Boeken / Non-fictie

Hapklare ‘oplossing’ voor fundamenteel probleem

recensie: Roman Krznaric - De goede voorouder

In zijn nieuwste boek De goede voorouder komt publieksfilosoof Roman Krznaric met een zestal oplossingen voor de problemen waar de mensheid zich vandaag de dag mee geconfronteerd ziet. Het boek leest als een trein, maar biedt weinig écht nieuwe perspectieven.

Roman Krznaric – geboren in Australië maar woonachtig in Engeland – is vooral bekend als medeoprichter van The School of Life, een organisatie die internationaal opleidingen en lezingen verzorgt over thema’s rond filosofie, psychologie en sociologie. Krznaric is een echte publieksfilosoof. Hij weet grote thema’s simpel en aantrekkelijk te verpakken en zo een breed publiek te enthousiasmeren voor filosofie. Zijn The School of Life heeft zelfs jaarlijks een eigen tent op het Lowlands festival waar lezingen worden gehouden voor een groot (en jong) publiek.

Oplossingsgericht denken

De goede voorouder is Krznaric’ vijfde boek en gaat over de grote hedendaagse problemen: klimaatverandering en ongelijkheid, met een nadruk op die eerste. Het boek lijkt een maatschappijkritiek, maar is dat in feite niet. Krznaric stelt wel een diagnose over onze huidige tijd en de problemen waar wij – en vooral straks onze (klein)kinderen – mee te maken hebben, maar is vooral bezig met het bedenken van oplossingen.

De belangrijkste diagnose die gesteld wordt is dat onze tijd gekenmerkt wordt door ‘een ziekelijk kortetermijndenken’. Dit denken dat niet verder kijkt dan een paar jaar vooruit, komt mede voort uit het neoliberale kapitalisme waar de nadruk ligt op consumeren – en liever nú dan straks. Ook in de politiek zien we dit terug. Politici die grote plannen willen maken die verder reiken dan hun eigen ambtstermijn zijn over het algemeen weinig populair. Dat is ironisch, stelt Krznaric met een artikel van antropologe Bateson in de hand: we leven langer, maar denken korter. Daar komt nog bij dat we door de manier waarop we ons leven invullen aanspraak maken op de wereld (land, grondstoffen, energiebronnen, natuur, ecologische risico’s) van de toekomst. Daarmee koloniseren we als het ware de toekomst, net zoals we andere landen en burgers koloniseren door hun land en arbeid te gebruiken voor onze welvaart.

Langetermijndenken

Het probleem wordt in enkele pagina’s inleiding uiteengezet. Volgens Krznaric hoeven we daar niet langer bij stil te staan, het komt er nu op aan om ons te richten op een manier om de toekomst anders te laten verlopen dan het horrorscenario dat we nu voor ons hebben liggen. Die oplossing is eigenlijk heel simpel: we moeten van korte- naar langetermijndenken overgaan. Krznaric zet vervolgens zes manieren uiteen waarop we dit langetermijndenken in de praktijk kunnen brengen.

Zo is het van belang dat we nederig zijn tegenover de ‘diepe tijd’; dat we beseffen dat de mens slechts een stipje is op de kosmische kalender. Dit zou tot gevolg kunnen hebben dat we onszelf niet direct zien als ‘kroon op de schepping’ maar als een dier dat toevallig – en ook nog eens heel kortgeleden – is ontstaan. Bovendien kan het helpen om ons bewust te zijn van onze nalatenschap. Dit kan door gedachte-experimenten te doen die Krznaric uitgebreid uiteenzet. Hoe willen we dat onze kinderen over ons vertellen als zij zelf oud zijn? Daarnaast legt de auteur het belang uit van intergenerationele rechtvaardigheid. Wanneer we zeven generaties vooruitdenken, en deze toekomstige mensen ook rechten en een stem geven in onze politiek, worden er andere beslissingen genomen, omdat hun belangen óók meegewogen moeten worden.

Na deze drie voorbeelden van langetermijndenken gelezen te hebben – en echt, Krznaric schrijft heerlijk soepel, vlot en vermakelijk – bekruipt je toch het gevoel alsof je steeds weer hetzelfde leest. En dat terwijl de filosoof tal van verschillende voorbeelden geeft en ongelofelijk veel verwijst naar wetenschappers en andere filosofen. De man is echt goed onderlegd, weet waar hij over schrijft en kent alle nieuwe inzichten in de wetenschapsliteratuur. Tóch voelt het alsof het steeds weer hetzelfde is: nadenken over hoe je herinnerd wordt door latere generaties en deze generaties ook een stem geven lijken eerder twee kanten van dezelfde medaille dan twee oplossingen.

Daarna komen er nog drie oplossingen, waarvan kathedraaldenken de belangrijkste is. Het idee is simpel: kathedralen zijn vaak in honderden jaren gebouwd. Om dit te doen moesten mensen dus verder denken dan hun eigen leven. Denk aan de Sagrada Família van Gaudí in Barcelona die nog altijd gebouwd wordt. Een ander voorbeeld is de riolering van London, aangelegd na ‘The great stink’ in 1858. Een systeem dat achttien jaar kostte om te bouwen en waar vandaag de dag nog steeds gebruik van wordt gemaakt. Wanneer we meer aan kathedraaldenken gaan doen nemen we automatisch de belangen van andere generaties mee in ons denken én denken we na over hoe we door hen herinnerd zullen worden. Misschien is dit wel alle oplossingen in één. Alleen, dat is precies waar Krznaric al mee begon, namelijk, we moeten van korte- naar langetermijndenken.

Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat Krznaric héél veel voorbeelden geeft en collega’s citeert en ons keer op keer duidelijk maakt dat we van korte- naar langetermijndenken moeten. Dat is duidelijk, geen speld tussen te krijgen. Probleem opgelost! Toch?

Fundamenten van het probleem

Toch niet dus. Als het zo simpel was, dan hadden we dit probleem 50 jaar geleden al opgelost toen de Club van Rome het rapport Grenzen aan de groei publiceerde (1972), waarin zij waarschuwden voor klimaatverandering en het steeds meer uitputten van onze leefomgeving en natuurlijke hulpbronnen. De oplossing van Krznaric kan wel ‘kloppen’, maar kennelijk moeten we toch terug naar het probleem. Als we blijkbaar in een systeem zitten dat kortetermijndenken aanmoedigt en langetermijndenken ontmoedigt, dan moet er dus eerst wat veranderen aan dat systeem voordat onze manier van denken kan veranderen.

