Tag Archief van: 8WEEKLY

Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Fictie

Het moeras en zijn geheimen blootgelegd

recensie: Daar waar de rivierkreeften zingen - Delia Owens

Welke geheimen slokt de drassige ondergrond van het moeras op? In Daar waar de rivierkreeften zingen wordt een buitenstaander van het dorp, de vreemdaardige Kya, aangewezen als de koelbloedige moordenares van Chase Andrews. Schrijfster Delia Owens neemt de lezer ver mee in het wilde moeraslandschap om de waarheid te ontrafelen.

Het moerasmeisje

Wat voor beeld doemt er voor jouw ogen op als je het woord ‘moeras’ hoort? Deze drassige velden, die de overgang van zoet water naar land vormen, staan erom bekend dat ze lastig begaanbaar zijn. Het is waarschijnlijk geen plek die we meteen associëren met zaken als geborgenheid en warmte. Toch bood het moeras ten tijde van de Amerikaanse Burgeroorlog een veilig oord voor gevluchte slaven. Zo verbleven er naar verluidt maar liefst 1000 slaven in de Great Dismal Swamp, een moerasachtige regio op de kustvlakte van zuidoost Virginia en noordoost North Carolina in de Verenigde Staten. In een van die vele moerassen langs de kust van de Atlantische Oceaan, groeit het hoofdpersonage van Daar waar de kreeften zingen (in 2018 reeds al uitgegeven als Het moerasmeisje door The House of Books) op. Niemand is zó verwant met het moeras als de kleine Kya Clark, afkorting van het chiquere ‘Catherine Danielle Clark’. Ze wordt aan het einde van de Tweede Wereldoorlog (1945) geboren in een kansarm gezin aan de oevers van het dampende moeras. Op zesjarige leeftijd geniet ze van de liefde van haar moeder, die haar laat kennismaken met de vreugden van de natuur, maar van haar aan alcohol verslaafde vader hoeft ze niets te verwachten. Verbitterd door de oorlog en door zijn eigen onkunde, kleineert en slaat hij zijn eigen vlees en bloed. Als Kya’s moeder voor de derde – en definitieve – keer haar koffers pakt, treden haar twee broers en twee zussen al snel in diens voetsporen.

Door de afwezigheid van haar eigen vader, groeit Kya al snel toe naar Jumpin’, een zwarte man die met zijn schamele winkel de bevolking voorziet van benzine voor de boten. Diens vrouw Mabel, een moeder in hart en nieren, zorgt ervoor dat Kya afdankertjes draagt van ‘gekleurde mensen’. Kya leert al vanaf jongs af aan voor zichzelf te zorgen. Dagelijks trekt ze eropuit om mosselen te vangen, die ze in groten getale doorverkoopt aan Jumpin’ om daarmee kaarsen en andere levensmiddelen te kunnen kopen. Die bieden haar het licht om zich te kunnen verliezen in de sprookjesboeken, waaruit haar moeder haar vroeger voorlas. Tot haar eigen verdriet kan ze niet lezen of schrijven. De pogingen van de kinderbescherming om haar naar school toe te brengen, zodat de letteren voor haar betekenis kunnen krijgen, zijn gedoemd om te mislukken. Hoewel haar honger naar kennis én sociale contacten groot is, voelt Kya zich een te grote eend in de bijt om zich te acclimatiseren aan het schoolse milieu. Steeds meer en meer ontstaat er een contrast tussen haar (leef)wereld en die van de mensen in Barkley Cove, die haar met beschimpende ondertoon ‘Het moerasmeisje’ noemen.

Dodelijke affectie

Er is op den duur maar één persoon die de afstand probeert te overbruggen en dat is de bioloog in spé Tate. Hij introduceert haar op vijftienjarige leeftijd in de wereld van de letteren en vanaf dat moment verslindt Kya het ene na het andere (geïllustreerde) boek over het moeras waarin ze leeft. Het liefst treffen ze elkaar ‘daar waar de rivierkreeften zingen’, oftewel: diep in de wildernis, waar de dieren zich nog als dieren gedragen. Gestaag groeit ook Kya’s verzameling van de dieren die daar wonen, van veren van vogels (en niet zelden zit daar een zeer bijzondere bij) tot schelpen en andere natuurgerelateerde vondsten. De sprankjes van hoop die de dappere Tate Kya geeft, zijn van korte duur als hij gaat studeren. Vijf jaar na zijn afwezigheid, laat Kya zich in met de knappe Tate, dé ‘geliefde zoon’ van het dorp. De gevierde quarterback en de vreemdeling groeien naar elkaar toe, maar ook deze man zit vol met beloftes die hij niet waar kan maken… Enkele weken na hun laatste ontmoeting ligt het levenloze lichaam van Chase in de modderpoel voor de oude brandweertoren. Meerdere vingers van dorpsgenoten wijzen in de richting van Kya: wie anders heeft er zo’n baat bij zijn dood? Wie anders kan haar sporen zo goed uitwissen als deze vrouw die één is met het drasland waarin ze woont?

Overgedramatiseerd?

Op dat moment wordt er een spanning opgebouwd, die de lezer tot aan het laatste hoofdstuk van dit boek gekluisterd houdt. Niet dat de voorgaande hoofdstukken de lezer onberoerd laten: het precieze oog van de schrijfster, de biologe Delia Owens, maakt dat je je onderdompelt in een omgeving die voor menig persoon zoveel geheimen heeft. Via Kya kan de lezer stilstaan bij de wonderen die het waterachtige terrein niet zomaar braak legt voor het blote oog. De wijze waarop Kya eerbiedig met de natuur omgaat, is leerzaam én intrigerend. Zo kan ze niet zonder de meeuwen, die ze iedere avond een hand kruimels toe gooit en om haar huis rondcirkelen. Via dit personage kan de auteur haar eigen opgedane kennis uiteenzetten. Dit maakt het personage ook zo levensecht. En dat terwijl het eerste hoofdstuk nog zo’n ander beeld schept van de vrouwelijke protagonist. De barre huissituatie van Kya komt enigszins geromantiseerd over, alsof de misère iets te veel wordt aangedikt. Herinneringen aan een lachende, dansende moeder komen dan nog ietwat zoetsappig over en de schuwe Kya net iets té overdreven, maar deze hele introductie van dit eenzame wezen schept een goed beeld van de lijdensweg die Kya aflegt. Hoezeer het leven haar ook tegenzit; ze weet uit iedere situatie sterker naar voren te komen.

Verrassing!

