Boeken / Non-fictie

Een onwaarschijnlijke overwinning

recensie: Petra Groen (red.) - De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648

Het conflict tussen Spanje en de Nederlanden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) had wat weg van de strijd tussen David en Goliath. Ook hier won uiteindelijk de kleinste mede dankzij de invoering van nieuwe militaire tactieken.

De Tachtigjarige Oorlog. Van opstand naar geregelde oorlog 1568-1648, onder redactie van Petra Groen, is het eerste deel in een reeks van zes over de Nederlandse militaire geschiedenis. Het boek is prachtig geïllustreerd en is met veel liefde voor het onderwerp gemaakt. De verklaring van de scheiding van de Nederlanden en het ontstaan van de Republiek wordt vanuit militaire invalshoek benaderd. Nieuw daarbij is het analytische onderzoek naar het verloop van de oorlog zowel ter land als ter zee.

Ongeregeld zooitje
Het religieuze fanatisme van Filips II en de behoefte van Willem van Oranje en zijn aanhangers aan meer invloed vormden de aanleiding voor de opstand. Toch werd de Beeldenstorm, die op 10 augustus 1566 in Vlaanderen begon, ingegeven door armoede en werkloosheid in de lakennijverheid. Filips stuurde in 1567 de hertog van Alva om het ongeregelde zooitje opstandelingen te onderwerpen. Daarin slaagde Alva. De opstandelingen verplaatsten hun activiteiten noodgedwongen naar zee. Daar grepen zij terug op het beproefde concept van kaapvaart door middel van het enteren van vijandige schepen. Behoudens de verbetering van de kanonnen aan boord bleven gedurende de oorlog tactische innovaties op zee uit.

Het begin van de herovering van de Nederlanden op de Spanjaarden was de inname van Den Briel in 1572 door de watergeuzen. Het was slechts een toevalstreffer. Beroofd van hun uitvalsbasis op de Engelse kusten en bij gebrek aan van duidelijke orders van Willem van Oranje, probeerden de geuzen met de inname van Zeeland de controle op de scheepvaart te krijgen. Na Den Briel kozen veel steden in Holland en Zeeland de zijde van de opstandelingen.

Holland en Zeeland waren door de drassige ondergrond en de vele sloten ongeschikt voor grote veldslagen. Bovendien was de hoge graad van verstedelijking een voordeel voor de met vuurwapens bewapende opstandelingen. De Spanjaarden belegerden tal van steden, maar steeds werd het (ook door de plattelandsbevolking) gevreesde wapen van de inundatie met succes toegepast door de opstandelingen.

Militaire innovaties
Toch zat er in de eerste twee decennia van de Opstand geen duidelijke visie achter het militaire optreden van de opstandelingen, zo blijkt uit de voortreffelijke analyse van de auteurs. De betaling van soldij was te onregelmatig om echt een vuist te kunnen maken. Daarnaast klopte de verhouding piekeniers (soldaten met lange spiezen) en soldaten met vuurwapens niet.

Pas in 1588 reorganiseerde prins Maurits (1567-1625) het Staatse leger. Ieder gewest moest voortaan naar draagkracht meebetalen. Daarnaast werden de troepen tijdens de wintermaanden in ‘schijngevechten’ geoefend in de nieuwe tactiek van het salvovuur. Paradoxaal genoeg werd het leger daardoor te kostbaar om zomaar in de strijd te gooien. De getrainde soldaten waren moeilijk vervangbaar.

De militaire patstelling die hiervan het gevolg was, bleek goed onder Maurits opvolger Frederik Hendrik (1584-1647). Vanaf 1600 was de Opstand veranderd in een ‘geregelde oorlog’ tussen staten met als inzet de zeggenschap over de Zuidelijke Nederlanden. In het noorden wist Frederik Hendrik vele steden te heroveren. In het zuiden liep het anders. Daar konden de Spanjaarden zowel een belegerings- als dekkingsleger op de been brengen. De Nederlanden waren financieel niet toegerust om zo’n uitputtingsslag vol te houden.

Ook op zee was de Staatse vloot, ondanks een spectaculaire winst in de slag bij Duins in 1639, niet in staat om de status quo te doorbreken. Beide partijenwaren oorlogsmoe. Daarom namen de opstandelingen aan de onderhandelingstafel genoegen met wat tachtig jaar oorlog had opgeleverd: een soevereine republiek met grenzen die in belangrijke mate door het verloop van de strijd waren bepaald.

Boeken / Fictie

Overdaad schaadt

recensie: Jón Kalman Stefánsson (vert. Marcel Otten) - Hemel en hel

De IJslander Jón Kalman Stefánsson hanteert in Hemel en hel een bijzondere schrijfstijl die enorm sfeerversterkend is. Af en toe helaas net iets té sfeerversterkend.

Wat meteen opvalt aan Hemel en hel is de wij-vorm waarin de roman geschreven is. De ‘wij’ lijken stemmen uit het verleden te zijn die het verhaal vertellen en het gebeurde becommentariëren:

Er is tegenwoordig nog maar weinig wat ons aan het licht herinnert. We staan veel dichter bij de duisternis, we zijn zelf bijna duisternis. […] We willen over degenen vertellen […] die voor jou nauwelijks meer zijn dan namen op scheefstaande kruisen of gebarsten grafstenen.

