Boeken / Fictie

Hopen op de volgende

recensie: Anne van den Dool - Achterland

In 2013 won de toen 19-jarige Anne van den Dool de Volkskrant-schrijfwedstrijd. Het winnende verhaal heeft ze in een jaar omgewerkt tot haar net verschenen debuutroman, Achterland. Een verhaal dat wel wat meer tijd had verdiend.

‘Het verhaal gaat vooral over gedachten, minder over dingen die gebeuren,’ zegt Van den Dool over Achterland ergens in een online-interview. Dat klopt. De plot laat zich eenvoudig samenvatten: Emma, van dezelfde leeftijd als de schrijfster, lijdt onder haar obsessief-neurotische moeder, Marie geheten. Op een dag wordt het haar te veel en ze verlaat het ouderlijk huis om bij haar vriend Frank te gaan wonen. Negen maanden na dit incident komt ze haar moeder tegen in een supermarkt. Ze gaan samen lunchen.

Poëtisch, maar slordig

De rest wordt gedacht. Aan de ene kant herinnert Emma zich dingen: ze vertelt over haar jeugd, over dingen die haar moeder heeft gedaan; aan de andere kant zijn er haar observaties en gedachten over wat ze ziet. Ze heeft een poëtisch oog: zo is de sterrenhemel ‘als een zonnescherm met piepkleine gaatjes erin, waar het zonlicht doorheen druppelde.’ Tegelijk heeft Emma ook veel woorden nodig om te zeggen wat ze wil zeggen, dat blijkt al uit voorgaand voorbeeld: ‘waar het zonlicht doorheen druppelde’ had weggelaten kunnen worden. Een ander voorbeeld komt wanneer Emma de rimpels op haar moeders gezicht beschrijft:

Ik zag de lijntjes die zo subtiel – maar toch zo duidelijk, als je ze eenmaal zag – uit haar ooghoeken waaierden en over haar voorhoofd liepen als de naden van behangen muren: je zag ze pas als je erop ging letten, en je vroeg je af hoe je al die tijd naar die wanden had kunnen kijken zonder die verticale strepen te zien.

Het ‘en’ in ‘uit haar ooghoeken waaierden en over haar voorhoofd liepen’ doet vermoeden dat Marie’s rimpels in één lijn van de ene ooghoek over haar voorhoofd naar de andere lopen. Aaneengesloten cirkels, zoiets. Daarna valt op dat ‘als je ze eenmaal zag’ erg op ‘je zag ze pas als je erop ging letten’ lijkt, waardoor er in feite twee keer dezelfde informatie in deze zin staat. Met een dergelijke kritische blik begint vervolgens ook de vergelijking met wanden te rammelen.

Er zijn meer momenten in Achterland waarop slordigheden in de weg staan van de leeservaring. Een lift heeft in Emma’s blik zes wanden, in plaats van vier, een plafond en een vloer. Later wordt ze in een optrekkende bus ‘door de zwaartekracht door het gangpad geslingerd’. Ook dat lijkt me niet correct. Eén van de meest vernietigende opmerkingen die je kan plaatsen komt naar voren: het werk van de redacteur is nog niet af.

Demon en kwelgeest

Van den Dool beschrijft sterk hoe haar hoofdpersonage langzaam ontdekt en accepteert dat zij meer op haar moeder lijkt dan ze wil toegeven. Emma wil ook het bestek precies recht leggen, zij wil ook zo net en schoon zijn – maar omdat zij van een afstand naar haar moeder kan kijken, ziet ze dat ze niet zo moet worden. Wanneer ze niet too much zijn, kunnen de in het verhaal gewoven details ontzettend krachtig zijn: zo valt Emma op dat haar moeder wit tapijt in de woonkamer heeft – tapijt dat erom schreeuwt vies te worden, waardoor Marie haar gekte gemakkelijk kan voortzetten.

Emma schildert haar moeder als een totale controlfreak, maar die hang naar het absolute is net zo goed van haarzelf. In zekere zin heeft zij nog geen onafhankelijke persoonlijkheid ontwikkeld: ze plaatst zichzelf ofwel in tegenstelling tot haar moeder, ofwel tot haar vriend. Dat absolute is ook terug te vinden in Van den Dools schrijfstijl, waarin – zoals Emma over iets anders zegt – de herhaling niet zozeer een stijlfiguur is, maar daadwerkelijk haar stijl. Het absolute sluit de lezer ook op in Emma’s hoofd, waardoor een echt zuiver beeld van haar moeder nooit oprijst. Marie is een demon en een kwelgeest, wier acties nooit helemaal goed in beeld komen, maar de uitwerkingen daarvan des te meer.

Valse start

Genoeg gesomberd. Achterland is het type debuut dat de auteur niet gelijk op de kaart zet, maar vooral laat zien hoeveel zij in huis heeft. De roman laat zien waar Van den Dool toe in staat is, én waar ze nog aan moet werken. Dat is niet noodzakelijkerwijs meer plot: Achterland zit doordacht in elkaar. Van den Dools kracht is juist ook haar zwakte: nu eens is haar taal ijzersterk, dan weer onduidelijk. De leeservaring wordt daardoor constant onderbroken, de lezer uit het verhaal gehaald. Laten we hopen op haar volgende werk, na deze valse start.

Boeken / Fictie

De val van Zuid-Afrika

recensie: Anna Louw (vert. Rob van der Veer) - Kroniek van Perdepoort

Anna Louw, in 2003 op 90-jarige leeftijd overleden, is één van de grote Zuid-Afrikaanse auteurs uit de twintigste eeuw. Toch is Kroniek van Perdepoort (1975) haar eerste in het Nederlands vertaalde roman. Een superieure plaasroman.

Louws bekende landgenoot J.M. Coetzee schreef ooit een essay over de plaasroman (letterlijk ‘boerderijroman’). Als kenmerken van het genre – waartoe bijvoorbeeld ook Marlene van Niekerks Agaat (2004) en Carina Stander’s Wildvreemd (2011) behoren; ook Coetzee’s eigen Disgrace (1999) lijkt erop – noemt Coetzee de verwevenheid van grond en familie, de nadruk op familiebanden en een patriarchale maatschappij. In zekere zin zijn de boerderijen waar plaasromans zich afspelen een microkosmos voor de gehele Zuid-Afrikaanse maatschappij.

De samenleving van Kroniek van Perdepoort is gevuld met apartheid. Het merendeel van de roman gaat over de herbegrafenis van de zestien jaar eerder overleden Koos Lotriet, die uitloopt op een drama. Tegelijkertijd wordt ook Fielies begraven, een zwarte jongen die twee dagen eerder door een boom om het leven gekomen is. De bevolking van het gebied kiest op basis van huidskleur voor één van de twee diensten.

