Tag Archief van: cultuur

Boeken / Fictie

Het graf van de duivel

recensie: Vrouwkje Tuinman - Afscheidstournee

Als de jonge Achille zijn overleden vader, de wereldberoemde violist Nicolò Paganini, wil begraven, blijkt de duistere reputatie van de musicus dit onmogelijk te maken. Vrouwkje Tuinman weet met Afscheidstournee de geschiedenis van een verstoorde familie in een roman te vatten.

Het blijft een fenomeen in de muziekgeschiedenis: de magistrale violist en componist Nicolò Paganini (1782-1840). Zijn muziek, zijn vioolspel en zijn voorkomen maakten hem populair tot ver over de Italiaanse grenzen. Met een goed gevoel voor marketing en niet vies van enig effectbejag wist hij zijn imago als ‘duivelskunstenaar’ tot in detail uit te venten. Dat heeft hem tijdens zijn leven geen windeieren gelegd, maar zorgde na zijn dood voor veel tegenwerking.

Duivelsgebroed

Met dat gegeven gaat Vrouwkje Tuinman aan de slag. Ze maakt de puberzoon van Nicolò tot hoofdpersoon en laat deze Achille vertellen over zijn worsteling om zijn vader een passende begrafenis te geven. De instanties – lees De Kerk – staan dit niet toe. Paganini was geen praktiserend katholiek, heeft de laatste sacramenten aan zijn sterfbed geweigerd en staat alom bekend als verbeelding van de duivel. Het gesleep met de doodskist van zijn vader, met de erfenis van zijn vader, is letterlijk en figuurlijk de ballast die Achille met zich mee zal moeten dragen.

Tuinman weet een pakkend verhaal op te starten. Ze verbindt de feiten die bekend zijn uit de Paganini-geschiedenis met een flinke dosis fantasie en komt zo tot een nieuwe, geheel eigen compositie. Na jaren van omzwervingen, waarbij de kist op veel geheime plekken wordt gestald, strijkt Achille met zijn jonge vrouw Paolina neer op het door de componist nagelaten landgoed Gaione in de buurt van Parma. Hier wordt de kwestie om een eervolle begrafenis met een gepast monument te kunnen verzorgen, na nog wat geharrewar met de plaatselijke clerus, min of meer naar de achtergrond geschoven.

Bijenhouderij

Wat volgt is een vrij prozaïsch relaas over de wederwaardigheden van de familie dat door de schrijfster wordt uitgesmeerd over komende generaties. Achille en Paolina krijgen een reeks kinderen die allen op hun eigen manier met de erfenis van de grote violist te maken hebben. De een groeit op als bevlogen musicus, de ander beheert de muzikale nalatenschap van grootvader en een derde ontpopt zich als zakenman die op slimme wijze munt uit de situatie weet te slaan. De kern van het verhaal blijft echter Achille, de zoon die nooit zal loskomen van zijn vader en zijn eigen identiteit altijd heeft gevormd naar diens overweldigende aanwezigheid.

In het verloop van Afscheidstournee blijft continue het gevoel overheersen dat de achterliggende geschiedenis van de musicus Paganini vele malen interessanter is dan het geconstrueerde verhaal over zijn nazaten. Tuinman heeft veel ‘omgeving’ nodig om tot een substantieel verhaal te komen: de geest van Paganini blijft aandringen, terwijl de schrijfster zich uitentreuren bezighoudt met de ziekelijke moeder van Achille, zijn nuchtere halfzusje en het wel en wee van zijn kinderen. Dat Achille zijn tijdverdrijf in de bijenhouderij zoekt – mede om zijn vaders kist onzichtbaar te kunnen verbergen – is een aardige metafoor voor de overgang van het leven in de dood, maar blijft tegelijkertijd iets geforceerds houden.

Uiteindelijk komt het goed met het graf van Nicolò Paganini. ‘Het kleine beetje dat er nog van zijn vader over was, verdiende het in alle openheid te worden geprezen, in plaats van verketterd.’ De zoon, die zichzelf wegcijferde voor de zielenrust van zijn vader, is door Vrouwkje Tuinman op enigszins wijdlopige manier aan de vergetelheid onttrokken.

Boeken / Fictie

Het graf van de duivel

recensie: Vrouwkje Tuinman - Afscheidstournee

Als de jonge Achille zijn overleden vader, de wereldberoemde violist Nicolò Paganini, wil begraven, blijkt de duistere reputatie van de musicus dit onmogelijk te maken. Vrouwkje Tuinman weet met Afscheidstournee de geschiedenis van een verstoorde familie in een roman te vatten.

Het blijft een fenomeen in de muziekgeschiedenis: de magistrale violist en componist Nicolò Paganini (1782-1840). Zijn muziek, zijn vioolspel en zijn voorkomen maakten hem populair tot ver over de Italiaanse grenzen. Met een goed gevoel voor marketing en niet vies van enig effectbejag wist hij zijn imago als ‘duivelskunstenaar’ tot in detail uit te venten. Dat heeft hem tijdens zijn leven geen windeieren gelegd, maar zorgde na zijn dood voor veel tegenwerking.

Duivelsgebroed

Met dat gegeven gaat Vrouwkje Tuinman aan de slag. Ze maakt de puberzoon van Nicolò tot hoofdpersoon en laat deze Achille vertellen over zijn worsteling om zijn vader een passende begrafenis te geven. De instanties – lees De Kerk – staan dit niet toe. Paganini was geen praktiserend katholiek, heeft de laatste sacramenten aan zijn sterfbed geweigerd en staat alom bekend als verbeelding van de duivel. Het gesleep met de doodskist van zijn vader, met de erfenis van zijn vader, is letterlijk en figuurlijk de ballast die Achille met zich mee zal moeten dragen.

Tuinman weet een pakkend verhaal op te starten. Ze verbindt de feiten die bekend zijn uit de Paganini-geschiedenis met een flinke dosis fantasie en komt zo tot een nieuwe, geheel eigen compositie. Na jaren van omzwervingen, waarbij de kist op veel geheime plekken wordt gestald, strijkt Achille met zijn jonge vrouw Paolina neer op het door de componist nagelaten landgoed Gaione in de buurt van Parma. Hier wordt de kwestie om een eervolle begrafenis met een gepast monument te kunnen verzorgen, na nog wat geharrewar met de plaatselijke clerus, min of meer naar de achtergrond geschoven.

