Film / Films

Een klucht in de geest van de meester

recensie: Molière

.

Het is 1658 wanneer theatermaker Jean-Baptiste Poquelin, beter bekend als Molière, na jaren rondreizen met zijn troep terugkeert in Parijs. Getergd door writers block en een zware kater wordt hij op een ochtend door een oude bekende opgeroepen. Wie deze mysterieuze vrouw is? Dat wordt al snel duidelijk wanneer wij Molière’s verleden induiken. In een lange flashback zien we dat hij in de gevangenis belandt wegens schulden en wordt vrijgekocht door de excentrieke edelman Jourdain. Deze wil gebruik maken van zijn talenten om door middel van een toneelstuk indruk te maken op de aantrekkelijke en zeer gewilde weduwe Célimène. Met tegenzin gaat Molière in op het aanbod. Er is echter wel één belangrijke voorwaarde die de edelman stelt: absolute geheimhouding, vooral tegenover mevrouw Jourdain.

Molière doet zich daarom met veel moeite voor als geestelijke die de jongste dochter des huizes komt onderwijzen in de deugden van de kerk. Daarmee roept hij aanvankelijk niets dan irritatie en walging op bij madame Jourdain, die een absolute hekel heeft aan de hypocrisie van de kerk. Als zij echter bij toeval een door hem geschreven dialoog vindt, is ze erg onder de indruk. Molière maakt er zijn missie van om de vrouw te verleiden, en wanneer hij zijn identiteit aan haar onthult blijkt de liefde natuurlijk wederzijds. Ondertussen probeert Molière van monsieur Jourdain een geslaagde acteur maken en blijkt een vriend van de familie onzuivere plannen te hebben.

~

Molière is duidelijk een ode aan het oeuvre van de meester van de Franse komedie. Zo noemt de toneelschrijver zichzelf Tartuffe, wat de titel is van een van zijn bekendste werken. Hierin vermomt een oplichter zich als geestelijke om een rijke familie binnen te dringen. De vrouw des huizes, Elmire, deelt haar voornaam met madame Jourdain. Daarnaast zijn nog andere kenmerken uit Tartuffe terug te zien in de film. Het blijkt hier al snel om een soort Shakespeare in Love constructie te gaan, waarbij de grootste liefde uit Molière’s leven ook meteen zijn grootste muze blijkt te zijn. Natuurlijk is zijn avontuur uit het verleden een inspiratiebron voor een toneelstuk in het heden.

Plezier

~

Dit is een lekker luchtig filmpje, in de kluchtige stijl van Molière zelf en met doldwaze personages en situaties. Er valt dus genoeg te lachen, ondanks de simpliciteit van het verhaal. De hoofdrolspelers zijn charismatisch en de locaties zijn mooi en sfeervol, kortom Molière is zeker de moeite waard. Zeer geschikt voor de liefhebber van ingetogen historische komedies, waarbij de nadruk ligt op het plezier waarmee de film zichtbaar is gemaakt.

Film / Films

Emoes en hybride auto’s

recensie: Congorama

.

De 41-jarige Belgische Michel droomt ervan een succesvol uitvinder te worden. Na vele jaren van mislukking dreigt zijn geldschieter zich echter terug te trekken en ontdekt hij ook nog eens dat hij geadopteerd is. Onder het mom van een zakenreis vertrekt hij naar het plaatsje Sainte-Cécile in Québec, waar zijn biologische ouders vandaan komen. Wanneer zijn zoektocht op niets uitdraait, vertrekt hij naar Montréal. Hij krijgt een lift van de mysterieuze Louis. Onderweg belanden ze in een auto-ongeluk, veroorzaakt door een emoe. Louis belandt in een coma en Michel keert terug naar huis met een belangrijke vondst.

Maar daarmee is het verhaal nog niet uit. Want nu krijgen we het verhaal te zien door de ogen van Louis. Hij blijkt een diamantdeskundige te zijn wiens vader, na jarenlang gewerkt te hebben aan het ontwerp voor een hybride auto, verdwenen is. Zijn aantekeningen zijn ook spoorloos verdwenen en Louis is koortsachtig op zoek. Hij vindt wel de auto van zijn vader, waarmee hij uiteindelijk Michel een lift geeft. Onderweg komt hij er achter dat de aantekeningen van zijn vader in de auto verstopt zijn. Maar dan gebeurt het ongeluk…

Toeval

~

Hoewel het grootste gegeven van de film redelijk voorspelbaar is, heeft de film toch nog een leuke twist te bieden. Dit is nog maar één van de vele elementen die Congorama zo’n prettige film maken. Een simpel uitgangspunt wordt op een vermakelijke wijze uitgewerkt, door de benadering van het verhaal vanuit twee oogpunten en een grote dosis droge humor. Maar de winnende factor van deze film is toch vooral de goed uitgewerkte structuur, en de manier waarop het toeval een bijzondere rol speelt zonder zijn geloofwaardigheid te verliezen.

Zo dankt Congorama zijn titel aan de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958. Hier stond een attractie met dezelfde naam, waar Michel’s adoptie-ouders de non ontmoetten die de adoptie uiteindelijk voor hen regelde. Laat Louis nou geboren zijn op de wereldtentoonstelling in 1967… Jaja, voelt u hem al aankomen? Zoals al eerder gezegd doen voorspelbaarheid en toeval niets af aan deze film, omdat je gewoon zo verdomd geneigd bent om het allemaal te accepteren.

Tevredenheid

~

De twee antihelden die de hoofdrol spelen in dit verhaal worden samengebracht in een levensveranderende situatie, die op een kleinschalige manier in beeld is gebracht. De film wisselt van absurdistisch tot aandoenlijk, humoristisch en soms zelfs magisch realistisch. Congorama is een film die lekker wegkijkt en ongecompliceerd vermaak biedt, zonder kwaliteitsverlies te lijden. Niet voor niets was dit de slotfilm van het Filmfestival Cannes van 2006. Een film die met veel liefde is gemaakt, en vol met herkenbare figuren. De ‘gewone’ man van de straat, die een vorm van tevredenheid vindt op de meest onwaarschijnlijke plaats.