Het is een wat onorthodoxe manier van schrijven, maar eenmaal gewend aan de opvallende stijl kan de lezer zich storten op het verhaal. De stemmen vertellen het verhaal van de vrienden Bardur en ‘de jongen’, dat zich zo rond 1900 afgespeeld moet hebben. Bardur en de jongen werken als vissers. Ze zijn harde werkers, maar door hun liefde voor literatuur wordt er met een scheef oog naar ze gekeken.

Als de jongens op een nacht uitvaren voor een nieuwe werkdag, komt een hevige sneeuwstorm opzetten. Bardur is echter door zijn obsessie met Paradise Lost van John Milton zijn anorak vergeten en vriest dood. De jongen besluit het favoriete boek van zijn vriend bij de rechtmatige eigenaar terug te brengen. Hij ziet het als het stellen van een laatste daad voordat hij zichzelf van het leven zal beroven.

De onoverwinnelijke kracht van de natuur
De vertelstijl is erg op het gevoelsleven van de personages gericht. De stemmen beschrijven de emotionele effecten van de ontberingen die de personages te verduren krijgen. Dit werkt in de eerste helft van de roman goed. Het is hier vooral de onherbergzame, IJslandse natuur die het te overwinnen obstakel vormt. De stijl weet een enorme sfeer te scheppen en schetst het beeld van de mens als nietig wezen tegenover de onoverwinnelijke kracht van de natuur:

Maar de zee is helemaal niet mooi en we haten haar des te meer als de golven tientallen meters boven de boot opdoemen. […] Een paar kreten, een stel wild gesticulerende armen en dan is het alsof we er nooit zijn geweest, het dode lichaam zinkt, het bloed wordt koud, het geheugen wordt tot niets, en dan komen de vissen die losjes tegen lippen stoten die gisteren nog gekust werden en dingen zeiden die alles betekenden.

Pathetiek
In de tweede helft van het boek is het echter niet meer de natuur die de jongen omringt, maar zijn het de mensen. Het blijkt een setting te zijn waarbij Kalman Stefánssons stijl stukken minder uit de verf komt. De mensen in de omgeving van de jongen zijn nu eenmaal een stuk minder gevaarlijk dan metershoge bergen en onstuimige zeeën.

Er wordt geen grootse strijd meer gestreden en het feit dat het tweede deel nog wel als zodanig wordt beschreven, voelt dan ook misplaatst. Bovendien wordt het nodig gevonden dat de lezer de zielenroerselen van oninteressante randfiguren tot in detail kent.

Zo wordt bijvoorbeeld pagina’s lang over het tragische leven van kapitein Brynjolf verteld. Dit zijspoor heeft echter niks met het eigenlijke verhaal te maken. Het komt geforceerd en zelfs wat pathetisch over om nog wat extra drama toe te voegen aan een verhaal dat al dramatisch genoeg van zichzelf is. Het tweede deel van Hemel en hel is daarmee een typisch geval van overdaad schaadt.

Toch is het eerste deel van de roman bijzonder genoeg om indruk te maken op de lezer. Wat meer subtiliteit en Hemel en hel was een klein meesterwerkje geweest.

Boeken / Non-fictie

Katoenen broek

recensie: Diverse auteurs - De Revisor 6

Tijd/schrift: 8WEEKLY’s rubriek voor Nederlandstalige literaire tijdschriften. Zie ook besprekingen van Das Magazin, Terras en Versal.

Op het voorplat van De Revisor, het halfjaarboek voor nieuwe literatuur, ligt een omgevallen blik bonen. Tekenend?

De eerste De Revisor zag het licht in 1974. Het blad bevat zowel proza, poëzie als essays. Het Revisor-proza maakte naam doordat het een andere weg insloeg dan die van de strikt experimentele, zoals die bij een deel van de Vijftigers en Zestigers in zwang was.

De Revisor?
Evenmin zocht De Revisor soelaas bij strikt realistische anekdotiek: het had een postmodern temperament. Carel Peeters duidde het Revisor-proza ter inleiding van een bloemlezing in 1979 inhoudelijk als ‘een verhaal waarin de werkelijkheid niet als iets vanzelfsprekends wordt opgevat’. Ook de poëzie van De Revisor staat op een overeenkomstige manier aangeschreven. Zij probeert met sterk beeldend denken de werkelijkheid de doorgronden.

Tot zover geschiedenis en reputatie; oude redacties gaan onder en nieuwe komen op, en onvermijdelijk verschiet daarmee enigszins de kleur van het op de Nederlandse letteren gerichte tijdschrift als een katoenen broek in de zomer. De selectie van teksten in het huidige Revisor-nummer geeft in ieder geval weinig blijk van een evenwichtige redactionele koers.