Hoofdstuk na hoofdstuk wordt Kya steeds beminnelijker. Ze is, in tegenstelling tot de rokende en hakken dragende jongedames uit het dorp, tenminste trouw aan zichzelf gebleven én dat is waarom mannen als Tate en Chase als een blok voor haar vallen. Owens heeft een goede balans gevonden tussen het aanduiden van de gedachtes en gevoelens van Kya en de reacties van de mensen op haar om haar heen. Het verhaal had zich niet aantrekkelijker aan ons kunnen voordoen: de zinnen die voortvloeien uit Owens pen doen niet gekunsteld voor (zoals je wellicht zou verwachten bij een debuut), maar zijn weloverdacht en raken je. De prachtige metaforen die Owens introduceert, de sterke, stilistische zinnen en het tempo waarin dialogen zijn geschreven, zorgen voor een perfecte cadans. Wat echter jammer is, is dat er maar vluchtige happen uit het leven van Kya worden genomen en getoond. Hoewel de karakterontwikkeling die ze doormaakt, duidelijk wordt opgetekend, was het interessant geweest om net iets meer te lezen over haar wijze van overleven tussen haar zesde tot 24ste levensjaar. Ook is het maar de vraag of Owens op de valreep – in het laatste hoofdstuk – zo gedetailleerd had moeten vermelden hoe het leven van Kya eindigt. Het antwoord daarop lijkt toch ‘ja’ te zijn, aangezien de schrijfster op het laatste moment nog een verrassing voor de lezer heeft. Al met al, kan dit debuut in het lijstje van de meest indrukwekkende debuten worden geplaatst. Het verhaal heeft iets ongekend ‘eigens’ en biedt een verhaal, zoals er maar weinige van zijn…

Boeken / Non-fictie

Ode aan een magisch decennium

recensie: Negentig - Corinne van der Velden

De Spice Girls, GTST, Big Brother, Gabbers, TMF: óf je vindt het wansmaak, óf deze en andere nineties-fenomenen hebben een plekje in je hart veroverd. Het laat zich raden bij welk kamp Corine van der Velden hoort. In Negentig neemt de journalist en docent de ninetiesnostalgie onder de loep.

In coronaloze tijden vormen nineties-feestjes een beproefde succesformule. Voor veel mensen belichamen de jaren ’90 dan ook een magische periode; een tijdperk om door een roze bril te doorzien. Frank Pels, schrijver van jaren ’90-anthem 15 miljoen mensen, omschrijft het tijdperk als de meest zorgeloze tijd die hij ooit heeft meegemaakt, ‘een periode van ongebreideld optimisme’. Volgens Anouk Smeekes, die onderzoek doet naar nostalgie, voelden de jaren ’90 voor veel mensen aan als simpel en overzichtelijk. Het speelt zich af vóór het globalisatie- en digitaliseringstijdperk, ‘waarin de wereld opener en groter werd, maar ook een stuk ingewikkelder’. Geen wonder dus dat het tijdperk twee decennia later nog altijd zo’n aantrekkingskracht heeft.

Nederlandse insteek

Het vrolijke decennium wordt chronologisch doorgenomen; voor elk jaar één hoofdstuk. In vrolijke overzichtspagina’s geeft Van der Velden van ieder jaar een impressie, om vervolgens in het hoofdstuk op één thema verder te gaan. Zo staat 1992 volledig in het teken van eurodance, het commerciële antwoord op dance. Formaties van eigen bodem, zoals 2 Unlimited en 2 Brothers on the 4th Floor, domineerden in één klap de Top 40 met hun opzwepende en makkelijk in het gehoor liggende muziek.

Van der Velden bekijkt de jaren ’90 vanuit een Nederlandse invalshoek. Het 1993-hoofdstuk staat bijvoorbeeld volledig in het teken van populaire kinderboekenschrijvers als Paul van Loon en Carry Slee. De Griezelbus en Dolfje Weerwolfje, maar ook zwaardere jeugdboeken als Spijt! en Afblijven zijn voor Nederlanders onlosmakelijk met de jaren ’90 verbonden.

Klein maar fijn

Door menig jaren ’90 BN’er zelf aan het woord te laten, is dit boek meer dan enkel een nostalgische ‘trip down memory lane’. Vooral het persoonlijke relaas van Sabine Wendel geeft te denken. Als deelneemster van het eerste seizoen van Big Brother was ze onvoorbereid op alle media-aandacht die haar zou achtervolgen nadat ze uit het huis was weggestemd. Ook dat waren de jaren ’90: doodnormale mensen maakten hun entree in het medialandschap, met alle gevolgen van dien.*

Toch voert lichtheid de boventoon en dat maakt Negentig bovenal een ode aan een tijdperk van onbegrensde mogelijkheden. Een wellicht net iets te klein maar wel fijn boekje over een periode waar menigeen linksom of rechtsom wel een zwak voor heeft ontwikkeld.

* Desalniettemin bleek het format een gigantisch (internationaal) succes. Na een pauze van vijftien jaar is begin 2021 zelfs een nieuw seizoen van Big Brother van start gegaan in Nederland.

Boeken / Non-fictie

Kraakhelder geschreven

recensie: Ralf Mohren - Droogte. Vijftien jaar leven zonder alcohol in het volle licht.

De Eindhovense schrijver Ralf Mohren schreef eerder over zijn alcoholverslaving in zijn alom geprezen debuut Tonic. In dat boek is het zijn alter-ego dat de hoofdrol vervult. In Droogte is hij zichzelf, wat het relaas nog heftiger maakt. Hij geeft zich volledig bloot. Een gedurfd boek dat anderen tot inzicht zou kunnen laten komen.

Een boek schrijven waarin je zelf de verschrikkelijke hoofdrol vervult van een leven dat gedeeltelijk verwoest is door een alcoholverslaving, is een heftige ontboezeming. Het getuigt van moed en het rotsvaste vertrouwen dat het beeld over jezelf je geen parten gaat spelen in je dagelijkse leven. Je kan je niet meer verbergen achter een personage. Misschien brengt dat wel een bevrijding!

Mohren aan het woord op de radio

In een radio-interview op L1 Radio op 9 januari jl. sprak schrijver Ralf Mohren over zijn nieuwste boek Droogte. Hij sprak daar openhartig over dit boek waarin we een kijkje in zijn hoofd krijgen. Over zijn vroegere alcoholverslaving schreef hij zijn debuut Tonic (2015). Op 1 mei 2021 is het vijftien jaar geleden dat hij zijn alcoholisme achter zich liet. Maar zoals de auteur zegt: “Ik blijf alcoholist al drink ik geen alcohol meer. Ik durf ook geen alcohol meer te drinken want ik weet dat het dan weer fout gaat, omdat ik geen maat kan houden. Drank blijft een rol spelen in mijn leven ook al heb ik de alcohol achter me gelaten.”

Droogte is een boek met memoires, een literair non-fictiewerk. Over de inhoud zegt hij: “Ik heb dingen uit mijn hoofd gelaten en op papier gezet, die je anders liever binnenhoudt. Het is heel persoonlijk en het is zoals het is.” De schade die de verslaving aanrichtte is nog steeds voelbaar. “Mijn vrouw Marlies heeft dit boek gelezen en ze mocht zeggen wat ik eruit zou moeten halen, maar ze heeft niets aangegeven wat ik moest schrappen. Daar ben ik trots op. Eigenlijk brengt het ons weer dichter bij elkaar. Het maakt ons sterker,” vertelt hij openhartig. Zijn tienerzoons zullen later dit boek ook gaan lezen, weet hij natuurlijk. Hij heeft ze wel eens verteld over zijn verleden, dus het is al geen geheim meer. Zijn leerlingen op school kennen zijn debuut en daar is ook over gesproken. Ook dit nieuwe boek zal zijn leerlingen in 4 havo bereiken. Het zal niet alleen hen maar ook veel andere mensen helpen, hoopt Mohren. In de achtertuin van Jack Poels van het album Blauwe vear, sluit het interview op de radio af. Het liedje is op verzoek van de schrijver te horen en hij draagt het op aan zijn zoons.

