Film / Films

Groots verhaal over kleine wezens

recensie: The Hobbit: The Desolation of Smaug

Het Midden-Aarde van Peter Jackson (The Lord of the Rings) is een wereld op zich, die met elke toevoeging rijker en mooier wordt. The Hobbit: The Desolation of Smaug is hier een mooi voorbeeld van. Toch had Jackson wel wat minder ambitieus mogen zijn.

Naar deel één van de Hobbit-trilogie, An Unexpected Journey, werd met veel verwachting uitgekeken. De film was zeker een succes, maar er was ook genoeg kritiek. Met name de beslissing van Jackson om het kleine boekje (geschreven door J.R.R. Tolkien) over drie films uit te spreiden werd met onbegrip ontvangen. Toch werd het een leuke film die humor, avontuur en spanning knap combineerde. Daarnaast gaf het inzicht in aspecten van Midden-Aarde die in The Lord of the Rings niet erg naar voren kwamen. Zo geeft deze trilogie ons maar liefst twaalf dwergen om van te genieten. Maar, het moet gezegd worden, het kon niet tippen aan de grensverleggende trilogie die Jackson tien jaar eerder maakte.

Overvloed

~

The Desolation of Smaug is daar grotendeels hetzelfde in. Omdat de drie films (volgend jaar komt het laatste deel There and Back Again uit) één verhaal vormen en in één lange sessie zijn opgenomen, zijn veel van de goede en slechte punten van het eerste deel ook hier van toepassing. Wel zijn er een paar verschillen. Omdat dit het middelste deel van het verhaal is, komt het verhaal hier pas echt tot leven. Alles wat in An Unexpected Journey werd geïntroduceerd, bereikt nu zijn dramatische hoogtepunt. Het maakt echter ook duidelijk hoe overvol The Hobbit is. Er zijn ontzettend veel subplots, waardoor het overzicht na verloop van tijd kwijt is. Naast het hoofdverhaal (hobbit Bilbo probeert met een groep dwergen een schat van een draak te heroveren) is er aandacht voor plots over ziekte, liefde, verraad, wraak en een onverklaarbaar kwaad dat zich over het land verspreidt. Ze worden stuk voor stuk goed behandeld, maar veel voegen ze op zichzelf niet toe aan de hele belevenis. Het voelt soms een beetje alsof Jackson zich noodgedwongen voelde extra veel materiaal in de films te stoppen omdat hij anders de ruwweg acht uur die de drie films samen beslaan, niet vol zou krijgen.

~

Wat ook opvalt is het grote aantal verwijzingen naar The Lord of the Rings. In het boek The Hobbit zijn er natuurlijk ook een aantal te vinden, waarvan de belangrijkste is hoe Bilbo de ring in handen krijgt die hij aan het begin van The Fellowship of the Ring aan Frodo geeft. Die ring komt in het verhaal verder nog een paar keer goed van pas, maar verder is het geen essentieel onderdeel van het boek. In de filmversie heeft de ring een veel centralere rol gekregen, om het belang ervan voor The Lord of the Rings te onderstrepen. Daarnaast zijn er nog meer personages, gebeurtenissen en verwijzingen die meer inzicht willen geven in die epische serie. The Hobbit als filmreeks voelt daarmee steeds meer aan als een proloog in plaats van een op zich staand verhaal. Deze verwijzingen voegen niet ontzettend veel toe aan de belevenis van The Lord of the Rings, en werken The Hobbit voornamelijk tegen door de film vol te stoppen met onnodig materiaal.

Laat je meevoeren
Toch is het weer een plezier om te aanschouwen. Jackson is er een meester in de wereld van Midden-Aarde in beeld brengen. De prachtige omgevingen, mooie CGI en sterke acteerprestaties trekken je al vrij snel mee. De draak (die nu eindelijk vol in beeld komt) ziet er prachtig uit, en weet zich zelfs als een interessant personage neer te zetten. De vechtscènes zijn spectaculair, al richten ze zich te veel op onwaarschijnlijke, maar oh zo badass stunts. Het tempo ligt bovendien ook uitstekend. Er wordt afgewisseld tussen actie en drama of spanning en humor. Al is de film wel iets te lang, er valt uitstekend doorheen te komen. Maar om zeker te weten hoe goed The Hobbit is zullen we het derde deel moeten afwachten. Een schouwspel als The Return of the King zal het waarschijnlijk niet worden, maar als het net zo in elkaar zit als de eerste twee delen wordt het ongetwijfeld weer genieten geblazen.

Muziek / Concert

Zeventien jaar terug in de tijd met de mannen van Hanson

recensie: Hanson

Eind jaren negentig waren de toen nog jonge jongens van het Amerikaanse Hanson niet weg te denken uit de hitlijsten met hun hitje ‘Mmmbop’. Een jaar of zeventien later zijn ze nog steeds bezig met muziek. De drie broers, inmiddels kortharig, toeren momenteel de hele wereld rond ter promotie van hun nieuwste plaat, Anthem.

motie van hun nieuwste plaat, Anthem. Op 10 december stonden ze in een propvolle 013 in Tilburg. Er zijn dus nog steeds mensen die naar Hanson luisteren!

Hoewel de heren vandaag de dag de Nederlandse hitlijsten absoluut niet meer domineren, is de grote zaal van poppodium 013 in Tilburg toch tot de nok toe gevuld met voornamelijk eind twintigers en begin dertigers. Dat Hanson nog een harde kern fans heeft, blijkt wel aan de mensen op de eerste rij. Naast de Nederlandse fans staan er groepjes Duitse, Frans, Engelse en zelfs Italiaanse fans. Aangezien de mannen nooit gestopt zijn met het maken van muziek, is het niet heel gek dat de echte groupies zelfs naar een ander land afreizen voor een concert. Verrassend is het echter wel dat ze met zovelen zijn, want voor de meesten hier is de muziek puur jeugdsentiment.