Omgekeerde chronologie

Louws roman moet het niet hebben van een bijzonder spannende plot. Op vrijdag 7 maart bereidt de familie Lotriet zich voor op de herbegrafenis van hun voormalige pater familias, die de volgende dag plaats heeft. Daarbij valt de kist stuk op een aantal rotsen. Het lijk is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor ‘een paar handenvol grove aarde. Of beendermeel?’ De volgende dag, 9 maart, wonen dorpsbewoners de kerkdienst bij en roddelen over de Lotriets.

Het bijzondere van deze roman zit hem in de volgorde waarin deze gebeurtenissen gepresenteerd worden. Louw begint met de kerkdienst op 9 maart, waarna het tweede deel van de roman over de herbegrafenis vertelt en het laatste deel de familie in haar voorbereidingen volgt. Zo speelt Louw met haar lezers: omdat de dorpsbewoners een hekel aan hen hebben, komen de Lotriets er bijzonder slecht vanaf in het eerste en tweede deel. Tegelijkertijd wordt er dan al veel gesproken over de kist die pas in deel twee op de rotsen te pletter zal vallen.

Een familie en hun boerderij

Kroniek van Perdepoort is vooral een portret van een familie en hun boerderij, Perdepoort. Louw laat prachtig en subtiel zien hoe de hoogmoed van Koos Lotriet is doorgesijpeld en geradicaliseerd in zijn vijf zoons. Daar heeft de zonde zich met andere gemengd – de roman kent een uitgesproken religieus fundament. Zonder al te veel moeite kunnen de hoofdzonden aangewezen worden in de vijf kinderen: de een is afgunstig, de ander lui, weer een ander verslaafd of ontzettend gierig en de laatste wellustig.

Deze opzet wordt nooit schetsmatig. Wat namelijk vooral opvalt, is Louws superieure inzicht in familieverbanden, waardoor de Lotriets levensecht worden. Ze lijken personages van vlees en bloed. De op de achterflap geprinte dramatis personae is echter wel een dankbare toevoeging, zeker in het begin.

Niet alles overtuigt

Het verhaal van Kroniek van Perdepoort gaat hoofdzakelijk over de neergang van een vernederde en bespotte familie. Daarmee gaat de roman ook over de neergang van een maatschappelijk systeem gebaseerd op uitsluiting en hoogmoed. Al zou het na publicatie nog bijna twintig jaar duren voordat de Apartheid beëindigd werd, in deze roman wordt het failliet van dat systeem al aangekondigd (als het natuurlijk ooit niet al failliet was geweest).

Toch is dit sociale commentaar het zwakste deel van de roman. Het doet wat obligaat aan en Louw slaagt er niet in haar opmerkingen totaal te verweven in haar roman. De zwarte personages krijgen vaak namen als  ‘Bruintje’ en ‘Bosjesbaas’ en blijven over het algemeen aan de rand van het verhaal. Ze zijn er, maar ook niet helemaal. Maar dat wat er wel is, overtuigt.

Kunst / Achtergrond
special: Guido van der Werve

Uiteindelijk ben ik als kunstenaar volstrekt onbelangrijk

Videokunstenaar Guido van der Werve (1977) nodigt de kijker met extreme performances en eenvoudige schoonheid uit tot mijmeren en reflectie.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Fietsend door Papendrecht, het dorp waar zowel mijn ouderlijk huis staat als dat van videokunstenaar Guido van der Werve, schieten de shots van Nummer veertien, home (2012) door mijn hoofd. Hierin keert hij terug naar zijn geboorteplek. Wegflitsend op het schoolplein, in brand staand op een grasveldje, hangend aan een hijskraan boven het huis van zijn ouders, deelt hij zijn ervaringen, steeds begeleid door een orkest dat de door hem zelf gecomponeerde muziek ten gehore brengt. Vervlochten hiermee zijn de verhalen van twee van zijn jeugdhelden;  Alexander de Grote (336 v.C.-323 v.C.) en Frédéric Chopin (1810-1849). Het verhaal van veldheer Alexander de Grote wordt getoond tegen de achtergrond van ruïnes en kale velden. Het tweede deel, over Chopin, volgt Van der Werve als hij in triatlonvorm de weg aflegt van Warschau, waar Chopins hart ligt, naar zijn begraafplaats Parijs. Deze driedeling komt overeen met de structuur van het door hemzelf gecomponeerde requiem voor dit werk. Nummer veertien is Van der Werves meest recente videowerk en behoort tot de sportwerken‘ tussen 2008 en 2012, waarvan de beelden, ook begeleid door tekst, gebundeld zijn in het boek Nummer vijftien, at war with oneself (2013).

Guido van der Werve, Nummer acht, Everything is going to be alright, 2007, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Guido van der Werve, Nummer acht, Everything is going to be alright, 2007, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Hoe ga je te werk?
Ik ga heel intuïtief en vooral non-verbaal te werk, zoals de meeste beeldend kunstenaars. In die zin is het creëren van werk ook een verbaal ongrijpbaar proces. Soms, als een werk wat ouder is, heb je wat afstand en kun je in taal beginnen te begrijpen waar je op dat moment mee bezig was. Taal is echter een filter dus het vangt nooit de hele waarheid en volgens mij vaak niet eens een groot deel ervan.

Over Nummer acht, everything is going to be alright (2007) zei je dat het maken in feite vrij ‘saai’ was: nadat je op het idee van de ijsbreker was gekomen was het een kwestie van het uitvoeren van het idee. Bij Nummer veertien lijkt me dat het maakproces veel meer betekenis voor je had en veel meer was dan de totstandkoming van een idee of het toewerken naar een eindresultaat. Kun je iets vertellen over dat proces en hoe je te werk ging bij Nummer veertien?
De structuur is heel natuurlijk gegroeid gedurende een jaar, ook in samenwerking met de muziek. Het was een heel traag intuïtief proces. Op een geven moment had ik het idee dat alles structureel op zijn plaats viel en was ik ervan overtuigd dat dit zou kunnen werken.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Nummer veertien is autobiografisch, maar als kijker heb je niet alleen het idee dat je naar het verhaal van de kunstenaar kijkt, het werk blijft open. Vooral de beelden waarin je in je eentje door het landschap zwemt, fietst en loopt, nodigen uit tot introspectief mijmeren en om, net als in veel ander werk, als het ware met je mee te denken. Hoe heb je dit bereikt?
Ik ben opgeleid als klassiek pianist en de directe en intuïtieve manier van communiceren met het publiek is iets dat ik als vanzelfsprekend ben gaan beschouwen. Ik probeer op eenzelfde manier films te maken als componisten muziek. Een componist verzamelt ervaringen en gevoelens over een bepaalde periode en abstraheert deze vervolgens gevoelsmatig door middel van twaalf noten in sfeer. Deze sfeer heeft een bepaalde openheid en daardoor universele kwaliteiten die het publiek raakt, zonder dat er dat een specifieke verbale verklaring voor nodig is. Ik ga op dezelfde manier te werk. Ik gebruik mijn gemoedstoestand als zoeklicht om elementen (teksten, scenes, performances, muziek, verhalen) te verzamelen. Vervolgens abstraheer ik deze zo ver mogelijk, totdat alleen de kern overblijft. Mijn doel is om op deze manier een zo open mogelijk werk neer te zetten dat mijn publiek raakt, troost geeft en aanzet tot overpeinzing. Het gaat er uiteindelijk niet om wat voor mij persoonlijk relevant is in het werk, maar hoe het publiek zich er toe verhoudt. Elke keer als het publiek het werk ziet, ontstaat er een nieuwe band en dat is juist het kunstwerk en op die manier wordt het ook open; iedereen verhoudt zich op het andere manier tot het werk. Als het goed is doet de kunstenaar en zeker het wel en wee van de kunstenaar er niet meer toe.