Het is jammer dat Krznaric geen ruimte maakt om kritisch naar dit – zoals hij het noemt ‘buy now’ systeem – te kijken. Als dat systeem onze psychologie zó beïnvloedt dat we niet meer aan volgende generaties of onze leefomgeving (zoals natuur en dieren) willen denken, dan is de oplossing van het langetermijndenken naïef. Hoe is het mogelijk om aan de ene kant onderdeel te blijven van de supersnelle kapitalistische wegwerpmaatschappij en aan de andere kant je hele leven om te gooien en je te richten op kathedraaldenken? De enige manier waarop dat kan is óf volledige afzondering van het systeem door op het platteland te gaan wonen, je eigen energie op te wekken en een moestuin te beginnen. Dat is helaas slechts voor enkele welgestelden weggelegd (zoals Krznaric zelf overigens). De andere manier is een systeemverandering. Maar het systeem laten voor wat het is én de oplossingen van Krznaric implementeren kan simpelweg niet.

Dat maakt dat dit boek, dat prettig leest en boeiend is door de vele voorbeelden en onderzoeken die worden aangehaald, een onbevredigend gevoel achterlaat. Het voelt te eenvoudig, alsof Krznaric zich er makkelijk vanaf wil maken, terwijl hij zeker niet de eerste de beste filosoof is. Toch mogen we van hem meer verwachten dan simpele hapklare oplossingen die we snel kunnen lezen voordat we weer overgaan tot de orde van de dag en het gevoel hebben ‘een goede voorouder’ te zijn doordat we ons bewust zijn van hoe slecht het kortetermijndenken is voor de wereld. Filosofie is bij uitstek een vakgebied dat níet zoekt naar oplossingen, zoals de kapitalistische samenleving dat juist wel doet. Met De goede voorouder trapt Krznaric precies in die val van het snelle oplossingsgerichte denken van het neoliberalisme dat hij wil bestrijden. Als filosoof mag, nee móet, hij de ruimte nemen om daar tegenin te gaan. Anders verwordt zelfs het kritische, gefundeerde denken tot iets wat snel en gemakkelijk geconsumeerd kan worden.

Op 20 februari weidde VPRO Tegenlicht een aflevering aan De goede voorouder van Roman Krznaric, waarin het boek heel prettig uitgelegd wordt door de auteur zelf. https://www.vpro.nl/programmas/tegenlicht/kijk/afleveringen/2020-2021/time-rebels.html

Film / Films

Thriller laat giftige kantoorcultuur zien

recensie: The Assistant - Kitty Green

Verontrustende gebeurtenissen stapelen zich op in The Assistant. De film is gebaseerd op de verstopt geraakte bedrijfscultuur, wat drie jaar geleden resulteerde in de #MeToo-beweging. Subtiele hints en details sijpelen door de film heen en zowel de hoofdpersoon als de kijker worden meerdere malen verrast.

The Assistent volgt een werkdag van Jane (Julia Garner). Jane is een jonge vrouw die, zoals de titel al doet vermoeden, als assistent in een New Yorks kantoor werkt. Ze is de assistent van een hoge pief in de filmindustrie. Hem krijg je in de film niet te zien, maar het is niet moeilijk om te bedenken dat het hier gaat om een Harvey Weinstein-achtig persoon. Het is overigens best een verrassing wanneer je erachter komt dat Jane voor een groot filmproductiebedrijf werkt. Er is namelijk niks wat op de filmindustrie duidt. Geen glitter, glamour of bekende acteurs met een groot ego. Wat Jane in conversaties van collega’s oppikt over de filmindustrie gaat strikt over de zakelijke kant. Creativiteit ontbreekt in zijn geheel op het kantoor.

#MeToo

Regisseur Kitty Green laat met The Assistent een aangrijpende #MeToo thriller-drama zien die de giftige kantoorcultuur weergeeft in een tijd voordat misbruik op de werkvloer publiekelijk aan de kaart werd gesteld. Overigens is het verhaal niet bedoeld om te laten zien dat seksueel misbruik op een hiërarchische manier alleen in de filmindustrie voorkomt. Met The Assistent wordt puur de aanzwengeling van de #MeToo-beweging getypeerd zoals die destijds ontstond in de filmwereld, met Jane als inkijkje in hoe het kán zijn.

Hard werken

Jane’s baan als assistente is de eerste stap voor haar om dichter bij een carrière als filmproducent te komen, maar dat is nog lastiger dan gehoopt. Er wordt van alles van haar verwacht, ze werkt hard. Maar onzichtbaarder kon ze niet zijn. Jane is de eerste die in alle vroegte op kantoor verschijnt, en ook weer de laatste die na een lange werkdag huiswaarts keert. Het wordt duidelijk dat haar werk geen privéleven toestaat. Daarnaast is er een bijna constante stroom van jonge vrouwen op het kantoor en in het leven van de grote baas. Jane moet hen soms zelfs naar een hotel brengen. Niemand die een enkele opmerking maakt over deze dubieuze praktijken.

Verzetten of zwijgen

Jane staat op een keerpunt: zal ze zich verzetten tegen het misbruik en een catastrofe voor haar carrière riskeren, of zal ze erin meegaan en zwijgen zoals de rest? Dat is precies wat The Assistent zo goed maakt: er staat geen rebel centraal, wat in zo’n soort film makkelijk had gekund. Hierdoor wordt de spanning opgevoerd en houdt regisseur Kitty Green controle over hoe ze het verhaal verteld.

 

The Assistant is nu te zien via diverse on demand kanalen.

 

Film / Films

De magische wereld van Kilkenny

recensie: Wolfwalkers - Tomm Moore, Ross Stewart

Animatiestudio Cartoon Saloon heeft met Wolfwalkers een unieke film geproduceerd. Gepassioneerde animatoren brachten indrukwekkende beelden tot stand, waarin hun creativiteit tot leven komt in een wonderlijke 2D-geanimeerde film.

Aan wolven kun je niet ontkomen in Wolfwalkers. Het verhaal start met het dreigende beeld van deze angstaanjagende beesten. Veelal wordt de wolf gezien als boosdoener. Echter, wat deze film bijzonder maakt is het finale kantelpunt, waarin hoofdpersonage Robyn als menselijke protagonist geliefd in de wolvenroedel wordt opgenomen. Een symbolisch element voor het koesteren van familie en vriendschap. Naast de amuserende verhaallijn, waarin de Ierse stad Kilkenny geteisterd wordt door wolven, is het vooral de vormgeving die deze film interessant maakt.