Film / Films

Om van te smullen

recensie: Ratatouille

Het is bijna onvoorstelbaar hoe Pixar het elke keer weer voor elkaar krijgt: een waanzinnig origineel idee op enorm grappige manier uitgewerkt. Waren daar al het pratende speelgoed (Toy Story), het verdwaalde visje (Finding Nemo) en auto’s met gevoelens (Cars), nu kan de animatiestudio een kokende rat aan dat rijtje toevoegen.

~

De achtste Pixar-film speelt zich af in Parijs, het gastronomische centrum van de wereld. Rat Remy (met de stem van Patton Oswalt) is een expert op het gebied van eten, dankzij zijn verfijnde reuk- en smaakvermogen. Als hij per toeval in het toprestaurant van zijn grote voorbeeld – de menselijke kok Gusteau – belandt, kan hij zijn geluk dan ook niet op. Hij gooit het op een akkoordje met keukenhulpje Linguini (Lou Romano). Met het talent van Remy en het lichaam van Linguini, zetten de twee binnen de kortste tijd de meest fantastische gerechten op tafel.

Karikaturen

Ratatouille is overheerlijk, van begin tot eind is het een film om bij te smullen. Visueel heeft Pixar zichzelf weer overtroffen: de ratten zien er echt uit, met lieve mensachtige trekjes. Zo loopt Remy graag alleen op zijn achterpoten – dan worden de ‘handen’ waarmee hij kookt niet smerig. De keuken waar het grootste deel van de film zich afspeelt ziet er levensecht uit, en ook Parijs en zijn omgeving zijn prachtig. De mensen, altijd al het zwakste punt van computeranimaties, zijn als leuke, maar zeker niet overdreven karikaturen neergezet. De kleine, schreeuwende chef, de slungelige keukenhulp, de ijzige voedselcriticus. Het werkt allemaal perfect, en het maakt het tot een fraai geheel.

~

Is de film om te zien al verrukkelijk, de humor overtreft alles. De hele film zit vol met de meest wonderbaarlijke grappen; van klein en subtiel tot grappen waar je lang van moet schaterlachen. De grote finale is zo ongeveer een geanimeerde slapstick. En hoewel de geloofwaardigheid natuurlijk eigenlijk met een korreltje zout genomen moet worden, zou je bijna willen dat ratten écht meesterkoks waren, zo goed zit alles in elkaar.

De echte meesterkok is dan ook Brad Bird, die met The Incredibles (2004) al een superleuke film afleverde, maar zichzelf nu werkelijk overstijgt. Bird is verantwoordelijk voor de regie, het verhaal en hij neemt ook nog een klein stemmetje voor zijn rekening. De overige stemacteurs zijn allemaal even goed gecast – het is een verademing om eens geen grote sterren te horen – waarbij de acteurs onderhevig zijn aan hun personages. Het zijn hun stemmen die belangrijk zijn, niet hun bekendheid in de filmwereld.

Enorme glimlach

De moralistische toon die er in zoveel animatiefilms flink bovenop ligt, is hier ook belangrijk (vooral het belang van vriendschap en familie), maar het wordt netjes weggewerkt in het overkoepelende verhaal. Naast Remy is er uiteraard ook aandacht voor de aandoenlijke Linguini en zijn gemene baas Skinner. Ratatouille is geschikt voor jong en oud en laat je, behalve watertandend, ook met een enorme glimlach op je gezicht de bioscoop weer verlaten.

Film / Films

Voorspelbare modegril

recensie: The Last Legion

.

De Europese Oudheid is hot. De HBO/BBC-serie Rome was een daverend succes, een paar maanden geleden verscheen het actiespektakel 300, Terry Jones kwam vorig jaar met zijn documentairereeks Barbarians en nu is er The Last Legion. In vergelijking met de drie eerder genoemde producties schiet deze film echter kwalitatief tekort. Zelfs de grote sterrencast (Ben Kingsley, Colin Firth, John Hanna en Kevin McKidd uit de eerder genoemde serie Rome) mag niet baten; The Last Legion is een oppervlakkige en slappe film geworden.

In 476 na Christus wordt de jonge Romeinse keizer Romulus Augustus gevangen genomen door een leger van Gothen die het Romeinse rijk overnemen. Wanneer hij samen met zijn leraar Ambrosinus (Ben Kingsley) in een afgelegen vesting wordt opgesloten, komt legioenkapitein Aurelius (Colin Firth) samen met een groepje volgelingen (waaronder de ‘verplichte’ exotische krijgster) hem redden. Terwijl de groep in Britannië op zoek gaat naar het laatste legioen dat nog trouw is aan Rome, wordt er tussen neus en lippen door ook nog een voorspelling over een zwaard en de ultieme heerser genoemd… Klinkt bekend? Juist ja.

Dit is inderdaad de voorloper op het verhaal van Arthur en Excalibur. De hints stapelen zich al snel op; de tovenaar en leraar Ambrosinus, de kleine jongen en de legende van het zwaard, de schurk Vortgyn, de muur van Hadrianus en natuurlijk de vlag met de rode draak. Ja ja, ken uw klassiekers!

Gemene Gothen

~

Na een ontzettend Disney-esque begin vallen de stereotype barbaren, een typering die Terry Jones zo wanhopig probeerde te ontkrachten, Rome binnen. Daarna zet het oppervlakkige spel, wat vreemd is voor deze bekende groep Britse historische spektakelfilmacteurs, zich rustig voort langs de lijnen van voorspelbaarheid. De legioenkapitein en de exotische krijgster worden verliefd op elkaar, de slechterik draagt een masker en een zwarte cape, en een grote veldslag (die er ook al knullig uitziet) bepaalt de uiteindelijke afloop. Wat nog tergender is aan deze film, is de manier waarop het Romeinse rijk wordt verheerlijkt als een plek waar een onschuldige groep mensen onderdrukt wordt door de gemene Gothen. En dat voor een rijk dat bekend staat om verovering en onderdrukking.