De beelden van het Alexander de Grote-gedeelte laten zonder opsmuk de huidige ruïnes en kale vlaktes van zijn geschiedenis zien. Het is nuchter maar tegelijkertijd romantisch nostalgisch. Waarom wilde je dit verhaal op deze manier in beeld brengen?
Ik wilde ze laten zien zoals ze zijn. Ik heb ooit twee jaar klassieke archeologie gestudeerd en was altijd gefascineerd door dit soort schuldige landschappen. De afwezige elementen zeggen veel meer dan wat er nog van over is.

Is de titel van Nummer vijftien, at war with oneself representatief voor een rode draad in je werk van 2008 tot 2012?
Het zijn allemaal ‘sportwerken’. In de sporten die ik beoefen, probeer ik mezelf steeds te verbeteren en tot het uiterste te drijven. In een triatlon heb je vaak tien mensen die om de titel strijden, maar de 2500 anderen strijden tegen zichzelf.

Zie je strijd als een belemmering, of meer als een soort uitdaging en drijfveer?
Ik denk dat evolutie en zelfverbetering tot stand komen door middel van frictie. Je moet actief jezelf in moeilijke situaties plaatsen om vooruit te kunnen komen.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

Guido van der Werve, Nummer veertien, home, 2012, videostill. Courtesy of Monitor Gallery Rome, Gallery Juliette Jongma Amsterdam, Marc Foxx Los Angeles, Luhring Augustine, New York.

In je werken plaats je jezelf vaak in extreme situaties en zoek je de grenzen van je uithoudingsvermogen op. In Nummer acht loop je voor een ijsbreker, in Nummer negen draai je 24 uur lang op de Noordpool tegen de aarde in. Voor Nummer dertien beklom je een 7000 meter hoge berg, rende je 24 uur lang rondjes om je huis en voor Nummer veertien overbrugde je in triatlonvorm de 1600 kilometer tussen Warschau en Parijs. Waar komt het opzoeken van grenzen vandaan en wat voegt fysieke uitdaging voor jou aan het kunstwerk toe? Je zei in een interview dat je niet wil stilstaan en daarom blijft doorrennen, bezig blijft. Wat gebeurt er als je stilstaat?
Ik ben zelf enorm doelgericht, maar eigenlijk zijn persoonlijke drijfveren vaak irrationeel en moeilijk te duiden. Het zijn dingen die vaak terugkomen en daarom zullen ze ongetwijfeld een grote rol spelen in mijn persoonlijke leven. Ik heb een manier gevonden om deze om te zetten in mijn werk en dat is mijn manier om ermee om te gaan. Als ik hardloop denk ik aan niets en als ik stop word ik weer geconfronteerd met mijn gedachtes, demonen en de alledaagsheid waarin we leven. Ik ren dan ook niet om te finishen, maar ik zie de finishlijn als startlijn van de volgende race. Ik denk dat ik om deze reden bergbeklimmen niet begrijp. Ik loop liever om de berg heen, dan dat ik doelmatig naar de top ga. Ik ben niet geïnteresseerd in routes van A naar B, maar meer in wat er tussen ligt.

Er duikt wel eens opeens een soort absurde humor op in je werk, terwijl het geheel meestal niet bepaald lichtvoetig is. Is dat iets wat je noodzakelijk vindt of ontstaat dat meer spontaan?
Humor is onderdeel van ons en iedereen heeft een bepaald gevoel voor humor. Ik denk dat je in een goed kunstwerk alle kanten van de kunstenaar terug zou moeten kunnen zien. Volgens mij zijn een hoop kunstenaars bang om humor te gebruiken in hun werk, omdat ze denken dat humor het tegenovergestelde is van serieus. Ik merkte vanaf het begin dat het een erg goed middel is; mensen verhouden zich er toe en je kunt er zware dingen dragelijk mee maken.

Bij Nummer vier word ik geraakt door de muziek, maar daarbij speelt mijn eerdere ervaring en herinnering bij die specifieke muziek een grote rol. Bij Nummer veertien, waar je de muziek zelf hebt gecomponeerd, is het een nieuw geluid en niet vooraf al beïnvloed door mijn ervaring. Hoe verschilt het om je eigen muziek of die van een andere componist te spelen en te horen bij je werken?
Toen ik jong was, was ik het uitvoeren van andermans muziek op de piano een beetje zat. Maar terugkijkend  was ik toen veel te jong om mijn eigen muziek te durven schrijven. Het is op een bepaalde manier makkelijk en ook moeilijk om bestaande muziek te gebruiken. Enerzijds om dat het inderdaad al connotaties kan hebben en tegelijkertijd gebruik je een erkend meesterwerk voor je eigen kunst.

Wat was voor jou de reden om je eigen muziek te componeren?
Toen ik Nummer negen in 2007 had geschoten, wilde ik er een prelude van Rachmaninoff onder zetten, maar dat werkte niet. Nummer negen is erg minimaal van beeld en romantische muziek is nogal verhalend. Ik wist wat ik wilde en besloot twee weken voor de opening om mijn eigen muziek te schrijven. Dit opende de deur voor het componeren en ik heb in de jaren daarna veel geleerd en ik vind steeds meer vrijheid in de mogelijkheden van het schrijven van eigen muziek. Ik beschouw mijn werken een beetje als hedendaagse Gesamtkunstwerken.

Denk je dat videokunst altijd de voornaamste kunstvorm voor jou blijft of denk je dat je beeld misschien ooit inwisselt voor geluid?
Ik doe waar ik zin in heb en de ontwikkelingen en gebeurtenissen in mijn leven zijn vaak bepalend voor het werk dat ik maak en de ontwikkeling ervan. Ik sluit dus niet uit dat ik ineens iets totaal anders ga doen. Ik denk wel dat video mij erg goed ligt en dat ik er vanwege alle verscheidene aspecten goed in kan zijn. Ik ben bijvoorbeeld geen goede componist of atleet.

Guido van der Werve (1977) werd onder andere in 2005 en 2011 genomineerd voor de Prix de Rome en won in 2007 de Volkskrant Beeldende Kunst Prijs. Het Prins Bernard Cultuurfonds kende hem in 2012 de Charlotte Köhler Prijs toe. Na een eerdere nominatie in 2008 bekroonde het Nederlands Film Festival van der Werve in 2013 met het Gouden Kalf voor Beste Korte Film voor Nummer veertien, home (2012). Zijn werk maakt deel uit van onder anderen de collectie van De Hallen Haarlem, Stedelijk Museum Amsterdam, Hirshorn Museum in Washington DC en het Museum of Modern Art in New York.