Dansbare pop


Onder luid gegil uit de zaal begint Hanson met het openingsnummer van hun nieuwste plaat: ‘Fired Up’. Het is lekker poppy met een dansbaar ritme en een aanstekelijk refrein. Dat geldt ook voor het nieuwe ‘I’ve Got Soul’, een nummer met een funky randje dat het live helaas moet stellen zonder de blazers die op het album wel te horen zijn. Uiteraard hebben de heren een volwassener geluid gekregen dan jaren geleden en tot op dat moment zijn de nieuwe nummers ook behoorlijk sterk.

tylor_s.jpgLeadzanger Taylor neemt ons dan mee terug naar 1997, want nummers uit hun hoogtijdagen horen er natuurlijk ook bij. ‘Where’s The Love’ wordt ingezet en de fans in de zaal gaan uit hun dak. Jaren later blijken ze dit nummer ook nog flink te kunnen rocken, want eerlijk is eerlijk; het blijft een leuk liedje, helemaal nu we de vocalen gewend zijn. De trip door de tijd gaat verder naar 2000, met ‘This Time Around’. Opvallend is dat de jongste telg, drummer Zac, veel zang op zich neemt en dat prima blijkt te kunnen. Na dit nummer neemt Taylor een foto van het publiek en verdwijnen ze ogenschijnlijk zonder reden enkele minuten van het podium. Grapjes over de leeftijd van de heren doen al snel de ronde, maar waarom ze daadwerkelijk een pauze inlassen, blijft gissen.

Multi-talenten


Na de korte stop laten de heren een driestemmige a capella versie van Bee Gees’ ‘Too Much Heaven’ horen. Het resulteert in een goede cover dat iets minder zoetsappig is dan het origineel. Dat ze het er ook solo prima van af zouden brengen, blijkt hierna wel. Gitarist en achtergrondzanger Isaac knalt er met een akoestische gitaar en een heel mooie stem een flink rockende ‘Hand in Hand’ in een nummer over een gebroken hart waarbij hij refereert naar het feit dat dit al geschreven was vóór Taylor Swifts ‘gebroken harten liedjes’-tijdperk. Isaacs performance staat als een huis. Na hem volgt Zac met ‘The Walk’. Hij begeleidt zichzelf daarbij op piano en bewijst hiermee meer te kunnen dan alleen drummen. Taylor sluit af met het nieuwe ‘Lost Without You’, waarin hij af en toe moeite lijkt te hebben met de hoge noten. Bij ‘Juliet’ draaien ze de rollen allemaal even om: Zac op de piano, Taylor op drums en Isaac als leadzang. Talent hebben de Hansons absoluut.

isaac2_s.jpgIn het tweede deel van de show blijft er een goede afwisseling van nieuw werk, zoals het hitjespotentie-nummer ‘Already Home‘ en het swingende ‘Get the Girl Back’, en oude hits, waaronder ‘Lost Without Each Other’ en het jeugdige ‘Minute Without You’. Ze hebben een goede verdeling gekregen in de setlist met zowel hitjes van vroeger, voor de fans van toen, als tracks van de nieuwe platen, voor de fans van nu. Uiteraard komt het hitje ‘Mmmbop’ voorbij, waarin direct alle fototoestellen en smartphones tevoorschijn worden gehaald. ‘Mmmbop’ blijft een aanstekelijk hitje, maar het is zeker niet het hoogtepunt van de avond. Ze sluiten de show af met het vrolijke ‘Something Going Round’, waarin wederom elk bandlid een stuk zang voor 

Na een luid ‘we want more!’ komen ze terug voor een passende toegift, inclusief Isaac met kerstmuts op. Ze spelen nog twee nummers van hun oude kerst-cd: ‘Merry Christmas Baby’ en ‘Run Rudolph Run’. Ze zijn wat aan de zoete kant, maar geven de zaal wel alvast wat kerstsfeer. Na een uitgebreid dankwoord — want attent en dankbaar zijn ze zeker — vertrekken de heren van Hanson. Hoewel de meesten van ons zich op deze avond weer even acht of negen jaar oud voelden en het dus puur jeugdsentiment was, hebben de talentvolle broers toch bewezen dat ze na al die jaren nog steeds in staat zijn om bijna twee uur lang met kwalitatieve songs een zaal compleet op zijn kop te zetten. Chapeau!

Boeken / Fictie

Toon ’t dan!

recensie: Rinus Spruit - Een dag om aan de balk te spijkeren

Maarten Rietgans, de hoofdpersoon in Rinus Spruits Een dag om aan de balk te spijkeren, wil alles, maar krijgt daardoor niets in deze roman die met te weinig genoegen neemt.

Menno ter Braak heeft het werk van de in vergetelheid geraakte schrijfster Ina Boudier-Bakker eens getypeerd als ‘huiskamerrealisme’. Dit waren vlot vertelde, makkelijk leesbare verhalen, in een huiselijke setting. Het genre, ontdaan van de wat beschimpende lading die Ter Braak erin legde, wordt tegenwoordig door veel auteurs beoefend. De romans van Anna Enquist en Margriet de Moor leggen bijvoorbeeld vaak de levens en het drama van kleine lieden vast, middels zorgvuldig gecomponeerde psychologische portretten. Een andere stroming binnen het huiskamerrealisme kent vooral aanhangers onder mannelijke schrijvers, die sober en stemmig schrijven over (jonge)mannen die zuchten onder hun protestantse geloof. Hiertoe kunnen we Gerbrand Bakker, Maarten ’t Hart en Jan Siebelink rekenen. En ook Rinus Spruit.

Een dag om aan de balk te spijkeren, Spruits eerste roman na zijn debuut De rietdekker (2009), is zo’n sober en stemmig verhaal over een jongeman, Maarten Rietgans, die worstelt met zijn leven. Het geloof is minder belangrijk dan bij iemand als ’t Hart of Siebelink, maar speelt zeker een rol. Maarten probeert wat te doen met zijn leven, maar ondermijnt zichzelf telkens weer. Hij wil de beste zijn, hij zoekt naar perfectie – maar hoe velen is die volmaaktheid ook daadwerkelijk gegund en gegeven?

Een klap verkopen
Er is een hoop dat mij stoort aan deze Maarten Rietgans. Het is een in zichzelf gekeerde jongen, die niet of nauwelijks communiceert en pas op zijn leven reflecteert wanneer hij echt niet anders kan. In de liefde zoekt hij de ware en kan zich daarom nooit volledig overgeven aan een relatie, hij wil de beste zijn in zijn werk en komt daarom nooit tot iets. Maarten is een personage om tegen te schreeuwen, een personage dat je het liefst een klap verkoopt in de hoop dat hij zijn leven gaat beteren.

Sympathie kon ik niet opbrengen voor Spruits tragische hoofdpersonage. Het tragische van Maarten is dat hij door zijn eigen karakter nooit kan bereiken wat hij wil worden, nooit kan komen waar hij wil zijn. Hij heeft last van een minder- én een meerderwaardigheidscomplex, zo analyseert hij zelf, en zodra de een bedwongen is, brengt de ander hem ten val. ‘Maarten Rietgans, rondtrekkend verpleegkundige, reiziger in angst, handelaar in ongenoegen,’ heet het in deze roman. In mij schuilde hoop dat het misschien toch nog goed zou komen met Maarten, dat hij over zijn angst en ongenoegen heen zou kunnen komen.