Bijenhouderij

Wat volgt is een vrij prozaïsch relaas over de wederwaardigheden van de familie dat door de schrijfster wordt uitgesmeerd over komende generaties. Achille en Paolina krijgen een reeks kinderen die allen op hun eigen manier met de erfenis van de grote violist te maken hebben. De een groeit op als bevlogen musicus, de ander beheert de muzikale nalatenschap van grootvader en een derde ontpopt zich als zakenman die op slimme wijze munt uit de situatie weet te slaan. De kern van het verhaal blijft echter Achille, de zoon die nooit zal loskomen van zijn vader en zijn eigen identiteit altijd heeft gevormd naar diens overweldigende aanwezigheid.

In het verloop van Afscheidstournee blijft continue het gevoel overheersen dat de achterliggende geschiedenis van de musicus Paganini vele malen interessanter is dan het geconstrueerde verhaal over zijn nazaten. Tuinman heeft veel ‘omgeving’ nodig om tot een substantieel verhaal te komen: de geest van Paganini blijft aandringen, terwijl de schrijfster zich uitentreuren bezighoudt met de ziekelijke moeder van Achille, zijn nuchtere halfzusje en het wel en wee van zijn kinderen. Dat Achille zijn tijdverdrijf in de bijenhouderij zoekt – mede om zijn vaders kist onzichtbaar te kunnen verbergen – is een aardige metafoor voor de overgang van het leven in de dood, maar blijft tegelijkertijd iets geforceerds houden.

Uiteindelijk komt het goed met het graf van Nicolò Paganini. ‘Het kleine beetje dat er nog van zijn vader over was, verdiende het in alle openheid te worden geprezen, in plaats van verketterd.’ De zoon, die zichzelf wegcijferde voor de zielenrust van zijn vader, is door Vrouwkje Tuinman op enigszins wijdlopige manier aan de vergetelheid onttrokken.

Boeken / Non-fictie

Kritisch kijken dankzij kunst

recensie: Amy E. Hermans - De kunst van het observeren

In Amy Hermans De kunst van het observeren draait alles om het zien wat anderen niet zien. Aan de hand van kunstwerken toont Herman hoe we kunnen leren op details te letten en hoe we die vaardigheid vervolgens kunnen gebruiken in ons dagelijks leven.

Herman schreef haar boek naar aanleiding van de cursussen die ze aan allerhande groepen, waaronder de FBI, medici, justitie en het ministerie van Buitenlandse Zaken, geeft. Door samen aandachtig naar kunst in de breedste zin van het woord te kijken leert ze haar cursisten op een nauwlettende manier te observeren. Hiermee beoogt ze dat mensen niet enkel goed naar kunst kijken, maar ook naar de wereld om hen heen.

Oog voor detail

Iedere lezer – of die nu scherp is of zich veel laat ontgaan – zal tijdens het lezen van dit boek voorbeelden tegenkomen die hem of haar steil achterover doen slaan. Herman geeft je de opdracht een schilderij zo goed mogelijk in je op te nemen en daarbij te letten op alle details. Toch kan ze vervolgens nog punten aanwijzen die je hoogstwaarschijnlijk over het hoofd hebt gezien. Herman heeft het vermogen haar scherpe observaties op creatieve wijze over te dragen op haar lezers.

Hermans boodschap is niet uniek; oog voor detail hebben geldt in het algemeen als een waardevolle eigenschap. Het gaat dan ook met name om de manier waarop Herman dit brengt. Het gebruiken van kunst als methode is bijzonder en zeer treffend; kunst leent zich bij uitstek voor verschillende interpretaties.

Water bij de wijn

Ondanks dat Herman een goed verhaal heeft, lijkt ze de lezer hier toch voortdurend van te moeten overtuigen door middel van verhalen over ex-studenten. Zelfs zo veelvuldig dat het storend wordt. Niet vaak genoeg kan ze vertellen over de wendingen die de levens van haar leerlingen hebben genomen nadat ze haar cursus gevolgd hebben. Niet alleen zijn het betere waarnemers geworden, ze zijn ook nog eens een stuk zelfverzekerder tijdens moeilijke gesprekken, om maar wat te noemen. Enige bescheidenheid zou Herman niet misstaan.

Een ander punt van kritiek betreft de lengte van het boek. Zoals veel populair wetenschappelijke titels had ook De kunst van het observeren een stuk beknopter gekund. Hermans lessen zijn erg boeiend maar toch verliest ze vaart door haar materiaal eindeloos uit te spinnen. Zo hadden de vier delen van het boek (Beoordelen, Analyseren, Formuleren en Aanpassen) allemaal makkelijk in één hoofdstuk gepast. In plaats daarvan weidt ze uit in meerdere hoofdstukken die soms min of meer hetzelfde uitleggen (zij het met andere kunstwerken). Zonde, want de kern van Hermans betoog is ijzersterk.

Niemand is ooit verloren
Boeken / Fictie

Op reis naar gedachtenland

recensie: Catherine Lacey - Niemand is ooit verloren
Niemand is ooit verloren

In Catherine Laceys debuut Niemand is ooit verloren neemt Elyria een enkele reis naar Nieuw-Zeeland om daar rond te reizen. De echte reis vindt echter plaats in haar hoofd. Het boek is één grote, soms ietwat langdradige, gedachtestroom, waarin filosofische gedachten worden afgewisseld met flashbacks naar het leven dat ze achterliet.

Een vlucht naar Nieuw-Zeeland

Elyria woont met haar man in New York. Zonder aankondiging vertrekt ze naar Nieuw-Zeeland, op zoek naar dichter Werner die haar ooit uitnodigde op zijn boerderij. Haar enige doel is om al liftend die boerderij te bereiken. De mensen die ze onderweg ontmoet, krijgen niet de kans haar te leren kennen. Elyria heeft zichzelf mentaal afgesloten van de buitenwereld. Ze ontmoet mensen, hoort hun verhalen aan, en vertrekt vervolgens weer.