Acceptatie van diversiteit

Vrijheid, dierenleed en onderdrukking zijn enkele aspecten die in Wolfwalkers naar voren komen. Ook worden er diepere boodschappen in verwerkt. Eén daarvan gaat over het leren accepteren van individuele persoonlijkheden en daarbij omgaan met veranderingen. Het verhaal legt de nadruk op gedaanteveranderaars, afgeleid van mythen en volksverhalen. Robyn ondergaat in de film een transformatie door interactie met de wolvenroedel. Dit levert thuis bij haar vader problemen op, die zal moeten accepteren dat zij nu ook tot de wolvenroedel behoort waar hij op jaagt. Een moeilijk conflict wordt hierbij naar voren gebracht, overeenkomstig met onze huidige samenleving, waarin buitenstaanders beangstigend overkomen. Met dit actuele thema als basis wordt een goede balans gezocht tussen onbekendheid en acceptatie. Het verwilderde wolvenmeisje Mebh leert Robyn om een band op te bouwen met vreemden. De heersende generalisatie wordt daarbij teruggebracht naar het opmerken van karaktervolle individuen.

Kunstzinnige creatie

Visueel is de film fascinerend vormgegeven waarbij alle beelden, vergelijkbaar met de Ghibli films van Hayao Miyazaki, prachtig zijn uitgewerkt. Dit maakt Wolfwalkers tot een artistieke expressie die door de hele film heen waarneembaar is. Daarbij zijn alle elementen zoals achtergronden, personages en muziek gebaseerd op het Ierse volk. De animatiestudio is overeenkomstig gelegen in de stad Kilkenny, met het voordeel direct de Ierse omgeving te kunnen ervaren en te verwerken in het concept. Interessant is verder dat de personages en decors uit geometrische vormen bestaan die hun volumes krijgen door organische bewegingen en dimensionale plaatsingen. Het is duidelijk dat diverse animatoren hun talenten hebben gebundeld om Wolfwalkers een krachtige uitstraling te geven.

Te goed verstopt

Hoewel het een ervaring is voor jong en oud, hebben veel mensen de film gemist. Nadelig is namelijk dat de film nog enkel beschikbaar is op Apple TV. Nochtans is de film erg goed ontvangen en was zelfs genomineerd voor een Oscar voor Beste Animatiefilm, net zoals de eerdere drie films van Cartoon Saloon: The Secret of Kells (2009), Song of the Sea (2014) en The Breadwinner (2017). Door deze opvolgende prestaties is er een grote kans dat Cartoon Saloon doorgaat met het maken van originele artistieke films. Het is nog afwachten met wat voor productie ze zich de komende tijd gaan bezighouden, wat zeker iets is om naar uit te kijken. Een groot deel van de visueel aantrekkelijke beelden is samengebracht in een volmaakt boek: The Art of Wolfwalkers. Het bevat een complete beschrijving van zowel inhoudelijke als visuele aspecten, geïllustreerd met originele beelden van het productieproces. Het blijkt wel dat Wolfwalkers zeker andere animatiefilms overstijgt met zijn unieke artistieke stijl.

Wolfwalkers is nu te zien via Apple TV en vanaf 5 juni in bioscopen.

 

Film / Films

Brits duo in de herhaling

recensie: The Trip to Greece - Michael Winterbottom

Er zijn weinig goede voorbeelden te noemen waarbij na drie keer nog steeds hetzelfde gevoel wordt geëvenaard als in het begin. Na The Trip, The Trip to Spain en The Trip to Italy zijn Steve Coogan en Rob Brydon terug voor een vierde deel in deze reeks. Dit keer doen ze Griekenland aan, waar ze zich al grappen makend een weg door eten en rijden. Heb je de eerdere films niet gezien, dan is het aan te raden om dit eerst te doen. Het vierde deel is namelijk precies dat: een vierde deel.

In The Trip spelen Coogan en Brydon uitvergrote versies van zichzelf. De heren reizen van restaurant naar restaurant op de mooiste plekjes van Europa. Zogenaamd om de bijzondere gerechten te proeven, maar eigenlijk zijn de acteurs met name bezig met elkaar constant de loef af te steken. Voor een film die zich omschrijft als ‘culinaire reis’ ligt er bijzonder weinig focus op het eten. Ja, de heren zitten regelmatig met een bord en een glas wijn voor hun neus, maar dan gaat het vooral om welke typetjes ze nadoen of wie er harder kan zwemmen. Er is één etablissement waar daadwerkelijk wordt gesproken over de gerechten, maar dat komt omdat Steve en Rob op een ongemakkelijke manier indruk proberen te maken op de jonge blonde serveerster – iets dat anno 2021 niet echt grappig meer is.

Typisch

Verder is het bekende duo dat gelukkig wel. De rest van de film zit vol met precies datgene waar Steve en Rob goed in zijn. Grappen over ouder worden, herkenbaar gekibbel in de auto onderweg naar de volgende locatie en het terugkerende thema over hoeveel Bafta’s Steve wel niet gewonnen heeft (het Britse equivalent van de Oscars). Ze treden in de voetsporen van Odysseus en doen diverse plekken aan voor een lesje Griekse mythologie, waar Steve daadwerkelijk iets vanaf lijkt te weten. Rob neemt de rol van het stoute jongetje van de klas op zich en zorgt voor een muzikale noot tijdens de scènes onderweg. Wat natuurlijk niet kan ontbreken, zijn de persiflages. Deze vormen bijna een rode draad in de Trips, zo vaak worden ze tevoorschijn getoverd.

Vreemde kanteling

Voor wie zin heeft om een goed potje te lachen tijdens een coronadipje, kan The Trip to Greece iets tegenvallen. In de tweede helft komt er een schaduw over de zorgeloze, zonnige road trip te hangen. Deze wordt eerder in de film wel langzaam geïntroduceerd, maar is dan nog lastig te plaatsen gezien het komische genre waar de film zich binnen bevindt. Wanneer de vader van Steve komt te overlijden, breekt hij de reis – begrijpelijk – af en keert terug naar zijn familie. Dit is echter een fictieve situatie met fictieve familieleden. De vader van filmpersonage Steve overlijdt, maar de vader van Coogan zelf is nog springlevend. Omdat de acteurs zichzelf spelen – zij het in andere versies – is de scheiding van realiteit en fictie lastig in te schatten. De plotwending met het sterfgeval in de familie valt daarom niet lekker. Het is voor de makers misschien een manier om het geheel af te ronden. The Trip to Greece is tenslotte het vierde deel van de serie en tevens het laatste deel. In dat geval is het doel van de makers gelukt, want na afloop is er geen hunkering naar meer.