~

Dat regisseur Doug Lefler eerder betrokken is geweest bij TV-series zoals Hercules en Xena: Warrior Princess is goed te merken; de film stijgt qua diepgang en kwaliteit niet uit boven een gemiddelde aflevering van deze twee series. De dialogen zijn vreselijk statisch en de spanningsopbouw is ver te zoeken, mede door de eerder genoemde voorspelbaarheid. De sympathie die getracht wordt op te wekken voor de personages werkt geenszins, ze missen daarvoor simpelweg elke vorm van diepgang. Vooral Colin Firth, die moet overkomen als de stugge en ruige held, is bij tijd en wijlen onbedoeld lachwekkend.

Ongeïnspireerd

The Last Legion heeft als verhaal al vrij weinig te bieden. Wellicht dat de personages daardoor minder goed uit de verf komen. Maar wat hier vooral het geval lijkt te zijn, is dat iedereen dermate ongeïnspireerd is dat plichtmatig de teksten worden opgedreund totdat de regisseur roept dat men naar huis mag. Erg jammer van een mooie locatie en een groep getalenteerde acteurs. Met goede hoop kijken we maar weer naar het volgende oudheidspektakel.

Boeken / Fictie

Kolenstof en melodrama

recensie: Jo Willems - Paladijnen in de sneeuw

In de wereld van de opera is Jo Willems geen onbekende. Hij schreef, onder andere, een vijftal libretto’s. Nu is er zijn debuut als schrijver, met de roman Paladijnen in de sneeuw. Ook als verhalenschrijver heeft Jo Willems onmiskenbaar talent, maar dat betekent helaas niet dat Paladijnen in de sneeuw een goede roman is geworden.

De roman gaat over een man die tracht zichzelf van het leven te beroven in Calcutta, maar gered wordt door een taxichauffeur. Deze redder reist vervolgens met de hoofdpersoon mee terug naar zijn geboortegrond, een grauwe mijnstad in Duitsland. Daar beginnen ze samen een vliegende tapijtenhandel, een winkel bevolkt door eigenaardig personeel en buitenissige bezoekers. Maar eigenlijk is dat niet meer dan het raamwerk, waarbinnen elk personage de kans krijgt om zijn eigen verhaal te vertellen. Alle verhalen zijn zonder uitzondering gevuld met veel emotie en voorzien van een duister randje. Zo heeft de hoofdpersoon jarenlang zijn geld verdient met drugshandel en bezoekt de vrouwelijke accountant graag peepshows. Het mijnstadje waar zij wonen is ook tot de nok toe gevuld met drankproblemen, criminaliteit en schofterigheid.

“Die wasse pruim van ons heeft een botte snee. Dáárom, kloris! Ben jij daarboven net zo zacht als beneden?” Joep Elzakkers sloeg de bruidegom met een kort, vinnig haakje in het kruis. Hèhè, kompels onder elkaar!

Grauw en groots

Willems schetst het leven in het Kolenbekken als grauw en groots tegelijk, een hel vol neergedaald mijnstof en duistere zaken. Dit is waar de verschoppelingen uit Calcutta, het aarsgat van de wereld, zich besluiten te vestigen. Het is een fantastisch decor, maar het is helaas niet meer dan dat, want de stad komt niet tot leven. De personages, zelfs de hoofdpersoon die toch geboren en getogen is in het Kolenbekken, dolen verloren door de stad. Alleen in de delen die zich afspelen in de winkel en het huis erboven, komen de hoofdpersoon, Anindo, Bukje en Tariq werkelijk uit de verf.

Jo Willems
Jo Willems

Maar zelfs dan blijft het bij grove streken. De verhalen van Bukje, Tariq, Dikke Dinsdag en alle andere wonderlijke figuren boeien stuk voor stuk. De personages zelf echter zijn niet meer dan figuranten in hun eigen verhaal. Dat verhaal overkomt hen, sleurt hen mee, maar enig begrip van hun innerlijke roerselen blijft achterwege. Zelfs het innerlijk van de hoofdpersoon, wiens stem de lezer op de hoogte houdt en de gebeurtenissen becommentarieert, is op de laatste pagina nog steeds een gesloten boek. Het is niet ondenkbaar dat Willems die reactie juist beoogt. De hoofdpersoon zelf verwondert zich erover dat hij zich zo weinig betrokken voelt bij de wereld om hem heen. Het is lastig om je aandacht bij een roman te houden, als de verteller zelf zich eigenlijk niet interesseert voor het verhaal dat hij vertelt.

Paladijnen

De verhalen binnen het raamwerk van de donderdagavond koop- en vertelavond zouden bij elkaar gebracht moeten worden door een tapijt met daarop de voorstelling van een Indiase mythe over paladijnen in de sneeuw. Op het tapijt staan drie paladijnen, een vierde zit afgezonderd in eenzaamheid. De hoofdpersoon herkent telkens wisselende personages op het tapijt. Tussen alle misdaad- en liefdesdrama’s door loopt de zoektocht naar de identiteit van de paladijnen en de betekenis van het tapijt. Helaas komt ook deze verbindende queeste niet goed uit de verf en de oplossing lijkt geïnspireerd door de film Fight Club.

Paladijnen in de sneeuw is goed geschreven, bevat boeiende verhalen en bizarre personages. Helaas is het ook onevenwichtig en melodramatisch. Ik zie uit naar het volgende boek van Jo Willems en ik hoop dat hij dan met één van zijn prachtige verhalen de diepte in duikt.