Verstild tonen
Ook op het proza van Een dag om aan de balk te spijkeren is het een en ander aan te merken. Spruit schrijft doorgaans verzorgd, maar weet ook draken van zinnen op papier te krijgen. ‘Hij krijgt er geen cent voor maar wordt er rijker van’, bijvoorbeeld, of: ‘Vaders hart is stil blijven staan toen die dokter in mijn hart aan het rommelen was.’ Dit is ongeïnspireerd clichéproza, ontdaan van originaliteit en verrassing. Eerder merkte de verteller al op dat Maarten een ‘wij-gevoel’ heeft ‘laten ontstaan’ bij de werknemers in een verzorgingstehuis waar hij werkt, en dan ga je naarstig op zoek in je geheugen naar andere vertellers die dergelijke, lelijke woorden in de mond nemen. Of een verteller die over de hoofdpersoon zegt: ‘Hij zit “te zijn”, te genieten van de rust die hij in zich voelt.’ Hoe onnauwkeurig! Van een roman verwacht ik dat dat ’te zijn’ verder en preciezer ingevuld wordt, en dan wel zo, dat ik ’t zelf niet had kunnen bedenken. Dat gebeurt niet in deze roman.

Er wordt te veel verteld en te weinig getoond in Een dag om aan de balk te spijkeren. Spruit sprint in een kleine 200 pagina’s door een mensenleven, licht episodes uit dat leven en staat er dan even bij stil. Te weinig, want als hij langer rust neemt, kruipt het proza onder de huid van de lezer. Even lijkt Maarten succes te hebben als fotograaf. Hij toont een deel van zijn portfolio aan zijn vader en diens buren en vrienden. Aan het eind van deze prachtige scène staat er: ‘De aanwezigen zagen tot hun verbazing Rietgans vanaf een stilstaand beeld tot leven komen. Ze waren er stil van.’ Dan is de lezer ook even stil en verbaasd; hij heeft de diaserie gevolgd en mentaal gereconstrueerd en dan verstilt de tijd in een serie foto’s van Maartens vader die appels schilt, met minieme verschillen in diens houding. Ik kan het me voorstellen, dit magische moment in de kamer, en het wordt ook mijn magische moment tijdens het lezen. Het hoogtepunt in een roman die meer had kunnen zijn.

Film / Films

Denk jezelf gelukkig

recensie: Happy

.

~

Een riksjachauffeur uit de sloppenwijken van India opent de film. Hij vertelt dat hij ondanks zijn armoede gelukkig is, omdat hij familie en vrienden heeft. Een Amerikaanse vrouw vertelt vervolgens dat zij zich na haar gezichtsverminking gelukkiger voelt dan ervoor. Happy zet hiermee de toon, we zouden ons gelukkig moeten voelen met de dingen die we hebben en geen hebzucht moeten najagen. Kortom: geld maakt niet gelukkig.

Happy numbers


Om dit te bewijzen, worden verschillende onderzoekers en psychologen geïnterviewd die de wetenschap van geluk onderzoeken. De eerste cijfers die worden getoond, liegen er niet om, maar zijn tegelijkertijd ook niet verbijsterend. Ons inkomen is in de afgelopen vijftig jaar namelijk gestegen, maar ons geluk niet. Wat wel bewonderenswaardig is, zijn de resultaten die laten zien waaruit ons geluk bestaat. Zo wordt er gesteld dat vijftig procent genetisch is bepaald. Slechts tien procent bestaat uit status, geld, carrière en objecten. De resterende veertig procent bestaat uit gedrag en het maken van keuzes. Dat betekent dat we veertig procent van ons geluk zelf in de hand hebben en kunnen ontwikkelen. Zoals met alle vaardigheden baart oefening kunst en zul je, naarmate je jouw ‘geluksflow’ vaker ervaart, gelukkiger worden. Deze ‘flow’ kan gehaald worden uit bijvoorbeeld hobbies. Diepte-interviews met mensen over heel de wereld tonen aan dat de meesten van ons hun geluk vinden in altruïsme, tijd doorbrengen met familie en vrienden, delen met anderen en deel uitmaken van een gemeenschap.

Geluk moet je niet najagen

~

Happy geeft hiermee enigszins een vertekend en eenzijdig beeld van het begrip geluk. Er wordt bijvoorbeeld niet ingegaan op de vraag hoe we geluk ervaren en wanneer we geluksmomenten beleven. Het enige waar de makers op hameren is dat geluk in de kleine dingetjes van het leven zit. Daar kunnen wij in onze gejaagde westerse maatschappij nog iets van leren. We zijn te prestatiegericht, waardoor we het eigenlijke doel missen. De tien procent geluk die wij uit carrière en status halen, schijnt volgens de makers van Happy ook averechts te werken. Een inkijk in de Japanse cultuur laat zien hoe te veel werken kan leiden tot de dood. Helaas worden er in de documentaire geen andere ongelukkige voorbeelden gegeven.

Al met al is Happy hoopgevend, omdat we kunnen leren gelukkig(er) te zijn. De documentaire laat zien dat ‘zelfs’ arme mensen, of eigenlijk juist arme mensen, ook gelukkig kunnen zijn. Jammer genoeg biedt deze zes jaar lange zoektocht geen nieuwe inzichten. Het is eerder een verzameling van inzichten die we al hadden, verpakt in een nieuw jasje. Hoe dan ook, de verschillende prijzen die de film heeft gewonnen, zal Belic ongetwijfeld gelukkig stemmen.

Boeken / Fictie

Svevo van begin en einde

recensie: Italo Svevo (vert. Tom de Keyzer) - Een strijd

Italo Svevo, nom de plume van Ettore Schmitz, was één van de grote modernisten en is vooral bekend door zijn roman De bekentenissen van Zeno (1923). Dat Svevo meer lezenswaardigs heeft geschreven bewijst Een strijd.

De kleine Amsterdamse uitgeverij Serena Libri wil het Nederlandse publiek bekender maken met de Italiaanse literatuur. Het smaakvol vormgegeven Een strijd, met daarin het begin en het einde van Svevo’s schrijverschap, vormt daarvoor een goed begin. Daarnaast is het boekje, dat het verhaal ‘Een strijd’ en ‘De novelle van de goede oude man en het mooie jonge meisje’ bevat, ook een goed begin voor eenieder die het oeuvre van Svevo (verder) wil verkennen.

