Muziek / Album

Echte soul

recensie: Myles Sanko - Forever Dreaming

Sommige releases blijven enigszins onder de radar, maar ontpoppen zich toch als blijvertjes bij het draaien van de muziek. Zo is het ook met het debuutalbum Forever Dreaming van Myles Sanko, dat met regelmaat een draaibeurt krijgt.

Myles Sanko debuteerde in 2013 met zijn zeven nummers tellende EP Born in Black & White, die gevuld is met soul- en funkcomposities. Forever Dreaming is dan ook zijn feitelijke debuutalbum, al telt het slechts vier composities meer.

Thuiskomen


Dat Myles Sanko zijn klassieke soul roots kent, merk je al bij het openings- en titelnummer van zijn album: ‘Forever Dreaming’. De soul van grootheden als Marvin Gaye, James Brown en andere bekende namen lijkt binnen de muziek van Sanko te zijn samengebald tot een stevige mix.

Sanko’s muziek is geworteld in de soul van de jaren zestig en zeventig, maar is overgoten met een sausje van de hedendaagse muziek. De retrosoul die op de loer ligt krijgt op dit debuutalbum net niet de overhand. Gelukkig gaat Sanko nergens een vrijage aan met R&B en disco, maar blijft hij heerlijk in wat we toch echt soulmuziek noemen. Wat dat betreft zal hij met zijn muziek veel liefhebbers van het echte soulwerk aanspreken. Dit is een muzieksoort die jarenlang werd ondergesneeuwd door eerst de disco en later de R&B. De muziek van Sanko klinkt en voelt als thuiskomen, zoals in het prachtige lied ‘Light In My Hand’.

Betere soulplaten


De muziek van Myles Sanko heeft wel fijne dansbare momenten, zoals het stampende nummer ‘Save My Soul’ en het daaropvolgende ‘Take A Look At Me Now’, dat overigens doet verlangen naar muziek van Smokey Robinson and the Miracles. Niet omdat Sanko het niet goed doet in dat nummer, maar omdat de vergelijking onweerstaanbaar is.

De grooves die Sanko in zijn muziek stopt zijn meeslepend. Zijn enthousiasme is aanstekelijk. De drang om de stoel te verruilen voor wat pasjes op de vloer neemt af en toe koortsachtige vormen aan. Op een ander moment is Sanko weer fluweelzacht en laat hij de luisteraar wentelen in de weelde van soulmuziek zoals die het beste gemaakt kan worden – en in een vorm waar het beste van kan worden genoten. Denk daarbij aan de weelderige klanken waar Marvin Gaye patent op had. Het album Forever Dreaming mag tot een van de betere soulplaten van het afgelopen jaar gerekend worden.

Kunst / Achtergrond
special: Manfred Pernice, Anri Sala, Pierre Huyghe, Gillian Wearing, Willem de Rooij - The Vincent Award

Tot de macht vijf

Titels van tentoonstellingen die gekoppeld zijn aan een bepaalde ‘award zijn op z’n zachtst gezegd vaak nogal fantasieloos – The Vincent Award is daarop geen uitzondering. Het zou echter zonde zijn je daardoor te laten weerhouden van het brengen van een bezoek aan het GEM want de tentoonstelling is vele malen boeiender dan de titel doet vermoeden.

Het werk van de vijf genomineerden vult de zalen van het GEM voor een periode van vijf maanden. Er is geen kapstok waaraan de tentoonstelling is opgehangen, geen rode draad aanwezig in de thematieken van het getoonde werk. Dit zijn simpelweg vijf kunstenaars wiens werk invloed heeft op de ontwikkeling van hedendaagse kunst in Europa – als we het persbericht mogen geloven. In de zalen van het GEM heerst een ware oase van rust, een geconcentreerd ontdekken van nieuwe werelden.

Manfred Pernice, plateau_Cassette (Fontainebleau), 2014, Mixed media Courtesy of the artist, Galerie Neu, Berlin and Galerie Micheline Szwajcer. Foto: Daniel Nicolas

Manfred Pernice, plateau_Cassette (Fontainebleau), 2014, Mixed media Courtesy of the artist, Galerie Neu, Berlin and Galerie Micheline Szwajcer. Foto: Daniel Nicolas

Podium voor leefomgevingen

Allereerst kom je als bezoeker oog in oog te staan met Manfred Pernice’s plateau_Casette (Fountainbleau) uit 2014: een houten podium in een lege zaal. Wie het betreedt krijgt de indruk een net verlaten leefomgeving binnen te komen. Dat deze omgeving ietwat vreemd aandoet maakt de beleving des te beklijvender. Wat doen de campingstoelen op een eigen podium? Mag ik als bezoeker de deksels openen om te kijken wat zich eronder schuilhoudt? Juist als je de enige bent in deze eerste zaal is het vervreemdend: er zijn geen andere bezoekers om interactie mee te hebben. Het is jij en de lege zaal in een dialoog waarbij er geen antwoord komt op de vragen die je de ruimte in slingert. Het zijn slechts speculaties.