Op 10 april 2014 presenteert Guido van der Werve zijn nieuwste boek Nummer vijftien, at war with oneself (2013) in het Stedelijk Museum in Amsterdam.

Film / Achtergrond
special: Winter's Tale

Winter’s Tale

.

Derde boekverfilming in deze reeks: Winter’s Tale. Joyce las het boek, Jeroen niet. Let op: dit stuk bevat spoilers!

Winter’s Tale is een vertelling van een Grote Liefde en even grote wonderen. Hoofdpersoon Peter Lake (Colin Farrell) breekt begin 20ste eeuw in bij de rijke familie Penn in New York. De zieke dochter Beverly (Jessica Brown Findlay) is nietsvermoedend thuis en de twee worden verliefd. Ieder mens heeft een wonder dat ervoor zorgt dat de wereld in balans blijft. Als Beverly sterft, kan Peter niet heengaan totdat hij zijn wonder vervuld heeft. De demon en maffiabaas Pearly Soames (Russell Crowe) heeft het op Peter voorzien en probeert hem ervan te weerhouden zijn wonder te volbrengen.

[Jeroen]
Ik vond de film enorm tegenvallen. Het was allemaal erg onduidelijk opgezet, zodat ik geen idee had wat er nou precies aan de hand was, wie alle personen waren in relatie tot elkaar en waarom de helft van de dingen uit de eerste act gebeurden. Toen ik eenmaal een beetje in het verhaal zat was het wel redelijk rechttoe rechtaan te volgen, maar verder ook niet echt uitzonderlijk. Een leuk momentje hier en daar, maar over het geheel genomen vond ik het niks.

[Joyce]
Als je het boek (met de gelijknamige titel) van Mark Helprin hebt gelezen is de film een constante kwelling. Het eerste kwartiertje was nog wel charmant, met de droogkomische ontmoeting tussen Peter en Beverly, maar daarna zit je alleen maar op de verschillen tussen boek en film te letten. En dat zijn er echt ontzettend veel. Eigenlijk kun je niet spreken van een verfilming, eerder van ‘heel erg losjes gebaseerd op’. De plot van de film is wel duidelijker dan in het boek. Ik zou je niet met absolute zekerheid kunnen vertellen waar het boek over gaat. Het ene moment denk je dat het een mythisch en absurd liefdesverhaal is en het andere moment lijkt het een soort karikatuur van een stad, of een sprookje over een groot wit paard.

~

[Jeroen] Hoe bedoel je dat, een karikatuur van een stad?

[Joyce] New York wordt in het boek neergezet als personage. De menselijke personages lijken hier ondergeschikt aan: pionnetjes die verduidelijken wat de auteur wil overbrengen. Namelijk dat New York een Grote Boze Wolf is, met vele dieven, maffiagespuis en andere onderkruipsels die de stad regeren, maar dat er uiteindelijk gerechtigheid komt.

[Jeroen]
Interessant. Dat heb ik er in de film niet uitgehaald. Wel dat het allemaal erg groots probeerde te zijn. Volgens mij wilde de regisseur een soort episch verhaal maken – à la Cloud Atlas – met een romantische insteek. Dat is ook te merken aan de scriptclichés die benadrukken hoe alles met alles te maken heeft: ‘We are all connected‘, ‘A darkness gathers‘, ‘We all have a destiny‘, dat werk. Alle monologen probeerden met alle mogelijke clichés episch te zijn terwijl alle dialogen gewoon ontzettend slecht geschreven waren. Waar jij een droogkomische ontmoeting zag, hoorde ik alleen maar belachelijke en ongemakkelijke gesprekken. Is dat in het boek beter? Of had de monoloog-dialoog in de film dezelfde stijl als die in het boek?

[Joyce] De dialogen in het boek zijn filosofisch en zelfverzekerd. De absurdistische denkwijzen van de personages maken het boek boeiend, omdat de personages vaak tegenovergestelde ideeën hebben van wat je zou verwachten. Clichématig is het boek zodoende niet, terwijl we in de film de een na de andere banaliteit geserveerd krijgen. Wat ik in de film nog het meest tenenkrommend vond was het weggalopperen/wegvliegen op het witte paard richting hemel op het eind, zodat Peter als ster weer werd samengebracht met Beverly. Verschrikkelijk. En Beverly’s sterfscène na de eerste vrijpartij was ook erg bedacht en onnodig sentimenteel.

[Jeroen]
Ja, dat soort dingen heb ik inderdaad eerder (en beter) gezien. Maar in het boek is dat dus niet ter sprake? Vertel anders even waar het boek over gaat, want ik heb zelfs na het kijken van de film nog geen idee.

[Joyce]
Ik na het lezen van het boek ook niet, dat is een van de problemen. Een duidelijk plot ontbreekt: er zijn te veel lijntjes die voorbijschieten en weer samenkomen.

[Jeroen]
Is het boek dan een expositie? Want ik begreep dat er fantasy inzit, maar ook elementen uit de echte wereld, en demonen en tijdreizen en weet ik wat.

[Joyce]
Een expositie van de proza van de auteur? Daar kan ik me wel in vinden. Helprin verliest zichzelf in zijn (vele) bloemrijke beschrijvingen en onbegrijpelijke stijlfiguren; een daadwerkelijke verhaallijn lijkt ondergeschikt aan taal en ideeën. Een fantasyboek zou ik het zeker niet noemen, wel een boek met een hoog nadenkgehalte dat toevallig gebruik maakt van mythische aspecten.

[Jeroen]
Maar hangt het nog wel een beetje goed samen? Want als dat goed wordt gedaan kan het een heel interessant boek opleveren. In ieder geval een stuk interessanter dan hoe deze film in elkaar zit.

[Joyce]
Het duurt even voordat alles bij elkaar komt en het einde is niet echt bevredigend te noemen. Na al die pagina’s (750) gelezen te hebben is er geen sprake van een ‘oplossing’, maar zegt de auteur: het is nu aan de lezer om te beslissen hoe het afloopt met Peter en Beverly en alle andere personages.

[Jeroen]
Laten we het over die personages hebben. Hoe vind jij de casting? Weten de acteurs de rollen in te vullen zoals jij ze las in het boek?

~

[Joyce] De Peter in het boek heeft veel meer charisma. En hij is loyaal, hardwerkend, hyperintelligent, grappig en gevoelig. Colin Farrell heeft wat mij betreft geen performance neergezet die recht doet aan de complexiteit van het karakter, want in de film was Peter maar saai en kreeg ik geen goed beeld van zijn persoonlijkheid.