Boeken / Fictie

Exotisch escapisme

recensie: Gregory David Roberts - Shantaram

Eindelijk is hij er dan: de Nederlande vertaling van Shantaram! Het romandebuut van Gregory David Roberts, tevens hoofdpersoon, is wereldberoemd geworden met behulp van Indiagangers, heeft inmiddels miljoenen exemplaren verkocht in de Engelse versie en zal binnenkort verfilmd worden door Johnny Depp. Nu kunnen we ook in Nederland genieten van de wervelende avonturen van de filosofisch ingestelde, voortvluchtige Australiër, die in Bombay zijn tweede thuis vond.

Roberts’ verhaal mag inmiddels wel bijna als bekend verondersteld worden, maar is te spannend om niet nog eens kort te vertellen: hij werd in Australië tot negentien jaar cel veroordeeld na bankovervallen om zijn heroïneverslaving te financieren. Roberts ontsnapte en verloor onderweg naar Duitsland tijdens een stop-over zijn hart aan Bombay. Hier dook hij onder, werd opgenomen in de familie van Prabaker, een eenvoudige sloppenwijkbewoner, stichtte een gratis kliniek voor de bewoners van de sloppenwijk en ging werken voor de Bombay maffia. Dit is het verhaal dat Roberts op meeslepende wijze vertelt in Shantaram.

Shantaram is een heerlijk, spannend boek, niet in het minst omdat vrijwel alle personages op hun eigen manier sympathiek zijn. Prabaker heeft de grootste, meest aanstekelijke glimlach ter wereld, de maffiabazen vormen in hun vrije tijd een filosofische kring en kennen een ijzeren erecode en Roberts’ zwijgzame vriend Abdullah is trouw tot op het bot. Dat wil niet zeggen dat de personages onfeilbaar zijn. De maffiabaas Khader, Roberts’ vaderfiguur, blijkt achteraf een schimmige rol te hebben gespeeld in zijn opsluiting in een Indiase gevangenis. Dan blijkt tevens waar het positieve gevoel werkelijk vandaan komt: de auteur. Roberts is een rasoptimist met een ongekende capaciteit tot vergeving, waardoor het hem keer op keer lukt om na elke slag op te staan en te blijven geloven dat het leven in wezen mooi is en de mens in wezen goed. Al doet die mens als maffiosi soms vreselijke dingen.(Voor de mensen die nieuwsgierig zijn naar de andere kant van het verhaal: in Suketu Mehta’s non-fictie ode aan Bombay, Maximum city, wordt het verhaal van de Bombay maffia verteld vanuit het perspectief van de politie-inspecteur die opdracht had de bendes op te rollen.)

Sympathieke personages

Roberts zelf mag graag vertellen dat zijn boek de structuur heeft van Dante’s Divina Commedia en als dieper gelegen thema de pijn en eenzaamheid van een man in ballingschap behandelt. Dat zal waar zijn – ik heb de Divina Commedia niet gelezen, nog niet hoop ik – maar dat is niet de kracht van het boek. Ook de levensfilosofie die hij in zijn boek verwerkt heeft (de resolution theory, die hij in het boek in de mond van maffiabaas Khader legt) is ietwat simplistisch en heeft niet altijd een toegevoegde waarde voor het verhaal. Wat Roberts op onnavolgbare wijze wel doet, is alle personages tot leven laten komen en hun een eigen stem geven. Het zijn de mensen die het verhaal maken en het zijn ook de mensen die nieuwe inzichten bieden. Neem nu de eerste ontmoeting met Prabaker, die Roberts tegenkomt wanneer hij van het vliegtuig de stad in reist. Prabaker is één van de mannetjes die bij toeristenbussen heel hard proberen de toeristen mee te lokken naar het hotel van hun keuze. Roberts besluit hem te vertrouwen op basis van zijn grote glimlach en beland met hem en twee Canadese kerels in het India Guest House. Ze roken samen een joint en drinken whisky:

‘Neem nog maar wat, als je wilt.’
‘Heel klein ietsiepietsie, dank u zo.’ Hij dronk weer en klokte de vloeistof met enorme teugen naar binnen. Hij stopte even, likte aan zijn lippen en liet de whisky voor de derde keer door zijn keelgat stromen. ‘Sorry, aaah, heel sorry. Is zo lekker deze whisky, het maakt slechte manieren van mij.’
‘Hoor eens, als je het zo lekker vindt, mag je die fles wel houden. Ik heb er nog zo een. Ik heb ze taxfree gekocht in het vliegtuig.’
‘O, dank u wel’ antwoordde hij, maar zijn glimlach verschrompelde tot een bedroefde trek om zijn mond.
‘Wat is er, wil je hem niet?’
‘Ja, ja, meneer Lindsay, allerja. Maar als ik wist dat dit mijn whisky was en niet de uwe, zou ik niet zo gul zijn geweest met mijn goede zelf.’
De jonge Canadezen schoten in de lach.
‘Luister, Prabaker, ik weet het goed gemaakt. Jij krijgt de volle fles, die mag je houden en wij drinken met z’n vieren die aangebroken fles verder leeg. Wat dacht je daarvan? En hier heb je tweehonderd roepies voor de hasj.’
De glimlach straalde weer, en hij ruilde de aangebroken fles voor de volle, die hij teder in zijn armen hield.
‘Maar meneer Lindsay, u maakt een fout. Ik zei dat die allerbeste charras hónderd roepies was, niet tweehonderd.’

Zo wordt Prabaker, een man die vrijwel alle toeristen als vreselijk hinderlijk zouden ervaren, juist één van Roberts trouwste en dierbaarste vrienden. Zo kun je begrip opbrengen voor deze mannen die er niet per se op uit zijn om mensen op te lichten, maar simpelweg om hun dagelijks brood te verdienen.