In alle openheid

Wie het boek Droogte gelezen heeft kan niet anders dan een zucht van verlichting slaken, wanneer hij of zij nooit een verslaving heeft ondervonden. Het andere gevoel dat je bekruipt is een gevoel van verwondering over de heldere taal, die de auteur spreekt. Hij is heel open over de wonden die zijn alcoholverslaving in zijn leven heeft achtergelaten en vijftien jaar na dato nog steeds achterlaat. Soms zijn het littekens, maar soms zijn het gewoon open wonden. Die wonden likt en verzorgt hij met dit boek. Door het tonen van deze beschadigingen is hij duidelijk voor anderen tot steun, die het inzicht en de ervaring nog niet hebben gekregen over wat er allemaal stuk gaat bij zo’n bezetenheid.

Er wordt haarfijn uitgelegd dat hij, ondanks dat hij al vijftien jaar niet meer drinkt, nog steeds alcoholist is en dat ook altijd zal blijven. Voor velen is dat misschien wel de grootste openbaring. De schrijver neemt ons mee naar concerten, voetbalwedstrijden en feestjes, die voor hem nu – met nul procent alcohol – net zo leuk zijn, maar wel anders zijn om te ervaren. Om zijn compleet geruïneerde huwelijk kan hij niet heen. Wederzijds begrip is er inmiddels al wel en ook zijn ze er samen voor beide jongens. Een leven in status quo lijkt het. Open staan voor wat nieuws maar daar nog niet in slagen.

Mohren schuwt niet om ook het seksleven aan de orde te stellen. In korte hoofdstukken raakt de schrijver alle hoekjes en gaatjes van zijn leven en laat ons vrijelijk meekijken in wat er omgaat in zijn dagelijks leven. De fijne stijl van schrijven maakt dat het boek leest als een trein. Van een neerlandicus mogen we eigenlijk niet veel anders verwachten, maar leraar zijn is toch nog wat anders dan zelf schrijven. Deze leraar schrijft een helder en open verhaal van zijn eigen leven. Dat zal zeker in de klas de nodige tongen losmaken. Mohren weet daar raad mee, zo heeft hij ook tijdens zijn debuut al eens besproken. Zelf schrijft hij op de achterflap van het boek dat het schuurt, maar een woord als ‘kraken’ is misschien nog wel toepasselijker. Het is namelijk kraakhelder hoe het leven na de verslaving eruit ziet en dat in kraakheldere taal! Droogte legt zijn pijnlijke ziel bloot, maar roept vooral heel veel respect op.

 

Muziek / Album

Muzikale Coronacreativiteit

recensie: I Am Oak – Odd Seeds & Jack Poels – II

Thijs Kuijken alias I Am Oak zat, zoals zoveel artiesten, thuis en stond zeker niet op het podium gedurende de coronacrisis. Dit geldt ook voor Jack Poels die in maart nog zijn eerste soloalbum uitbracht. Een tijd van inkeer en zeker ook herbezinning. Soms levert dat heel mooie, verstilde muziek op en hoor je de eenzaamheid weerklinken.

Odd Seeds is het album van I Am Oak en is een selectie uit vijftig van zijn liedjes, die heel zijn oeuvre overdekken. Het album is alleen verkrijgbaar op vinyl of op de streamingdiensten.

Jack Poels ontvouwde zich op Blauwe vear, zijn eerste soloplaat, als een begenadigd singer-songwriter. De feestmuziek van Rowwen Hèze was ver weg. Op II is het niet heel anders.

I Am Oak

De albums van I Am Oak laten zich kenmerken door muziek, die in alle rust het mooiste is te beluisteren. Ze breken de stilte langzaam open en vragen alle subtiliteit van de luisteraar bij het consumeren van deze muziek voor fijnproevers. Geen van zijn liedjes blinkt uit in uitbundigheid maar ze blinken juist uit in ingetogenheid.

Op Odd Seeds zijn de liedjes teruggebracht tot de meest rudimentaire vorm die je je maar kunt voorstellen. Van de vijftig liedjes zijn er zesentwintig terechtgekomen op deze dubbel- lp. Eén van de composities is een nieuw liedje, dat de titel ‘That’s That’ kreeg, maar feitelijk luisteren alle liedjes in deze verstilde uitvoeringen als nieuwe liedjes. Kuijken begeleidde zichzelf alleen op een akoestische gitaar, banjo of orgel in samenhang met zijn kenmerkende zang. Op de hoesfoto achterop het album is het bureau van Kuijken te zien met alle instrumenten en de computer waarmee het album is opgenomen. De sfeer van het album is heel klein en ademt de eenzaamheid van deze muzikale coronaperiode. Feitelijk zouden deze opnames ook geluisterd kunnen worden als de demo’s of oerversies van de uiteindelijke liedjes. Het is misschien ook daarom wel een te grote schotel aan verstilde liedjes om alle zesentwintig in één keer tot je te laten komen. Wat dat betreft is het medium vinyl ook een hulp bij het luisteren naar dit album. Pak één lp per keer. Ook op bijvoorbeeld Spotify zien we dat I Am Oak een deel één en een deel twee heeft neergezet. Laten we hopen dat een volgend album weer een echt band-album mag worden want dan is Thijs Kuijken samen met andere instrumentalisten op zijn best. Tot die tijd kunnen we in de lockdown ons prima vermaken met deze soundtrack van het coronajaar.

 

Jack Poels

Het is heel bijzonder dat we nog geen jaar na het eerste soloalbum van Jack Poels al een tweede krijgen voorgeschoteld. Blauwe vear verscheen toen de coronapandemie nog maar net over ons werd uitgestort. Poels schreef het album dan ook toen er nog geen virus in de lucht was. Toch voelde het album toen al als passend voor de muzikale stilte, die ging volgen op de festivalterreinen. Met II hebben we al meteen een tweede soloalbum te pakken. Heel bewust schrijft Poels niet het cijfer 2 of de letters twee, maar een II. Dat symbool kennen we allemaal ook als het pauzeteken. Zo beleeft Poels de periode van nu dan ook. In deze pauzeperiode heeft hij opnieuw liedjes geschreven, die passen in de stijl van zijn eerste soloalbum en hij heeft ze ook solo gespeeld. Met recht noemt hij het werkstuk dan ook een corona-album. Als alles gewoon open was gegaan dan was er nu zeker nog geen II geweest. Voor de echte liefhebbers van Rowwen Hèze is dit gezapige werk van Poels niet echt waar ze op zaten te wachten. Deze liedjes graven dieper. Sommigen zeggen dat het wel bij zijn leeftijd past. Het album II bevat wederom mooie liedjes, maar toch is de verrassing er een beetje af. Daar waar het eerste soloalbum als een warm bad voelde, is deze tweede een album dat ook na vele keren draaien doet terugverlangen naar het eerste soloalbum. Misschien is het te snel of hebben de liedjes net wat meer tijd nodig. Wel spreekt het grote vakmanschap, waarmee Jack Poels het album heeft gemaakt, absoluut in zijn voordeel. Ook dit is een album dat ons door een zware tijd moet slepen, want het is nog niet voorbij, die pauze (II).

 

Muziek / Album

Indie-palet als gemengde bos bloemen

recensie: Indie update volume 3: Mina Tindle, CARM & Aaron Frazer

In deze derde editie van de indie-update presenteren we een pakketje muziek dat luistert als een gemengde bos bloemen. Met Mina Tindle horen we een singer-songwriter die in meerdere talen je oren streelt. We hebben CARM die filmisch blaast en Aaron Frazer die je de jaren zestig inzuigt.