[Jeroen] Ja, dat zag ik er ook allemaal niet in. Ik vind Colin Farrell soms een beetje een flapdrol (en vooral in deze film). En dat terwijl uitstekende acteurs als Russell Crowe en Will Smith in een bijrolletje geduwd worden waar ze niet echt in weten te schitteren.

[Joyce] Will Smith’s personage komt niet eens in het boek voor. Ik vond hem als Lucifer echt niet pakkend, de grootsheid en machtigheid van de duivel wist hij niet over te brengen. Russell Crowe was prima gecast als bendebaas, maar zijn rol lag er misschien iets te dik bovenop. Jessica Brown Findlay als Beverly zag er veel te mooi en gezond uit voor iemand die aan tuberculose lijdt.

[Jeroen] Dat stoorde mij dan weer niet zo veel, voornamelijk omdat ik er van uitging dat ze een of andere hocuspocusziekte had (in de film verwijzen ze enkel naar ‘consumption‘, kennelijk een oude term voor TBC). Ik vond het dan overigens wel weer leuk uitkomen hoe 100 jaar later dat andere roodharige meisje Peters destiny bleek te zijn in plaats van Beverly.

[Joyce] Daar is in het boek helemaal geen sprake van. De filmmakers hebben er werkelijk alles aan gedaan om het verhaal kloppend, eenvoudiger en sensationeler te krijgen, waardoor ze zo afwijken dat slechts een minimaal deel van het boek op het witte doek is gekomen.

[Jeroen] Dan zullen ze denk ik inderdaad hebben geprobeerd om het allemaal wat simpeler en duidelijker te maken in de film door er een duidelijker verhaal in te zetten en Russell Crowe een makkelijk vatbare motivatie te geven door gewoon te zeggen dat hij een demon is en dus slecht. Zo’n vage structuur als het boek blijkbaar heeft aanhouden is erg lastig om goed naar film over te brengen. Dit soort veranderingen maken het voor de filmmakers wat makkelijker en economisch veiliger. Maar de uitvoering lijkt nergens op.

[Joyce] Daarom, als je me vraagt om te kiezen tussen boek of film, ga ik voor het boek. Het boek wekt tenminste nog interesse op. Je wilt het vaak even wegleggen om iets op te zoeken: een afbeelding van een gebouw, stijl en object, of een locatie checken op Google Maps. Helprins beschrijvingen zijn dan toch niet helemaal sprekend en kleurrijk genoeg van zichzelf. Het boek vraagt gewoon om een verfilming, alleen niet om deze verfilming.

[Jeroen]
Maar je zou het alsnog niet aanraden op zichzelf?

[Joyce]
Ik zou het boek aanraden voor een lezer met veel tijd en een interesse in wereldse vraagstukken, die niet schrikt van vliegende paarden en onsterfelijke personages. Iemand die het boek even laat sudderen en over een tijdje opnieuw leest, om er de tweede keer weer hele andere dingen in te ontdekken. Voor een lezer die voldoet aan deze beschrijving zal het boek niet snel vervelen. Wat zeg jij als vrienden vragen of ze de film moeten zien?

[Jeroen]
Ik zou het ze sterk afraden en een lijst geven met films die je beter kan kijken dan deze: Cloud Atlas; Eternal Sunshine of the Spotless Mind; Enchanted; Pan’s Labyrinth; V for Vendetta; Edward Scissorhands en misschien zelfs A.I.: Artificial Intelligence of The Terminator. Het zijn allemaal erg verschillende films, maar ze spreken wel over gelijkende thema’s als het lot en het ontdekken van een nieuw soort wereld, met een vleugje romantiek. En ze hebben stuk voor stuk meer te bieden dan Winter’s Tale.

Theater / Voorstelling

Zonder oordeel op de planken

recensie: Patrick Nederkoorn - Vijf Sterren

Geestige anekdoten uit zijn jeugd over steegjes, schuurtjes en schoolkrantjes worden afgewisseld met een kritische kijk op de politiek en treffende grappen over bejaarden en Boer zoekt Vrouw. Binnen de variëteit aan thema’s en grappen is de zogeheten rode draad sluimerend voelbaar. Oordelen van en over anderen, het goed willen doen en angst om te falen. Herkenbare gevoelens voor iedereen, waarmee Patrick Nederkoorn je zowel aan het lachen brengt als aan het denken zet.

De kleine zaal van de Baarnse Speeldoos, waar een paar twintigers de gemiddelde leeftijd behoorlijk omlaag halen, loopt aardig vol.  De jonge cabaretier opent zijn voorstelling met het lied Madeleine (Jacques Brel), begeleid door zijn vaste pianist Guido van de Meent. Hij weet het goedlachse publiek meteen naar zijn hand te zetten, al is de spanning in zijn ogen de eerste coupletten voelbaar en hoorbaar in zijn stem. Op een ontspannen en scherpzinnige manier speelt hij in op het publiek, niet alleen als groep maar ook individueel. Spitsvondig, maar immer sympathiek, zodat hij geen ruimte laat voor plaatsvervangende schaamte. De keuze voor deze speelvorm laat je een groot deel van de voorstelling bijna als een dialoog beleven.

Kwetsbaar en eerlijk
Nederkoorn neemt je mee naar momenten in zijn leven waarop hij teleurstelde, terwijl hij het perfect wilde doen. Een relatie die na 8,5 jaar ten einde komt gaat je niet in de koude kleren zitten. Zeker niet wanneer de buitenwereld diezelfde relatie ziet als die van Doornroosje en haar prins. Wanneer je alleen maar bezig bent met het voldoen aan verwachtingen van anderen, vergeet je je soms af te vragen wat je zelf nou eigenlijk wil. Dat besef resulteert bij Nederkoorn in rigoureuze recalcitrantie, die hij vermakelijk weet toe te lichten. Gebbetjes waaruit zijn tegendraadsheid blijkt over de Schreeuw van Munch en over de roze muren in zijn huis volgen.

Hoe sterk je je er ook tegen afzet, oordelen blijven altijd aanwezig. Je zou jezelf soms onzichtbaar willen maken, willen vluchten voor het oordeel van anderen. Wanneer je jezelf met je goedbedoelde onwetendheid voor gek zet op de middelbare school. Maar ook wanneer je, in al je naïviteit, verdachte wordt van het ontvreemden van staatsgeheimen en de nacht in een politiecel moet doorbrengen. 