Bitterzoet
Er zit namelijk veel verloop tussen de opgenomen teksten, zowel in stijl als in kwaliteit. Martijn den Ouden met zijn precieze, soms haast (neo-)symbolistische poëzie en coryfee Martin Reints met zijn frisse, gedistantieerde gedichten houden de vlag hoog, net als Mowaffk Al-Sawad (korte vertellingen, soms mooie beelden). Qua stijl kunnen zij niet verder afwijken van het pagina’s lange associatieve gedicht van Jacob Groot en qua kwaliteit niet verder van het nog onbekende gedicht van wijlen Nanne Tepper: een verhalende, haast kinderlijk rijmende bijdrage. Ook lijken niet alle gedichten van Klaske Havik uitgekristalliseerd. Neem het hieronder wat geforceerd rijmende en stroef lezende gedicht:

landschap waar bitterzoet
bloeit tussen bramen
waar ik ontmoet – gestalte
steen gehuld in nevel

ik adem vochtig warme lucht
en even zijn wij samen
een figuur, tot ik mij omkeer
en naakter nog dan eerst
de heuvels afdaal in de mist.

De inversie – vaak toch een beetje de noodstop van de poëzie – doet verjaard aan, overeenkomstig het zwaar romantische bitterzoet dat bloeit tussen bramen… 

Ik lag niet in het gras
Het proza is constanter van kwaliteit. Soms is dat lyrisch, zoals Erik Lindners lofzang op een volks Den Haag of zoals Jan van Mersbergens met het ijzersterke ‘Ik lag niet in het gras’, een opsomming van gebeurtenissen, handelingen en ervaringen die mogelijk een verantwoording is voor zijn schrijverschap of zijn bestaan. Soms is het klassieker van aard.

Neem het winterse ‘Dooi’, het korte verhaal van Rob Waumans, over een fietsenmaker wiens vrouw waarschijnlijk door het ijs gezakt is terwijl ze afval van andere schaatsers aan het opruimen waren. Goed geschreven hoor, maar waarom als je toch tweejaarlijks uitkomt een winterverhaal opnemen? Had de redactie zo weinig vertrouwen in de zomer, of moeten we het lezen als een verwijzing naar de subsidiearme literaire winter waarin de literaire tijdschriften zijn beland?

Ouwe-jongens-krentenbrood
Bij die laatste gedachte sluit in ieder geval het boeiende essay van Bart Koubaa aan, die de houding van de auteur probeert te bepalen in deze voor schrijvers al maar lastiger wordende tijden. Naast een oppervlakkige doorloop van poëzie over kinderen en ouderschap van Janita Monna en het gelukkig interessantere onderzoek van Daan Stoffelsen naar stijlgebruik in wandelaarsromans zoals van Cole en Sebald is er ook nog de mooie poging van Arjen Fortuin om de waarde van Louis Paul Boon over te brengen, in weerwil van het toch wat schrale L.P. Boonjaar.

De door de smalle linkermarge wat onhandig vormgegeven Revisor komt door het wisselende karakter over alsof het in een sfeer van ouwe-jongens-krentenbrood is gemaakt. Een iets kritischer aanpak had meer vruchten afgeworpen.

Film / Films

Woensdag broccolidag

recensie: Eat Sleep Die

Een jonge immigrante verliest haar baan en wordt geconfronteerd met het werkloze bestaan. Geplaagd door discriminatie en de economische crisis probeert ze er het beste van te maken. En dat valt niet mee.

~

Rasa is een ongeschoolde, uit Montenegro geïmmigreerde twintiger die met plezier in de lokale groentenfabriek werkt. De fabriek is een van de weinige arbeidsplaatsen in een troosteloos dorpje ergens in Zweden, bestaande uit meer braakliggend terrein dan intacte gebouwen. Rasa werkt hard, houdt de moraal hoog en is een type dat je er goed bij kunt hebben op een geestdodende werkvloer. Elke dag wordt er een andere groente ingepakt, maar daar houdt de variatie wel een beetje mee op. Door de economische crisis moet de fabriek reorganiseren en Rasa verliest haar baan.

Samen met haar vader, die ook grotendeels werkloos is door rugklachten, probeert Rasa er het beste van te maken. Dat valt niet mee, met een naam als Rasa Abdulahvic en een gebrek aan opleiding. Zelfs een rijbewijs heeft ze nooit gehaald, hetgeen haar carrièremogelijkheden nog verder beperkt. Werken kan ze alleen in haar dorpje en de nabije omgeving, tenzij ze haar vader achter laat. Eat Sleep Die geeft de troosteloosheid van de situatie en de saaiheid van het Zweedse platteland mooi weer. Dat de film daarbij zelf ook wat traag en saai is, is de regisseur vergeven.

Dubbel debuut
De ster van de show is nieuwkomer Nermina Lukic. Ze werd gecast tijdens open audities en vertolkt Rasa in het deels autobiografische verhaal van regisseur Gabriela Pichler met volle overtuiging. Rasa verovert binnen mum van tijd de harten van het publiek met haar eigenzinnige instelling, wilskracht, eenvoud en botte humor. Ze rookt als een schoorsteen, heeft overgewicht en laat zich de kaas niet van het brood eten, maar is tegelijkertijd een zorgzame dochter voor haar (soms te) afhankelijke vader. Een ijzersterk debuut.