Soms is het twijfelen of een album binnen het indie-genre valt. Maar als het label dat ze uitbrengt ze in die rubriek stopt dan ga je als recensent daarin mee. Deze ruiker aan geweldige muziek is daarom heel divers maar o zo heerlijk!

Mina Tindle

De uit Parijs afkomstige Mina Tindle wordt vergeleken met of is beïnvloed door Charlotte Gainsbourg, St. Vincent, Feist, François Hardy en niemand minder dan Nina Simone. Dat zijn geen misselijke namen en het legt de lat hoog. Inmiddels verhuisde Tindle naar Brooklyn. Ze is de echtgenote van Bryce Dessner van The National. Haar ontdekker is Sufjan Stevens die ook op één nummer van dit album Sister meespeelt en zingt. Zo horen we hem op ‘Give A Little Love’.

Het album is alweer een tijdje uit, maar verdient absoluut de aandacht omdat het toch dreigt uit te groeien tot een van de best bewaarde geheimen van 2020, dat bij sommige liefhebbers zomaar een plaatsje wist te veroveren in een of ander jaarlijstje. Wat misschien voor sommige luisteraars lastig kan zijn, is dat Tindle de ene keer gebruik maakt van de Franse taal om in het volgende lied doodleuk weer naar het Engels te schakelen. Dat vraagt voor iedereen, die de Franse taal niet machtig is, een aardig aanpassingsvermogen. Als je iedere gezongen tekst wenst te snappen ligt de lat natuurlijk hoog. Bij het liedje ‘Louis’ moet je sterk terugdenken aan ‘Complainte Pour Ste Catherine’ van het duo Kate & Anna McGarrigle. Dat is niet alleen vanwege de Franse taal maar ook zeker vanwege de sfeer die Tindle weet op te roepen. Natuurlijk gaat de vergelijking enorm mank, maar een geheugenflits is niet te onderdrukken. Het komt denk ik vooral door de dubbelzang en trekkende zanglijnen die Tindle ons laat horen.

Wie de muziekbeleving en melodie zijn werk laat doen, zal aan dit album van Mina Tindle veel fijne uren gaan beleven. Tindle’s stem en liedjes hebben een hoog feelgoodgehalte.

CARM

Het album van CARM heeft een hoog filmisch gehalte. Het grotendeels instrumentale werk roept vergelijkingen op met Ennio Morricone, maar ook met de industriële klanken van Yellow. C.J. Carmeiori is primair trompettist. We horen ook zeker invloeden van grote jazztrompettisten terug, al mag een vergelijking met klassieke muziek niet ontbreken. Denk ook aan Ibrahim Malouf in zijn trompetspel.

Pas in de vierde compositie, ‘Already Gone’, horen we  stembanden: de vocalen van Georgia Hubley en Ira Kaplan. In ‘Tapp’ horen we Shara Nova zingen, wat niet de meest toegankelijke bijdrage van het album oplevert door de verwarrende, fladderende trompetklanken. Op het album zien we ook een bijdrage van Sufjan Stevens, die we momenteel wel vaker tegenkomen in allerlei samenwerkingsverbanden. Ook meester Justin Vernon (alias Bon Iver) horen we zingen en gitaarspelen op de albumafsluiter ‘Land’.

Het grote instrumentale karakter van het album stelt de luisteraar wel op de proef. Het duurt bovendien wel enige luisterbeurten met betrekkelijk grote aandacht om het album op waarde te kunnen schatten. Dan blijkt het album ook niet voor elke stemming geschikt te zijn. Het kan soms snel op de zenuwen werken als de drive van het de instrumentale druk wordt opgevoerd.

CARM is een album dat zomaar een film zou kunnen ondersteunen. Na een aantal luisterbeurten ga je of van het album CARM houden, of kom je tot de ontdekking dat het een brug te ver is.

Aaron Frazer

Aaron Frazer is drummer en songwriter in Durand Jones & The Indicators. Met Introducing…. presenteert hij ons aan de start van 2021 zijn solo debuutalbum met een sterke gloed van de soul van de jaren ’50 en ’60. Vroege Motownklanken strelen je oren als de falset van Frazer klinkt. Het is niet verbazend dat Dan Auerbach verantwoordelijk is voor de productie van dit album als je de hoes checkt, maar het is wel verwonderlijk als je ervaart hoe glad dit album eigenlijk klinkt. Sommige muziekliefhebbers zullen door die productie het album als minder spannend ervaren. Anderen zullen het toch op waarde weten te schatten en genieten van de heerlijke stem van Frazer en zijn fijne composities, die je zomaar de jaren zestig intrekken.

Als je na beluistering van dit album teruggrijpt naar de albums van zijn (voormalige) broodheer, ontwaar je ook daar de stem van Frazer vanachter de drumkit. Altijd verbazingwekkend: een drummer die zingt! Het vergt een bijzondere ademhalingstechniek om de stokken met rake klappen neer te laten komen en verder zuiver te kunnen zingen. Frazer flikt dit net als Nel Peart (Rush) en Phil Collins (o.a. Genesis).

Liedjes eruit pikken bij dit album is nog een hele kunst. Er lijken namelijk geen zwakke momenten in het album te zitten. Alles is heerlijk op zijn tijd en past prima in het jasje dat Frazer zich heeft aangemeten op deze introductie. Soms weet Frazer zijn voorbeelden prima op te roepen in een vergelijking, zonder te kopiëren. ‘Lover Girl’ roept herinneringen op aan het nummer ‘Just My Imagination (Running Away with Me)’ van The Temptations maar is het gewoonweg niet. Luister ze maar achter elkaar. De liefhebber van dit soort muziek weet genoeg!

Boeken / Fictie

Van der Vlugt heeft er kaas van gegeten

recensie: De kaasfabriek - Simone van der Vlugt

De kaasfabriek, de nieuwe historische roman van Simone van der Vlugt, is de kroon op haar schrijversjubileum. Maar liefst 25 jaar lang trakteerde ze haar lezerspubliek op bloedstollende thrillers, jeugdboeken en historische verhalen. Ditmaal siert de auteur zelve de voorkant van het boek: ze ging in negentiende-eeuwse klederdracht op de foto om – vermoedelijk – in de huid te kruipen van haar protagoniste, de eveneens sterke vrouw Lydia. De kaasfabriek is één heerlijke ´fondue´, waarin allerlei smaken rond wemelen. Van bittere rouw tot zoetsappige liefde.

Deze roman telt niet één, maar zelfs twee dappere, vrouwelijke hoofdfiguren: Lydia Oorthuys en haar dochter Eleonora (kortweg ´Nora´). Hoewel ze beiden opgroeien in totaal verschillende periodes (1892 versus 1913), blijkt dat er voor vrouwen in beide periodes nog flink wat winst valt te behalen. In juli 1892 is Lydia een jonge, rijke wees van adellijke afkomst en besluit ze om een kaasfabriek op te starten in de buurt van haar buitenhuis Welgelegen in Purmerend, iets waar haar vader zich mee bezighield voor zijn dood. Ze stuit al snel op een compagnon: de boer Huib Minnes, geboren en getogen in Purmerend. Een man weliswaar, aangezien vrouwen in die tijd niet eens een eigen rekening konden openen, laat staan autorijden of stemmen tijdens de Tweede Kamerverkiezingen. De nauwe samenwerking drijft de jonge aristocrate in de brede armen van de – eveneens verweesde – boer, met zijn woeste, bruine krullen. De samenwerking tussen Huib en Lydia blijkt al snel héél vruchtbaar. Na korte tijd is Lydia zwanger en twijfelt ze of ze het kind moet houden. Ze vreest dat ze met haar bastaardkind niet langer welkom zal zijn in de hoge, sociale kringen van Amsterdam én daarbij: hoeveel kan ze het kind bieden op De Purmer, de kaasfabriek van Lydia en Huib?