Veelbelovend
Voor een try-out zit de voorstelling behoorlijk goed in elkaar. Bruggetjes zijn nauwelijks zichtbaar en je wordt meegesleept van de ene naar de andere scène. Slechts een enkele keer gaat de schakeling iets te snel, waardoor je hem even kwijt bent. Nederkoorn schroomt niet voor plotselinge tête-à-têtes met zijn publiek, die de toeschouwer betrokken houden. Na deze onderbrekingen pikt hij zijn verhaal weer haarfijn op.  Dit is overigens niet de enige manier waarop hij zijn publiek weet te betrekken. Onderhuidse sneren naar de lokale politiek, gesofisticeerde snakerijen over religie en BN’ers en een match op Tinder met een flinke dosis zelfspot, houden de stemming er goed in. De terugkomende personages kunnen her en der nog wat meer diepgang gebruiken. Naast de liedjes van onder anderen Jacques Brel en Ramses Shaffy vertolkt hij ook eigen nummers die qua tekst en inleving niets te wensen overlaten, maar muzikaal gezien naar een hoger niveau kunnen worden getild. Tevens kan de schakeling tussen de cabaretier en de vertolker van de nummers nog wat aangescherpt worden, waardoor deze daadwerkelijk één en dezelfde persoon worden. 

Licht ironisch
Soms probeert Nederkoorn te choqueren met snoeiharde grappen, zo ook over de affaire Mabel en Rutte en de kindjes in Centraal-Afrika, zijn markante grijns weet deze echter direct te relativeren. Langs Roemenië, Rome en Leidschendam nadert het einde van de voorstelling. Er wordt nog een utopisch uitstapje gemaakt naar een wereld waarin je afstand kan doen van je levensbagage en met een schone lei verder of juist terug kunt. Eén ding is in ieder geval duidelijk: Nederkoorn wil stoppen met het pleasen van anderen. Ironisch genoeg is hij daar het afgelopen anderhalf uur juist mee bezig geweest. Desalniettemin lijkt er geen twijfel te bestaan over het feit dat hij zichzelf net zo weet te pleasen: het plezier spat ervan af, dat resulteert in een heuse kruisbestuiving tussen hem en het publiek. Het slotakkoord in mineur voelt daardoor niet helemaal op zijn plaats. 

Theater / Voorstelling

Theater met een zuurbittere smaak

recensie: Theatergroep Azijn - Parasieten

.

Het begin van Parasieten toont alledaagse huiselijke situaties waaronder existentiële beslommeringen verscholen liggen. Suïcidale gedachtes zijn verweven in dialogen rondom het buitenzetten van het vuilnis en het meebrengen van het juiste bier. Dit resulteert in een filosofische uitspraak over het mens-zijn: ‘Dat is lekker bier, dat drinken andere mensen ook.’ ‘Ik ken geen andere mensen.’

De tekst van Marius von Mayenburg wordt door de acteurs tot volle bloei gebracht. Elk woord lijkt zorgvuldig gewogen te zijn door de spelers. In de speelstijl is terug te zien dat niet het acteren maar het theatermaken centraal heeft gestaan in de repetitieperiode. De spelers lijken meer bezig te zijn geweest met de manier waarop zij het verhaal vertellen dan met hun acteertechnieken. Vanwege de verschillende studieachtergronden van de spelers loopt het spelniveau uiteen. Allen houden zich bezig met theater, zij het op verschillende wijze. Zo staat er zowel een theatermaker, acteur als dramaturg op het toneel. De werkwijze van het collectief is hierin zichtbaar: opgericht voor en door studenten van verschillende Utrechtse kunstvakopleidingen. Parasieten lijkt door de dienstbaarheid van de acteurs aan de tekst een ode aan Marius von Mayenburg te zijn.

‘Je stinkt. Naar huichelarij en leugen.’
In de spiegel van von Mayenburg zien wij onszelf binnenstebuiten gekeerd. Onze diepste doemgedachtes, die wij normaliter voor onszelf houden, vinden nu hun weg naar buiten en dringen zich aan ons op. De metafoor van de inbouwkast die uit de woning gebroken wordt is kenmerkend voor de worstelingen die de personages met zichzelf en met elkaar doormaken. De parasiterende werking die de personages op elkaar hebben vormen de kern van de intermenselijke verhoudingen die von Mayenburg schetst. Zij drijven elkaar tot wanhoop, doordat ze ongecensureerd hun leed over de ander uitstorten.

Tegelijkertijd werkt de directheid in de communicatie zeer verfrissend: ‘Het maakt mij niet uit of je iets zegt. Ik luister toch niet.’ Tegenover dit sociaal onwenselijke gedrag worden de leugentjes om bestwil geplaatst, die een sociaal wenselijk effect beogen maar niet het gewenste resultaat hebben. De vrouwspersoon die haar liefde voor de verongelukte tot aan het einde toe probeert te bewijzen, verdrinkt uiteindelijk in haar eigen leugens. Door haar geliefde is zij in het water gegooid en door zijn eigen onzekerheid laat hij haar vanaf het begin tot het einde toe spartelen, totdat zij hier zo uitgeput door is geraakt dat zij wel op moet geven.

Dammen
Doordat alle vijf de personages het gehele stuk aanwezig zijn op het toneel wordt de aandacht als vanzelf op de onderlinge relaties gevestigd. Als twee personages spelen, vormen de andere personages een tableau vivant. De gelijkenis van de vloer met een dambord brengt zowel dynamiek in het beeld aan als inhoudelijke gelaagdheid. De spelers zijn in hun bewegingen over de vloer als damstenen die gereed zijn om elkaar te slaan zodra de kans zich voordoet.

Film / Films

Terminale Amerikaan zet Parijs op stelten

recensie: 3 Days to Kill

Een dodelijke en terminale Amerikaanse CIA-agent begint een klopjacht in Parijs. Naast het uitschakelen van criminelen probeert hij zijn gezin terug te winnen. Een onmogelijke opdracht in een onwaarschijnlijke film.

~

Een geheime operatie van de CIA mislukt: een hotel wordt opgeblazen en een CIA-agente onthoofd door een lift. De verantwoordelijke voor deze daden ontsnapt. Bijna krijgt CIA-agent Ethan (Kevin Costner) de slechterik te pakken, totdat een slecht getimede hoestbui roet (of bloed) in het eten gooit. In het ziekenhuis hoort Ethan dat hij een hersentumor heeft met uitzaaiingen naar de longen en nog maar een paar maanden zal leven.

‘The CIA thanks you for your service’, aldus de arts. Ethans gedachten gaan uit naar zijn familie, waarvan hij zichzelf heeft vervreemd door zijn CIA-werkzaamheden. De tijd die hem nog rest, besteedt hij om de relatie met dochter Zooey (Hailee Steinfeld) en vrouw Christina (Connie Nielsen) te herstellen, die tegenwoordig in Parijs wonen.

Maar wat als hij door experimentele medicijnen langer zou kunnen leven? Ethan, ten dode opgeschreven, hoeft er niet lang over na te denken. In ruil voor peperdure injecties met het experimentele middel zet hij in Parijs zijn werkzaamheden voort en gaat hij de slechteriken The Albino (Tómas Lemarquis) en The Wolf (Richard Sammel) achterna. De CIA heeft blijkbaar het geneesmiddel gevonden tegen een hersentumor met uitzaaiingen, maar besluit alleen terminale CIA-agenten hiermee te helpen, zodat er nog wat criminelen omgelegd kunnen worden.

