen volgspot bij de piano, maar stel me er een personage bij voor. De magie van theater in een notendop.

Ultima Vez & Seppe Baeyens – INVITED (10+)

Foto: Danny Willems

Seppe Baeyens doet met zijn voorstelling INVITED in principe hetzelfde als wat Jetse Batelaan met De Onzichtbare Man (en later met Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt) doet. Beide regisseurs grijpen terug naar de kern van wat theater kan betekenen. De Onzichtbare Man gaat over de ‘suspension of disbelief’ waar we in een voorstelling voor vallen. INVITED gaat nadrukkelijk over het publiek, en hoe dat publiek zich door theater even met elkaar verbonden kan voelen. We bevinden ons op het podium van de Douwe Egberts Zaal, en worden uitgenodigd om op een grote slang te zitten. De doorgewinterde theaterbezoeker voelt de bui al hangen: met die slang gaat iets gebeuren. Maar niet voordat de zaal donker wordt, en er een koorzang wordt ingezet. ‘Zijn mijn buren oprecht aan het meezingen, of horen ze bij de voorstelling?’ vraag ik me af. ‘En als ze zelf meezingen, mag ik dan ook?’ De koorzang laat het publiek voorzichtig deelnemen aan een groepsactiviteit, zonder dat ze door anderen gezien worden. Dan gaat het licht aan, en tillen we samen de slang op. Als we eenmaal de slang neerleggen, staan we in een kring en zien we hoe de performers – een groep met verschillende genders en etnische achtergronden, jong en minder jong, met of zonder verstandelijke beperking – één voor één mensen bij de hand nemen. Om ze te verplaatsen, maar uiteindelijk ook om met ze te dansen, te knuffelen of te rennen.

Ook ik ontsnap niet aan de dans en voor ik het weet ren ik fanatiek rondjes rond de zaal. Het duurt even voor ik doorkrijg dat INVITED net iets verder gaat dan gecontroleerde publieksparticipatie: uiteindelijk kunnen we ook zelf bepalen wat we in de cirkel doen. Dat vereist een strakke dramaturgie en performers die ondanks alle vrijheid de touwtjes in handen kunnen houden. En dat kan deze groep: met niet meer dan wat kleine handgebaren houden ze de performance op de rails. Een indrukwekkende prestatie van deze groep en van Baeyens, die het theater effectief aanwenden om een gevoel van saamhorigheid te smeden. INVITED is zo’n voorstelling waar je jezelf na afloop weer even op de aarde voor moet zetten. Je hebt iets beleefd dat je alleen in een theaterzaal kan beleven, en weer vervlogen is als je de zaal uitloopt.

Theater Artemis – Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt (8+)

Foto: Joep Lennarts

De zondag begint opnieuw met een voorstelling van Batelaan. Voorstelling waarin hopelijk niets gebeurt is een bekende titel – het origineel dateert uit 2005 – en richt zich op een andere basispremisse van theater: er moet iets zijn om naar te kijken. Net als De onzichtbare man zien we hier een fictief toneelstuk dat op het punt staat te beginnen, maar nooit begint. De acteur (René Geerlings) wordt namelijk van het podium geweerd door een beveiliger (Martin Hofstra), en moet verschillende trucjes verzinnen om toch zijn voorstelling aan te vangen. Eenmaal op het podium blijkt er een probleem te zijn met het ‘volgende moment’ (gespeeld door Hofstra): alleen het ‘vorige moment’ is beschikbaar, en zonder volgend moment geen voorstelling. Voor het jonge publiek om mij heen is deze voorstelling waarin niets en toch heel veel gebeurt, geen onverdeeld succes. Het jongetje achter mij kan niet wachten tot het voorbij is, terwijl de kinderen naast mij gefascineerd zitten te kijken. Best knap, hoe Batelaan een redelijk abstract en absurdistisch gegeven zo kan vertalen, dat het werkt als jeugdtheatervoorstelling. De voorstelling waarin niks gebeurt is natuurlijk een voorstelling waarin uiteindelijk heel veel gebeurt: van een schildpad aan een touwtje die maar niet op lijkt te komen, tot een herhalende speurtocht naar ‘het volgende moment’, tot een heuse processie van ‘momenten’ over het podium.