Enkele jaren later, in november 1913, staat Europa aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. Lydia´s dochter is uitgegroeid tot een verwende jongedame die haar eerste ontdekkingen doet op het gebied van de liefde. Al snel dienen de eerste vrijers zich aan en dingt de Belg Ralph Reymaekers naar haar hand. In eerste instantie weifelt Nora, maar na een fikse ruzie met haar moeder, besluit ze om zich in dit huwelijk te storten. Nora verhuist met haar echtgenoot naar Antwerpen, alwaar het prille geluk van de tortelduifjes in duigen valt. Ralph blijkt grootse geheimen te hebben en de ontrafeling daarvan leidt ertoe dat Nora levensbepalende keuzes moet maken, terwijl de Duitse kogels en granaten haar letterlijk om de oren vliegen.

Geschiedenisles

Het bovenstaande toont aan dat Van der Vlugt wederom verschillende belangrijke historische gebeurtenissen met elkaar weet te verweven: de eerste feministische golf (ook belangrijke feministische figuren passeren de revue), de Eerste Wereldoorlog, verboden liefde, de standenmaatschappij, de uitvinding van de stoommachine en radioactiviteit, de industrialisatie en ga zo maar door. Keer op keer weet de schrijfster de lezer te boeien, omdat er telkens weer nieuwe zijpaden ontstaan in het verhaal. Nieuwe personages en nieuwe verhaallijnen volgen elkaar in steeds hoger tempo op. Dit deed de schrijfster eerder al in Nachtblauw, een roman over het ontstaan van het Delfst blauw en hoofdpersonage Cathrijn zowel meesterschilder Rembrandt van Rijn als Johannes Vermeer ontmoet. Zo komen de personages in De kaasfabriek onder andere met Marie Curie in aanraking. Die ontmoetingen geven, ondanks het feit dat ze wel heel onwaarschijnlijk lijken, het boek juist iets reëels. Tevens benadrukken deze personages de tijdsgeest waarin Nora en Lydia leven. Een tijd waarin de technologie nog in de kinderschoenen stond en het haast opmerkelijk was dat vrouwen mannen in hun werk konden evenaren of zelfs overstijgen.

Vrouwelijke opmars

Gezien alle verwikkelingen in het boek, is het bijna verrassend dat Van der Vlugt het boek De kaasfabriek heeft genoemd. Naarmate de tijd in het boek verstrijkt, lijkt die immers een ondergeschikte plek te krijgen. Het draait meer om de ingewikkelde familierelaties in het boek en de worsteling om los te komen van de denkbeelden die je al van vroeg af aan zijn aangepraat of jou worden opgedrongen door de maatschappij waarin je leeft. De kaasfabriek staat vooral symbool voor de vrouwelijke opmars. De kracht van een vrouw, die van moeder op dochter wordt doorgegeven.

Literaire eenvoud

Hoewel het boek vele personages kent, wordt het verhaal nooit complex. Personages worden zo vertrouwd beschreven en zozeer uitgekleed, dat je gemakkelijk meegaat in hun belevingswereld. Zo is ook de schrijfstijl verre van ingewikkeld. Van der Vlugt bedient zich van simpel taalgebruik en weet in alle eenvoud haar verhaal aan de man (én vrouw) te brengen. Verwacht van deze schrijfster geen literaire hoogstandjes of gegoochel met allerlei stijlfiguren en omslachtige zinnen vol details: inhoud gaat hier boven taal. Die afwezigheid van figuurlijk taalgebruik, zorgt ervoor dat je met gemak door 384 pagina´s heen slaat. Dat gaat overigens met zoveel gemak dat het einde zich nogal abrupt aandient. Op het einde boort Van der Vlugt alle hoop de grond in en blijf je met vragen zitten. En juist die vragen zorgen ervoor dat meer kennis over deze fascinerende periode lokt. Hoe zou het échte mensen, echte vrouwen, zoals Nora en Lydia zijn afgegaan? Het antwoord daarop weten we deels: in 1922 kregen de vrouwen in Nederland het kiesrecht, waar enkelen zo hard voor hadden gevochten.

Kortom, ook deze historische roman is weer een rijke vertelling. Van der Vlugt is de ideale geschiedenisdocent: alle gebeurtenissen rondom de Eerste Wereldoorlog worden opgediend en opgesmukt met romantiek. Dit zorgt ervoor dat je haast omstander wordt van deze oorlogsjaren: het is een zoveel persoonlijker inkijkje dan elk non-fictief boek over de Eerste Wereldoorlog je kan geven. En dát, dat is de magie die de historische verhalen van Van der Vlugt omhult.

Gamut
Muziek / Album

Waar het leven vol van is

recensie: Gamut! - UT
Gamut

Het Finse Ensemble Gamut! wast ons op hun debuut cd UT de oren. Zij bewandelen nieuwe wegen. Op die manier leren we anders te luisteren naar oude, voornamelijk middeleeuwse muziek, naar verwante volksmuziek uit Finland en Estland en naar improvisaties en flarden jazz. Deze stijlen vloeien in elkaar over en gaan een gesprek met elkaar aan.

Het titelwoordje ‘UT’ verwijst niet alleen naar de eerste noot van de toonladder in de middeleeuwse muziektheorie, maar ook naar het Zweedse woord voor buiten zijn of naar buiten gaan, alleen, zonder iemand anders. De muziek werkt zo introspectief.

Op reis

Wat we gaandeweg deze cd al luisterend doen, is op reis gaan met het ensemble. Niet alleen op reis door diverse eeuwen en landen (van het Iberisch schiereiland tot het hoge Noorden),  maar vooral op reis langs verschillende levensstadia en de daarbij behorende verlangens en emoties. Of liever gezegd: verschillende emoties vallen vaak over elkaar heen, als de lagen verf op een schilderij. De donkerte van verdriet, pijn en gemis wordt op deze cd niet geschuwd.

Neem nu het laatste nummer op de cd, een volksliedje uit Oost-Finland. Het roept op om te dansen, te zingen en elkaar lief de hebben, maar tegelijk valt er een waas van verdriet overheen die kruipt in de vele rusten die de melodie kent. Heel eenvoudig, en daarom des te indrukwekkender wellicht:

Medleys

Een paar nummers terug op de cd (track 9) horen we een medley, ingetogen en schrijnend. Deze bestaat uit een Cantiga uit de beroemde verzameling Cantigas de Santa Maria, toegeschreven aan Alfonso X El Sabio, een Ests wiegeliedje en een stukje volkspoëzie uit de negentiende eeuw. In het eerste gedeelte bezingt Maria het lijden van haar Zoon, in het volksliedje wandelt de zanger over de weg van zijn/haar geliefde die er niet langer meer is en het Estse wiegenliedje gaat over een overleden kindje.