Dromen in de regen

Het boek telt bijna duizend pagina’s en het is moeilijk om zo lang een spanningsboog in stand te houden. Dat lukt dan ook niet. Met name de delen die zich afspelen in Afghanistan, waar Roberts met zijn maffiavrienden en de mujaheddien tegen de Russen vecht, zijn wat langdradig. Aan de andere kant is juist dit deel van het boek fascinerend omdat de mensen naast wie hij strijdt, dezelfde mensen zijn die nu door de Westerse troepen bestreden worden. Zoals vaker in Shantaram wordt het stereotype genuanceerd en biedt het boek een fascinerende blik op menselijke gedragingen.

Shantaram is een boek om bij weg te dromen, om in te verdwijnen naar het exotische India en het ongelooflijke leven van Gregory David Roberts. Ondanks dat deze recensie zo lang is, heb ik zelfs nog geen tipje van de sluier kunnen oplichten van alles dat het boek bevat. De Nederlandse vertaling is heerlijk, het Indiase Engels wordt prachtig weergegeven en het boek behoudt zijn eigenheid. Kortom, een aanrader!

Boeken / Strip

Woutertje Pieterse met tekstballonnetjes

recensie: Jan Kruis - Multatuli's Woutertje Pieterse

Jan Kruis is vooral bekend door de strip ‘Jan, Jans en de kinderen’, die hij bijna dertig jaar lang tekende voor het vrouwenblad Libelle. In 1999 ging Kruis officieel met pensioen, maar helemaal gestopt met werken is hij niet. Na twee lange verhalen van ‘Jan, Jans en de kinderen’ voor de Leprastichting verscheen er onlangs nog een nieuw werk. Een boek waaraan hij vele jaren heeft gewerkt.

Het betreft een ‘verstripping’ van Woutertje Pieterse, het andere bekende werk van Multatuli. Daarmee is deze onvoltooide roman aan een opmerkelijke comeback bezig, onlangs verscheen er ook al een bewerkte versie door Ivo de Wijs. Dat Kruis niet stil heeft gezeten na zijn officiële pensioen wordt duidelijk uit Multatuli’s Woutertje Pieterse, want de strip is een zeer bijzonder werk geworden. Zelf noemt Jan Kruis het een grafische multimediashow en dat is niet overdreven. Kruis heeft alles uit de kast gehaald om te laten zien welke grafische technieken hij in de vingers heeft. In het boek staan schetsen, potlood- en pentekeningen, schilderijen en strips. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het Van Gogh Museum in Amsterdam graag een tentoonstelling wilde inrichten over de totstandkoming van dit boek. De naamgever van het museum was tenslotte ook een multigrafisch talent.

Wervelende tekst

Wouter in de Hartenstraat
Wouter in de Hartenstraat

In het boek is geen enkele bladzijde hetzelfde. Dat maakt op het eerste oog wellicht een onrustige indruk, maar blijkt eigenlijk een heel efficiënte manier te zijn om de verschillende karakters en omstandigheden, de wereld van het dromerige jongetje Wouter en de harde, bepaald niet dromerige werkelijkheid om hem heen, neer te zetten. Multatuli’s tekst – in de oorspronkelijke spelling – wervelt daar doorheen en krijgt er meer vaart door dan je van een negentiende eeuwse tekst zou verwachten. Jan Kruis heeft overigens heel bewust voor die spelling gekozen, omdat die naar zijn smaak een eenheid vormt met het verhaal. En zijn purisme gaat zelfs zover dat hij vormgever Rudy Vrooman teksten uit de eerste druk van het boek heeft laten inscannen om ze vervolgens letterlijk weer te geven in het boek. We zien als lezer dus niet alleen de oude spelling, maar ook de oude letter. Voor de fijnproever verhoogt dat uiteraard de sfeer die het boek toch al direct uitstraalt.

Aardig is ook dat er een aantal negentiende eeuwse illustraties is opgenomen die het werkelijkheidsgehalte, het documentaire karakter van het boek, verhogen. Tegelijkertijd laten ze zien dat voor Multatuli fictie en werkelijkheid naast elkaar lagen. En bijzonder fraai is de gastenpagina die Jan van der Voo heeft mogen verzorgen. Deze striptekenaar, bekend van zijn Pipo de Clown-strips in Donald Duck, heeft voor de droombeelden mogen zorgen uit Wouters droom. Opmerkelijk is dat in het colofon de verwijzing naar zijn pagina’s verkeerd is, wat trouwens ook geldt voor de verwijzing naar de pagina’s met het werk van Nicolette Wever. Maar dat is een detail in een boek dat verder van uitzonderlijke klasse is. Een groot tekenaar en een groot schrijver hebben elkaar in dit boek gevonden.

De tentoonstelling ‘Jan Kruis tekent Woutertje Pieterse‘ is nog tot en met 26 augustus te zien in het Van Goghmuseum in Amsterdam. Meer informatie:
website tentoonstelling

~

Kunst / Expo binnenland

Op zoek naar parels

recensie: Dutch Eyes

.

Zou het Nederlands Fotomuseum op de nieuwe locatie, Las Palmas in Rotterdam, de gelegenheid van de verhuizing aangrijpen en een nieuwe weg inslaan? In de periode in de Witte de Withstraat, waar het museum voorheen was gevestigd, was de kritiek dat de tentoonstellingen vaak een te educatief karakter hadden en niet bepaald een voortrekkersrol vervulden. Een van de openingstentoonstellingen, Dutch Eyes blikt terug op de geschiedenis van de Nederlandse fotografie.

De tentoonstelling is opgedeeld in tien thema’s, met titels als ‘Nieuwe blik’ en ‘Het oog op scherp’. Met veel tekst wordt bij het begin van elk onderdeel uitgelegd hoe de getoonde foto’s binnen het thema passen. Eigenlijk proberen de titels een bepaalde periode in de geschiedenis van de Nederlandse fotografie te verbinden. Soms zijn de onderwerpen wat ver gezocht; een weergave van de geschiedenis van de fotografie is al complex genoeg, daar hoeven niet nog extra obstakels aan toe worden gevoegd.