Pichler op haar beurt maakt voor het eerst een lange speelfilm en weet op veel vlakken de juiste snaar te raken. Pichler bedient zich van sobere beelden met grijze tinten en gebruikt zeer zelden muziek. Het kleurloze bestaan van de arbeidersgemeenschap wordt op deze manier benadrukt. Waarom tijdens de aftiteling opeens techno van Scooter – die foute Duitse deejay uit de jaren negentig met hits als ‘How much is the fish‘ – gedraaid wordt, is overigens een compleet raadsel. Keerzijde van het sobere karakter is dat de film wat langdradig is, iets dat opgevangen had kunnen worden met een muziekje hier en daar (liefst niet van Scooter), maar echt storend is het niet.

Universele thema’s

~

Eat Sleep Die is een Zweedse film met een universeel karakter. De relatie tussen Rasa en haar vader, de manier waarop de fabrieksarbeiders met elkaar om gaan en de totale machteloosheid wanneer ze te horen krijgen dat er ontslagen gaan vallen, zijn daarvoor exemplarisch. Op de achtergrond stipt dit drama grotere thema’s aan. Discriminatie, de impact van de economische crisis en de vraag of het leven meer is dan eten, slapen en sterven.

Ondanks het zwaarmoedige karakter van het verhaal kent de film ook genoeg leuke momenten. Hoe Rasa rijles denkt te gaan nemen, bijvoorbeeld. Of alle dingen die ze gaat doen wanneer ze zich verveelt, zoals vrijwillig boodschappen in pakken in de lokale supermarkt in de hoop op een fooi. Komische verveling en persoonlijke misère wisselen elkaar af, waardoor Eat Sleep Die niet leunt op louter een deprimerende situatie.

Is het leven meer dan eten, slapen en sterven? Gelukkig wel. Dat ziet ook Rasa na een tijdje in. Een fijne conclusie na het zien van dit veelbelovende debuut. 

Boeken / Fictie

Een leven dat op adem moet komen

recensie: Riikka Pulkkinen - Vreemdeling (vert. Annemarie Raas)

.

De Finse Pulkkinen geldt sinds haar debuut De grens, over een jong meisje dat verliefd wordt op haar leraar en een echtgenote die haar dementerende man wil helpen sterven, als groot literair talent. Haar eerste twee romans, met op de kaft de aanprijzing ‘de vrouwelijke Paolo Giordano’, vlogen dan ook over de toonbank. Vreemdeling bestaat uit fragmenten van een vrouw op de vlucht, van een leven dat op adem moet komen. En dat levert een bewonderenswaardig rijke roman op.   

New York
Hoofdpersoon Maria is dominee in een Fins dorp en neemt het impulsieve besluit op de boot naar Stockholm te stappen. Vervolgens neemt ze het vliegtuig naar New York, de stad waar haar overleden moeder jaren heeft gewoond. De ik-vorm maakt je meteen deelgenoot van haar vertwijfeling en haar indrukken op reis. Het zorgt er ook voor dat de lezer weinig informatie krijgt. Maria’s gedachten gaan alle kanten op.

Maria vlucht ‘in het licht van de gebeurtenissen van de afgelopen tijd’. Ze laat de kerk achter zich, een echtgenoot die ze haar ‘onuitstaanbare’ noemt en het kleine meisje Yasmina wiens dagboek ze meeneemt over de oceaan. De redenen van haar vertrek en haar verwarring worden weliswaar langzaam duidelijk, maar er is ook veel ruimte voor nieuwe belevenissen in New York. Maria huurt een kamer bij een Afrikaanse danseres die haar intrigeert en ze ontmoet een man, een vreemdeling, bij wie ze haar nachten doorbrengt. Maria is zo’n vrouw die hoe zij zelf is voortdurend afzet tegen hoe andere mensen zijn. Ieder mens dat ze ontmoet zet haar aan het denken over haar eigen overtuigingen en motieven.

Bezieling
Indrukken van New York, alle overvloed wordt afgewisseld met herinneringen aan de eetstoornis in haar jeugd. Dat niet-eten speelt in Vreemdeling, anders dan in veel andere romans, allesbehalve een oppervlakkige rol. Het anorectische ontwaken van de veertienjarige Maria valt samen met haar religieuze bewustwording. Honger wordt de lege, zweverige toestand die je ook voor bezieling zou kunnen houden. Als een moderne Jezus lijdt ze ‘opdat de anderen niet hoeven lijden’. Daar gaat ze zonder al te veel tegenwerking van buitenaf mee door, totdat ze letterlijk omvalt. Het is mooi uitgewerkt hoe Maria’s hardnekkige denkbeelden uiteindelijk in botsing komen met de buitenwereld en ze zich moet overgeven.

Vreemdelingen
De vreemdeling kent verschillende gedaanten in deze roman. Het Finse dorp waarin Maria opgroeit biedt weinig ruimte voor wie anders is. Als negenjarig meisje is ze al bang om een racist te zijn, omdat ze het liefst friet met knakworstjes eet. En dat terwijl juist haar eigen gezin soms raar wordt aangekeken omdat haar moeder overduidelijk geen Finse is. Als ze zich jaren later bekommert om het pas geïmmigreerde meisje Yasmina, komt de angst voor racisme weer terug. Via allerlei wegen stelt Pulkkinen de vraag wat dat eigenlijk is. Of zelfs in de meest goede bedoelingen vooroordelen over de ander schuilen. Er is altijd een kloof, met gedachten als: ‘zo zal het wel gaan in die contreien’. Maria doet pogingen die kloof op te heffen, de ander te naderen omdat ze haar geloof in het hiernamaals verloren is: ‘Als ik vandaag aan een nieuw geloof begin, is het eerste sacrament: ontvankelijkheid.’ 