Er staan ook opzwepende nummers op de cd, of muziek die ademt en van kleur verschiet, zoals het eerste nummer, de combinatie van een Cantiga (dertiende eeuw) en een Finse volksmelodie. Het begint rustig, wordt daarna onrustig om weer rustig te eindigen. Aan het begin horen we donkere klanken, in de lage registers van de instrumenten. Gaandeweg komen de hogere registers aan het bod, en klimt het naar licht. De stem wisselt van voor- naar achtergrond en weer terug om uiteindelijk in het niets te verdwijnen. Het is een lied dat bidt om God, een lied waarin het verlangen wordt geuit naar vrede. Hoe actueel wil je het hebben:

Het ensemble

Dit zijn zomaar een paar voorbeelden van deze debuut-cd, waarop de musici optimaal op elkaar zijn ingespeeld, naar elkaar luisteren, subtiel op elkaars spel reageren en gelijkwaardig zijn aan elkaar. De arrangementen zijn van de ensembleleden, die soms lege plekken in een manuscript in alle bescheidenheid hebben ingevuld.

Het ensemble bestaat uit vier musici: Aino Peltomaa (zang, middeleeuwse harp, klein slagwerk), Ilkka Heinonen (jouhikko, een Finse lier, tenorvedel en G-violone), Juho Myllylä (blokfluiten en elektronica) en Marianna Henriksson (klavecimbel). Een rijke achtergrond aan betekenissen én een rijke, gevarieerde bezetting dus. De naam van Ensemble Gamut! komt uit een middeleeuws muziektraktaat van Guido van Arezzo, daarnaast betekent het tevens ‘kleurenreproductie’ en ‘vrienden’ in het Fins. Ook zit er verwantschap in naar ‘kamu’, steno voor kansanmusiikki (Finse volksmuziek).

Wie zei er iets over de donkere middeleeuwen? Ensemble Gamut! brengt er, als een stel schilders, strepen licht in aan. En dat niet alleen. Zo’n middeleeuwse dubbelblokfluit bewijst ook maar weer eens dat het niet pas de Renaissance was waarin werd teruggegaan naar de Griekse oudheid met zijn aulos (dubbelfluit), maar dat dit al in de middeleeuwen gebeurde.
Kortom: dit is muziek die smaakt naar meer!

Muziek / Album

Americana op veel manieren

recensie: Americana update volume 9: Bootleg Betty, The Mystix & Su Andersson
platenlabels

Americana komt deze keer weer aan bod uit vele landen. Zo hebben we allereerst de Nederlandse band Bootleg Betty. De Amerikaanse band The Mystix met tal van gasten komt langs. En we gaan naar Zweden met Su Andersson. Ook muzikaal verschillen de drie binnen het genre.

Wat is het toch heerlijk om binnen het Americanagenre te zoeken naar verschillen maar ook naar overeenkomsten. Het genre is zo breed dat het soms verwonderlijk is dat al die verschillen binnen één muziekgenre te vatten zijn. Ook in deze negende editie is de variatie heel groot.

Bootleg Betty

Het dameskwintet Bootleg Betty maakt een aanstekelijke soort muziek, die referenties oproept aan het geweldig gekke damescollectief Katzenjammer uit Scandinavië, dat we als 8WEEKLY jaren geleden spotten op Eurosonic in Groningen. Hopelijk houdt dit Nederlands collectief langer stand, zodat we als muziekliefhebbers nog lang kunnen genieten van muziek zoals op dit debuut: Soul Searching. Voor wie Katzenjammer niet kent is natuurlijk wel enige uitleg op zijn plaats. Bootleg Betty maakt muziek, die we wellicht in de soul en vooral in de rootsmuziek moeten duiden, met een enorme drive en lol in het musiceren. Alle vijf dames zingen samen zodat we met regelmaat een fijne samenzang horen. Karlijn Wolsing neemt naast de toetsen ook de leadzang voor haar rekening. Vanaf het eerste liedje zet de band het feestgevoel aan. ‘Seven Sins’ spreekt over een vurige en totale liefde om in te verdrinken. Bij het daaropvolgende ‘Mocking Bird’ nemen de dames in het tempo even het gas een beetje terug, maar van een echte ballad is geen sprake. Dit is tevens de tweede single, die van het album is getrokken.

Het album van Bootleg Betty hunkert ernaar veel gedraaid te worden in de cd-speler, maar ook zeker naar een live-uitvoering op een podium. De maatregelen maken het helaas lang wachten tot we deze dames in levenden lijve kunnen gaan bewonderen. Tot die tijd koesteren we dit fijne album!

The Mystix

Met Can’t Change It heeft the Mystix een album gemaakt dat je of direct kan bekoren of je als luisteraar snel links laat liggen als de zangstem van de leadzanger je niet aanspreekt. De indringende en soms rollende zang met een lichte tremor kan afstoten, maar ook aantrekken. Instrumentaal en qua sfeer zit deze blues-rock met countryrandje heel solide in elkaar. In een aantal liedjes krijgt de band hulp van North Mississippi Allstars en één met Charlie McCoy. Vooral de eerstgenoemde band zal velen het hart sneller doen kloppen en meteen skippen naar ‘Jumper On the Line’, dat zelfs in twee versies te vinden is op dit album.

Maar laten we niet te vlug door het album heen schieten, want dan zouden we zomaar ‘Ain’t Gonna Cry’, dat als tweede liedje op de cd te vinden is, kunnen missen en dat zou heel zonde zijn. Deze slow blues gevatte melodie is een echt pareltje.

De studiomuzikant Charly McCoy speelt gitaar op ‘Bottle of Whiskey’. McCoy speelde met vele groten, waaronder Bob Dylan, Al Kooper, Gordon Lightfoot, Paul Simon, Joan Baez en Leon Russell, om de lijst niet te lang te maken.

Mocht je in eerste instantie twijfels hebben over de kwaliteiten van The Mystix en toch tot hier aangeland zijn bij de eerste beluistering, dan zul je de zang steeds meer gaan waarderen, zeker in combinatie met de kwaliteit van de composities.

Su Andersson

De naam Su Andersson zal bij velen geen belletje doen rinkelen. Ook bij 8WEEKLY was deze dame tot op heden een grote onbekende. Maar bij beluistering van haar fijne stem met een vleugje van de klank van Chrissie Hynde (The Pretenders) neemt de waardering voor haar liedjes snel toe. Een iets minder bekende referentie is wellicht die naar Edie Brickell. Of het die referentie is die de aandacht vraagt of de sterke liedjes op zich is natuurlijk moeilijk te scheiden van elkaar.

Andersson komt uit Zweden; toch gaat haar album Train Movies over een treinreis die ze door de USA maakte langs een 15-tal staten. Referenties naar grote singer-songwriters als Janis Ian, Joni Mitchell en ook Dusty Springfield rinkelen in het rond. Instrumentaal valt op dat we met regelmaat prachtige celloklanken horen, gespeeld door Maja Molander, maar we horen verder een breed palet aan instrumenten, zoals piano, orgel, contrabas, harmonica en lapsteel, naast de standaard instrumenten

Door sommige critici wordt dit album van Su Andersson gezien als een van de mooiste van het bizarre jaar 2020. Het liedje ‘A Bunch of Flowers in San Francisco’ werd begin september losgelaten op YouTube. Het album Train Movies van Su Andersson verdient zeker en vast nog een breder bereik.

 

Boeken / Poezie

Poëtisch pretpark

recensie: Wout Waanders - Parkplan
Oneisha Lee (unsplash.com)

Tijdens corona rustig wandelen in een pretpark? Dat kan met de dichtbundel Parkplan van Wout Waanders. Dit debuut is een plattegrond van een pretpark waarop jij jouw eigen route tussen de gedichten door kunt uitstippelen. Begin jij bij de kinderattracties of ben jij een sensatiezoeker?