Nutteloze voetbalfanaten


~

Waarom Ethans Amerikaanse vrouw en dochter in Parijs wonen, wordt in het midden gelaten in de film. De verklaring hiervoor moet daarbuiten worden gezocht. Regisseur McG, verantwoordelijk voor Charlie’s Angels en This Means War, heeft namelijk een script van Luc Besson verfilmd. Een script van Luc Besson situeert wel vaker Amerikanen in Frankrijk, zoals eerder al het geval was in From Paris With Love, maar deze keer valt er weinig te genieten van een potentiële cultuurclash. Costner schiet weliswaar, net als John Travolta, Parijs overhoop, maar humor ontbreekt grotendeels. Dat zijn spoor van menselijke vernieling niet door de autoriteiten wordt opgemerkt is niet zo vreemd, want de mensen van de gendarmerie worden in deze film afgeschilderd als nutteloze voetbalfanaten die zich niet in Amerikanen interesseren.

De standaardingrediënten voor een actiefilm zijn aanwezig, met vuurgevechten in openbare gelegenheden, executies in hotelkamers, autoachtervolgingen met een Peugeot die een Audi van de weg ramt (vergeet het maar) en femme fatale Vivi (Amber Heard), het meest ridicule personage in de film. Gehuld in allerlei kinky, vaak leren, pakjes rijdt ze Ethan met een bloedvaart van A naar B, om nog meer doelwitten uit te schakelen en informatie in te winnen over The Albino en The Wolf. Op elke nieuwe locatie wordt opnieuw iemand vermoord, maar hoe de verschillende executies Ethan uiteindelijk dichter bij de slechterik brengen, wordt niet duidelijk.

Niet genoeg vaart


~

Dat een film als
3 Days To Kill helemaal nergens over gaat en dat het verhaal ook eigenlijk nooit begrijpelijk wordt, is de film nog wel te vergeven. Een gedegen plot is nooit Bessons sterkste punt geweest en een degelijke film maken is McG tot op heden ook nog niet gelukt. Echter, 3 Days To Kill schiet ook op andere vlakken tekort: de extravagantie op alle vlakken wordt constant onderbroken door serieuze pogingen tot drama, waardoor McG steeds de vaart uit de film haalt. Des te knapper is de rol van Kevin Costner, die zich staande weet te houden tussen absurde personages, een onnavolgbaar plot en chaotische actie. 

Film / Films

Ontsnapte boef neemt zijn tijd

recensie: Ain't Them Bodies Saints

Ain’t Them Bodies Saints zit op zich goed in elkaar, maar het verhaal, dat meer als een opzet dan een compleet plot aanvoelt, blijkt de grootste zwakte van de film.

~

Bob Muldoon (Casey Affleck) moet enkele jaren de gevangenis in en laat daarmee zijn hoogzwangere vrouw Ruth (Rooney Mara) achter. Na vier jaar kan hij het echter niet meer uithouden en ontsnapt hij om bij zijn familie te kunnen zijn, die op hun beurt door hun hele omgeving gewaarschuwd worden niet met hem om te gaan.

Dunnetjes

Het verhaal heeft niet erg veel om handen. Het zou op zich goed kunnen werken als uitgangspunt voor een film (onder andere O Brother Where Art Thou en The Fugitive hanteren een variatie hierop als basis voor hun verdere verhalen), maar om negentig minuten te vullen is het simpelweg te dun. Hierom voelt het in de eerste drie kwartier constant alsof de echte film nog moet beginnen. Er lopen wel een aantal subplots die in dienst staan van de overkoepelende vertelling, maar deze komen sporadisch aan bod en worden vaak nog in dezelfde scène opgelost. Ook zij weten de film niet genoeg inhoud te geven om de aandacht tussen de verschillende plotpunten vast te houden.

~

Wel moet regisseur David Lowery gecomplimenteerd worden voor de manier waarop hij het tempo van de film constant weet te houden. Het tempo ligt laag, maar niet té laag. Het manifesteert zich als een stijlkeuze in plaats van een minpunt in de directie of irritatiepunt voor de kijker. Daarnaast bewijst hij erg capabel te zijn in zijn keuze van cinematografie en muziek. Zijn shots zijn niet buitengewoon – niets wat we niet al eerder hebben gezien – maar ze zijn stuk voor stuk prachtig om naar te kijken. De mooie muziek – wederom niets nieuws – werkt hier goed mee samen en is ook een absoluut genot.

Kalmte

Eigenlijk zit de film – op het verhaal na – vrij goed in elkaar. Het acteerwerk is bekwaam, waarbij Mara net wat indrukwekkender speelt dan tegenspeler Affleck en de dialogen lopen vlot en voelen natuurlijk aan. Het enige kritiekpunt is de montage, die op enkele momenten erg onevenwichtig is zodat het overzicht bij een aantal scènes verloren gaat. Al met al heeft Lowery een rustige neowestern gemaakt die geen grootsheid hoeft te bieden. Er zijn geen cinematografische vernieuwingen of originele escapades. In plaats daarvan wordt een bekende formule losjes maar vakkundig opnieuw ingevuld.

~

Ain’t Them Bodies Saints kan zodoende getypeerd worden als een film die zijn tijd neemt en die ook goed benut. Door het lage tempo komt de kalme sfeer goed over. Wat dat betreft werkt het dunne verhaal misschien wel in het voordeel, aangezien toevoegingen van verhaalelementen waarschijnlijk invloed zouden hebben gehad op de stemming en het tempo. Maar ondanks deze fijne sfeer kan het verhaal de film niet dragen. Vrijwel al het andere is echter goed gedaan, waardoor de film toch de moeite waard wordt.

Boeken / Fictie

‘Als je erover nadenkt (wat ik heb gedaan)’

recensie: Matt Greene (vert. Robert Neugarten) - Hou je mond en zeg iets

De penetrant loerende struisvogel op het omslag van Hou je mond en zeg iets lijkt symbool te staan voor de onbehaaglijkheid die deze debuutroman oproept. In het gemankeerde hoofd van een puber is het niet gemakkelijk je weg te vinden.

Op een van de eerste pagina’s laat Matt Greene zijn jonge hoofdpersoon met een verklaring komen voor dit beeld: ‘ik weet hoe het is om gestruisvogeld te worden, wat een beter woord is voor buitengesloten (omdat struisvogels niet kunnen vliegen, dus ze voelen zich vaak het buitenbeentje)’. Dat is precies de positie van de twaalfjarige Alex die een gecompliceerde hersenoperatie heeft ondergaan en bezig is de gevolgen daarvan in zijn dagelijkse bestaan in te passen. Een buitenbeentje – mikpunt van onvermijdelijke pesterijen van zijn leeftijdsgenoten ­– dat definitief de binnenwereld in zijn beschadigde hoofd heeft opgezocht en een heel boek lang zijn gedachtespinsels over ons zal uitstrooien.