Een strijd is geschreven in 1888, toen Svevo 27 jaar oud was. In zijn voorwoord schrijft vertaler Tom de Keyzer dat de plot van het verhaal nogal negentiende-eeuws is: een dichter en een sporter vechten om de hand van een jonge vrouw, ‘een deerntje’ in de woorden van Arturo, de dichter. Het literatuurhistorische belang van dit verhaal ligt echter daarin, dat Svevo van de dichter een antiheld maakte, een inetto, letterlijk een ‘ongeschikte’; een loser dus.

Een eerste inetto
Deze figuur blijft Svevo in zijn hele carrière gebruiken, met Zeno als bekendste voorbeeld. Ook de hoofdpersoon uit ‘De novelle’, een rijke zakenman uit Triëst, is zo’n inetto. Dit verhaal, dat vertaald werd door Els van der Pluijm, is in 1929 geschreven, slechts een paar maanden voor Svevo’s dood. Zo bevat Een strijd het begin en het einde van zijn schrijverschap, wat iedere lezer tot vergelijken zal uitnodigen. Het maakt van de bundel een extra boeiende uitgave.

Met die kennis in het achterhoofd leest Een strijd inderdaad als een debuut: het is een melodramatisch verhaal vol grote gebaren en grote passies. Er staat hier liefde op het spel, er is rivaliteit tussen twee uitersten, de taal is soms nog wat onevenwichtig. Zoals hier: ‘[Arturo] had Rosina niet nodig; hij had zijn kunst, zijn muze, daar moest hij het maar mee stellen.’ Met die laatste clausule, een soort achterafzin, kleurt Svevo een beetje buiten de lijntjes. Toch spreekt ook hier al een man met zelfvertrouwen, een schrijver die weet wat hij zeggen wil. De verteller leidt de lezer effectief door het verhaal, zoals bijvoorbeeld hier: ‘[Rosina] was echter niet de vrouw die deze liefde in [Arturo] had doen ontkiemen, het was een oude liefde die hij nu op een ander projecteerde.’ Het psychologisch portret wordt scherp geschilderd.

Een sombere man
‘De novelle’ is geschreven door een oudere, meer volwassen schrijver. Het verhaal is bedaard en grauw, de romantiek verdwenen. Een oude man verleidt een jong meisje, of wellicht andersom, maar een hartaanval noopt hem de relatie te verbreken. Vanuit zijn kamer levert hij commentaar op het leven buiten, terwijl hij begint aan een werk over ouderen en jongeren. Die studie illustreert onbedoeld waarom hij zelf is mislukt. De man bedriegt zichzelf, net als Arturo eerder, en allebei doen ze dat zonder het zelf te weten.

Dat maakt van ‘De novelle’ een tragisch verhaal, extra geaccentueerd door de handelingen van de Eerste Wereldoorlog op de achtergrond. De oude man verdient bakken met geld aan de oorlogshandelingen, maar ergert zich wel aan de lange rijen armen die iedere dag voor de bakker staan. Het is, aldus De Keyzers voorwoord, een satire op Svevo’s eigen werkzaamheden gedurende die oorlog, maar past ook perfect in het verhaal: deze oude man kan van alles vinden, uiteindelijk doet hij niks en is hij een inetto. In afwachting van zijn dood sombert hij wat af achter zijn bureau.

‘Heel kinderachtig’
Enige woorden moeten worden besteed aan Svevo’s vertellers, vooral die van ‘De novelle’. Deze steekt voortdurend een belerend vingertje op achter de rug van de oude man, en doorspekt zijn vertelling met zinnen als deze:

Hieraan kunnen we zien hoe oude mensen in de regel functioneren. Bij de jongeren wordt elk afzonderlijk uur in beslag genomen door de meest uiteenlopende gevoelens, terwijl bij ouderen elk gevoel zijn eigen tijd heeft.

Dit proza is  misschien gelicht uit het werk dat de oude man aan het schrijven is. Het mag soms irritant zijn, de tekst is gelukkig ook doorspekt met geestige commentaren: ‘Hij benijdde iedereen die onbelemmerd over straat liep. Heel kinderachtig.’ De inetti worden zeker niet gespaard.

Een strijd verschijnt hier voor het eerst in vertaling, en ‘De novelle’ is opnieuw vertaald. Het zijn prikkelende verhalen, die nieuwsgierig maken naar meer – gelukkig heeft uitgeverij Athenaeum De bekentenissen van Zeno een paar jaar terug nog in hun Perpetua-reeks uitgebracht. De kenners van dat werk raad ik aan Een strijd te kopen en te lezen, en tegen hen die deze roman een te grote hap in een keer vinden zeg ik: Een strijd is het ideale opstapje naar het werk van deze hoogst boeiende auteur.

Film / Achtergrond
special: Pacific Rim

Twee recensenten en een film: Pacific Rim

Twee recensenten, een film en enkele biertjes. Dat moet welhaast tot een hevige discussie leiden, met botsende meningen en verhitte stemverheffingen. Of zorgt Pacific Rim onverwachts voor een harmonieus samenzijn? Wees getuige van een avondje filmische 8WEEKLY-dynamiek en ontdek wat onze recensenten van Del Toro’s blockbuster vonden.

[Erik] Ralph, waar gaat deze film eigenlijk over? 

[Ralph] Deze film gaat over overmaatse insecten uit een andere dimensie (Kaiju) die worden bestreden door stalen macho’s van absurde proporties (Mechrobots). Gegoten in een bombastische film met het tempo van een Formule 1-auto is het voor de kijker vrij lastig om enige diepgang in de film te ontdekken. Met een overkill aan digitale effecten lijkt het al gauw alsof je naar een computerspel kijkt dat gespeeld wordt door verveelde pubers. De een doet de Mechrobot, de ander de Kaiju. Tel daarbij de lelijke belichting op en je begint je af te vragen wat er in hemelsnaam gaande is in blockbusterend Hollywood. En hoe kon Del Toro zich zo verliezen!?

En tsja, tussen de warrige explosies, overdreven vechtscènes en brandende wereldsteden is er een meisje met een trauma en bloeit er uiteraard ook nog een romance op.

Kort samengevat heb ik de film als een grote teleurstelling ervaren.

Kun jij de film in een of ander perspectief kaderen, Erik? Gezien die Kaiju afgeleid is van de Godzilla-films van weleer.