Uit flashbacks blijkt hoe het komt dat Elyria zo afwezig is. Ze komt niet bepaald uit een warm nest. Haar vader is afwezig, haar moeder is meestal dronken en gedraagt zich meer als kind dan als ouder. Elyria’s geadopteerde zus Ruby pleegt zelfmoord in haar studententijd. Dit laatste zet Elyria’s leven volledig op zijn kop. Ze trouwt met de man die Ruby het laatst gezien heeft (De Docent), beleeft daardoor een paar gelukkige jaren, maar zakt uiteindelijk weg in een vreselijke depressie. In deze staat trekt ze door het verre Nieuw-Zeeland.

Weinig sympathiek

Hoe meer Elyria in de war raakt, hoe verder de lezer ook van de realiteit af komt te staan. Het wordt als lezer steeds moeilijker om sympathie te voelen voor de hoofdpersoon. Het lezen wordt daardoor steeds meer een worsteling door langdradige, afstandelijke passages. In plaats van emoties te voelen, analyseert Elyria hoe haar lichaam op situaties reageert:

‘In mijn bijna-menselijke moment voelde ik achter mijn ogen de tranen opwellen, ze borrelden daar, bruisten als een waterketel tegen het kookpunt aan, maar ik huilde niet.’

Waar de flashbacks nog redelijk kalm geschreven zijn, voel je in het heden de onrust door de lange zinnen die zomaar een hele pagina doorgaan. Op het verleden heeft ze nog grip, maar in het heden wordt ze geplaagd door een ‘wildebeest’ in haar binnenste. Hoewel dit niet altijd leuk is om te lezen, is het wel knap wat Lacey doet. Wat dit boek namelijk zo bijzonder maakt, is dat Lacey ons niet uitlegt dat Elyria depressief is, maar dat ze dit laat voelen via haar schrijfstijl.

Deze onrust is ook merkbaar in de toon van Elyria’s gedachten. In het begin is ze nog vrij nuchter, bijna grappig zelfs:

‘Na een paar uur wachten langs de smalle, met bomen omzoomde weg waar de verpleegster me had afgezet, werd duidelijk dat sommige plekken geen goede plekken zijn om een mens te zijn in plaats van een auto en daar stond ik nu.’

Maar naar het einde toe worden de zinnen associatiever en raas je als een wervelwind door het verhaal heen. Ze raakt steeds verder verwijderd van het normale leven. Op een gegeven moment wordt ze zelfs door een pijlstaartrog gebeten, maar beseft ze pas dat er iets aan de hand is als een ander in paniek raakt:

‘[Ik liep] terug naar het strand, maar toen ik daar aankwam, bloedde ik zo dat je het gerust een ernstige bloeding kan noemen, en pas toen voelde ik dat ik licht in het hoofd werd en dat mijn armen en benen los in de kom zaten en ik wist dat ik iets aan mijn plotselinge mankement moest doen […]. [De man] merkte het gevaarlijke afval op dat ik uitstootte en rende schreeuwend op me af en pas toen voelde ik een verschrikkelijke pijn.’

Door de lange zinnen en haar eigen gebrek aan gevoel, is het als lezer moeilijk om betrokken te blijven. Je ziet dat er iets aan de hand is met Elyria, maar net als zij voel je de pijn niet.

Bijna poëzie

Tussen de langdradige alinea’s door zitten gelukkig ook fantastische, bijna poëtische observaties. Voor iemand die moeite heeft met emoties, kan Elyria behoorlijk scherp emotionele situaties beschrijven:

‘Toen we die avond naar huis liepen, ruikend naar de bourbon die op onze knieën was gedropen, wist ik dat mijn man een liedje was waarvan ik de tekst was vergeten en dat ik een wazige foto was van iemand die hij ooit had liefgehad.’

Het lezen van Niemand is ooit verloren is geen vrolijke ervaring. Elyria vertelt met zo veel woorden en zijpaden over zichzelf, probeert alles te analyseren en voelt tegelijk zo weinig, dat het moeilijk is om echt op te gaan in het verhaal. Het is onmiskenbaar goed geschreven en er zit een interessante ontwikkeling in de roman, maar de afstand die Elyria ervaart zorgt ook voor een afstand bij de lezer. Dat het uiteindelijk toch de moeite waard is om te lezen komt met name door de vele scherpe observaties en prachtige zinnen die uit Laceys pen vloeien.

Boeken / Interview
special: Interview met Richard Russo

Reünie in upstate New York

Richard Russo wordt geroemd om zijn vertellingen over het alledaagse leven in kleine Amerikaanse steden. Zijn Empire falls leverde hem in 2002 zelfs een Pulitzer Prize op. Wat Russo’s romans bijzonder maakt, is de flinke dosis humor waarmee hij zijn verhalen doorspekt.

Dit geldt ook voor het in 1993 verschenen Nobody’s fool, over de excentrieke Sully die zijn dagen slijt in North Bath. Ooit floreerde dit dorp dankzij het spa resort wat er gehuisvest was. Maar sinds de natuurlijke bronnen zijn opgedroogd en de toeristen wegblijven, zijn de inwoners aangewezen op elkaar. In Russo’s onlangs verschenen Everybody’s fool lezen we hoe het de dorpelingen een decennium later vergaat. Inmiddels ligt de Nederlandse vertaling van Nobody’s fool,  Niemands gek, in de winkels. Allemans gek zal dit voorjaar volgen.

Nooit eerder schreef u een vervolg op een van uw boeken. Wat maakte dat u terug wilde keren naar North Bath?