The Trip to Greece is nu te zien op Picl, net als voorgangers The Trip to Spain en The Trip to Italy.

 

Boeken / Non-fictie

Nederlands perspectief op Frans-Duitse conflict flinterdun

recensie: Paul Moeyes - Vuistrecht en wisselgeld. Nederland en de Frans-Duitse oorlog 1870-1871.

In de aanloop naar de Frans-Duitse oorlog van 1870 hield Nederland zich strikt afzijdig. In het ‘spel der tronen’ van de Europese grootmachten konden kleine staten als Nederland gemakkelijk worden gebruikt als wisselgeld, vreesde de Nederlandse regering.

Moeyes (1957) is een specialist op het gebied van de geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog. In zijn nieuwste boek Vuistrecht en wisselgeld belicht hij aan de hand van krantenartikelen het Nederlandse perspectief op de Frans-Duitse oorlog. Die oorlog resulteerde honderdvijftig jaar geleden in de Duitse eenwording. Tijdgenoten wisten al dat de kroning van koning Wilhelm I van Pruisen in de Spiegelzaal wel tot Franse wraakgevoelens én een nieuwe oorlog moest leidden.

Luxemburg

Fraai beschrijft Moeyes hoe Nederland in de jaren 1860 door de ‘kwestie Luxemburg’ al eens ongewild in de spotlights van de Europese politiek kwam te staan. Luxemburg was persoonlijk bezit van koning Willem III, maar maakte ook onderdeel uit van de Duitse Bond. Sinds zijn aantreden als Pruisische kanselier zinspeelde Otto von Bismarck (1815-1898) al op het aaneensmeden van de Duitse lappendeken van koninkrijken, groothertogdommen, vorstendommen en vrije steden. Pruisen moest de leiding krijgen.

In de jaren die volgden bleek dat oorlog voor Bismarck enkel een voortzetting van de politiek met andere middelen was. Toen Willem III zijn groothertogdom Luxemburg aan keizer Napoleon III (1808-1873) van Frankrijk wilde verkopen, dreigde Bismarck met oorlog. Uiteindelijk werd Luxemburg een neutrale staat, maar de oorlogsdreiging van Pruisische zijde was voor het kabinet Van Zuylen-van Nijevelt voldoende reden om zich voortaan angstvallig afzijdig te houden.

Slecht voorbereid

Moeyes komt het best uit de verf wanneer hij de aanloop en het verloop van de oorlog uiteenzet. Het Franse leger had door recente successen in koloniale oorlogen internationaal een goede reputatie. Onterecht, wist de leider van Frankrijk, keizer Napoleon III. De Franse krijgsmacht was hopeloos verouderd en werd geleid door oude, verwaande conservatieve generaals die niet met hun tijd waren meegegaan. Napoleon pleitte voor hervormingen, maar daar wilde de oppositie niets van weten. Met lede ogen keek Napoleon toe hoe Pruisen in 1864 eerst Sleeswijk Holstein annexeerde en in 1866 de Oostenrijkse ‘broeder’ na een razendsnelle mobilisatie versloeg.

Toen in juli 1870 bekend werd dat in Spanje een neef van de Pruisische koning op de troon zou komen, voelde Frankrijk zich van alle kanten bedreigd en was voor Napoleon de maat vol. Zonder goed aanvalsplan en zonder goede tactiek stortte opperbevelhebber Napoleon Frankrijk in een bij voorbaat kansloze missie. De Franse mobilisatie mondde uit in pure chaos. Het door generaal Helmuth von Moltke (1800-1891) geleidde Pruisische leger mobiliseerde juist razendsnel en kreeg daardoor het initiatief.

Embedded

De Frans-Duitse oorlog werd in heel Europa met argusogen gevolgd. Welke gevolgen zou de oorlog hebben voor het precaire machtsevenwicht? En hoe zou het aflopen met de kleine staten? Pruisen wist de publieke opinie beter te bespelen. Terwijl de Fransen geen oorlogscorrespondenten toelieten, mochten alle neutrale verslaggevers met de Pruisen meereizen. Tot afgrijzen van de Britse waarnemer Charles Beauchamp Walker konden de Pruisen op Frans grondgebied blijven communiceren met Berlijn via Franse telegraafpalen. Geen enkele Franse generaal kwam op het idee om de lijnen te verbreken.

De Nederlandse kranten konden zich geen verslaggevers ter plaatse veroorloven. Door dit euvel blijft het Nederlandse perspectief op de oorlog – toch een belangrijke doelstelling van de auteur –  onderbelicht. Nederlandse kranten moesten afgaan op Franse en Duitse berichtgeving.

Vol verbazing beschreven ze hoe de Franse legers in de maanden augustus en september achtereenvolgens in Metz, Straatsburg en Parijs werden opgesloten. Napoleon werd gevangengezet. De nieuwe regering van Léon Gambetta (1838-1882) wist na het uitroepen van de Derde Republiek in Orléans het Franse elan kortstondig aan te wakkeren. Hij vormde razendsnel drie nieuwe volkslegers, maar ook deze ongetrainde revolutionairen waren geen partij voor de goed geoliede Pruisische machine.

Afgedreven

In januari 1871 begonnen de Pruisen met het langverwachte bombardement op Parijs. Het Franse leger ondernam nog een laatste halfslachtige uitbraakpoging, maar de inwoners van Parijs zagen het leger nog dezelfde dag terugkeren. In arren moede werden luchtballonen opgelaten om de naar Bordeaux uitgeweken regering op de hoogte te brengen van de onhoudbare situatie. Door de wind dreven de ballonnen echter naar Nederland.

Ballonvaarder Vibert en artillerieofficier Goleron landden op 18 januari 1871 buiten het dorpje Hierden. De burgemeester van Harderwijk zorgde er na een korte maaltijd voor dat het tweetal via Amsterdam naar Bordeaux kon reizen. Enkele dagen later kreeg de burgemeester een bedankbrief van de Franse consul-generaal in Amsterdam voor de gulle ontvangst. ‘Die ontvangst is het Nederlandse begrip van neutraliteit en van menslievendheid en zal ook in Frankrijk op rechte prijs worden geschat.’ De andere ballon had 150 kilo aan brieven en pakketten aan boord. Terwijl in Versailles al de kiem voor de volgende oorlog werd gelegd, kregen Nederlandse journalisten pas voor het eerst een indruk hoe het er in het belegerde Parijs werkelijk aan toe ging.