~

[Erik] Een grote vraag voor een film die verre van grootsheid blijft. Del Toro geeft zelf al aan in een van de vele extra’s op de BluRay dat hij bewust gekozen heeft voor een op zichzelf staande film. Zonder verwijzingen naar bestaande monsters (de Kaiju) of hommages aan andere films. Hoewel hij uiteraard wel de oude Kaiju-traditie nieuw leven in wilde blazen. Helaas is er hier niet echt sprake van nieuwe levenslucht, maar eerder van een kiss of death. In het licht van de huidige technologie zijn de oude stop-motionfilms met plastic poppetjes rondom Godzilla, King Kong et cetera hopeloos verouderd, maar wonderwel kijk ik liever nog een keer een oude Godzilla-film dan Pacific Rim. Nu we het toch over Godzilla hebben: Dit monster verbeelde de angst voor nucleaire technologie zoals de atoombom op Hiroshima in WO II. Het is een beetje vreemd dat een film die het genre wil eren juist kernwapens gebruikt om te trachten de Kaiju te vernietigen. In dat perspectief is dit geen eerbetoon aan, maar een aanval op het Kaiju-genre.

Er is dan misschien wel veel tijd gestoken in het ontwerpen van de diverse monsters, in de film zie je daar weinig van terug. Door de (onder)belichting lijken alle Kaiju op elkaar en valt de beoogde individualiteit in het water. En daarmee krijg je ook geen enkel moment de binding tussen monster en kijker, die je wel hebt bij Godzilla of King Kong. Dat waren echte karakters die de menselijke acteurs vaak ver achter zich lieten. Dat had bij Pacific Rim trouwens ook goed gekund. Niet omdat de monsters zo karaktervol zijn, maar omdat de menselijke acteurs zo inhoudsloos worden neergezet. Nergens kun je de film op enige diepgang betrappen. Sommige rollen zijn zelfs zo eendimensionaal dat je bijna van nuldimensiaal zou gaan spreken. En de romance waar jij op doelt is voor mij niet meer dan een halfslachtige poging tot een romantic interest, die op z’n best uitmondt in een oppervlakkige vriendschap tussen man en vrouw.

Maar wellicht heb jij ergens een diepere laag kunnen ontdekken die mij ontgaan is?

[Ralph] Of ik ergens een diepere laag heb gevonden? Nu ja, onder de Pacific Rim blijkt dus een breach (portaal) te zijn naar een ander universum. Buiten dit om heb ik weinig diepgang gevonden. Ik kan een poging wagen. De film lijkt zich namelijk op meerdere markten te richten. Zoals de Aziatische filmmarkt, waar Hollywood het met de jaren steeds minder goed doet. Door het probleem waar de wereld mee te maken krijgt universeel te maken, zijn allerlei internationale conflicten vrij rap beslecht. Zo kan het dat de Russen naast de Amerikanen en Chinezen vechten en werken een Amerikaan en een Japanse samen. De Arabieren blijven nog even achterwege, dat was waarschijnlijk een brug te ver voor Hollywood.

De Zwitserse psychiater C.G. Jung zei eens dat een buitenaardse bedreiging de meest voor de hand liggende oorzaak voor wereldvrede zou zijn. Tot die tijd zouden de volkeren in hun drift naar hegemonie elkaar blijven bestrijden. Dit idee (al vermoed ik dat dit toevallig in deze film is terechtgekomen) krijgt haar uitwerking in Pacific Rim.

Wat is er eigenlijk echt bij je blijven hangen van de film?

~

[Erik] Alle zaken waarvan je niet hoopt dat ze blijven hangen. Je wilt dat een film beklijft vanwege zijn schoonheid. Een schoonheid die terug te vinden is in de beelden, het verhaal of de diepgang. Je hoopt dat je nog dagenlang mijmert over de diepere betekenis, dat de vragen die de film opwerpt over het leven en de dood nog lang door je hoofd spoken. Maar bij deze film blijft daar niets van hangen. En dat kan ook niet, want dat zit er allemaal niet in. Wat er wel in zit? Slechte acteerprestaties, weinig tot geen karakterontwikkeling, onoverzichtelijke gevechtsscenes en een summier en voorspelbaar plot. Dit alles op middelmatige wijze in beeld gebracht. Dat is wel zo’n beetje wat er is blijven hangen.

Een voorbeeld dat aansluit op jouw verwijzing naar Jung is de rol van Burn Gorman als de Duitse wetenschapper Gottlieb. Zelden heb ik een gestoorde wetenschapper zo verschrikkelijk slecht en clichématig neergezet zien worden. Ook niet in komedies waarin het beeld van de licht waanzinnige wetenschapper sterk uitvergroot wordt om een komisch effect te behalen. In een dergelijke komedie zou Gorman al een modderfiguur slaan met zijn vertolking van een mad scientist, maar in deze film is het ronduit irritant. Je wilt deze man het liefst een langzame pijnlijke dood toewensen. Het is dat ik een beschaafd recensent ben, want anders…

Wat denk je? Kunnen we al een weloverwogen oordeel vellen over deze film?

[Ralph] Ja, er valt weinig aan toe te voegen wat niet reeds gezegd is. De film krijgt van mij een magere anderhalve ster. Del Toro heeft zich lelijk aan dit megalomane wangedrocht vertild! Toch hoeft hij het schaamrood niet op de kaken te krijgen. Daarvoor is er teveel andere troep gemaakt dit jaar.

[Erik] Voor iemand die een pareltje als Pan’s Labyrinth het levenslicht heeft laten zien zou ik dit wangedrocht wel degelijk het schaamrood op Del Toros aangezicht willen laten sieren. En misschien zou ik er nog een halve ster bovenop gooien omdat Pacific Rim toch mooi twee recensenten uren bezig heeft weten te houden. Maar dat zou teveel eer zijn. Anderhalve ster dan maar. En dan mogen ze nog in hun handjes knijpen.

Muziek / Achtergrond
special: Sammy Walker

Een vergeten vanger in het graan

In het dorpje Hayesville in North Carolina woont een 61-jarige voetnoot bij de muziekgeschiedenis. Sammy Walker is zijn naam, en eens leek hij voorbestemd om in de roemruchte voetsporen van Woody Guthrie en Bob Dylan te treden.

~

Het is allemaal anders gegaan. Anno 2013 wordt Walker hoogstens nog herinnerd om zijn bijrol in het leven van de legendarische protestzanger Phil Ochs (1940-1976). De veelbelovende platen die Walker tussen 1975 en 1979 opnam verdwenen geruisloos uit zicht van het grote publiek, dat hem al gauw afdeed als Dylan-imitator. In latere jaren verscheen Sammy’s naam slechts nog sporadisch op albums voor obscure platenlabels, waaronder het recente Misfit Scarecrow (2008). Wat ging er mis? En hoe kijkt Sammy Walker terug op zijn carrière? Na decennia van radio- en internetstilte stemde hij in met een interview.