‘Ik heb eigenlijk nooit de intentie gehad om een vervolg te schrijven. Allemans gek heeft dan ook een bijzondere ontstaansgeschiedenis. De roman is opgedragen aan de schrijver Howard Frank Mosher. Tijdens het lezen van Niemands gek raakte hij verknocht aan Rub Squeers, Sully’s ietwat dommige beste vriend. Iedere keer als ik Howard tegenkwam, vroeg hij hoe het met Rub was, alsof het een echt persoon betrof. Het antwoord moest ik hem verschuldigd blijven. Tot ik in 2008 een verhaal hoorde over een man die zijn vrouw al een tijdje beloofd had om een tak van een boom af te zagen. Eigenlijk zou hij het klusje met een vriend van hem klaren, maar toen die niet kwam opdagen besloot hij het alleen te doen. Gewapend met een kettingzaag klom hij in de boom en zaagde de tak af. Pas toen de tak op de grond lag, besefte hij dat hij nu niet meer naar beneden kon klimmen en dus vastzat in de boom. Uren heeft hij in de boom moeten zitten voordat zijn vrouw hem vond en kon verlossen. Ik moest ontzettend lachen om dit verhaal en de eerstvolgende keer dat ik Howard sprak vertelde ik hem dit verhaal alsof het Rub betrof en het Sully was die niet op was komen dagen. Het was zo leuk om weer in die wereld te verkeren dat ik er mee doorgegaan.’

Het is niet altijd eenvoudig om een vervolg te schrijven dat aan het origineel kan tippen. Ervoer u enige druk tijdens het schrijven om de hoge verwachting in te lossen?

‘Als je tijdens het schrijven al bezig bent met hoe een boek gaat vallen dan houd je je niet met de juiste dingen bezig. Dat kan verlammend zijn. Wanneer je schrijft, moet je jezelf en je eigen gevoelens zo veel mogelijk wegcijferen. Het gaat om Sully, om Ruth, agent Raymer: hoewel ze niet bestaan, zijn dat de mensen die er toe doen. Daarnaast kon ik me Niemands gek nauwelijks herinneren, het was immers 24 jaar geleden dat ik dit boek schreef! Ik had zo’n zestig pagina’s geschreven van Allemans gek toen ik me realiseerde dat ik het vorige boek opnieuw moest lezen omdat veel details me ontschoten waren. De film had ik recentelijk nog wel gezien en tijdens het herlezen kwam ik er zelfs achter dat ik in de zestig pagina’s die ik had geschreven verwijzingen had gemaakt naar Niemands gek die wel in de film zaten maar niet in het boek.’

En heeft u die verwijzingen laten staan?

‘Jazeker, voor de nieuwsgierige mensen!’

Sully is gebaseerd op uw vader. Hoe was het om weer over hem te schrijven?

‘Fantastisch, het voelde alsof ik mijn vaders gezelschap weer terughad voor een paar jaar. Hij is meer een vriend dan een vader voor me geweest. Als kind zag ik mijn vader niet veel. Als volwassene heb ik een tijdje met hem gewerkt en leerde ik hem wat beter kennen. Helaas werd hij niet lang daarna ziek en overleed hij. Door terug te gaan naar deze verhaalwereld, was het niet alleen alsof ik mijn vader terug had maar ook zijn hardwerkende en grappige vrienden. In zekere zin heb ik ook Paul Newman, die Sully zo memorabel vertolkte in de verfilming van Niemands gek, tijdelijk weer tot leven gewekt. In het begin leek het me angstaanjagend, het opwekken van de doden, maar algauw kreeg ik door dat ik er alleen maar goede dingen uit zou halen.’

Is Sully’s zoon Peter op uzelf gebaseerd?

‘Omdat Sully op mijn vader gebaseerd is, ligt een gelijkenis wel voor de hand. Ten tijde van het schrijven van Niemands gek gaf ik bijvoorbeeld net als Peter les aan de universiteit. Maar zodra ik op een personage stuit dat veel gelijkenissen met mij vertoont, heb ik de neiging om afstand te creëren tussen mij en het personage. Peter werd een man die zijn vrouw bedriegt, die geen geweldige vader voor zijn kinderen is en wiens academische carrière niet op rolletjes loopt. Anders dan zijn vader, is hij snel gekrenkt en geeft hij anderen de schuld voor zijn falen. In de eerste instantie was ik niet zo weg van het acteerwerk van de acteur die Peter speelt in de verfilming, maar juist daardoor is hij misschien wel geschikt. Peter is ook gewoon een snotaap.’

Ruth, Sully’s minares, is een belangrijk personage in Niemands gek maar blijft buiten beeld in de film. Vanwaar deze keuze?

‘Regisseur Robert Batton had de moeilijke taak om 600 pagina’s te verwerken in een film van anderhalf uur. Hij moest snijden in het verhaal om het behapbaar te maken. Zo had hij het gevoel dat er in de film maar één vrouw in Sully’s leven kon zijn. Sully’s geflirt met Toby paste beter in de film dan een buitenechtelijke relatie met Ruth. In Allemans gek heb ik derhalve geprobeerd Ruth een wat grotere rol te geven en juist Toby een kleinere.’

Waar de onzekere agent Raymer in Niemands gek slechts een bijfiguur is, is hij in Allemans gek een van de hoofdpersonages. In de film wordt de onzekere agent Raymer gespeeld door Philip Seymour Hoffman. In hoeverre heeft zijn vertolking u beïnvloed tijdens het schrijven van Allemans gek?

‘Hij was en is een soort muze voor me. Het bericht van zijn overlijden kwam toen ik zo’n 250 á 300 pagina’s had geschreven. Hoffmans rol in de film was klein, maar zijn vertolking van agent Raymer was perfect. Ik moest ook aan andere rollen van hem denken. Hij had het vermogen om absoluut verbijsterd te zijn, als een hert dat in de koplampen kijkt. Vaak vertolkte hij mannen die zo vol met twijfel zitten dat ze niet kunnen functioneren in een wereld die bevolkt wordt door mensen die zekerder zijn van zichzelf. Hoffmans overlijden heeft me even doen twijfelen of ik niet beter iemand anders als inspiratiebron kon nemen. Maar hij is een muze en zijn overlijden doet daar geen afbreuk aan. Het beurde me op om agent Raymer op het einde zijn triomfantelijke moment te geven, ik zag voor me hoe Hoffman hier zou zegevieren.’

U groeide op in upstate New York. Het leven in dorpen als North Bath is u dus welbekend?