Married women from the Podogo in front of the entrance of her sleeping tower, Oudzjila, Kameroen 1959, foto: Paul Julien, Nederlands Fotomuseum
Married women from the Podogo in front of the entrance of her sleeping tower, Oudzjila, Kameroen 1959, foto: Paul Julien, Nederlands Fotomuseum

De ander ontdekken

De natuurliefhebbende romanticus is bijvoorbeeld vertegenwoordigd in het onderdeel ‘De schilderkunstige blik’. Een prachtige foto, gemaakt door Jan Zeegers, van een jong meisje in een blauw jurkje, zittend aan een tafel, bloemetjes in haar hand, speelt met scherpte. Het meisje is onscherp, passend bij haar dromerige blik, terwijl de focus ligt op de details. Een soort omgekeerde werkwijze, door het belangrijkste onderwerp onscherp te fotograferen, trekt het juist de aandacht. In het thema ‘De blik op de ander’, worden afbeeldingen van verschillende exotische culturen getoond. We zien Creoolse mannen, naakt, met een meetlatje ernaast. De onderzoekende blik van de fotograaf is duidelijk zichtbaar. Maar hij behandelt de man niet als mens, maar als onderwerp van een anatomie studie. Pas later, rond 1960, komt de fascinatie voor de algehele cultuur in fotografie duidelijk aan bod. Zoals bij fotograaf Paul Julien, ontdekkingsreiziger, die een grote collectie heeft aangelegd. Hij fotografeerde niet alleen de inwoners van afgelegen gebieden, maar ook hun levenswijze. De overgang van expeditiefotografie naar Rineke Dijkstra is wel een hele grote sprong. Maar natuurlijk kon Nederlands bekendste fotografe niet ontbreken in Dutch Eyes. De foto’s van de tweeling Chen en Efrat, genomen in 1999, 2000 en 2004, tonen waarom Dijkstra zo’n goed fotografe is. Jonge mensen, balancerend op de rand van onschuld en volwassenheid. De tweeling ziet er op elke foto uitdagender uit, maar ook meer gesloten naar de wereld. Afgezien van Dijkstra hangt er helaas weinig hedendaags werk aan de muren in Dutch Eyes.

Actueel en maatschappelijk

Gelukkig komen jonge fotografen toch nog aan bod in het onderdeel ‘Betrokken ogen’. In hokken van doorzichtige gordijnen worden diaseries met hun werk vertoond. Zoals de serie van Raimond Wouda en Henk Wildschut over de Sandrien, een vrachtschip dat jaren in Amsterdam-Noord lag. De twee fotografen hebben de bemanning gefotografeerd tijdens hun dagelijkse bezigheden. Deze bestonden vooral uit wachten, slapen en wassen. De trieste situatie laat op pijnlijke wijze de Nederlandse bureaucratie zien, die deze mannen er van weerhield om naar huis terug te keren. Het verhalende karakter van de serie komt goed tot zijn recht in de afgebakende ruimten. Er wordt op deze manier een flink aantal series getoond met verschillende onderwerpen, veelal met een maatschappelijk thema. De actuele serie Hassan en Hoessein, over de Marokkaanse tweeling die naast fotograaf Martijn van de Griendt wonen, straalt zowel intimiteit als afstandelijkheid uit. De fotograaf is op intieme momenten aanwezig, maar het is aan de toeschouwer om te oordelen. Of beter: om juist niet te oordelen en het bij waarnemen te laten.

White peacock 1923, foto: Richard Tepe, Rijksmuseum Amsterdam
White peacock 1923, foto: Richard Tepe, Rijksmuseum Amsterdam

Weergave en reproductie

Een geslaagd element in de tentoonstelling is de manier waarop gebruik wordt gemaakt van verschillende (historische) weergavetechnieken – zo heeft de eerder genoemde foto van het meisje in het blauwe jurkje de vorm van een lichtbak. Maar ook andere, verouderde, vormen van weergeven, zoals de glasstereodiapositief en de kwartsplaat zijn te zien in Dutch Eyes. Daarnaast beslaan fotoboeken een groot gedeelte van de tentoonstelling. Ze worden achter glas op een tafel tentoongesteld met daarboven een of twee grote foto’s uit het betreffende boek. Het is fascinerend om te zien hoe foto’s op zoveel verschillende manieren kunnen werken; zowel in een boek als op de muur komen ze tot hun recht. De fotoboeken van Ed van de Elsken geven de jongerencultuur in de jaren zestig goed weer. Foto’s van geile jongeren, die elkaar liefdevol uitkleden en zoenen maken gebruik van sensuele lichtval. Maar er zijn ook boeken die een andere periode uitdrukken, zoals Amsterdam tijdens de hongerwinter. De werkelijkheid is wel erg gruwelijk op de foto van een klein jongetje. Zijn serieuze blik en spillebeentjes, spreken over honger en angst.

Working man, foto: Eduard Isaac Asser, Rijksmuseum Amsterdam
Working man, foto: Eduard Isaac Asser, Rijksmuseum Amsterdam

De ‘brave’ reputatie van het museum blijft met dit overzicht onaangetast. De pretentie om een goede weergave te bieden van de hele Nederlandse fotografie geschiedenis wordt weliswaar ingelost, spannend is het niet. Kleine parels zijn er natuurlijk te vinden, zoals een foto uit de 18e eeuw, waar we een straathoek zien met bewoners. De sluitertijd is zo groot dat de bewoners in onduidelijke schimmen zijn veranderd; een spookachtige foto is het resultaat. Het educatieve karakter is ook nog niet afgeschud. Bezoekers komen niet naar het Fotomuseum om teksten te lezen, maar om foto’s te kijken. Het industriële gebouw op de nieuwe locatie alléén is niet genoeg om te garanderen dat de toekomstige tentoonstellingen spannender worden!