Een zwart gordijn scheidt Pernice’s werk van Pierre Huyghe’s A Way in Untilled (2012-2013), een videowerk dat eveneens een leefomgeving centraal stelt. Een omgeving waarin een witte hond met een roze voorpoot ronddwaalt. Een ogenschijnlijk – dat is de vraag – natuurlijke omgeving, parkachtig. We volgen de hond terwijl we zien hoe hij dingen opgraaft of afgraaft. Daarnaast is er een centrale rol weggelegd voor een bijenkolonie die resideert rondom het hoofd van een sculptuur, een liggend vrouwelijk naakt. Ook wordt er ingezoomd op een onderwaterwereld waar algen en andere organismen lijken te floreren. Intrigerend aan Huyghe’s biotoop is dat de gecultiveerde elementen op lijken te gaan in de natuur. Dat het dissoneert is een feit, maar vreemd genoeg niet op een onnatuurlijke manier.

Pierre Huyghe, A Way in Untilled, 2012-2013, film, colour, sound, Duration 14 minutes. Foto: Pierre Huyghe

Pierre Huyghe, A Way in Untilled, 2012-2013, film, colour, sound, Duration 14 minutes. Foto: Pierre Huyghe

Should I stay or should I go?

Een grote verduisterde ruimte wordt in tweeën verdeeld door een scherm dat van beide kanten geprojecteerd wordt, respectievelijk met de videowerken Le Clash (2010) en Tlatelolco Clash (2011). In de hoek staat een snaredrum, Doldrum (2014), met daarop twee drumstokken die zo nu en dan automatisch – in de dubbele betekenis van het woord – beginnen te trommelen. Deze werken, van de Albanees-Franse kunstenaar en tevens winnaar van The Vincent Award, Anri Sala, centreren zich rondom een hit uit de jaren tachtig, Should I stay or should I go? van punkband The Clash. Afkomstig van gedraaide orgelpartituren komt het nummer ons ter ore, de ene keer gelijkmatiger dan de andere keer, wanneer het meer staccato klinkt. De videobeelden tonen ons een vervreemdende setting, waar de partituren, als ze niet afgespeeld worden, tevens als zonneblinden werken en zich weerspiegeld zien in de communistische architectuur achter de figuranten.

Een trap lager bevindt zich een nog donkerder ruimte, gevuld met twaalf boxen op statieven en wat nonchalant door de ruimte verspreide bankjes. Het is Willem de Rooij’s Ilulissat (2014), speciaal voor deze tentoonstelling gemaakt. Uit verschillende boxen klinkt op verschillende momenten het gehuil of gejank van sledehonden. Aan het eind van compositie wordt er een bundel licht geworpen. Dan pas wordt zichtbaar dat er zich in de ruimte, achter een ruit, nog een ander werk bevindt. Het is Piet Mondriaans Vuurtoren bij Westkapelle (1910). Paradoxaal dat hetgeen wat normaliter bundels licht de wereld in werpt, nu zelf in de schijnwerpers staat.

Gillian Wearing, BULLY, Kleurenvideo voor projectie met geluid 7 min., 55 sec., 2010 © Gillian Wearing, met dank aan Maureen Paley, Londen

Gillian Wearing, BULLY, Kleurenvideo voor projectie met geluid 7 min., 55 sec., 2010 © Gillian Wearing, met dank aan Maureen Paley, Londen

Vreemde ogen dwingen

De laatste zalen van de tentoonstelling zijn gereserveerd voor het werk van Gillian Wearing. Aan de wanden ontmoeten fictie en haar eigen werkelijkheid elkaar in de portretten waar ze zichzelf opvoert als lid van haar zogenoemde ‘spiritual family’: fotografen als Diane Arbus en Robbert Mapplethorpe worden een met Wearings portret. Met titels als Me as Mapplethorpe wordt de bezoeker in het ongewisse gelaten over wie hij nu daadwerkelijk in de ogen kijkt. Alsof de bezoeker geacht wordt uit te maken wat er ‘waar’ is aan deze werken. Een bij voorbaat onnutte exercitie, maar desalniettemin lijkt het cliché ‘vreemde ogen dwingen’ bewaarheid te worden.

Die thematiek zet zich, weliswaar op een meer ethisch niveau, voort in het Wearings BULLY (2010). In dit videowerk wordt een rollenspel opgevoerd dat wordt gebruikt ter verwerking van trauma’s, bijvoorbeeld als gevolg van pesten. We zien hoe een groep mannen organisch beweegt. Eén man is het onderwerp van spot. Hoewel de zaaltekst de bezoeker erop wijst dat het geënsceneerd is, bekruipt je ook hier weer een angstvallig realistisch gevoel. Het onprettige karakter, de herkenbaarheid van groepsdruk en de voelbare spanning maken dat wat opgevoerd wordt, op dat moment even ‘echt’ is. Echt is bij Wearing weliswaar niet de afspiegeling van de werkelijkheid zoals deze zich feitelijk buiten bevindt, maar daardoor niet minder ‘waar’.