‘Klopt, het grootste deel van mijn leven heb ik doorgebracht in dorpen als North Bath. Wanneer je ergens veel tijd doorbrengt dan leer je die plek echt kennen De ervaringen die je er opdoet worden onderdeel van je hardware. Als schrijver ben ik voornamelijk geïnteresseerd in sociale klasse. De plekken waar ik het grootste deel van mijn leven heb gewoond, zowel fysiek als in mijn hoofd, zijn interessant omdat de rijken en de armen met elkaar samen moeten leven. Ze zijn op elkaar aangewezen.’

Dus uw romans zouden zich niet kunnen afspelen in grote steden?

‘Nee, dat denk ik niet. In grote steden leven mensen gescheiden van elkaar, op basis van klasse, educatie, inkomen of juist een gebrek daaraan. In kleine dorpen kan dat niet, daar zijn rijk en arm tot elkaar veroordeeld.’

Hoe zit het met ‘het Amerikaanse’ in uw romans? Hadden Niemands gek en Allemans gek ook gesitueerd kunnen zijn in kleine dorpen in bijvoorbeeld Nederland of Engeland?

‘Toen mijn boeken voor het eerst vertaald werden, was ik best verbaasd. Ik vroeg me af wat een Nederlandse of Franse lezer aanmoest met mijn typisch Amerikaanse verhalen. Mijn idioom is erg Amerikaans en vertalers moeten regelmatig navragen wat bepaalde woorden betekenen. Toch is het zo dat waar ik ook ben, mensen op me afkomen die zeggen dat mijn romans over hún dorp gaan. Zo vertellen mensen uit de omgeving van Manchester me over hun dorp waar het werk opdroogde nadat de mijnen gesloten werden. Het blijkt dat mijn boeken universeler zijn dan ik aanvankelijk dacht.’

Het valt me op dat veel personages overspel plegen in Niemands gek en Allemans gek. Wat betekent dit thema voor u?

‘Het klopt dat er veel buitenechtelijke relaties in mijn romans plaatsvinden. Maar het staat ver af van het soort overspel dat je bijvoorbeeld tegenkomt in de werken van John Updike en John Cheever. Bij hen is overspel haast epidemisch. Updike schrijft over mensen met veel materieel bezit, die een leegte in hun leven voelen die ze met vleselijke genoegens als vrouwenruil proberen te vullen. Ik denk dat het overspel dat zich in mijn romans afspeelt veel meer te maken heeft met wanhoop en eenzaamheid. Mijn personages hebben vaak al vroeg in hun leven een beslissing gemaakt die consequenties heeft voor de rest van hun leven. Het is niet dat mijn personages een spirituele honger voelen zoals bij Cheever en Updike. Ze zoeken eerder naar wat warmte en liefde, ook al heeft dat een prijskaartje. Ik vind niet dat Sully en Ruth echt oneerlijke mensen zijn. Sterker nog, wat ze doen grenst meer aan oprechtheid. Het is een eerlijke erkenning van een echte fout die ze beiden hebben gemaakt toen ze nog te jong waren om zich te realiseren dat ze een fout maakten.’

Komen Sully en Ruth misschien het beste tot hun recht wanneer ze minnaars zijn in plaats van een stel?

‘Zeker. Sully komt het best tot zijn recht in relaties waar geen voorwaarden aan ontleend kunnen worden. Hij was niet weg van het idee om een vader, echtgenoot en zoon te moeten zijn. Maar het eerste wat hij doet zodra hij aan deze verplichtingen is ontkomen, is het zoeken van een plaatsvervangende familie. Hij vindt uiteindelijk een moeder in mevrouw Beryl, een vrouw in Ruth en een zoon in Rub. Zo slaagt hij erin een familie om zich heen te hebben, zonder dat er iemand is die zegt dat hij het een of ander verplicht is aan iemand. Als Ruth zijn vrouw was, zou hij wel verantwoordelijkheden hebben en dat zou hun verhouding er niet beter op maken.’

Ik vind het grappig dat u vindt dat Sully een zoon in Rub ziet. Rub beschouwt Sully als zijn beste vriend, niet als een vaderfiguur.

‘Misschien komt dat doordat Sully nooit de affectie toont die vrienden normaal gesproken voor elkaar hebben. Hij zorgt simpelweg voor Rub, koopt jelly doughnuts voor hem en geeft hem advies. Wanneer Sully meer tijd doorbrengt met zijn echte zoon, beschouwt Rub Peter als zijn concurrent. Ook dat is vergelijkbaar met de nijd die kinderen kunnen voelen. In zekere zin bereidt hij Rub voor op de tijd wanneer Sully er niet meer is. Net zoals ouders dat doen.’

Wat komt er na Allemans gek?

‘Ik ben bezig met een nieuwe roman. Daarnaast leg ik op dit moment de laatste hand aan een essaybundel. Volgend jaar verschijnt ook een korte verhalenbundel van mijn hand. Verder ga ik aan een project werken met mijn jongste dochter die filmmaker is. Onvermijdelijk op mijn leeftijd is dat je je gaat afvragen hoeveel romans je nog in je hebt. Maar voorlopig zit dat nog wel goed bij mij!’

Gold Panda
Muziek / Album

Een prettige herhaling van zetten

recensie: Gold Panda - Good Luck and Do Your Best
Gold Panda

Good Luck and Do Your Best (City Slang) is alweer het vierde studioalbum van de Britse producer Gold Panda. Zijn muziek, die hij zelf soms omschrijft als folktronica, is een plezierige mix van beats, samples, en electronica. Ondanks de elektronische aanpak klinkt Gold Panda warm, organisch en levendig. Maar is alles goud wat er blinkt?

Gold Panda is een producer met een duidelijke werkwijze. Zijn composities bestaan allemaal uit min of meer dezelfde elementen, die zichzelf ook telkens in ongeveer dezelfde volgorde presenteren. Alle nummers hebben de lengte van een popliedje. De beats zijn glitchy, maar toegankelijk. Door de gevarieerde samplekeuze blijft het album een aangenaam en afwisselend geheel.

Muzikaal behang

Het is wel jammer dat de meeste nummers weinig ontwikkeling kennen. Hierdoor verworden de afzonderlijke nummers al snel tot muzikaal behang. Prettige achtergrondmuziek die nergens wringt of de aandacht opeist, maar die toch een palet aan verschillende kleuren en sferen biedt.