Met de ondertekening van het vredesverdrag in Hotel zu Schwan in Frankfurt kwam op 10 mei 1871 officieel einde aan de Frans-Duitse oorlog. De Nederlandse regering bleef dezelfde koers varen. In april 1874 werd de Vestingwet aangenomen. Niet het opvangen van de vijand aan de landsgrenzen, maar de verdediging in het hart van het land werd de norm. Het onderstreept de voortzetting van de Nederlandse neutraliteitspolitiek, die in 1914 nog één keer goed uitpakte, maar in mei 1940 hopeloos achterhaald bleek te zijn.

Afbeelding: Franse krijgsgevangenen in Wesel (1870)

Boeken / Non-fictie

Tussen dier en mens

recensie: Praat met mij - T.C. Boyle (vertaald door: Kees Mollema)

De 72-jarige T.C. Boyle heeft bijna dertig titels op zijn naam staan en is nog altijd in topvorm. In zijn nieuwe roman Praat met mij staat een dubieus cross-fosteringproject centraal. Het meest opzienbarende resultaat? Chimpansees blijken in staat met mensen te kunnen praten.

Het is niet voor het eerst dat Boyle de uithoeken van de wetenschappelijke wereld verkent en parodieert. Zijn vorige, niet-vertaalde roman Outside looking in handelt over de fameuze Timothy Leary, die opzien baarde met zijn onderzoeken naar LSD als therapeutisch middel. Het werk daarvoor, De terranauten, is gebaseerd op een mislukt project dat in een gigantische glazen bouwsel moest nabootsen wat de leefomstandigheden voor een achttal astronauten op Mars konden zijn. Boyles verkenningen leveren even hilarische als tragische scenes op, waarin hoogmoed telkens voor de val komt.

Vriendschap

In Praat met mij maken we kennis met de jonge wetenschapper Guy Schemerhorn, die in een universiteitsranch woont samen met zijn onderzoeksobject: een cola-drinkende en tv-kijkende puberende chimpansee genaamd Sam. Via gebarentaal is hij in staat om op het niveau van een klein kind met zijn onderzoekers te communiceren. Wat wil hij op zijn pizza? ALLES! Heeft hij iets goed te maken? KOM KNUFFEL!

Wanneer de bedeesde Aimee zich bij de ranch voegt, leeft Sam helemaal op. De twee zijn onafscheidelijk en wat voor Aimee begon als een bijbaantje mondt al gauw uit tot een nieuw thuis. Maar de almaar groeiende Sam wordt steeds onhandelbaarder en weet met enige regelmaat te ontsnappen. Om ongelukken te voorkomen, dwingt de universiteit een overplaatsing af. Voortaan zal Sam zijn dagen achter tralies moeten doorbrengen bij Moncrief, een nog dubieuzere onderzoeker die geen boodschap heeft aan Sams speciale status. Aimees hart breekt en ze zet alles op alles om hem terug te krijgen.

Chimpanseegedachten

Tergend zijn de passages die geschreven zijn vanuit Sams perspectief. Zijn bewustzijn is groot, ook al heeft hij voor sommige zaken wel woorden en voor andere niet. Hoewel er veel is wat zijn verstand te boven gaat (waarom moest hij weg? waar zijn Guy en Aimee?) is er een nog groter deel wat hij wel piekfijn doorheeft.

Boyle werpt met Praat met mij de nodige morele dilemma’s op. Wat betekent het om van een dier te houden? Hoe dienen we om te gaan met dieren wanneer we onomstotelijk bewijs hebben dat ze in staat zich via taal uit te drukken? Antwoorden heeft hij niet, wel een spiegel om ons absurde en onverenigbare gedrag op pijnlijke wijze inzichtelijk te maken.

Boeken / Non-fictie

(Om)keerpunt

recensie: De fundamenten – Ramsey Nasr

Ramsey Nasr schrijft met De fundamenten een indringend verslag van Nederland in de coronapandemie. Nasr schrijft niet alleen mooi, hij durft ook kritisch, open en creatief te denken en ontpopt zich in het bijna 150 pagina’s tellende boekje als een maatschappijcriticus en filosoof.

De fundamenten bestaat uit drie essays, gedateerd in maart 2020, september 2020 en februari 2021. Daarmee voelt het boek direct als een dagboek, wat Nasr in de inleiding bevestigt. “Drie ellenlange dagen in een stilstaand jaar.”

Maart 2020 – Vermaak

In het eerste essay vergelijkt Nasr onze huidige tijd met het door de pest geteisterde Florence van 1348. Boccaccio schreef er een boek over: Decamerone. Nadat de pest is uitgewoed trekt een groep vrienden zich terug in de Toscaanse heuvels, waar ze elkaar tien dagen lang vermaken door verhalen te vertellen. Dat deden zij niet zomaar. Ook wij moesten ons zien te vermaken gedurende de lockdown. Blijf thuis was het devies. We sloegen massaal aan het netflixen. Hoe banaal het ook mag klinken, vermaak is niet zomaar iets, niet slechts een tijdsopvulling. Hier komt de etymologie om de hoek kijken. Ver-maken betekent hetzelfde als re-creëren, oftwel: her-scheppen. Door ons te vermaken scheppen wij onszelf opnieuw. Doordat we in de lockdown op onszelf waren aangewezen, kregen we de mogelijkheid onszelf te ver-maken.

September 2020 – Hysterie

Nasr schrijft over de schoonheid van de lege straten van Amsterdam, waar hij zich direct ook weer schuldig over voelt. Een stad in lockdown mag je niet mooi vinden. Gesprekken vonden ineens plaats in de toekomende tijd, bij gebrek aan een heden, want het heden lag stil. Mensen waren beschaafder, vriendelijker. De lucht was schoon en de Dodenherdenking nog stiller dan andere jaren.

Toen sloeg de stemming om, kwam het verzet, de spandoeken met “DICTATUUR” erop. Volgens Nasr wordt deze hysterie voortgestuwd door gevoel, niet door reflectie. Daarom is een gesprek niet mogelijk, omdat de “hysterie per definitie waar is”. Wie zijn het slachtoffer van corona? De duizenden coronadoden en ic-patiënten of de leden van Viruswaarheid? En in het geval van zwarte Piet: de zwarte Nederlanders of de witte Nederlanders die hun traditie wordt afgenomen? Deze hysterie van “zelfverklaarde oorlogsslachtoffers” sluimerde al langer onder de oppervlakte (denk aan de boerenprotesten waarbij snelwegen werden geblokkeerd) maar komt in deze crisis tot uitbarsting.