Abattoir Fermé & herpaleis – Bangerik (6+)

Foto: Kurt Van der Elst

Abattoir Fermé is met haar rauwe, groezelige esthetiek niet het meest voor de hand liggende gezelschap om een jeugdtheatervoorstelling te maken. Door horror als uitgangspunt te nemen, is er desondanks een interessante voorstelling ontstaan die trouw blijft aan de signatuur van het gezelschap. In Bangerik zien we hoe het gelijknamige hoofdpersonage omgaat met zijn angst voor de buitenwereld. Die buitenwereld is een grote horrorshow met griezelige varianten van volwassen figuren: een langbenige reuzenvader, twee hekserige tantes, een ‘rioolmeermin’ die zo uit het badputje getrokken wordt, en drie popachtige horrornonnen. En dan is er Annabellee, de love interest die er niet griezelig uitziet, maar toch het engst van allemaal is. De showsteler is Chiel van Berkel, die in de rol van Nonkel Vlees een muzikale waslijst van verschillende, onuitspreekbare, fobieën opsomt. Bangerik blijft vooral visueel een indrukwekkende voorstelling, maar wil niet echt landen. Een lange tijd bleef het me onduidelijk waar de voorstelling precies heen beweegt, waar de uitvergrote personages voor staan, en wat nu precies het grotere verhaal is dat verteld wordt. Zo blijft Bangerik meer een ritje door een spannend spookhuis, dan een helder verhaal.

Studio Orka – Inuk (7+)

Foto: Phile Deprez

Voor de laatste voorstelling van mijn Tweetaktavontuur verlaat ik de Stadsschouwburg en reis ik af naar Plan Einstein, een asielzoekerscentrum waar asielzoekers samenwonen- en werken met uit huis geplaatste jongeren. Studio Orka maakte hier de voorstelling Inuk, wat in de taal van de Inuits ‘echte mens’ betekent. We betreden een vervallen hotellobby, waar Carl, de eigenaar van het hotel, zit te schilderen en klusjesman Ivan met zijn charme en grapjes het publiek opwarmt. Even denk ik een nogal flauwe voorstelling te gaan zien, met karikaturale personages die weinig te maken hebben met de harde realiteit waar de kinderen van Plan Einstein mee te maken hebben. Al snel blijkt dat Inuk veel complexer en gelaagder is dan ik in de eerste minuten vermoedde. Carl en Ivan krijgen twee bezoekers te gast die beiden schuilen voor de storm. Het hotel is, net als het asielzoekerscentrum, een tijdelijke schuilplek. Als blijkt hoezeer de vier personages ontheemd zijn en verlangen naar een thuis, begint de voorstelling te schuren. Het pubermeisje Nina vertelt hoe ze van instituut naar instituut gaat, en niet meer bij haar moeder kan wonen. Als blijkt dat ook de hoteleigenaar haar niet wil hebben, en in de stromende regen buiten wil zetten, zet ze een dans in die zowel woede als hopeloosheid uitstraalt. Het komt binnen bij het publiek, die voor een deel uit de bewoners van het centrum bestaat. Naast me zitten twee jongetjes in een mij vreemde taal druk met elkaar te lachen en te gebaren over wat ze voor zich zagen gebeuren. Achter mij zie ik een groep meisjes gefascineerd kijken en filmpjes maken van de voorstelling. Echt ‘not done’, aldus een groep verontwaardigde theaterstudenten op weg naar huis. Het maakte me duidelijk dat er twee soorten toeschouwers in de zaal zat: de geoefende kijker die de ongeschreven regels van het theater kent, en kinderen voor wie theater nog een nieuwe ervaring is. De kinderen deden me denken aan de jongens en meisjes die de vorige dag nog met de onzichtbare man aan het kletsen waren. Leuker publiek kun je je eigenlijk niet wensen.