Boeken / Fictie

Een verhaal over mensen

recensie: Indra Sinha (vert. Lidwien Biekmann) - De mensen van Beest

De giframp in Bhopal (India) is één van de vergeten rampen in de wereld. In 1983 ontplofte daar een tank met 43 ton giftig gas. Duizenden mensen stierven, vele tienduizenden moesten voortaan blind, met ademhalingsproblemen of onvruchtbaar door het leven. Kinderen werden dood of gehandicapt geboren en reeds geboren kinderen kregen groeistoornissen. Zo’n vervormd kind is Beest, hoofdpersoon van de roman De mensen van Beest van Indra Sinha.

De ruggegraat van Beest is vergroeid, waardoor hij niet meer rechtop kan staan. Zijn kont steekt parmantig de lucht in, terwijl hij zich op handen en voeten voort beweegt. De neus van Beest steekt permanent in de goot.

Als ik opkijk, zie ik iemands kruis. Totaal andere wereld is dat, onder het middel. En geloof me, ik weet wie zijn ballen niet heeft gewassen, ik kan piskruisen en strontbillen ruiken waarvan de vage stank niet helemaal tot jouw neus opstijgt, scheten stinken veel erger.

Ruw en ongebonden

Beest was ooit – voor de giframp – een jongen, maar daar wil hij niet aan herinnerd worden. Hij wil ook niet bij de slachtoffers horen, door wie hij omringd wordt in de sloppenwijk waar hij woont. Hij wil helemaal geen mens meer zijn. Beest is een beest, ruw, smerig en ongebonden aan regels.

Indra Sinha
Indra Sinha

Tenminste, zo zet Beest zichzelf neer. Al snel blijkt dat deze harde puber in zijn hart toch allerlei zachte plekken heeft. Bijvoorbeeld voor Ma Franci, de dementerende Franse non die hem heeft opgevangen nadat zijn ouders overleden in de nacht van het gif, voor Huriya en Hanif, de gehandicapte grootouders van Aliya, voor de negenjarige wees Aliya zelf en voor Farouq, Beests beste vriend en grootste treiterkop. Indra Sinha omringt de puberende Beest door mensen die van hem houden, maar zelf ziet Beest dat niet. Beest ziet zichzelf als een lone ranger, een onbehouwen vrije jongen, maar Indra Sinha laat op subtiele wijze uit zijn eigen woorden een eenzame, loyale en zelfs bij vlagen lieve jongen spreken.

Gratis kliniek

Dan wordt Beest, bedelend bij een restaurant, verliefd. Hij leert Nisha kennen, een meisje uit een veel betere buurt, met een vader die ooit een beroemde zanger was, voor de giframp hem van zijn adem beroofde.

“Is bedelen leuk?”
Dat verrast me, niemand heeft me ooit eerder zoiets gevraagd. Het meisje bukt zich om Jara te aaien, haar haar valt voor haar gezicht, mooi is ze misschien niet maar ze heeft iets liefs, dat zie je soms bij mensen die niet knap zijn.
“Is honger hebben leuk?” antwoord ik. “Nee, dus hou op met die grappen en geef me vijf roepie.”

Beest komt terecht in een andere wereld. Deze mensen zijn niet bereid hun lot lijdzaam te ondergaan, deze mensen willen onder inspirerende leiding van Zafar, vechten voor rechtvaardigheid. Wanneer dan bovendien tegenover het huis van Nisha en haar vader een gratis kliniek voor slachtoffers wordt geopend door de jonge Amerikaanse dokter Elli (die een eigen verleden te ontvluchten heeft), staat het leven van Beest op zijn kop.

Vergeten ramp

Indra Sinha heeft de touwtjes over zijn verhaal stevig in handen. De lijntjes van Beests groei naar volwassenheid, de rechtszaak tegen eigenaren van de Kampani (de giffabriek) en de komst van een gratis kliniek laat Sinha op logische wijze samenkomen. Beest beseft langzaam dat ook hij een plaats heeft tussen de mensen, ja sterker zelfs, dat de mensen graag wíllen dat hij bij hun hoort. Het is dan ook jammer dat het einde van het verhaal ontspoort in een hallucinatoire reprise van de rampnacht, waarbij Beest diep in zijn dierlijke zelf duikt, alvorens hij definitief mens kan worden. Zo’n bombastisch einde had niet gehoeven. Het personage Beest is sterk genoeg om zijn eigen verhaal te dragen.

Het leven bij zijn mensen is Beest van harte gegund. Hun strijd tegen de eigenaren van de gasfabriek in het denkbeeldige Khaufpur gaat door. Dat is ook de werkelijkheid, de strijd tegen de eigenaren van de chemische fabriek in Bhopal is nog niet gestreden. Het is nu 23 jaar geleden en nog steeds lijden de mensen onder de gevolgen. Indra Sinha roept in dit boek om aandacht en hulp voor de vergeten ramp. Zij zijn ook mensen, de mensen van Beest.

Film / Films

De kracht van kiekjes

recensie: Flags of our Fathers & Letters from Iwo Jima (Special edition)

Het is een uniek verschijnsel: een acteur die een regiecarrière van de grond krijgt. Clint Eastwood is het desalniettemin redelijk vergaan, al heeft hij meer geregisseerd dan westerns als High Plains Drifter (1972), The Outlaw Josey Wales (1976) en Unforgiven (1992) waarvan we de grimmige eik meestal herinneren. Misschien omdat hij zelf zo weinig woorden nodig heeft – zijnde één brok expressie met dat uit gewapend beton gehakte lijf – dat hij de beeldtaal van films zo verdienstelijk hanteert. Met Flags of our Fathers en Letters of Iwo Jima wijdde Eastwood zich aan een opmerkelijk tweeluik over de belegering van het eiland Iwo Jima – één deel voor elke kant van de strijd – tijdens de Tweede Wereldoorlog.