Wat al deze boze burgers volgens Nasr gemeen hebben is dat zij niet reflecteren en naar de toekomst kijken, maar dat ze gericht zijn op de ander, de schuldige die alle blaam treft. Deze mensen hebben geen idee meer wat vrijheid inhoudt, zo zijn we door de vrijheid opgeslorpt. “Vrijheid – zo heet het virus dat ons aantast. We zijn er zo van doordrongen geraakt dat we in het dagelijks leven geen idee meer hebben van haar oorsprong, haar waarde. Dáárom wanen wij ons nu zo graag in oorlog: we hebben geen benul wat het is.”

Februari 2021 – Opstand

Het laatste essay, De fundamenten, kijkt naar de middenmoot. Wat willen zij? Uit onderzoeken die Nasr noemt blijkt dat zij meer voor het klimaat willen doen sinds ze door de coronacrisis weten dat onze omgang met de planeet negatieve gevolgen heeft. Deze meerderheid van de Nederlanders wil ook meer belasting betalen voor vlees, vaker de fiets pakken en minder vaak vliegen. Ze willen dus niet doorgroeien maar afremmen. En dat terwijl ons systeem juist gericht is op groei, winst en welvaart. Zelfs in de coronacrisis zijn het de grote bedrijven (zoals KLM en Booking.com) die het grote geld krijgen van de overheid. Toch wil de meerderheid van de Nederlanders het dus anders. Deze wens zou blootgelegd worden bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart. Maar niks bleek minder waar. De meerderheid stemde juist op partijen die door willen met groeien, het spekken van de multinationals en het uithollen van het onderwijs en de zorg – om over de kunstsector nog maar niet te spreken. Nasr legt deze januskop die Nederland klaarblijkelijk is bloot.

Ook stelt hij dat je van een volwassen en rationeel mens zou mogen verwachten dat die geweten en handelen op één lijn stelt. ‘De daad bij het woord voegen’, zoals we dan zeggen. Maar uit die verkiezingsuitslag blijkt precies het tegenovergestelde. “Van alle diersoorten blijkt alleen de volwassen mens in staat tot groteske ontkenning.” Er gebeuren meer verschrikkelijke dingen binnen ons huidige systeem, maar we komen niet in opstand. Dat is wat Nasr lijkt te zeggen, eerst als een diagnose, later als onbegrip en woede. “Uitbuiting, onderbetaling, dierenmishandeling, vervuiling, ontbossing, plundering en vernietiging van de aarde vormen de motor van het vrijemarktprincipe.” En we komen niet in opstand.

Vanaf dit laatste essay kun je De fundamenten lezen als een pamflet, een oproep tot opstand, anders denken, revolutie. In zijn mooi gestileerde schrijven geeft Nasr een indruk van de coronapandemie in Nederland, die verwordt tot een scherpe, heldere en bondige maatschappijkritiek. Nasr laat in De fundamenten zien dat hij naast dichten en schrijven ook in staat is filosofisch te denken. De gebeurtenissen van het afgelopen jaar behoeven reflectie en kunnen, hopelijk, tot een keerpunt leiden. We kunnen omdraaien, een andere weg inslaan. Maar dat kan wel pas als mensen geweten en handelen weer op één lijn durven stellen. Als wij in staat zijn de crisis te gebruiken om ons daadwerkelijk te ver-maken.

Boeken / Non-fictie

De kleuren van de queerregenboog

recensie: Als je maar gelukkig bent - Jessica van Geel & Robbert Blokland

Welk beeld doemt er in je op als je denkt aan de Amsterdamse Gay Pride? Ongetwijfeld denk je aan fuivende mannen in roze strings op een boot, die door de Amsterdamse grachten heen tuft. Een stereotiep beeld dat hetero’s hebben van de LHBTIQ+-populatie in Nederland? Als dat zo is, zouden journalisten Robbert Blokland en Jessica van Geel jouw denkbeeld graag iets willen verruimen.

Contra-heteronormatief

Met ruim twintig interviews en dito bijdragen in de vorm van korte anekdotes, waarvan sommige een hoog pamfletgehalte hebben, weten Blokland en Van Geel – beiden gay en gelukkig getrouwd – middels het ene gevatte persoonlijke portret na het andere, de vinger op de zere plek te leggen: hoe staat het met de acceptatie van mensen die niet voldoen aan het heteronormatieve plaatje? Hoe gingen hun ouders, broers en zussen, neven en nichten, ooms en tantes en hun verdere directe omgeving om met hun coming-out? En welke verschillen zijn er tussen de generaties onderling? Vrijwel iedere generatie wordt gerepresenteerd in het boek van Blokland en Van Geel en die keuze lijkt bewust, juist om de verschillen onderling tegenover elkaar te benadrukken en te zoeken naar de overeenkomsten, zoals de vele vooroordelen jegens hen die continu benadrukt worden.

Grindr voor beginners

Het boek start met de wellicht meest bekende homoseksuele televisiepresentator van Nederland, Paul de Leeuw, die in 1992 in De Schreeuw van de Leeuw zanger René Klijn uitnodigde, die seropositief bleek te zijn in een tijd dat de allesverwoestende ziekte aids eindelijk bespreekbaar werd gemaakt in Nederland. ‘Taboedoorbrekend’, zoals De Leeuw het zelf verwoordt. Dat De Leeuw ongetwijfeld een boegbeeld is geworden voor andere, jonge homo’s en lesbiennes, wordt gaandeweg ook beaamd door andere geïnterviewden in het boek. Een waar ‘homo-icoon’, zoals Blokland en Van Geel hem bestempelen.

Na hem volgen gesprekken met jongere personen, onder wie cabaretier Johan Goossens die de lezer trakteert op twee lessen, ‘Grindr voor beginners’ en ‘Prep’ geheten. Zo maak je ook kennis met vernieuwende talenten, onder wie documentairemaker Nicolaas Veul en Maud Wiemeijer, wiens serie Anne+ is uitgegroeid tot een veelbelovende (internationale serie) over een jonge lesbiënne in de hoofdstad. Een serie die Wiemeijer graag zelf had willen zien als veertienjarige, bomvol vragen over haar eigen seksuele geaardheid.

Meerstemmige vocaliteit

Dat Blokland en Van Geel hebben getracht om een meerstemmige vocaliteit te laten doorklinken, blijkt uit het grote scala aan geïnterviewden: bij Pete Wu komt onvermijdelijk zijn Aziatische afkomst ter sprake (op datingapp Grindr heerst blijkbaar veel afkeer: “No Asians, no blacks, no femmes”), bij Romana Vrede blijkt haar Surinaamse afkomst niet onvermeld (net als bij de Rocky Hehakaija) en de reactie van die ‘machocultuur’ op haar biseksualiteit en Nassiri Belaraj – de directeur van Pink Marrakech van Marokkaanse afkomst – vertelt openhartig over het verlies van contact met dierbaren vanwege zijn seksuele geaardheid. Hoge ogen gooit ook de dappere activiste Naomi Pieter, die als zwarte Caribische lesbienne een minderheid vormt én zich ten doel heeft gesteld om een Black Pride NL op te richten.