Zullen we even terug in de tijd reizen? Op 23-jarige leeftijd verscheen uw debuut Songs for Patty (1975). Hoe bent u de muziekindustrie ingerold?
Ik ben geboren en getogen in Georgia en speelde rond mijn twintigste in het clubcircuit. Folkartiesten als Woody Guthrie, Bob Dylan en Pete Seeger waren mijn inspiratiebronnen. Een demotape belandde bij een radiozender in New York, en daar mocht ik live optreden. Het toeval wilde dat Phil Ochs, een van mijn muzikale helden, mij op de radio hoorde. Hij zocht contact en niet veel later had hij me een platencontract bij Folkways Records bezorgd en produceerde hij mijn eerste album.

Hoe kijkt u terug op uw eerste stappen in de muziek, die samenvielen met het laatste levensjaar van Phil Ochs?
Ik heb veel aan Phil te danken. Zonder hem was mijn carrière misschien wel niet van de grond gekomen. Bij onze eerste ontmoeting was hij hoffelijk en vriendelijk. Later, tijdens de opnamesessies, bracht hij veel vrienden en drank mee, en leerde ik zijn andere kant kennen. Maar de verhalen over zijn geestelijke problemen en waanzin heb ik nooit zo geloofd. Veel daarvan was volgens mij aan de alcohol te wijten.

Hoe reageerde u op zijn zelfmoord in 1976? Ik weet dat Phils vriend Tom Paxton met veel verdriet en onbegrip reageerde in zijn nummer ‘Phil.
Zoals ik zei, ik ben Phil altijd dankbaar geweest. Bij mijn derde album Blue Ridge Mountain Skyline (1977) schreef ik het nummer ‘Legends‘ voor hem. Op dat nummer ben ik altijd trots geweest.

Na uw debuut kreeg u de kans om twee albums op te nemen voor Warner Brothers: Sammy Walker (1976) en Blue Ridge Mountain Skyline (1977). Hoe was het om meteen voor zo’n beroemd label te werken?
Die platen zijn allebei geproduceerd door Nick Venet. Hij zocht de muzikanten uit, en wist enkele van de beste van die tijd te strikken, zeker voor de westkust van de VS. Jim Gordon speelde drums, Waddy Wachtel guitar. Peter Jameson en Lyle Ritz deden mee. En James Burton speelde dobro op ‘Catcher in the Rye‘. Dat was het favoriete nummer van Phil Ochs.

Het is gebaseerd op het boek van Salinger, toch? Haalde u altijd al veel inspiratie uit literatuur?
Ik las Catcher in the Rye op mijn veertiende en nog eens op mijn eenentwintigste toen ik dat nummer schreef. Maar ik ben eigenlijk nooit zo’n grote lezer geweest. Ik was niet zoals Dylan, die zich in poëzie verdiepte en zo ideeën opdeed. Ik weet vaak niet waar mijn teksten vandaan komen. Bij een nummer als ‘Brown Eyed Georgia Darlin’ kan ik me zelfs niet herinneren hoe ik het schreef. Het is bijna alsof iemand anders mijn pen vasthield en de woorden op papier zette. Maar ik heb het altijd een goed nummer gevonden – wie het ook geschreven heeft!

En had u qua gitaarspel belangrijke voorbeelden? Er is veel ingenieuze fingerpicking op uw platen te horen, vaak in open stemmingen.
Ja, nummers als ‘Brown Eyed Georgia Darlin’, ‘Catcher in the Rye’ en veel liedjes op mijn eerste album voor Folkways speel ik in open stemmingen met een capo. Maar dat heb ik min of meer op eigen houtje uitgevonden. Begin jaren zeventig waren er nog maar weinig gitaristen die open stemmingen gebruikten, behalve misschien wat bluesmuzikanten. Een nummer als ‘Days I Left Behind’, in open E-stemming, heb ik al in 1971 geschreven.

Leidde de sterrencast die u bijstond op Sammy Walker en Blue Ridge Mountain Skyline tot uw grote doorbraak?
Om eerlijk te zijn: dat is er nooit echt van gekomen. De recensies waren positief en Sammy Walker werd het beste debuutalbum van 1976 genoemd. Maar ik werd ook veel vergeleken met andere folkartiesten, zoals John Prine en Bob Dylan. Prine kende ik op dat moment niet eens, maar Bob Dylan is een belangrijke inspiratiebron geweest. Toch is de vergelijking niet goed voor mijn carrière geweest. Als je eenmaal weggezet bent als Dylan-imitator, zijn er veel mensen die je muziek geen eerlijke kans meer geven. Bovendien werd ik nauwelijks gepromoot en werden er maar weinig goede optredens voor me geregeld. Dat was erg teleurstellend: ik had veel meer van die albums verwacht. Maar na Blue Ridge Mountain Skyline werd mijn contract met Warner Brothers ontbonden, en een paar jaar na mijn debuut bleek dat ik met mijn muziek niet genoeg geld kon verdienen.

En toen was het met je muziekcarrière gedaan?
Ik nam nog wel een album met liedjes van Woody Guthrie op voor Folkways Records, maar daarna was het heel lastig om weer een platencontract te krijgen. En ik kwam niet uit een rijke familie, zoals sommigen van mijn collega-muzikanten, dus kon ook nergens op terugvallen. Jarenlang heb ik in een winkel gewerkt om brood op de plank te krijgen. Muziek deed ik alleen nog als hobby. Eind jaren tachtig heb ik wel via een vriend nog in Italië opgetreden, en daar is het live-album Sammy Walker in Concert (1990) opgenomen. Dat verkocht wel aardig in Europa, en een paar jaar later mocht ik voor Brambus Records in Zwitserland het album Old Time Southern Dream (1994) opnemen.

Waarna we bij je recente album uitkomen, Misfit Scarecrow (2008), dat goed werd ontvangen. Heb je de laatste jaren ook weer meer opgetreden?
Alleen hier in de buurt in North Carolina. Maar ik ben blij dat ik dat album heb mogen opnemen. De oprichter van het platenlabel, Dolph Ramseur, is een goede vriend van mij en geeft nu albums uit van artiesten als de Avett Brothers. Zo ben ik ook bij zijn platenlabel terechtkomen.

En de laatste paar jaar zijn ook je oudere albums, die lang niet verkrijgbaar waren, weer te koop, via online muziekdiensten. Hoe kijk je tegen deze nieuwe ontwikkelingen aan?
Voor mij is het waarschijnlijk een zegen, omdat mijn muziek weer beschikbaar is voor mensen die er in geïnteresseerd zijn. Ze hebben de fysieke albums misschien niet, maar dat maakt niet zoveel uit. Helaas verdien ik er niets aan. Misschien de platenmaatschappij wel. Maar dat doet er uiteindelijk ook niet toe. Het gaat er mij om dat mensen mijn muziek weer kunnen horen, want ik denk dat sommige mijn nummers meer luisteraars verdienen.