Wijsneus
Alex is druk met de voorbereiding van een essay dat hem toegang moet verschaffen tot een prestigieuze vervolgopleiding. Hij vermengt zijn overpeinzingen regelmatig met een overzicht van grammaticale stijlvormen en andere wijsneuzerigheid – doorgaans tussen haakjes, dubbele haakjes of driedubbele haakjes – die in het begin een geestig effect opleveren maar gaandeweg behoorlijk hinderlijk worden. Zoals de ongemakkelijke stilte aan de eettafel, die hij beschrijft als een extra gast:

(Dat is een metafoor. Daarvan zal ik er waarschijnlijk wel meer gebruiken, want dat moet als je een hoog cijfer wilt halen voor je essay, en daar oefen ik voor want dat heb je nodig voor een beurs. Je moet ook echter zeggen in plaats van maar en daarenboven in plaats van bovendien en als het kan mensen dingen laten uitroepen en opmerken in plaats van gewoon zeggen.)

Seks en porno
Wat Alex echter het meest bezighoudt is de problematische relatie tussen zijn ouders. Hij is bang dat er een scheiding op de loer ligt en verdenkt z’n vader van vreemdgaan. Dat zorgt voor nog meer complicaties in zijn toch al drukke hoofd, waardoor hij als een achterdochtige detective op onderzoek uitgaat. Andere zaken waar Alex mee worstelt zijn het verliefde gevoel voor een excentriek schoolvriendinnetje, de verzorging en overleving van zijn hamsters en de ontdekking van seks en pornografie op internet. Die mateloos ingewikkelde wereld brengt hij onder in conclusies en opsommingen die vergeefs voorwenden enige helderheid te verschaffen.

Pornografie heeft al voor verschillende vakken zijn nut bewezen:
1. Biologie (lijkt me duidelijk)
2. Engels (je treft nogal wat grammaticale fouten aan, zoals tautologieën. In de titel Sletterig blondje zuigt en neukt vier mannenzwaarden in gangbang is bijvoorbeeld het woord ‘sletterig’ overbodig).
3. Wiskunde (zo nu en dan een harde (persoonlijk record tot nu toe 56,107 kubieke centimeter)).

Mark Haddon
Matt Greene weet van zijn eerste roman niet veel meer te maken dan een aaneenschakeling van anekdotische bespiegelingen van een opgroeiende jongen die door zijn hersenaandoening niet goed weet om te gaan met de steeds veranderende buitenwereld. De kwaal draagt bij aan de stilistische charme van het boek dat verder gewoon de ‘coming of age’ van een zoekende puber is – een weinig origineel uitgangspunt dat overigens sterke overeenkomsten vertoont met Mark Haddons Het wonderbaarlijke voorval met de hond in de nacht (2003).

Alex blijft rondcirkelen in zijn eigen pijnlijke hersenpan en komt nauwelijks tot een aannemelijke interactie met de mensen om hem heen. Dat maakt de lezer op den duur wat ongemakkelijk – en lichtelijk vermoeid – maar zie, dan komt Greene toch met een slotakkoord dat de zaak in een ander licht stelt: de afsluitende zakelijke briefwisseling onthult dat er iets is misgegaan met het essay dat Alex uiteindelijk moest schrijven. Een wending die alsnog verrast maar de ziel is dan al uit het boek gevlogen.

Film / Films

Voer voor tienermeisjes

recensie: Endless Love

In 1981 verscheen de eerste verfilming van de door Scott Spencer geschreven roman Endless Love. Regisseuse Shana Feste doet dat over, maar trekt qua verhaallijn haar eigen plan door te spieken bij Nicholas Sparks, de koploper wat betreft romantische verhalen. Het resultaat is een slecht aftreksel van  The Notebook dat bestaat uit een reeks onwaarschijnlijkheden en wat voer voor tienermeisjes.

De film draait om de zeventienjarige star-crossed lovers Jade (Gabriella Wilde) en Daniel (Alex Pattyfer). Dat Wilde eruit ziet als een Victoria’s Secret-model weerhoudt Feste er niet van om haar een buitenbeentje te laten vertolken dat na de dood van haar broer nog weinig vrienden heeft. Magic Mike acteur Pettyfer komt daarnaast met zijn zelfverzekerde look ongeloofwaardig over als romanticus die pas na vier jaar de moed heeft om haar aan te spreken. Als aanleiding voor deze ontmoeting gooit Feste er een weinig origineel, maar bekende truc in: op het moment dat Jade haar boek laat vallen, raapt Daniel het op waarbij de vonk – uiteraard – meteen overslaat.

Geloofwaardigheid is ver te zoeken

~

Dankzij David transformeert Jade langzamerhand van verlegen muurbloempje tot levensgenieter. Deze transformatie begint bij het organiseren van een huisfeest. Aangezien ze zelf geen vrienden heeft,  zorgt David voor de stoet aan feestgangers. Dit zou een een doorsnee Amerikaans huisfeest geweest zijn als niemand het idee opperde om per koppel een choreografie in te studeren en die vervolgens net als bij Dancing with the Stars voor elkaar op te voeren. Vanaf dat moment gaat de opbloeiende liefde gepaard met weinig dialoog, waardoor het lijkt alsof ze maar een ding met elkaar gemeen hebben: een appetijtelijk smoelwerkje. Voor de hartstochtelijke eerste keer blijft Feste in het straatje van de clichés. De daad vindt namelijk plaats voor een brandende open haard, ook al speelt het zich af in de zomer.

Net zoals in The Notebook is de vader van Jade, Hugh Butterfield (Bruce Greenwood), het niet eens met haar keuze voor Daniel vanwege het verschil in sociale klasse. Als blijkt dat Daniel wel degelijk plannen heeft om te studeren, kun je jezelf afvragen waarom hij reageert alsof zijn dochter zojuist een loverboy in huis heeft gehaald.

Liefde samengevat in een videoclip

~

De lovebirds trekken zich daar echter niets van aan. Feste laat in een montageshot zien hoe de twee van elkaar genieten terwijl ze staan te dansen bij een concert, fietstochtjes maken, watergevechten houden, samen in bad zitten enzovoorts. In combinatie met het hippe lied Pumpin Blood klinkend op de achtergrond worden tienermeisjes even op hun wenken bediend. Het gelukzalige gevoel van de verliefde pubers komt over en het zal ze wellicht doen smachten naar hun eigen eerste liefde, of anders wel naar Alex Pettyfer.

Het obsessief beschermende gedrag van Hugh tegenover Jade valt later enigszins te verklaren nadat Feste de focust legt op het feit dat hij de dood van zijn zoon nog niet heeft verwerkt. Het gevolg is dat hij alles op alles zet om het paar uit elkaar te krijgen. Vanzelfsprekend overwint echte liefde al die obstakels. Hoewel Wilde en Pettyfer fysiek voortreffelijk bij elkaar passen en daardoor enige chemie hebben, komt hun relatie geenszins in de buurt van die van Allie en Noah uit The Notebook. De kijker wordt daardoor emotioneel onvoldoende meegesleurd in het liefdesverhaal.