Gold Panda mengt op dit palet een keur aan akoestische instrumenten, korte stemsamples, elektronische beats en etnische invloeden. In het nummer ‘Time Eater’ worden we bijvoorbeeld getrakteerd op een verrassende combinatie van honkytonkpiano’s en klankschalen. In ‘Song for a Dead Friend’ worden korte gemanipuleerde keelklanken afgewisseld met synthesizers, tabla’s en andere etnische percussie-instrumenten. ‘In my Car’ is opgebouwd uit akoestische drumsamples, gemengd met orkest- en koorsamples, wat het nummer een heerlijk vol seventies-gevoel geeft. ‘Chiba nights’ lijkt qua sound dan weer schatplichtig aan de old school hiphop en de retrohouse.

Een gebalanceerde maaltijd

Ondanks deze uiteenlopende experimenten en arrangementen vormt het album zeker een geheel dat meer is dan de som der delen. Good Luck and Do Your Best biedt de luisteraar een gevarieerd menu van goed op elkaar afgestemde hapjes. De nummers zijn geen van allen bijzonder opvallend of meeslepend, maar toch vormt het totaal een gebalanceerde en smakelijke muzikale maaltijd.

Het ontbreken van echte verrassingen is een gemis. Gold Panda lijkt zich tevreden te stellen met de muziek die sinds zijn eerste album (Lucky Shiner, 2010) zijn handelsmerk is. Door dit gebrek aan ontwikkeling is Gold Panda, alle interessante samplecombinaties ten spijt, allesbehalve een vernieuwer te noemen. Als producer zet hij niettemin een overtuigende en uitnodigende sound neer waar hij nog jaren mee vooruit kan.

zeventiende eeuw
Boeken / Non-fictie

Durven denken

recensie: A.C. Grayling - De tijd van het genie. De zeventiende eeuw en de geboorte van het moderne denken
zeventiende eeuw

Het lijdt geen twijfel: intellectueel gezien was de zeventiende eeuw de belangrijkste die de mensheid ooit heeft gekend. Hoog tijd dus voor een waardig (en kloek) eerbetoon, uit de pen van een van de meest gerenommeerde intellectuelen uit Groot-Brittannië.

Stel je voor: het hele mensbeeld van de mensheid berust op het feit dat de aarde het centrum van het universum vormt. Logisch, aangezien de mens als kroon van de schepping wordt beschouwd. Maar dan komt Galilei met de wetenschappelijke verklaring dat de aarde rond de zon draait. Het waren deze en andere ontdekkingen en bevindingen die de zeventiende eeuw zo bijzonder maakten. Wellicht nooit was er zo’n concentratie aan intelligente en culturele weelde in de westelijke wereld. Naast Galilei had je Newton, Shakespeare, Bach, Händel, Rubens, Bacon, Spinoza, Caravaggio, Pascal enzovoort. Het beeld dat Grayling van die mensen schetst, is vaak erg ontnuchterend. Zo bleek Descartes, bekend om zijn ‘Ik denk dus ik ben’, een godvrezende man die wel heel bizarre dromen  – over buitenlandse meloenen, schimmen en luide knallen’ – had. En Bacon stierf dan weer aan een longontsteking, als gevolg van zijn experimenten om kip langer te bewaren door die met ijs te vullen.

Oude Wereld

In het tweede deel verliest het boek wel wat aan spankracht. Dit komt doordat Grayling iets te lang blijft stilstaan bij de – toegegeven, verwoestende – Dertigjarige Oorlog die in de zeventiende eeuw Europa teisterde (en in 1648 eindigde). Het is natuurlijk een beruchte contradictie met de intellectuele revolutie die aantoont tot wat de mens in staat is. En ook schetst het heel mooi de beklemmende sfeer die toen in de Oude Wereld heerste. Aan de andere kant staat het onderwerp van oorlog een beetje haaks op het hoofdthema van het boek.

Met De tijd van het genie presteert Grayling eigenlijk hetzelfde als Bill Bryson en diens Een kleine geschiedenis van bijna alles, maar dan louter gefocust op de zeventiende eeuw. Dit is een doorwrocht werk, rijk aan anekdotes en bol van de wetenschappelijke inzichten die op mensenmaat worden uitgelegd. Het boek bevat in het midden bovendien een heel verzorgd beeldkatern.

Bewijst of bewezen?

Wel nog een waarschuwing voor wie het boek openslaat en het openingscitaat van Thucydides leest. Daar staat ‘Geschiedenis is filosofie, bewijst met voorbeelden’. Een knoert van een schrijffout zou je denken – moet het niet ‘bewezen’ zijn? – maar dat klopt niet: ‘bewijst’ betekent hier gewoon ‘wijzer maken’. En zo valt er letterlijk op élke pagina wel iets te leren.

Antwerpen
Boeken / Non-fictie

Verdwalen in een leven

recensie: Dree Peremans sr. - Wannes. Hier is hem terug
Antwerpen

Wannes Van de Velde, Antwerpens meest iconische volkszanger, heeft met Wannes. Hier is hem terug een mooi papieren praalgraf gekregen. Een interessante biografie en met liefde geschreven, maar de omvang – ruim 500 pagina’s – betekent wel dat de lezer écht geïnteresseerd moet zijn in deze bard.

De biografie – of beter: tedere terugblik – werd geschreven door Dree Peremans senior, specialist in folkmuziek en persoonlijke vriend van Wannes Van de Velde. Door die bevoorrechte positie kreeg hij toegang tot het persoonlijke archief van de zanger/dichter/tekenaar/levenskunstenaar/flamencogitarist. Dit heeft een levendig portret opgeleverd, heerlijk geïllustreerd met foto’s en guitige tekeningen van Van de Velde. Met andere woorden: ook voor mensen die eigenlijk geen zin hebben om zich door een vuistdik boek te werken, is dit heel aangename lectuur. Een mooie verdienste, en een waardig eerbetoon aan de componist van het in 2013 tot mooiste Antwerpse liedje verkozen ‘Ik wil deze nacht in de straten verdwalen’.

