Theater / Voorstelling

Mormoonse zaligheid

recensie: Tray Parker en Matt Stone - The Book of Mormon

De grondlegger van The Book of Mormon, Joseph Smith, zou zich in zijn graf omdraaien bij het zien van de broadway-musical The Book of Mormon. De geestelijk vaders van South Park, Tray Parker en Matt Stone, hebben hun zwaarste geschut – humor – ingezet en zo een fenomenale, uitzonderlijke musical op poten gezet, waarin ieder heilig huisje wordt neergehaald.

Toen de Amerikaanse Joseph Smith in 1823 bezoek kreeg van de engel Moroni, die hem Gods Gouden Platen liet vertalen tot Het Boek van Mormon, werd het mormoonse geloof geboren. Opmerkelijk is de eigen, christelijke geschiedenis waarover wordt verhaald in The Book of Mormon én de focus op de Amerikaanse cultuur. Zo’n ver doorgevoerd patriottisme in boekvorm is voor de makers van South Park, dankbaar materiaal geweest om de goedbedoelende, maar naïeve gelovigen flink te kakken te zetten.

De musical begint zoeter dan zoet. Hoofdrolspeler Kevin Clay (in de rol van Elder Price) is dé ideale Amerikaanse schoonzoon, met stralende witte tanden die hij continu showt door uitbundig te glimlachen. Als een scout die koekjes aan zijn buren wil slijten, belt hij aan bij bewoners om het woord van God door te geven. ‘Hello! My name is Elder Price!’ zingt hij als een boer met kiespijn, waarna een heel mannen-ensemble inzet om eveneens met het blauwe Book of Mormon langs de deuren te gaan. Eendrachtig in hun nette broeken, witte bloezen en stropdassen zingen ze vrolijk door elkaar keurig en christelijk een begroeting.

Na hun harde werken in vaderland Amerika, worden de jongens in tweetallen uitgezet als missionaris naar andere landen. Met kinderlijk enthousiasme springen de jongens in de lucht bij het horen van namen als ‘Noorwegen’ en ‘Frankrijk’. Tot het de beurt is aan Elder Price die, na te worden opgescheept met de mollige nerd Arnold Cunningham (Conner Peirson), te horen krijgt dat hij naar Oeganda moet.

‘Fuck you, God!’

Aldaar komen de twee brave jongens in aanraking met een armoedige bevolking. Hun oren staan niet naar het christelijke geloof of de Bijbel, gezien de dagelijkse bak ellende. Van de bakker tot de slager: niemand ontkomt aan aids. Daarom zingen de Oegandezen vrolijk in het Afrikaans: ‘Fuck you, God!’, wat overigens een geweldig lied oplevert tegen een decor van krakkemikkige huisjes. Arnold laat zich echter niet uit het veld slaan en vertrouwend op zijn veel te grote fantasie, besluit hij dat een leugentje of drie, vier, vijf geen kwaad kan om de Afrikanen de kerk in te lokken.

Deze musical is in de eerste plaats een grootschalige parodie op het genre musical, aangezien de hoofdpersonages zo belachelijk vrolijk doen over álles. ‘Having certain feelings that just don’t seem right?’ vraagt elder McKinley, de ‘leider’ van de kerk in Oeganda. Daar is maar één remedie voor: ‘Turn it off, like a light switch. Just go click! It’s a cool little Mormon trick!’ Een musical, waarin met heel veel conservatieve, typisch Amerikaanse idealen wordt afgerekend. Het verlangen om andere gebieden te indoctrineren met het ware geloof staat centraal, maar ook op andere terreinen wordt een grens overgegaan. Zo worden irrealistische vooroordelen over de Afrikanen uitvergroot: ze worden neergezet als beesten, die baby’s willen verkrachten en geweld als de enige oplossing zien.

Hilarische uitspattingen in knalroze glitter

Ook zijn de ‘elders’, de zendelingen van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen, niet bepaald de ideale schoonzonen voor de reeds erg conservatieve, niet-open minded Amerikanen. Met veel omhaal proberen ze hun homoseksualiteit te verbergen, maar zo hier en daar vindt er een hilarische uitspatting plaats waarbij ze trots – gehuld in een knalroze glitter giletje – hun echte innerlijke zelf kunnen tonen. Ook vervult het mannenensemble vele kleine rolletjes en kruipen ze meerdere keren in de huid van vrouwen, wat voor groot vermaak zorgt.

Ook tussen de twee elders wordt een strijdmacht uitgevoerd en dit escaleert wanneer Arnold, in tegenstelling tot Price, de Afrikanen de kerk binnen weet te lokken. Hierbij krijgt Arnold hulp van de knappe Nabulungi, gespeeld door Nicole-Lily Baisden, die graag weg wil uit haar gewelddadige dorp. Bij hun gezamenlijke plan om de andere burgers ook enthousiast te maken voor de mormoonse kerk, groeien ze steeds dichter naar elkaar toe. De scène waarbij Arnold Nabulungi gaat ‘dopen’ is overladen met dubbelzinnige metaforen naar seks en hierbij krijgen de twee, meer dan verdiend, de lachers op de hand.

Duizelingwekkend tempo

Overmatige seksgrappen, grootse wartaal over de ontstaansgeschiedenis van het geloof en homoseksuele christenen: alles wat ook maar enigszins contrasteert met het christelijke geloof zie je in deze musical voorbijkomen. Zowel door het ijzersterke spel als door de geweldige choreografie, het duizelingwekkende doch briljante tempo en de uitzonderlijk goede zangsolo’s is het een voorstelling die nog lang zal rondwaren in je hoofd.

Het kan zijn dat je na de voorstelling met de werkelijkheid wordt geconfronteerd. Buiten Carré hebben enkele mormonen zich verzameld om flyers van hun kerk uit te delen. ‘Was het leuk?’ vragen ze goedwillig, al wapperend met de stapels flyers. Hoe erg hun geloof ook wordt geteisterd in de musical, vol moed zullen deze zendelingen hun werk verrichten. Feit is wel: iedereen die The Book of Mormon heeft gezien, denkt wel twee keer na voordat ze ook maar overwegen om zich bij deze geloofsgroep aan te melden…