~

Iwo Jima is een kaal, onaanzienlijk vlekje in de Stille Oceaan, een hoopje lava gestold in de zee, en sedert eeuwen het trotse bezit van de Japanse natie. Dat de Amerikaanse strijdkrachten hun aandacht vestigen op dit drijvende fort is natuurlijk niet voor niets. “De eerste slag op Japanse bodem!”, brullen de officieren in Flags of our Fathers, “we’re gonna get these sons of bitches!” Het gaat iets minder gemakkelijk dan zo’n strijdkreet doet vermoeden: dertigduizend adolescenten komen om het leven tijdens de 36 dagen durende belegering, Japanners én Amerikanen.

Hypocrisie met vlag en wimpel

Iwo Jima is ook waar een van de bekendste foto’s uit de menselijke geschiedenis is gemaakt: zes mariniers boren eensgezind de Amerikaanse vlag in vijandelijke bodem. Van zo’n vaderlandslievende vertoning krijgt geen zelfrespecterend land ooit genoeg; zeker niet in oorlogstijd. Als de foto een paar dagen later in de krant komt, worden de drie nog levende vlaggenplanters – de andere drie zijn dan al dood! – acuut naar het thuisland teruggevlogen. Toegejuicht door uitzinnige mensenmassa’s mogen de drankzuchtige Indiaan (een fantastische rol van Adam Beach), de blonde, blauwogige held (Ryan Phillippe) en de donkerharige vrouwenrover (Jesse Bradford) tientallen vlaggen planten in evenzovele bergjes van papier-maché.

Want de begroting moet rond, mensen moeten weer zin krijgen in de oorlog. Dat de jongens liever aan het front zouden zitten (want Iwo Jima is nog lang niet veroverd), dat kan de autoriteiten niet schelen. Dat Hayes geacht wordt te sterven voor zijn land, maar geen drankje kan bestellen in blanke bars, daar zien de autoriteiten niets tegenstrijdigs in. En dat het alleen de hospik lukt een gezin te stichten, en dat nog alleen doordat hij vooral nooit interviews geeft en zich ’s avonds in slaap huilt, daar staat nooit iemand bij stil.

Topzwaar

De tol van ongewilde roem, de macht van symbolen, wanneer is iemand een held: dat zijn de vragen van Flags. Alle ellende waar Iwo Jima voor staat, fungeert vreemd genoeg als achtergrond voor een bij vlagen langdradige, én gefragmenteerde verhandeling. Want zoals dat hoort bij films die moeilijke gedachtes aansnijden, is Flags een non-lineaire vertelling. ‘Duidelijk’ ligt immers dicht aan tegen ‘ongenuanceerd’, en is een glasheldere drie-akter niet zelf óók een simplificatie van de werkelijkheid, net zoals foto’s nooit recht kunnen doen aan wat er écht gebeurde?

~

Letters from Iwo Jima, het Oosterse paneel in Eastwoods tweeluik, bewijst echter dat een ouderwetse rechttoe-rechtaan oorlogsfilm meer indruk maakt, en ook langer blijft hangen. De thematiek – die overigens min of meer dezelfde is als in Flags – blijft onder de tafel, waar hij thuis hoort, en de vertelling is grotendeels A-B-C. Wel lijdt dit tweede deel onder wat een beduidend kleiner budget moet zijn geweest: we rennen door het verhaal en shots uit Flags worden schaamteloos hergebruikt. De grotten waarin de Japanners zich terugtrekken, doen denken aan het papier-maché waar de helden van het eerste deel hun vlag in planten (maar wie weet is dat expres gedaan, als dramatisch-ironische vooruitwijzing).

Decadente doodsverachting

Met Eastwood volgt de kijker een aantal figuren. Zo is daar de flamboyante en wereldwijze baron Nishi (Tsuyoshi Ihara), aanvoerder van een tankdivisie en Olympisch kampioen military, die met een zijden sjaaltje om zijn hals over het eiland galoppeert. Saigo (Kazunari Ninomiya) maakt de indruk verdwaald te zijn – maar is dan ook bakker tot hij op een ochtend te horen krijgt dat hij ten strijde mag trekken tegen de Amerikaanse duivels. De meeste aandacht gaat echter uit naar generaal Kurabayashi (Ken Watanbe), die het bewind voert over de kiezelsteen. De arme drommel ondervindt minder tegenwerking van de harde aardkorst waaruit hij verdedigingswerken wil hakken, dan van zijn legerstaf. Zijn soldaten vertrouwen hem niet, het opperbevel liegt over de luchtsteun. En daar komt nog bij dat het Japanse eergevoel zoveel slachtoffers eist onder de manschappen dat er van een strijd tegen de Amerikanen nauwelijks nog sprake kan zijn.

In al zijn bedrieglijke eenvoud is Letters de betere film. Oorlog wordt nog net iets triester als je eigen officier je de hals doorsnijdt. Flags, groots en meedogenloos, struikelt soms over zijn eigen slimheid. Die laatste komt er wel beter af bij de extra’s, met authentieke bioscoopjournaals en interessante en uitgebreide documentaires – zowel over de film zelf, als over de pre-productie (het boek waarop de film gebaseerd is, het scenario, het casten, etc.). Letters moet het doen met één documentaire van een kwartier, waarin geen enkele acteur aan het woord komt. Geen wonder ook, want die spreken alleen maar Japans, en het zou een bom duiten kosten om iedereen te ondertitelen. Maar je zou toch op zijn minst verwachten dat er meer te melden valt over het werken met een volledig Japanse cast. Hoe wist Eastwood of de dictie niet over the top was? Hoe controleerde hij het spel als hij niet verstond wat ze zeiden? Wellicht las hij hun lichaamstaal. Eastwood is misschien niet zo’n prater – daarom ontbreekt de geijkte commentaartrack – maar iets uitbeelden kan hij wel.