Pretparken en gedichten. Het zijn twee losstaande begrippen die in eerste instantie weinig met elkaar te maken lijken te hebben. In zijn poëtisch debuut weet Wout Waanders de twee echter goed met elkaar te verbinden: een pretpark vol gedichten.

Gedichten als attracties

De bundel bevat een grote uitklapkaart waarop de grote plattegrond van het pretpark staat. Elk van de 34 attracties heeft een bijpassend gedicht. Of elk van de gedichten is een attractie. Sommige verbindingen zijn makkelijk te leggen: ‘Rabarberlimonade’ bij een drinktentje, ‘Vis eten’ bij een vistentje en ‘Spoorwijzigingen’ bij een station. Andere verbindingen zijn minder letterlijk zoals ‘Proefballonnetje’ bij vliegende ballonnen en ‘Het valt mee’ bij een vrije val. Soms lijkt de verbinding zoek, maar is het gedicht een mooie vulling van de bundel/plattegrond.

Nog nooit was gedichten lezen zo’n avontuur. Welke route kies jij? De plattegrond is opgedeeld in verschillende soorten attracties: ‘kinderattracties’, ‘familieattracties’, ‘voor sensatiezoekers’ en ‘horeca & shops’. Mijn oog blijft hangen op ‘Afsporing’, een grote houten achtbaan met een locomotief die door het Wilde Westen gaat. Een gedicht over de nasleep van een treinramp, of misschien toch gewoon over een ritje in deze achtbaan? Een erg beeldend gedicht: ‘Alles wat valt wordt kinderspeelgoed’.

In de gedichten staat vaak een ik-figuur centraal en zijn/haar (toevallige) ontmoeting. Elk gedicht staat op zichzelf, maar past even goed in het geheel. De gedichten zijn soms grappig, soms wat absurd en geven regelmatig stof tot nadenken. De korte situatieschetsen zijn zeer beeldend en je waant je zo op de locatie van het gedicht of juist in het pretpark.

Verfrissend debuut

Parkplan is de debuutbundel van Wout Waanders, opvallend, want Waanders heeft zijn sporen in de literaire wereld reeds verdiend. De stadsdichter van Nijmegen begon ooit als campusdichter van de Radboud Universiteit,  publiceerde in onder meer Das Magazin en Hollands Maandblad, en trad op verschillende festivals zoals het Wintertuinfestival en Lowlands op. Daarnaast won hij al een aantal literaire prijzen en momenteel maakt hij deel uit van de literaire boyband genaamd BOYBAND.

Waanders’ passie voor pretparken is al op jonge leeftijd ontstaan. Met het gezin gingen ze regelmatig op vakantie in België in de buurt van Bobbejaanland. Ze gingen niet naar dit pretpark, maar wel naar het VVV-kantoor waar zijn verzameling van pretparkfolders ontstond. Geïnspireerd door de folders begon hij zelf met het tekenen van de vetste attracties en maakte hij hele plattegronden van pretparken. Deze oude passie blies hij nieuw leven in voor zijn dichtbundel. Alle attracties en dus de hele plattegrond zijn door Waanders zelf getekend. Hoewel de hele bundel vol tekeningen staat, laat het gelukkig wel veel tot de verbeelding over. De plattegrond van het park is duidelijk, maar je moet zelf de route uitstippelen en het avontuur beleven.

Parkplan is een bijzondere dichtbundel, die alleen al om de plattegronden en attracties de moeite is om te bekijken. Een pretpark vol attracties die hun eigen wereld vormen, soms grappig, soms wat absurd en soms wat om over na te denken.

Boeken / Non-fictie

Feminisme vanuit mannelijk perspectief

recensie: Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Over feminisme, existentialisme, God, liefde en seks. - Ruud Welten

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? Filosoof Ruud Welten in elk geval niet. In nog geen 200 pagina’s geeft hij een zeer scherpe, diepgaande en tegelijkertijd actuele en zelfs vermakelijke uiteenzetting van haar denken over sekse-ongelijkheid – en koppelt dit bovendien aan de hedendaagse samenleving.

Wie is er niet bang voor Simone de Beauvoir, zou je je ook kunnen afvragen. Volgens Welten zijn dat maar weinig mensen. De meeste mannen én vrouwen willen het liefst ver van de ongemakkelijke boodschap van De Beauvoir vandaan blijven. Ook Welten zelf liet de ‘bijbel van het feminisme’ – De tweede sekse (1949) – lange tijd links liggen, ondanks zijn interesse in het existentialisme. Toen hij het uiteindelijk las was hij ‘verbluft en, als man, met schaamte vervuld’.

De tweede sekse

Met De tweede sekse laat De Beauvoir zien dat de vrouw in de westerse wereld steeds ondergeschikt is aan de man en dat dit niet van nature zo is (het had ook anders kunnen zijn). Een samenleving waarin één van de twee seksen structureel op de tweede plek wordt gezet, is een onvrije samenleving. De Beauvoir schrijft in geen enkel opzicht een aanklacht tegen de man, ook al wordt haar feminisme maar al te vaak wél op die manier opgepakt. Welten laat zien dat – als het boek al een aanklacht is – het eerder omgekeerd  is: gericht aan de vrouw. Maar eigenlijk laat de auteur vooral zien dat we De tweede sekse veeleer als een maatschappijkritiek kunnen lezen. Een kritische kijk op een maatschappij die vrijheid in stand houdt door de helft van de bevolking (want vrouwen zijn geen minderheid) achter te stellen, een samenleving die daardoor gewelddadig genoemd kan worden. Ook is De tweede sekse een echt existentialistisch boek; de nadruk ligt op vrijheid en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheid.

Mythes

Het zijn zowel mannen als vrouwen die het beeld van ‘de vrouw’ in stand houden. Dit beeld van ‘de vrouw’ wordt gevormd door wat De Beauvoir mythen noemt. Mythen zijn normen- en waardensystemen die bepalen wat iets behoort te zijn. In het existentialisme leren we dat ‘de mens’ – in tegenstelling tot alle andere dieren en objecten – louter bestaan is, zonder essentie. De mens heeft geen essentie en is daardoor (in Sartres woorden: gedoemd om) vrij te zijn. Vanuit die vrijheid geeft hij zichzelf vorm. ‘De vrouw’ is ook een mens en voor haar geldt hetzelfde. Echter, dat is één ding. In het existentialisme leren we óók dat die vrije mens altijd gesitueerd is: zich in een omgeving en bepaalde omstandigheden bevindt. Deze omstandigheid doet nooit iets af aan de vrijheid die onlosmakelijk met het mens-zijn verbonden is. In elke omstandigheid hebben we de mogelijkheid om onze vrijheid te bevestigen.

Voor de vrouw is de samenleving de omstandigheid die haar door bestaande normen en waarden (mythen) over wat een vrouw behoort te zijn gevangenhoudt. In De tweede sekse laat De Beauvoir dat zien aan de hand van talloze voorbeelden uit de literatuur en geschiedenis. Deze vorm is passend, iemand is immers wie hij is in de specifieke situatie waarin hij zich bevindt. De Beauvoir zoekt niet naar oplossingen, maar legt bloot dat er een probleem is. Bovendien laat ze zien dat dit een probleem is van de maatschappij, en zeker niet een probleem van de vrouw. ‘De tweede sekse is dus een boek voor mannen, of in elk geval óók voor mannen.’