Biotoop

Helaas zal het oeuvre van Van de Velde niet iedereen aanspreken omdat hij als kleinkunstenaar in het Antwerps dialect zong. De focus van de biografie op diens biotoop (Antwerpse cafés, volksfiguren … ) zal daar niet veel aan verhelpen. Ook het feit dat Peremans vaak vervalt in wel erg lokale – lees: Antwerpse – anekdotiek zal niet veel bijdragen aan een wijde verspreiding buiten Vlaanderen (als dat al de bedoeling was).

Kunst van bewonderen

Maar laat dat geenszins de pret bederven. Wie dit (ideale koffietafel)boek ter hand neemt, zal voor zijn geestesoog een warm en mooi mens zien verschijnen. Getormenteerd, geliefd en optimistisch tot op het einde van zijn slepende ziekte. Verontwaardigd over het leed in deze wereld was hij ook, getuige zijn werkelijk fantastische en woedend vertolkte Nederlandstalige cover van Bob Dylans ‘Masters of War’. De biograaf heeft al deze facetten prachtig weten te vangen en verwoorden. Zoals ergens iemand schreef: ‘Dree Peremans verstaat de kunst van het bewonderen.’ En dat maakt dit boek tot het best denkbare eerbetoon.

En de titel? Die haalde Peremans uit een song van Van de Velde die de zanger in enkele regels helemaal samenvat. Het nummer is afkomstig van zijn allerlaatste cd die twee jaar voor zijn dood verscheen.

‘Hier is hem terug / Hier is de zanger mee z’n stem en z’n
verhaal / ne muzikalen Don Quichot der Lage Landen / op
zijnen doortocht / langs de wegen van de taal.’

Ook leuk om weten. Het boek vormt nu ook de basis voor een heuse Wannes Van de Velde-wandeling door Antwerpen, die de bezoekers langs de iconische plekken uit het leven van de zanger voert.

Latijn - Jan Bloemendal
Boeken / Non-fictie

Dode taal, wegkwijnend boek

recensie: Jan Bloemendal - Latijn. Cultuurgeschiedenis van een wereldtaal
Latijn - Jan Bloemendal

Latijn is wellicht de taal met de rijkste geschiedenis en de grootste impact: zowel het christendom en het Romeinse Rijk als de literatuur en wetenschap van de middeleeuwen en renaissance hebben er alles aan te danken. Maar dit boek slaagt er niet in die allesbepalende rol te vatten.

Hoe het Latijn erin slaagde om te evolueren van taal van een lokale boerengemeenschap tot een absolute wereldtaal die anno 2016 nog steeds wordt gebruikt (zij het uiteraard in véél bescheidener mate), blijft een heel fascinerend gegeven. Auteur Jan Bloemendal slaagt er in de eerste drie hoofdstukken van Latijn mooi in die evolutie te schetsen. Hier toont het boek ook zijn grootste sterkte: anekdotes. Zo is bijvoorbeeld te lezen dat boeken vroeger zonder uitzondering hardop werden gelezen. Toen bisschop Ambrosius van Milaan als eerste een boek in stilte las, verbaasde hij dan ook vriend en vijand. En wist je dat de handen van middeleeuwse monniken tijdens het kopiëren het perkament niet mochten raken zodat het niet vettig zou worden? Dit maakte het nog meer tot monnikenwerk! Ook een interessant feitje is dat de nonsensicale uitdrukking ‘hocus pocus’ (wellicht) is afgeleid van het Latijnse ‘Hoc est enim corpus meum’ (‘Dit is mijn lichaam’).

Prediken

Helaas staan er in het boek veel te weinig van dergelijke leerrijke weetjes. Mede daarom boeit Latijn minder dan verhoopt. Maar er zijn nog enkele oorzaken. Ten eerste vervalt de auteur al te vaak in herhalingen en – toegegeven – onvermijdelijke overlappingen. Dat een bepaald woord uit de administratie is afgeleid van het Latijn kan nog eens een boeiend weetje zijn. Als vervolgens tientallen van die woorden worden opgesomd, vraag je je echter al snel af wat daar het nut van is. Ook de opsomming van hele reeksen boekwerken over een bepaald thema gaat vervelen, zeker als enkele voorbeelden volstaan.

Ten tweede gebruikt de auteur zijn onderwerp regelmatig als springplank om een heus belerend toontje aan te slaan. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer hij het over het begrip ‘humanitas’ (menselijkheid) heeft. Pagina’s lang wijdt hij uit over charitas, de Barmhartige Samaritaan, de waarden van de Europese Unie, enzovoort. Het lijkt wel alsof hij de lezer wil aansporen beter te gaan leven. Zou het feit dat zijn vrouw, die bedankt wordt in het nawoord en theoloog en predikante is, daar iets mee te maken hebben? In elk geval geeft het de indruk dat Bloemendal niet voldoende stof had om zijn bladzijden te vullen. En dat voor een taal met een geschiedenis van ruim 2500 jaar.

SPQR

Kortom, een boek over een dode taal dat opleeft wanneer er fijne anekdotes aan bod komen, maar weer wegsterft als de preekstoel of herhalingen worden bovengehaald. Het resultaat is een gemiste kans. Voor liefhebbers van de Latijnse cultuur raden we dan ook veeleer het alomvattende en fantastisch geschreven, recent verschenen SPQR van Mary Beard aan.

 

Wiegertje Postma
Boeken / Non-fictie

Vrouwen over vrouw-zijn

recensie: Wiegertje Postma (redactie) - Vrouwen schrijven niet met hun tieten
Wiegertje Postma

Wiegertje Postma is hoofdredacteur van Vice en schreef voor vice.com columns over alledaags seksisme. Met Vrouwen schrijven niet met hun tieten keert ze terug naar dit voor haar bekende terrein en vroeg 25 jonge schrijvers om een bijdrage.

Wat opvalt aan Vrouwen schrijven niet met hun tieten is allereerst de titel. Deze is enigszins verwarrend – hij doet suggereren dat het over vrouwelijke auteurs gaat – en lijkt dan ook voornamelijk gekozen omdat hij prikkelend is. De essays in de bundel variëren sterk, zowel in kwaliteit als in heftigheid van het onderwerp dat ze behandelen. Ze gaan over het al dan niet krijgen van kinderen, jongens- en meisjesspeelgoed en over thema’s als het gebruik van anticonceptie en seksueel misbruik. Over één ding zijn de auteurs het zeker eens: de strijd voor gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen is absoluut nog niet gestreden.