En hoe zie je in bredere zin de muziekwereld anno 2013? Denk je dat er een toekomst is voor de sociaal bewogen folkmuziek die jij maakt, en mensen als Woody Guthrie en Phil Ochs voor jou?
Ik denk niet dat dat soort liedjes ooit weer zo populair worden als in de jaren zestig. Tegenwoordig is muziek als rap en hiphop het populairst in Amerika. Maar daar kan ik weinig mee. Ik hou van muziek met enig gevoel voor melodie. En soms lijkt het alsof veel mensen het verleerd zijn om echt naar de woorden van liedjes te luisteren. Ik weet niet hoeveel mensen nog stil kunnen zitten om naar de tekst luisteren en na te denken over de woorden. Gelukkig blijven er altijd uitzonderingen, die door dit soort muziek beïnvloed worden en blijven luisteren naar muziek die grotendeels om de woorden draait. 

Kunst / Expo binnenland

Een vage notie van gemeenschappelijkheid

recensie: Irwan Ahmet & Tita Salina, Maja Bekan, Zhana Ivanova, Jatawangi Art Factory, Maryanto, Papermoon Puppet Theater, Read-in, Dušan Rodic, Vincent Vulsma en Wok the Rock - Made in Commons

Volgens de zaaltekst is Made in Commons ‘een alternatief op het paradigma van het marktdenken’. Een nogal complexe doelstelling, die iets te hoog gegrepen lijkt. Het voornaamste wapenfeit van de tentoonstelling blijkt uiteindelijk het laten zien van de problematiek die komt kijken bij het delen van zaken.

Made in Commons komt voort uit een samenwerking tussen het Stedelijk Museum Bureau Amsterdam (SMBA) en KUNCI Cultural Studies Centre, gevestigd te Yogyakarta en de deelnemers zijn dan ook een mix van in Indonesië en in Nederland gevestigde kunstenaars. De werken zijn voor het overgrote deel speciaal voor deze gelegenheid gemaakt, allemaal rond het onderwerp ‘commons’. Ooit was ’the commons’ een stuk land waar iedereen zijn vee mocht laten grazen. Made in Commons doet een poging te laten zien wat de term tegenwoordig betekent, nu bijna iedereen zijn melk en biefstuk uit de supermarkt haalt.

Een gedeeld verleden


In een Indonesisch-Nederlandse samenwerking is het logisch dat de gemeenschappelijke geschiedenis ter sprake komt. In het werk van Irwan Ahmett & Titia Salina worden illegale immigranten uit Indonesië in verband gebracht met het koloniale verleden. Terwijl op de achtergrond ‘luister’ wordt geroepen door een groep Indonesische immigranten, is te zien hoe voor een traditionele Indonesische geneeswijze nog steeds een gulden wordt gebruikt. De kunstenaars lijken te suggereren dat de Nederlandse onderdrukking nooit is opgehouden, iets dat de twee landen nog steeds met elkaar delen. Dit werk laat meteen het probleem van de tentoonstelling zien. Het is een mooie illustratie van het begrip ‘delen’ en dat delen ook problematisch of zelfs pijnlijk kan zijn. Het heeft echter niets te maken met de ambities van de curatoren om een nieuwe betekenis te geven aan ’the commons’ laat staan ‘een alternatief op het paradigma van marktdenken’.

Foto: Gert Jan van Rooij

Foto: Gert Jan van Rooij

Langs elkaar heen praten


Helaas geldt dit ook voor de video van Zhana Ivanova, hier wordt eveneens de problematische kant van delen getoond, zonder oplossingen of alternatieven. Het fascinerende werk laat zien wat er gebeurt als je een doel deelt, maar niet de middelen. By mutual agreement is een verslag van een gesprek over een spelletje tussen een man en een vrouw. Ze praten echter ieder over een ander spel. Tijdens het gesprek is er één regel waar beide gesprekspartners zich aan moeten houden: ze mogen het niet oneens zijn met elkaar. Het is interessant om te zien hoe de twee zich in allerlei bochten moeten wringen om het gesprek gaande te houden. In de versie die in het SMBA te zien is gaat het gesprek over roulette en trefbal, wat meteen problemen oplevert.

Vrouw (trefbal): ‘So, it`s outside, it has to be outside’

Man (roulette): ‘Yes, outside of your home’.

Foto: Gert Jan van Rooij

Foto: Gert Jan van Rooij

Raadselachtige kwinkslag


Een ander werk dat opvalt is 7 Nights van Vincent Vulsma – voornamelijk omdat het op geen enkele manier verband lijkt te houden met de tentoonstelling. Het werk bestaat uit zeven platen schuimrubber met inkepingen. De intervallen tussen deze inkepingen geven het slaap- en waakritme van een van de medewerkers van het SMBA weer. Een vrije interpretatie van een onderwerp kan zeer verfrissend zijn. Toch is dit minimalistische verslag van een zeer persoonlijke, individuele bezigheid binnen de context van deze tentoonstelling op zijn minst raadselachtig. Deze kwinkslag komt in de zeer kleine tentoonstelling van slechts tien werken niet tot zijn recht.

Het is een mooi gegeven om kunstenaars werk te laten maken voor een specifieke tentoonstelling. ‘Commons’ is door het verstrijken van de tijd zijn originele betekenis verloren, hiermee is de term volledig open voor interpretatie. Dit maakt de term en daarmee de tentoonstelling vaag. Veel werken hinten naar een notie van delen of gemeenschappelijkheid maar bieden nergens de maatschappelijke alternatieven waar de curatoren naar verwijzen. Wellicht hadden minder democratie en een strengere curatoriële vuist de tentoonstelling goed gedaan.

Boeken / Fictie

Op de vuist voor het meisje

recensie: Abdelkader Benali - Bad boy

Het is een verleidelijk verhaal om te vertellen: een kansarme jongen die opklimt tot wereldvermaarde vechtmachine om vervolgens neer te storten in de afgrond van niet te reguleren emoties. Losse handjes dus. Abdelkader Benali stapt nieuwsgierig de boksring in.