Vrijheid

Volgens het existentialisme moeten we onszelf begrijpen vanuit vrijheid. Dat betekent dat ik mezelf niet determineer door dingen te zeggen als ‘zo ben ik nu eenmaal’ of ‘zo hoort het’. Door de natuur zijn we nergens toe voorbestemd, we kiezen zelf wie we zijn en hoe we tegen onszelf en het leven aankijken. In de samenleving krijgt het verschil tussen de seksen vorm, niet door het natuurlijke verschil (dat er uiteraard is), maar juist door de manier waarop in de mythes die we elkaar vertellen tegen deze verhouding wordt aangekeken. Een meisje schaamt zich niet van nature voor haar menstruatiebloed, maar omdat dit haar door de samenleving wordt aangeleerd. ‘We internaliseren voortdurend de waarden die het betekenissysteem waarin we leven ons geeft.’ Dát het meisje menstrueert en de jongen niet is dus een biologisch gegeven, maar onze verhouding daartoe is cultureel bepaald.

Kwade trouw

Volgens De Beauvoir is het onmogelijk ons aan de mythes van de samenleving te onttrekken. Het enige wat we kunnen doen, is deze mythes transformeren. Feminisme is dus geen revolutie van de vrouw, maar van het begrippenkader van de maatschappij. Als we onszelf vanuit vrijheid willen begrijpen, moeten we dus van dit begrippenkader dat ons determineert af. Maar precies dat is wat we niet willen, blijkt wel uit het feit dat vandaag de dag nog nauwelijks iets is veranderd aan het man-vrouw discours waar De Beauvoir tegenin ging. Welten zet eenvoudig uiteen hoe deze mythes door onszelf in stand worden gehouden omdat we liever gedetermineerd dan vrij zijn. Sartre noemde deze ontkenning van onze intrinsieke vrijheid kwade trouw. We zijn te kwader trouw wanneer we dingen zeggen als ‘ik kon niet anders’ en daarmee de verantwoordelijkheid voor ons handelen buiten onszelf leggen. Zo zijn vrouwen ook te kwader trouw wanneer ze de mythes over ‘de vrouw’ steeds maar weer bevestigen en zo het begrippenkader over wat mannen en vrouwen zijn in stand houden.

Transcendentie tegenover immanentie

Welten wijdt één hoofdstuk aan de overeenkomst tussen het denken van De Beauvoir en dat van Freud over de psychoanalyse. Te kwader trouw zijn – jezelf ontkennen – komt overeen met het begrip verdringing bij Freud. Als het begrippenkader waarin het meisje opgroeit masculien is, zal zij een vreemde worden ten opzichte van zichzelf. Volgens Freud leidt zo’n situatie in de jeugd op latere leeftijd tot neurosen. Wat is dan die masculiene taal en die mythe over man of vrouw zijn?

Kortgezegd is bij de man het sleutelwoord transcendentie en bij de vrouw immanentie. De man treedt buiten zichzelf, gaat de wereld in, zet projecten op, maakt dingen, is actief. De vrouw is naar binnen gericht, zorgzaam, bescheiden, liefdevol, passief en offert zichzelf op ten gunste van haar kinderen. Deze transcendentie en immanentie komt zelfs terug in de vorm van mannelijke- en vrouwelijke geslachtsdelen. Dat van de vrouw is ‘onzichtbaar’, naar binnen gekeerd, als een ‘mysterie’. Dat van de man is zichtbaar en naar buiten gekeerd. Ook in de geslachtsgemeenschap is het de man die de ‘leegte’ van de vrouw opvult en daar bovendien iets achterlaat. Ook in de seksuele relatie is de vrouw steeds ‘wat ze nou eenmaal is’, ze vormt zichzelf niet als vrij wezen en is dus te kwader trouw. Tegenover de man, die juist een en al wording en bevestiging van zijn vrijheid is.

Hedendaags feminisme

Vandaag de dag is het denkkader dat De Beauvoir ons biedt volgens Welten volledig verdrongen. In plaats van een transformatie van betekenispatronen focussen we ons op zaken als ‘vrouwenquota’ en houden we dus nog net als in de tijd van De Beauvoir het masculiene discours en mythes over vrouwelijkheid in stand. Alleen al het woord vrouwenquota benadrukt dat de norm ‘man’ is. Het woord quotum verwijst ook naar een berekening. Als er genoeg vrouwen de top bereikt hebben kan de masculiene samenleving weer verder. Daarmee is een vrouwenquotum eerder de bevestiging van de sekse-ongelijkheid dan de oplossing ervan. De ongelijkheid moet weggepoetst worden, zonder dat gekeken wordt naar de basisstructuren van de maatschappij die voor deze ongelijkheid gezorgd hebben.

Gender tegenover sekse

Welten haalt ook de #Metoo beweging aan om te laten zien dat onze samenleving nog altijd wordt beïnvloed door het sekseverschil, waarin het bovendien letterlijk over seks gaat. We praten tegenwoordig over ‘gender’, waar De Beauvoir nog over ‘sekse’ sprak. Volgens haar was sekse méér dan alleen de biologische geaardheid, maar was het juist de sociaal-maatschappelijke betekenislaag van waaruit mannen en vrouwen zichzelf begrijpen. Deze overstap naar het woord ‘gender’ is volgens Welten kwalijk, omdat het de band met de seksualiteit verbreekt. Ook juist de seksualiteit en hoe deze gevormd is door de mythes die we onszelf vertellen speelt een belangrijke rol in de ongelijkheid. #Metoo maakt dat pijnlijk duidelijk.

Feminisme is achterhaald. Diversiteit is wat we vandaag de dag nastreven. Maar precies dit beleid moeten we volgens Welten met De Beauvoir in het achterhoofd wantrouwen. Juist het praten over inclusie en diversiteit bevestigt wederom de norm zonder juist die ter discussie te stellen. Ook hier wordt de vrouw wederom neergezet als minderheid.

‘Opnieuw plaatst het vrouwen in een positie waarin ze moeten verdedigen dat ze geen minderheid zijn, maar de helft van de mensheid, die bovendien zonder hen niet zou bestaan.’ 

Aanrader!

Wie is er bang voor Simone de Beauvoir? is een ontzettend fijn boekje. Het geeft in weinig bladzijden, korte en heldere verwoordingen een ongelofelijke diepgang en originele kijk op het denken van deze filosofe, waar helaas zo veel mensen nog altijd ‘bang’ van lijken te zijn. Welten laat zien waar dat door komt. Haar boodschap is voor zowel mannen als vrouwen ongemakkelijk, omdat het ze een spiegel voorhoudt. Als we in die spiegel kijken wordt duidelijk dat we onze vrijheid – die we juist zo hoog waarderen – ontkennen wanneer we niets willen veranderen aan het begrippenkader waarmee we onszelf begrijpen en waarbinnen nog steeds meisjes vrouw worden.

Welten schrijft vermakelijk, is duidelijk een kenner én geëngageerd. Niettemin schrijft hij ontzettend vlot en duidelijk. Maar bovenal laat hij zien dat we niet bang hoeven te zijn voor Simone de Beauvoir, zowel mannen als vrouwen niet. De Beauvoir is een zeer waardevolle denker die ons een belangrijke kijk op ons eigen samenleving heeft gegeven, waar we absoluut iets mee kunnen, als we maar willen.