Actueel

De kwesties die beschreven worden zijn stuk voor stuk actueel en dat maakt dat een bundel als deze nodig is. Het is goed om de balans op te maken: Hoe staat het met het feminisme anno 2016? Onlangs nog werd een vrouw in Londen ontslagen omdat ze weigerde hakken te dragen. Dat ze veel moest lopen was geen reden om niet aan het kledingvoorschrift te doen.

Lisa Bouyeure kaart dit misplaatste symbool voor de ambitieuze vrouw aan in haar essay ‘De hoge hak als symbool voor de werkende vrouw is vreselijk achterhaald’. Hoge hakken, zo schrijft ze, ontleenden ooit hun status aan het feit dat je er niet op kon lopen en dus dat de drager ervan niet hoefde te werken. Inmiddels werkt het niet meer statusverhogend om niet te werken, maar toch zijn we de hak als een statussymbool blijven zien.

Beperkt kader

De bundel is niet slechts door alleen maar vrouwen geschreven, maar lijkt ook enkel voor vrouwen bestemd te zijn. Postma spreekt in haar inleiding over ‘wij’, waarmee ze vrouwen bedoelt en dus mannen buitensluit. Menig mannelijke lezer zal zich gepasseerd voelen door haar oproep ‘een alles ontregelend leger [te] vormen’. Het gros van de mannen plaatst immers ook kanttekeningen bij het patriarchaat. Een aantal essays vanuit mannelijk perspectief zouden niet misstaan hebben.

Jammer is ook de wisselende kwaliteit van de essays en dat ze nogal lukraak in één boek gepropt zijn. Het persoonlijke perspectief is soms wat te ver doorgetrokken, waardoor we bijvoorbeeld moeten lezen over de pil die voor Bregje Hofstede libidoverlagend werkte. Toen ze er eenmaal vanaf was, constateerde haar vriend ineens dat-ie geen porno meer keek. Good for him. Postma is vooral voor kwantiteit gegaan en heeft haar schrijvers de ruimte gegeven om over grote en kleine onderwerpen te schrijven. Dit heeft als resultaat dat sommige essays de vinger op de zere plek leggen en andere juist een zere plek creëren.

Boeken / Fictie

De plot en de vergeetbaarheid

recensie: Yannick Dangre - De idioot en de tederheid

Aan alles merk je dat Yannick Dangre, het ‘wonderkind in het verborgene’, een schrijver is: zijn taal is soepel, zijn stijl zelfverzekerd, zijn gevoel voor ritme onovertroffen. Hoe jammer dan toch dat de plot van De idioot en de tederheid zo ondraaglijk licht en vluchtig is.

Het boek begint nochtans veelbelovend mysterieus: de jonge schrijver Tristan gaat op bezoek bij zijn oom Arthur in Zuid-Frankrijk, waar die hem vraagt zijn levensverhaal op te tekenen. Als lezer heb je meteen vragen: Wat doet Arthur in Frankrijk? Wat is er gebeurd tussen hem en zijn broer Frank? Waarom wil hij dat de familiesaga op papier wordt gesteld? Die intro vermeldt ook een datum die Arthur als ‘de belangrijkste uit zijn leven’ bestempelt, en waar we later in het boek het fijne van te weten zullen komen. Een cliffhanger die binnenkomt.

Helaas maakt de rest van De idioot en de tederheid die broeierigheid en dat mysterieuze te weinig waar. Wat zich na die eerste pagina’s ontvouwt, is een familiekroniek die niet echt diep snijdt, met iets te veel voorspelbare ingrediënten: broers die in onmin vallen, tirannieke vader, getormenteerde moeder wiens leven in het teken van verwelking staat, een mentaal zwakbegaafd kind, scheidingen, ziektes, en wat nog meer. Uiteraard zijn dit allemaal zaken die nu eenmaal in families voorvallen, maar omdat het allemaal in zo’n rotvaart wordt verteld en dus een opeenstapeling van ellende lijkt, mist het zijn doel. Op die manier doet Dangre de meermaals geciteerde zin van Tolstoj, dat elk ongelukkig gezin op een unieke manier ongelukkig is, geweld aan – het lijkt allemaal al een keer verteld te zijn.

Man met losse handjes

Het grote voordeel is dat de plot niet kabbelt, maar voorbijraast. Dangre, die zich aan het begin van zijn schrijfcarrière nadrukkelijk spiegelde aan Jeroen Brouwers, heeft nu resoluut het verhaal laten domineren op stijl. En een verhaal vertellen, dat kan hij. Met als gevolg dat er in het boek geen rustmomenten zijn en je het voor je het weet uit hebt. Maar daarin schuilt een ander nadeel: door die gejaagde verteltrant, maken bepaalde scènes een wat potsierlijke indruk omdat ze de tijd niet krijgen zich te ontvouwen. Zo bijvoorbeeld deze wat lachwekkende seksscène, die wel in fast forward lijkt verteld:

‘Jessica duwde haar borsten in mijn gezicht terwijl haar vochtige geslacht samentrok, met lange, plagerige halen. Toen haar linkerhand zachtjes mijn balzak begon te kneden, voelde ik dat ik het niet meer zou houden, mijn zaad spoot in een intens genotsvolle flits uit me weg.’

Wat het boek toch enigszins de moeite maakt, zijn de prachtige bedenkingen die er hier en daar in worden rondgestrooid. Met deze als absolute uitschieter:

‘Zodra geliefden ontdekken dat de ander niet van hen houdt om dezelfde redenen als waarom ze van zichzelf houden, is de relatie gedoemd.’

Maar helaas bevat De idioot en de tederheid veel te weinig van dit soort pareltjes. Je klapt het boek dan ook dicht met een ‘mja’, in plaats van een ‘wow’ of ‘bah’. En die onverschilligheid is doodjammer, want nogmaals: dat Dangre kan schrijven, staat vast.

(Lees hier ook ons interview met de schrijver!)