Schittering
Vreemdeling is een chaotisch boek, zowel in vorm als inhoud. Soms trekt Pulkkinen de lezer naar zich toe, dan duwt ze je weer weg. In de hoofdstukken waarin wordt gedanst, laat ze de teugels vieren. Brokken van zinnen, herhalingen en geprevel waarvan je je bijna niet voor kunt stellen dat iemand ze nuchter heeft opgeschreven. In alle chaos zit de schoonheid beter verstopt dan in haar andere romans, maar is het waardevoller om te vinden. Bovendien blijft er na het lezen van dit boek nog ruimte over, bijvoorbeeld om je af te vragen hoe dit eruit zou zien: Maria’s nieuwe filosofie voortaan geen enkel verzoek van het lichaam nog te onderdrukken.  

Of dit: Maria leert Yasmina de Finse taal en probeert haar te beschermen. Daar slaagt ze niet in, het meisje wordt slachtoffer van geweld. Maria kan vervolgens als geen ander boete doen met haar gedachten. De genadeloze oordelen over zichzelf, zowel in haar eetstoornis als in de kwestie Yasmina, maken van haar een pijnlijk herkenbare vrouw:

Schreeuwde Yasmina om hulp? Smeekte ze, in het Fins of in haar eigen taal? Ik had haar het woord nee veel eerder moeten bijbrengen, en ook andere ontkenningswoorden. Ze kon dieren benoemen en verschijnselen die met de seizoenen te maken hebben. ‘Schittering’ was een van haar woorden, maar ze wist misschien niet hoe ze moest roepen: ophouden jullie!

Muziek / Album

Gauntlet Hair eist voor de laatste keer meerdere luisterbeurten

recensie: Gauntlet Hair - Stills

Op 12 augustus maakte platenmaatschappij Dead Oceans het bekend: na slechts twee albums stopt Gauntlet Hair ermee. Het tweede album Stills betekent daarmee het einde van een markant duo.

Craig Nice en Andy Rauworth, twee mannen uit Denver die samen vier jaar de band vormden, maakten via hun Facebookpagina het nieuws wereldkundig: ‘Gauntlet Hair has reached its end. Thank you all for your support these past 4 years. Love, Andy & Craig.’ Afgaande op de paar honderd reacties van verbazing en verdriet werden hun optredens in diverse Amerikaanse steden goed ontvangen.

Lastig rondkomen
Een mogelijke reden van het afscheid van de band kan zijn dat het financieel niet vol te houden was, getuige de oproep op Twitter om het album alsjeblieft te kopen in plaats van te downloaden, omdat dat ‘het ongelooflijk veel moelijker maakt’. Ook een oproep voor een slaapplaats voor na een optreden kan op een gebrek aan financiële middelen wijzen. Het is bekend dat artiesten door dalende inkomsten lastig kunnen rondkomen, maar het blijft speculeren of dit de daadwerkelijke reden is.

Gelukkig is er nog een laatste album verschenen. Opener ‘Human Nature’ heeft een opbouwend basloopje, een lekker ritme en de herkenbare stem van Rauworth op standje reverb en constant op een en dezelfde hoogte. De band die zegt muziek te maken ‘met als enige doel om jezelf lichamelijk en geestelijk te verliezen’ geeft hiermee een eerste proeve van bekwaamheid. Wegdromen kun je ook bij het trage maar pakkende melodietje van ‘Simple’, dat start met de intro van ‘Wild Boys’, maar enkel wordt onderbroken door ‘I’m alive but I can’t feel it’. De nummers zou je kunnen karakteriseren als stills (momentopnamen), ware het niet dat je dat bijna over ieder liedje zou kunnen zeggen. In dat geval heeft het album een even nietszeggende naam als de band zelf, die gebaseerd schijnt te zijn op het kapsel van The Ramones.

Gauntlet Hair

Onvergelijkbaar duo met overeenkomsten
Vergelijkingen met bands als Wavves en Cloud Nothings worden wel gemaakt, maar eigenlijk lopen de meeste vergelijkingen mank. Deze bands hebben vaak meer structuur in hun nummers dan Gauntlet Hair. Waar de andere zangers zich emotioneel laten gaan, blijft zanger Rauworth vaak onderkoeld. Uitzonderingen daargelaten. Want bij ‘Spew’ schakelt hij tussen vervormde schreeuw en rustige zang. Een flink tempo en de monotone stem creëren hierbij een dreigend sfeertje ondanks de muur van geluid.

Soms lijkt het alsof de muzikanten zelf stoppen en de muziek haar gang laten gaan. Bij ‘Obey me’ zijn het de galmende geluiden, herhalende klanken en repeterende tekst die het nummer opbouwen, maar begint het volgende nummer ‘Heave’ als eerdergenoemde nog niet is afgelopen. Verwarrend. Van Cobain afkomstig lijkende schreeuwen, emotionele zang en overstuurde gitaar proberen dit nummer te ontregelen, maar het drumloopje geeft het nummer de houvast die de luisteraar nodig heeft.