In interviews geeft Benali aan dat hij al aan dit boek werkte voordat ‘de affaire’ in het nieuws kwam. Het moest een verhaal worden over identiteit, over wie je bent als je tussen twee culturen leeft. En toen was daar opeens kickbokser Badr Hari. De kampioen zwaargewicht – met inmiddels wat smetten op het blazoen – die verdacht wordt van ernstige mishandeling van een zakenman in de Amsterdam Arena. Hari blijkt het perfecte karakter voor Bad Boy, een macho bokser met inmiddels zoveel dubieuze publiciteit aan zich gekleefd dat het, ongeacht de kwaliteit van deze roman, een uitstekende kruiwagen zal zijn voor de verkoop ervan.

Knock-out
Amir Salim, zoals de schrijver zijn hoofdpersoon doopt, verandert in no time van een moeizaam lerende puber waar niet veel van verwacht wordt in een getalenteerde topsporter. De Marokkaanse wortels raken snel uit het zicht als zijn luxe levensstandaard in sneltreinvaart toeneemt. Na de zoveelste gewonnen wedstrijd bezoekt hij met zijn vriendin Chanel een feest waar zij wordt lastiggevallen door een opdringerige gast die duidelijk onder invloed is van middelen en zich daardoor veel denkt te kunnen permitteren. Amir doet zijn ding, hij haalt uit en slaat de man knock-out.

Alles zou na vanavond anders zijn. Nooit meer zou er zomaar over hem gesproken worden alsof hij niks was. Zijn geweld was een uiting van liefde aan degenen die opmerkzaam genoeg waren om haar te voelen.

Pratend schaap
Natuurlijk is het Abdelkader Benali niet te doen om een geweldsdelict goed te praten, hij is er slechts om de zaken literair te duiden. Maar toch, in een Volkskrant-vraaggesprek: ‘Jullie snappen niet waar deze jongen vandaan komt. En als je dat niet begrijpt, is het makkelijk om de hink-stap-sprong te maken naar veroordeling’. Om vervolgens in eenzelfde beweging de wat potsierlijke racismekaart op tafel te werpen.

Ondertussen ligt er een aardige roman waarin Amir Salim na het heftige gebeuren even uit beeld moet verdwijnen en door zijn betrokken manager Fernandez naar Marokko wordt gestuurd. Daar kan hij in de luwte blijven en tegelijkertijd de met een reisgezelschap in de woestijn gestrande dochter van Fernandez opsporen.

Dat brengt Benali op zijn vertrouwde pad: de vernederlandste Marokkaan die in zijn vaderland verzeild raakt en zich daar probeert te handhaven in een mengeling van verbazing en vertrouwdheid – en plots is daar ook de gedachte aan Özcan Akyol, schrijver van Turkse afkomst die de door hem zo verfoeide migrantenliteratuur omschreef: ‘het is altijd hetzelfde, het gaat over een berg, een olijfboom en een pratend schaap…’

Krakkemikkig
Benali weet zich met Bad Boy te redden door zijn ervaring. Hij kan een niet alledaagse geschiedenis vertellen, in een taal die dromerig voortkabbelt om soms onderbroken te worden door een glasheldere dialoog. Enigszins krakkemikkige zinnen hier en daar zijn hem vergeven: ‘Aan de andere kant van de lijn brak een kakellach los’. Of: ‘De duisternis viel hier als een klap op tafel in’.

In de rol van sympathieke reisgids brengt Salim het verdwaalde reisgezelschap weer veilig naar de bewoonde wereld en schept daarbij voor zichzelf een eenvoudig open einde. Dat had niet anders gekund, want de afloop van deze affaire is ongewis, dus zelfs literair moeilijk in woorden te vatten. Er rest de schrijver niets anders dan in het hoofd van de bokser te blijven zitten, de Icarus uit Amsterdam-Oost die heeft geleerd zijn handen als wapens te gebruiken. Hij komt simpelweg op voor zijn meisje – want daar moeten ze vanaf blijven – en wendt zijn oerkracht aan om zijn verworven status te waarborgen.

Moet ik gestraft worden omdat ik het wurgende gevecht om mijn instinct in bedwang te houden heb verloren?

Film / Films

Ze zijn jong en willen maar een ding: elkaars moeder

recensie: Two Mothers

.

~

Het ongebruikelijke verhaal was voor Fontaine de reden om de novelle van Two Grandmothers van Doris Lessing te verfilmen. Fontaine moet de uitdrukking ‘het oog wil ook wat’ hoog in het vaandel gehad hebben staan. Dat slaat niet enkel op de extreem blauwe lucht en het parelwitte strand aan de Australische kust. Het zijn vooral de vier hoofdpersonages die een genot zijn om naar te kijken. De twee zoons (Xavier Samuel en James Frecheville) ogen als Abercrombie & Fitch modellen, daarnaast mogen Naomi Watts en Robin Wright als de twee moeders er ook zeker zijn. Fontaine weet de spanning tussen het viertal goed op te bouwen. Er hangt aan het begin meteen een bepaalde sensualiteit in de lucht die het signaal geeft dat het slechts een kwestie van tijd is voordat de handen niet meer thuis gelaten kunnen worden.

Origineel of ongeloofwaardig?


Originaliteit kan in dit geval ook vertaald worden naar ongeloofwaardig. Ze lijken met zijn vieren een geïsoleerd leven te leiden waarin werk slechts bijzaak is. Lil (Watts) is weduwe en Roz (Wright) en haar partner gaan aan het begin van de film uit elkaar. De man in kwestie zien we daarna zelden. Surfen, zonnen, wijn drinken en seks zijn steekwoorden die een goed beeld schetsen van hun dagelijks leven. In het leven van de jongens, die rond de twinig zijn, is ook niet veel plaats voor vrienden. Op die leeftijd wil je natuurlijk niets liever dan enkel met je moeder en de moeder van je vriend optrekken. Verder zijn er gedurende de film weinig vuiltjes aan de lucht te bespeuren, hoewel je zou verwachten dat de narratieve ontwikkeling de nodige complicaties met zich meebrengt. Op het moment dat Lil achter de affaire komt van haar zoon en Roz, is haar reactie: hetzelfde doen met de zoon van Roz. Moedergevoelens blijven daarbij buitenspel.

~

Fontaine heeft zich met name gefocust op de hartstochtelijke momenten tussen de geliefden, waardoor de personages wat vlak blijven. Ondanks dat, overtuigt de liefde tussen vooral Roz en Ian (Samuel) wel. Door het sterke acteerwerk van Wright en Watts en de chemie die zij als vriendinnen hebben, weten zij hun personages net dat beetje extra te geven. Het onconventionele verhaal zorgt ervoor dat de nieuwsgierigheid gedurende de film aangewakkerd blijft. Het moment dat beide dames denken dat de romances niet oneindig door kunnen blijven sudderen, brengt een plotwending met zich mee die het verhaal een zekere boost geeft.