Ook wordt er een lans gebroken voor personen die biseksueel zijn en er een ander type relatie op nahouden dan de monogame. Te weten cabaretière Kirsten van Teijn, die zowel een vriend als een vriendin heeft en Carolien Borgers, die met Philip Huff een open relatie heeft. Ook zijn er mensen die liever geen enkel stempel op zichzelf geplakt zien worden, zoals Simon(e) van Saarloos. Met de grootste moeite én voorzichtigheid proberen de auteurs van dit boek woorden als ‘vriendin’ (gewenst is ‘persoon van deze ruimte’, verwijzend naar de studio van die persoon in de Amsterdamse Spaarndammerbuurt) en ‘relatie’ te vermijden. Of wat te denken van personen die een internationale carrière nastreven en denken dat hun geaardheid hen daarbij in de weg staat (lees: illusionist Hans Klok en voormalig politiechef Ellie Lust)?

Kastdeur op een kier

Het moge duidelijk zijn dat de twintig geïnterviewden met zorg zijn gekozen. Dat wil echter niet zeggen dat er niet meer stemgeluiden klinken. Naast cisgenders (mensen die zich prettig voelen bij het geslacht waarmee ze geboren worden), komen er ook personen aan het woord bij wie dat niet het geval is. De korte ‘interventie’ van Thorn Vineyard met de titel ‘Waarom moet ik kiezen tussen man en vrouw zodat jij het begrijpt?’ zet je aan het denken over de reikwijdte van genderdiversiteit. Bij ieder interview komt – uiteraard – de coming-out ter sprake. Over hoe ouders angstvallig trachtten om de kastdeur dicht te houden of zelfs nooit maar één woord repten over de geaardheid van hun kind. Ieder verhaal is uniek te noemen. Soms ligt het accent wel erg op seks en lijkt het alsof er toch nog wat smeuïge details uit iemand worden getrokken voordat het interview ‘geslaagd’ kan worden genoemd.

Bij sommige interviews wordt er ook gesproken over de rollen binnen het gezin, over hoe dat nu precies gaat met twee vaders of twee moeders. En of het homohuwelijk een slaak van opluchting teweegbracht? Daarover wordt in ieder geval breed uitgemeten in twee hoofdstukken, waarmee ook duidelijk wordt dat dit boek als kroon dient op het twintigjarige bestaan van het homohuwelijk in Nederland. Een pauze die precies middenin in het boek wordt ingelast, om stil te staan bij het echtpaar Helène Faasen en Anne-Marie Thus die als eerste lesbische vrouwen in Nederland in 2001 in het huwelijksbootje stapten.

Wat dit boek zo opmerkelijk maakt, is dat het ondanks de vorm waarin het gegoten is (talloze interviews achter elkaar), zo prettig doorleest. Dat komt omdat ieder levensverhaal zo boeiend is opgeschreven. Ieder verhaal wil gelezen worden. En hoe belangrijk is het wel niet dat hun verhalen nu zijn vereeuwigd in boekvorm! Dit is lectuur die de ogen opent en waarvoor de ogen nooit meer gesloten mogen worden. Ieders stem, in de meest letterlijke betekenis van dat woord, telt.

Boeken / Non-fictie

Een vrouwelijke blik op de filosofie

recensie: Frank Meester en Aline D’Haese - De zijkant van de filosofie

Frank Meester schreef met Meesters in de filosofie een overzichtswerk met voornamelijk mannelijke filosofen. “Lieve Meester”, schrijft Aline D’Haese in haar openingsbrief in De zijkant van de filosofie. “Waar zijn de vrouwelijke filosofen?”

In een vermakelijke en interessante dialoog beschouwen Frank Meester en Aline D’Haese de geschiedenis van de filosofie door een nieuwe bril. Vanaf de oudheid tot aan de 21e eeuw gaan ze samen op zoek naar de vrouwelijke denkers.

Een nieuwe definitie

Het gesprek gaat er verhit aan toe. “Praat niet steeds door me heen!” klinkt het al op pagina 20. Aanvankelijk vertegenwoordigt Frank de gevestigde orde; de gangbare ideeën over filosofie. Aline presenteert het tegengeluid, wat ze doet door het begrip ‘filosofie’ te verbreden. Ze laat zien dat in de oudheid en middeleeuwen vrouwen opstaan die zich tegen het patriarchaat keren, die heersende opvattingen over vrouwen in twijfel trekken. Het zijn geen filosofen in de klassieke zin van het woord, maar ze laten zien kritische en eigenzinnige denkers te zijn.

Soms zijn het geliefden van mannelijke filosofen – zoals Leontion, geliefde van Epicurus in de oudheid – of vrouwen die in briefwisselingen kritisch zijn op de ideeën van bekende filosofen. In de Verlichting uiten vrouwen zoals Elisabeth van de Palts en Anne Conway zich bijvoorbeeld bescheiden kritisch over het ‘lichaam-geestprobleem’ van Descartes. Hiermee hebben zij invloed gehad op het denken van deze beroemde filosoof.

Steeds meer unieke vrouwelijke denkers

Vanaf de Romantiek vindt een kentering plaats, wat ook gespiegeld wordt in de dialoog tussen Frank en Aline. Frank besluit vanaf hier ‘zijn huiswerk’ te gaan doen en hij gaat zich verdiepen in de materie. Hij openbaart zich zelfs als feminist.

In de 20e eeuw komt het denken over vrouwelijkheid, in termen van gender en sekse, tot een hoogtepunt, met publicaties van onder andere Simone de Beauvoir en Judith Butler. Zij denken na over vrouwelijkheid als cultureel construct. In hoeverre is gender aangeboren of juist aangeleerd?

In het volgende tijdvak laten de vrouwen zichzelf als onderwerp los. Aline:

“Vroeger was het zo vreemd als een vrouw filosoof wilde worden, dat haar eigen denken wel onderwerp móést zijn van haar filosofie. De positie van de (denkende) vrouw en hoe die verbeterd kon worden, was waar zij noodgedwongen over nadacht. Dat er nu al zoveel vrouwen zijn die over andere dingen kunnen nadenken, betekent dat het de goede kant op gaat met de vrouwelijke filosofie.”