Boeken / Fictie

Een klein ogenblik in een groots oeuvre

recensie: Hella S. Haasse - Ogenblikken in Valois

In Ogenblikken in Valois, heruitgegeven ter ere van Hella S. Haasses honderdste geboortedag, schrijft de auteur over het Franse dorp waar ze bijna een decennium gewoond heeft. Het is een mooi, kleiner werk in haar imposante oeuvre.

In januari 1979 bezochten Haasse en haar man Jan van Lelyveld voor het eerst het huisje waar ze tweeënhalf jaar later permanent gingen wonen, tot ze zich in augustus 1990 weer in Nederland vestigden. Al vrij snel nadat ze naar Valois verhuisden, in 1982, verscheen Ogenblikken in Valois, een serie met hoofdzakelijk historische schetsen van het gebied dat Haasse zo goed kende: haar eerste grote roman Het woud der verwachting (1949) speelt zich deels ook in deze streek af.

De verpietering verbeelden

Valois, net boven Parijs gelegen, is in de twintigste eeuw een arm, wat verpieterd gebied: het kreeg een flinke tik tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het is een lange tijd geleden dat Senlis, de belangrijkste stad in het gebied, haar hoogtijdagen kende. Haasse woont er in een saai prefabhuis. Haasse-biograaf Aleid Truijens schrijft in haar nawoord over de teleurstelling die haar overviel toen ze voor het huis stond: ‘Wat had ik dan verwacht? Toch een iets romantischer, sfeervoller behuizing. […] Dit standaardhuis paste niet bij haar.’

Haasses huis mocht dan niet passen bij haar oeuvre, dat zo vol van geheimen en verleden is, de streek Valois past er wel perfect bij. ‘Laat het maar aan Haasse over om een half verlaten en verarmde Franse streek met haar verbeelding opnieuw te bezielen,’ beweert Truijens. Daar slaagt de schrijfster inderdaad in. Vanaf de eerste pagina’s bevinden we ons in Haasse-gebied: mysterieus, eeuwenoud, met ondergrondse gewelven, oude kastelen en markante personages.

Miniatuur-Haasse

Ogenblikken in Valois is niet alleen qua thematiek een miniatuurversie van de typische Haasse-roman. Ook wat betreft stijl blijft dit boekje dicht bij de rest van haar werk: de beschrijvingen zijn geraffineerd, de taal verzorgd, het verhaal leerzaam. De Middeleeuwen staan centraal en ook voor de achttiende eeuw heeft Haasse veel aandacht. Opvallend genoeg blijft de twintigste eeuw, zeker de jaren na de Tweede Wereldoorlog en haar eigen heden, grotendeels buiten beeld, alsof de stad Senlis en de streek eromheen vastzitten in een vergaan verleden.

Hierdoor kennen de schetsen minder een spanningsboog, wat jammer is. Er is geen duidelijke tocht door de geschiedenis noch wordt er thematisch een helder pad gebaand. Het boekje gaat uiteindelijk niet echt ergens heen. Dat maakt van Ogenblikken in Valois een mooi, maar uiteindelijk ook klein werk in het zo indrukwekkende oeuvre van een van de grootste schrijvers van de moderne Nederlandse letteren.

Theater / Voorstelling

De mannenparadox

recensie: Lucas De Man, Ahmet Polat en Rashif El Kaoui - De Man Is Lam

In een fraai voorbeeld van nominatief determinisme heeft theatermaker en presentator Lucas De Man een onderzoekende voorstelling gemaakt over het fenomeen van zijn achternaam: Wat betekent het eigenlijk om een man te zijn? Die vraag inspireerde een zoektocht van barbershop tot boekenkast en leidde tot een vlammend multimediaal betoog over de vele tegenstrijdige facetten van ons ideaalbeeld van de moderne vent.