Zo hebben de nummers hun gemeenschappelijke deler; de donkere sfeer, zoals ook in G.I.D. en zang met reverb, maar zijn ze genoeg eigen. Een nummer als ‘Waste your art’ neigt zelfs naar The Prodigy door zang, tempo en beat.

Het vergt een paar luisterbeurten, maar omdat er veel te ontdekken valt moet je dat ook doen. Misschien is Stills niet altijd makkelijk in het gehoor liggend, het brengt wel meer variatie dan voorganger Gauntlet Hair. En dan is het jammer dat de band er mee stopt.

Film / Films

Sarah Polley op zoek naar haar verleden

recensie: Stories We Tell

In Stories We Tell schetst de Canadese filmmaker Sarah Polley een portret van haar overleden moeder. Oude beelden werden opgeduikeld en familieleden geïnterviewd.  Een documentaire waardig? Absoluut.

~

Are you nervous?’, vraagt Sarah aan haar broer voordat het interview begint. ‘A little’, aldus broer Mark. ‘Yeah, it’ll get worse‘ weet Sarah uit ervaring. Sarah maakt een documentaire over haar eigen gezin waarin haar overleden moeder een speciaal plekje krijgt en neemt daarbij geen halve maatregelen. Haar vader wordt een geluidsstudio ingeloodst om zijn verhaal te vertellen. Haar vier broers en zussen worden thuis geïnterviewd, waarbij hun woonkamers worden omgebouwd tot studio’s.  Wanneer alles in stelling is gebracht, kunnen de opnames beginnen.

Zus Joanna verwoordt de twijfel die Sarah ongetwijfeld ook had voor de opnames: ‘Who cares about our stupid family?’ Een legitieme vraag, zij het niet dat de familie Polley een hele interessante familie is, met acteurs, regisseurs en zelfs een casting agent. Ze hebben alle mogelijkheden, behalve misschien de financiële, om een film te maken wanneer ze dat willen. En dan besluit Sarah, het nakomertje, om die mogelijkheid aan te grijpen om haar eigen gezin door te lichten en te documenteren. Niemand zit daar echt op te wachten, maar ze gunnen de vastberaden Sarah haar pleziertje, al dan niet met frisse tegenzin.

Bijna geaborteerd

Sarah Polley is een slimme filmmaker. Met humor en een goed gevoel voor drama neemt ze in Stories We Tell haar eigen levensverhaal onder de loep. Wat middels interviews met gezinsleden begint als een zoektocht naar haar overleden moeder, eindigt als een fascinerend verhaal over een bijzondere familie. Zo komt Sarah erachter dat ze bijna was geaborteerd, maar dat haar moeder zich op de weg naar de abortuskliniek bedacht. Vader Michael merkt droogjes op dat zonder deze twijfel de docu er waarschijnlijk niet was gekomen.  

~

Omdat Sarah niet schroomt door te vragen en soms haar familie meedogenloos interviewt, krijgt de documentaire een heel realistisch en open karakter. Ook het gebruik van oude beelden draagt bij aan de sfeer. En zijn die beelden niet voorradig, dan worden er ‘nieuwe’ oude beelden gemaakt met acteurs en een antieke camera. Naast de directe familie krijgen kennissen, hoe vluchtig soms ook, de gelegenheid hun zegje te doen over moeder Diane. Met liefde en humor wordt er over haar gesproken. Blijf overigens even zitten tijdens de aftiteling voor een van de betere citaten uit de film. 

Stories We Tell is meer dan een documentaire over een al dan niet bijzondere familie. Sarah Polley laat mooi zien hoe verschillende personen er verschillende waarheden op na houden. Nu is dat gegeven op zich niet nieuw, maar de manier waarop binnen één gezin zoveel verschillende versies van een verhaal circuleren is toch wel indrukwekkend. Dat al die versies door elkaar heen worden verteld en zo met elkaar verweven raken, is niet verwarrend, maar draagt juist bij aan de beleving. En het vertelde verhaal is een sterk verhaal. Het is interessant, het is onverwacht, het is verbazingwekkend en het wordt eloquent verwoord. Het filmen van een gezin dat opgegroeid is in de filmwereld heeft zo zijn voordelen.

Film / Films

Het kwaad in huis

recensie: The Conjuring

Demonologen, geestenjagers, paranormale onderzoekers of gewoonweg idioten. Zo wordt het echtpaar Ed en Lorraine Warren genoemd. Dat ze zich op duistere paden begeven is echter zeker, gezien het waargebeurde drama dat zich voltrok in het huis van het door duivelse krachten geteisterde gezin Perron.

~

In de jaren zeventig betrekken Carolyn en Roger Perron en hun vijf dochters een groot, oud huis. Al snel blijkt dat er een en ander niet klopt. De hond is doodsbang en weigert het huis in te gaan. De klokken staan midden in de nacht om exact 3.07 uur stil. En de vrouw des huizes wordt wakker met onverklaarbare blauwe plekken op haar benen.

Conclusie: het spookt. Al gauw nemen de duistere krachten in de woning ernstige vormen aan. Het gezin, inmiddels radeloos van de slapeloze nachten, klopt aan bij de Warrens. De Warrens, bekend van hun onderzoeken naar paranormale verschijnselen, besluiten het gezin na enige aarzeling te helpen.