Ze doelt op een groep jonge vrouwen in de 21e eeuw, waaronder Eva Meijer en Lieke Marsman, die niet langer de mens centraal stellen maar denken vanuit ‘dingen, dieren, bergen en rivieren’. Aline: “Weg van het humanisme. Weg van de gedachte dat de mens tegenover de natuur staat.” Zo komt het vrouwelijk denken in geheel nieuw vaarwater terecht, met een interessante nieuwe kijk op de wereld.

Met De zijkant van de filosofie laten Aline en Frank zien dat filosofie niet enkel toebehoort aan mannen. Waar de vrouwen in het verleden vaak onzichtbaar bleven doordat ze vaak geen toegang hadden tot onderwijs en wetenschap, komen ze vanaf de Romantiek steeds meer in de openbaarheid. Hoe meer rechten en kansen vrouwen kregen, hoe bekender ze ook werden. Met dit boek bieden Frank en Aline een goede introductie, met ook volop handvatten om je verder in de materie te verdiepen.

Boeken / Non-fictie

Hier valt niets te lachen

recensie: Zachtop lachen - Malou Holshuijsen

De extraverte journaliste, radiopresentator en columniste Malou Holshuijsen (1987) liep jarenlang rond met een jeugdtrauma dat ze met een dosis galgenhumor wist te overschaduwen. In Zachtop lachen durft ze eindelijk open te spreken over deze gitzwarte periode uit haar leven, gekoppeld aan fragmenten over haar Indische oma – die op haar beurt als overlevende van een jappenkamp ook heel wat op haar netvlies had staan.

Een rode draad is er écht niet meteen, de verklaring voor deze opbouw van het boek wordt pas later duidelijk. Holshuijsen maakt continu tijdsprongen, waardoor je de ene keer leest over een zesjarige Malou die uitgefoeterd wordt door haar gestoorde opa Rob Houwop, een andere keer over grofgebekte tiener Malou en weer een andere keer krijgen we flarden van gesprekken tussen een psycholoog en een cynische drieëndertigjarige Malou. Aan het begin van het boek begrijp je meteen waarom Malou wekelijks aanschuift bij een zielenknijper, alwaar ze met tegenzin verhaalt over welke kleine gebeurtenissen zich hebben voltrokken in een week. Ze is ooggetuige van een vreselijk ongeval: een vrouw laat zich zomaar voor de trein werpen én daarmee wordt Malou terug in de tijd gekatapulteerd, terug naar dat noodlottige moment voor het treinspoor…

Traumaverwerking

Normaal communiceren lijkt nog lastig voor Malou, die alles letterlijk ‘weglacht’ en adviezen van de psycholoog zomaar wegwuift, die op zijn beurt zijn ergernis niet tussen banken of stoelen verstopt:

“Nee, en stop eens met deze grappen. Je houdt de boel op, ik wil onze tijd graag goed benutten.”

Duidelijk is dat Malou kampt met vele angsten en dat één van die nieuwe angsten haar teistert na een uitstrijkje: de mogelijkheid op baarmoederhalskanker. Als ze dit deelt met haar scharrel van het moment, Jelle, heeft ze het gevoel dat hij uit medelijden bij haar blijft.

Relaties onderhouden, vindt ze maar lastig. Dat het allemaal pais en vree in huize Holshuijsen was, kan men niet zeggen. Thuis mocht zeker niet gepraat worden over het leed dat Malou’s oma, Helena, ervoer in de Tweede Wereldoorlog, gevangen gezeten in een jappenkamp. Toch proberen Malou en haar broer Thomas, koosnaampje ‘Ans’, al grappend alles uit haar oma te trekken. Malou’s psycholoog denkt dat er sprake is van trauma overdracht en dat Malou als derde generatie ook veel heeft meegekregen van de traumaverwerking in haar familie. Zodanig, dat ze mogelijkerwijs een posttraumatische stressstoornis heeft.

In eerste instantie grijpt Malou dit soort veronderstellingen aan om er een grote hoeveelheid aan sarcastische opmerkingen overheen te gooien, maar op een gegeven moment knakt er iets bij deze schrijfster, die optreedt als anti-heldin in haar autobiografische boek (met fictionele elementen). Richting het einde van het verhaal durft Malou eindelijk te spreken over die ene dag, waarop haar zeehondentrui onder de rode spetters kwam te zitten. Het moment dat ze zo angstvallig probeerde weg te stoppen dat er allemaal irreële angsten voor in de plaats komen: bang om zich in het verkeer te mengen, te voet of op de fiets, uit vrees voor bijna-doodervaringen.

Hardop huilen

Het bovenstaande illustreert duidelijk dat dit boek er niet is om ‘zachtop’ of hardop te lachen, eerder om hardop te huilen of ‘zachtop’ te slikken. En toch slaagt Holshuijsen er in, ondanks alle persoonlijke misère die ze deelt, om je als lezer ook zo nu en dan aan het lachen te krijgen. Ze is zó ongelofelijk gevat, dat je je afvraagt of Holshuijsen een carrière als cabaretière misloopt. Met haar scherpzinnigheid weet ze alle lulkoek te ontmaskeren. Het is voor haar een manier om wat er binnenin haar speelt, nooit het daglicht te laten zien. Daartoe wordt ze uiteindelijk wel min of meer gedwongen en dat biedt een verrassend en ontroerend inkijkje in de wijze waarop mensen moeten dealen met de grootste narigheid in hun leven. Holshuijsen blijft dicht bij zichzelf in dit boek; van mooischrijverij is geen sprake. Hoewel ze veel respect oogst met haar persoonlijke verhaal (naast de traumaverwerking wordt haar ‘kanker light’ weggehaald met een ‘kindvriendelijke laser’) en duidelijk een slachtoffer van haar eigen jeugd is, kan haar nonchalance een zekere irritatie teweegbrengen bij het gros van het lezerspubliek.

Wie haar boek openslaat, moet weten dat hij of zij geconfronteerd zal worden met iemand die het hart op de tong heeft. Ook streeft dit boek niet echt literaire pretenties na. De zinnen zijn weinig ‘sprankelend’ en getuigen niet zozeer van een stilistisch vernuft. Er worden geen trucjes gespeeld met de taal, noch wordt de lezer om de oren geslagen met (vernieuwende) metaforen. Toch draagt dit boek veel potentie in zich, het legt zoveel bloot over trauma’s en PTSS en vraagt daardoor indirect meer aandacht voor mensen die hun leven lang worstelen met ondraaglijke gedachten. Kortom, het is letterlijk leesvoer voor de ziel.