“Ken je de mannenparadox?” vraagt Lucas De Man halverwege de voorstelling aan zijn publiek. Dat is kort gezegd het probleem dat de moderne man net zo goed behulpzaam moet zijn  in de keuken als dat hij een ongeremd beest is in bed. De moderne man moet laveren tussen viriele retrograde macho en een emotioneel toegankelijke feministische softie. Lucas De Man, die de toepasselijkheid van zijn achternaam niet schuwt, citeert onderzoek waaruit blijkt dat de moderne (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man meer in het gedrang is dan je misschien zou denken: meer dan 80% van alle berichtgeving over mannelijkheid is negatief, zo’n 40% van alle meldingen van huiselijk geweld wordt gedaan door mannen en ze staan bovenaan de lijstjes van zelfmoord en eenzaamheid. In de tijd van gender studies en identiteitspolitiek is ook het zelfbeeld van de man op losse schroeven komen te staan: waar de (blanke, heteroseksuele, hoogopgeleide) man historisch gezien altijd zichzelf als de norm zag, moet hij zich nu aanpassen aan nieuwe culturele normen.

De betekenis van man-zijn

Kortom, zoals de titel van de voorstelling het al zegt: De Man Is Lam. Gelukkig is de voorstelling geen Baudeteske tirade tegen de gemankeerde mannelijkheid, maar een oprechte en komische zoektocht naar de betekenis van het man-zijn in deze tijd. Zo worstelt Lucas De Man met de vraag of je jezelf wel mag laten pijpen door je vriendin terwijl je je tegelijkertijd verzet tegen de maatschappelijke onderwerping van de vrouw. Op een ander moment horen we dat Nivea Men alleen de gezichtscrème verkocht krijgt met een reclame waarin een crèmesmerende übermacho een houtzaagwedstrijd wint met twee fotomodellen aan elke arm.

Goedkoop applausmomentje

Maar het onderzoek naar de contemporaine man ging verder dan het graven in de eigen ziel. De Man Is Lam is onderdeel van een breder kunstproject dat naast theater bestaat uit een fotografietentoonstelling en een podcastreeks met zo’n 180 interviews over het onderwerp man. Zowel de foto- en videografie van Ahmet Polat als de interviewfragmenten van Rashif El Kaoui versterken de toch al krachtige solo-performance van Lucas De Man, die betogend wisselt tussen alleman en mannetjesputter maar zichzelf en zijn opvattingen voortdurend onder de loep blijft leggen. Zo kapt hij een goedkoop applausmomentje af na zijn lofzang op complexiteit om het publiek erop te wijzen hoe makkelijk dat is om te roepen. Hij heeft als performer een nonchalante air en tegelijkertijd een roestvaste beheersing van de zaal, in één zin kan Lucas De Man zijn publiek laten bulderen van het lachen en zo stil krijgen dat je een speld kan horen vallen.

De bijdrages van Ahmet Polat en Rashif El Kaoui zorgen ervoor dat de blik op mannelijkheid breder wordt dan het perspectief van de blanke (heteroseksuele, hoogopgeleide) man. Tijdens de voorstelling horen we  interviewfragmenten met  onder andere Tilburgse kickboxers en Rotterdamse hangjongeren en op projectieschermen zien we behalve  Hollandse rugbyers ook een Turkse man breien. Daarnaast wordt een groot deel van de monoloog van Lucas de Man vanuit het oogpunt van een migrantenzoon verteld.

Vrolijk ontregelend

Hoe sterk de neiging ook is, De Man Is Lam geeft ons gelukkig geen eenduidige oplossing voor de mannenparadox. Het is zeer lastig om genuanceerd over het onderwerp gender te praten en tegelijkertijd iets daadwerkelijk substantieels te zeggen. Maar Lucas De Man maakt wel op een vrolijk ontregelende wijze voelbaar dat seksuele identiteit tegelijkertijd een bron van schaamte en van trots kan en mag zijn. Dat wij kerels daar nu pas echt openlijk mee beginnen te worstelen geeft misschien aan hoe ver wij eigenlijk achterlopen met onze emancipatie.