Met The Conjuring slaat James Wan opnieuw de weg in van de klassieke spookhuisfilm. In 2010 blies Wan met Insidious een vertrouwd genre nieuw leven in. Insidious stond ver af van Saw, waarmee hij in 2004 de deuren opende voor het torture-horrorgenre. Die formule was echter dusdanig uitgemolken, dat Wan besloot het over een andere boeg te gooien. Een goede keuze, want Insidious was een geslaagde spookhuisfilm. Wan liet zien zijn klassiekers te kennen, maar toonde ook originele en verrassende invalshoeken.

Duivelse entiteiten


Terwijl het tweede deel van Insidious al in de maak is, is er nu The Conjuring. En ja, er zijn overeenkomsten: een groot oud huis waar duistere krachten de inwoners teisteren. En ook in The Conjuring laat Wan weer zien een meester te zijn in het spel van de schrikeffecten: angstaanjagende stiltes en dichtslaande of piepende deuren of vogels die zich plots te pletter vliegen tegen de ramen, wisselen elkaar af.

The Conjuring zien als een herhalingsoefening van Insidious is echter niet terecht. Ten eerste omdat de film gebaseerd is op het waargebeurde verhaal van The Perrons. Zij staan te boek als een van de vele paranormale casussen van Ed en Lorraine Warren (het echtpaar claimde meer dan 10.000 casussen te hebben onderzocht, waaronder ook Amityville waar verschillende filmversies van zijn gemaakt). 

~

Een tweede verschil is dat Insidious absurdistische, Lynchiaanse decors opvoerde, waarin een zwarte duivel met vuurspuwende ogen waargenomen kon worden. Hoewel er geesten te zien zijn in The Conjuring, houdt Wan ditmaal meer vast aan de klassieke vorm: een waarin de angst voor het bovennatuurlijke en het kwaad de bovenhand voert. Maar hij zet niet louter spanning en angst in. Wan speelt ook met de menselijke emoties: het gezin dat er aan onderdoor gaat, Lorraine Warren die op de grens van haar paranormale kunnen zit. The Conjuring is een heuse uitputtingsslag tegen de duivel zelf, compleet met duiveluitdrijving.

Behekste tradities


Het geheel resulteert in een mix van The Entity (waarin Barbary Hershey geteisterd werd door een geest) en The Exorcist. Maar er zijn ook referenties aan Poltergeist en zelfs The Birds, getuige het onheilspellende shot van een vogelzwerm die op het behekste huis afkomt. Vernieuwend kan The Conjuring niet genoemd worden, maar de film vormt dankzij een sterke cast, knap ingezette schrikmomenten en een juiste spanningsopbouw wel een mooie aanvulling op het klassieke spookhuisgenre.

Van het begin, waarin een doodenge pop behekst blijkt en duistere berichten op een muur krabbelt, tot de spookachtige eindcredits doet The Conjuring je hart sneller kloppen. Precies wat een goede horrorfilm behoort te doen.

 

Film / Films

Solide portret

recensie: jOBS

De bepruikte en geschminkte Ashton Kutcher in de beginscène heeft iets ongemakkelijks maar verder weet de acteur een solide prestatie neer te zetten. jOBS mag dan niet zuiver non-fictief zijn, het eindresultaat is bijzonder vermakelijk.

~

jOBS opent met een historisch moment: Steve Jobs die de iPod introduceert. Het vioolspel op de soundtrack en de staande ovatie die Jobs voor deze baanbrekende uitvinding in ontvangst neemt, benadrukken nog even hoe emotioneel en baanbrekend dit moment is geweest.

We spoelen terug naar de studententijd van Jobs, waar we kennismaken met een geniale, doch manische student die overloopt van ambitie. Blootsvoets beweegt hij zich over de campus, waar hij niet veel meer doet dan trippen op LSD met vrienden. Zijn leven krijgt een totaal andere wending zodra zijn vriend Steve Wozniak (een geweldige Josh Gad) hem zijn nieuwste speeltje laat zien: een revolutionair moederbord. Jobs is vastbesloten dit apparaat in de markt te zetten en heeft er al een naam voor bedacht: Apple.

De film laat voornamelijk de hoogte- en dieptepunten zien in Jobs’ carrière bij Apple. Zijn opkomst, neergang en terugkeer worden door regisseur Joshua Michael Stern prachtig in beeld gebracht en met vaart verteld. Het probleem is dat dit het ook wel zo’n beetje is. Want hoe mooi de beelden ook zijn en hoe goed de tijdsgeest ook gevangen is; dat jOBS lijdt onder een fragmentarische structuur wordt hiermee niet weggenomen.

Door zich slechts te richten op een paar punten uit Jobs’ leven als voorman bij Apple, wordt er slechts een oppervlakkig beeld geschapen van hoe deze man was. De fragmentarische structuur maakt de film bovendien wat onsamenhangend door de grote tijdssprongen die worden gemaakt.

Manisch en perfectionistisch

~

De sterkste troeven van jOBS zijn dan ook de cast en de dialogen. Want eerlijk is eerlijk, Kutcher weet een solide prestatie te geven. Hij komt over als manisch, perfectionistisch en helemaal verkerend in een eigen wereldje. De dialogen zijn het ene moment scherp en komisch (vooral de gesprekken tussen Jobs en Wozniak zijn erg grappig), dan weer keihard en ontroerend.

De vraag is tenslotte of jOBS gezien kan worden als een puur realistisch portret van Jobs en Apple. Veel stemmen hebben beweerd van niet. Voor het vermakelijkheidsgehalte van de film maakt dit vrij weinig uit: jOBS is zeer de moeite waard, al was het maar om Kutcher eens te bewonderen in een rijpere rol. Voor fans van Apple die zich toch liever bij puur realisme houden is de biografie van Isaac Walterson een betere optie.

Boeken / Fictie

‘Je voorafgaande leven vergeten en alleen nog maar bestaan’

recensie: Andreï Makine (vert. Jan Versteeg) - Het boek van de eeuwige korte liefdes

Tijdens zijn leven in de Sovjet-Unie ervaart Dmitri Ness, het hoofdpersonage van Makine’s roman Het boek van de eeuwige korte liefdes, grote gevoelens, en hoewel kortstondig, grote liefdes. In korte verhalen wordt een mozaïek gelegd van een pracht die Dmitri’s nare levensomstandigheden overschaduwt.

Dmitri is dan wel de hoofdpersoon, maar over zijn verleden en omgeving wordt weinig verteld. Het enige wat over hem geschreven wordt is dat hij wees is, en scepticus aangaande het communisme. Dmitri realiseert zich dat de communistische leiders hun beloftes niet waar kunnen maken en bekijkt deze koers met argwaan. Toch verzet hij zich niet tegen de staat, spreekt er terloops over. Hoewel het bewind weinig ruimte over lijkt te laten voor romantiek, houdt Dmitri zich des te harder vast aan de rode draad in zijn leven: de liefde.

Coming of age


Ondanks de zware tijden waarin Dmitri leeft, weet hij de esthetiek van het detail te beschrijven, alsof hij alleen daar oog voor heeft en al het andere van zich af laat glijden. Zijn blik wordt steeds scherper, en langzaamaan groeit zijn verwondering over meisjes, later jonge vrouwen. Lust wordt met een ongekende verfijning beschreven, ontdaan van beestachtigheid maar zonder haar op te hemelen.

Steeds neemt de bekoring een andere vorm aan, en deze gedaanteverwisseling maakt Dmitri tot een rijker individu. Van dromerig en met hoge verwachtingen, naar berustend en inziend dat veel van zijn liefdes tijdelijk zullen zijn, maar dat juist door het koesteren van amoureuze gevoelens  deze liefdes in hem blijven voortleven.

Van desillusie is geen sprake, Dmitri behoudt een zekere naïviteit. Dat wil niet zeggen dat hij onwetend is, want zijn beleving en de realiteit kunnen als twee parallelle werelden naast elkaar bestaan. Dmitri is zich hiervan bewust en kan duidelijk onderscheid maken tussen beide werkelijkheden.  Hij leert zijn blik bij te stellen door de ervaringen in zijn leven, en daardoor steeds beter de elementen daarbinnen te betoveren.

Ieders beleving verbeeld


Geïnspireerd op Makine’s eigen ervaringen als jongeman in Rusland, blijft toch de universaliteit van Dmitri’s karakter bestaan, als een kind in wie  iedereen zich kan herkennen. Het boek appelleert dan ook aan de rijke fantasie die veel kinderen bezitten, al is die fantasie gebaseerd op de werkelijkheid. Dmitri verliest geen verwondering, hij kan namelijk van alles iets mooiers maken dan het lijkt te zijn. Als een ode aan de verbeeldingskracht klinkt dat, en dat is de roman in zekere zin ook. Nergens neigend naar escapisme, neemt het boek een kleurplaat als ondergrond die men naar believen mag invullen. Maar de samenhang binnen het verhaal blijft altijd herkenbaar.

Een imaginaire liefde is niet minder waar dan één die zich daadwerkelijk heeft afgespeeld, zo blijkt uit de intense verwantschap die Dmitri voelt met vrouwen met wie hij geen woord gewisseld heeft. Krachtige wensen worden waarheid, want wat gedacht en gevoeld is, maar niet uitgesproken of tastbaar gemaakt, heeft evenveel bestaansrecht, zo lijkt de auteur te willen zeggen.

Stream of consciousness


De mijmerende verteller houdt steeds de aandacht vast, nergens dreigt Makine de lezer te verliezen. Zijn schrijven kabbelt niet voort, maar is van een meditatieve intensiteit, waardoor je net als Dmitri meandert van moment naar moment. Makine vergroot ogenschijnlijke kleinigheden uit en weet ze zo te verwoorden dat hun werkelijke belang duidelijk wordt. Dit romantiseren van het alledaagse is dankzij de subtiliteit van de stijl bestand tegen sentimentaliteit.

De conclusie van het verhaal wordt, dankzij het beschrijvende karakter van het boek, overgelaten aan de lezer. Alleen een terugblik op Dmitri’s persoonlijke verhaal biedt overzicht, en valt niet geheel toevallig samen met de val van het communisme. Dan wordt bevestigd dat het personage Dmitri zich uitstekend leent voor een roman over het ontwaren van de wezenlijke schoonheid in de wereld om ons heen.