Met The Vincent Award toont het Gemeentemuseum Den Haag in het GEM vijf verfrissend goede presentaties. Elk werk ontsluit een nieuwe wereld voor de bezoeker. Alsof je steeds een stapje verder mag afdalen in een eigen wereld die parallel aan de getoonde werelden ontstaat. Zoals gezegd, een rode draad is er niet in deze tentoonstelling, maar de werken hebben met elkaar gemeen dat ze elk een (eigen) wereld onder een prismatisch vergrootglas leggen. Snippers werkelijkheid dringen het domein van fictie binnen, of is het andersom?

Muziek / Album

Briljantje

recensie: Alex Highton - Nobody Knows Anything

De folkpop-klanken van Alex Highton klinken meteen van hoge klasse als Nobody Knows Anything aftrapt met ‘You Don’t Own This Life’. Highton pakt de luisteraar direct bij de eerste noten in.

Er zijn van die plaatjes die je na het drukken op de play-knop van de cd-speler op een bijzondere manier raken. Dat is zeker het geval met Nobody Knows Anything. Het is een plaatje met een vriendelijke folk- en popbenadering dat je als luisteraar soms wel op het verkeerde been zet. Bijvoorbeeld het wonderlijke ‘It Falls Together’ dat doet denken aan de tijden van Charlie Chaplin, omdat er net als toen veel dissonanten in de muziek zitten.

Fijnbesnaard genre
In 2012 debuteerde Alex Highton met Woodditon Wives Club waarmee hij in kleine kring hoge waardering voor. De bekendheid die bij zo’n prachtig album hoort, bleef echter uit. De opvolger Nobody Knows Anything bevat dezelfde hoge kwaliteit en zou nu wel moeten leiden tot bekendheid. De liedjes van Highton zijn pakkend genoeg om ook opgepakt te worden door de radio. Het klimaat voor singer- songwriters is momenteel gunstig, want dit fijnbesnaarde genre staat veel in de belangstelling. Het is daarbij natuurlijk vooral ook van geluk afhankelijk of een van de liedjes het gaat redden om een hit te worden.

Multi-instrumentalist
Het wat vaker beluisteren van Nobody Knows Anything levert het gevoel op dat we te maken hebben met tijdloze muziek. Highton heeft een fijne hand van liedjes schrijven en de manier waarop hij ze invult en ten gehore brengt heeft een tijdloze rust in zich.

Een liedje als ‘The Evil That Men Do’ heeft naast folk met vioolklanken ook invloeden van The Beatles en had ook een nummer van Damien Rice kunnen zijn. Het daarop volgende ‘Fear’ is dan weer een puntig popliedje met saxofoonklanken en zang, waarbij Highton klinkt als een wat zachtere versie van Prince. ‘Somebody Must Know Something’ is weer een nummer dat herinneringen oproept aan het wat latere werk van The Beatles: zeg maar de psychedelische tijd van de fab4. Maar laat het duidelijk zijn dat het geenszins een kopie is van enig bestaand liedje van dat beroemde viertal. Nee, Highton heeft hier stevig de touwtjes van de compositie in handen.

Dat hij meer kan dan alleen zingen en prachtige liedjes schrijven, bewijst hij door diverse instrumenten te bespelen. Zo horen we hem op akoestische en elektrische gitaar, synthesizer, piano en percussie. Highton is dus met recht een multi-instrumentalist te noemen. Hopelijk weet hij met het briljantje Nobody Knows Anything door te dringen tot het platen kopende publiek en kan hij de zaal in Haarlem vol krijgen.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem
 

Muziek / Achtergrond
special: Jacques Mees - Dream House

Zomerse pasteltinten

Dream House, de nieuwste EP van de Tilburgse troubadour Jacques Mees, bevat slechts vier liedjes, maar die zijn stuk voor stuk van hoge kwaliteit. Mees kan het beste getypeerd worden als de Nederlandse Bob Dylan; hij doet immers veel Dylan tribute-optredens.

Met de EP Dream House speelt Jacques Mees in op het fenomeen dat EP’s in zijn, zo laat hij de redactie van 8WEEKLY weten als hem gevraagd wordt waarom hij niet een heel album uitbrengt. Een andere reden is natuurlijk dat een album in eigen beheer uitbrengen – wat Mees voornamelijk doet – een aardige investering is.

Voor wie het repertoire van Mees kent, zijn er drie liedjes nieuw op deze EP. Het vierde nummer, ‘Sneaked Out Of Heaven’s Door’, werd voor deze EP opnieuw opgenomen. Mees schreef deze song ter nagedachtenis aan zijn vader en het is een van de lievelingsnummers van hemzelf en ook van zijn publiek. Het is een nummer in een prima Dylan-traditie! De overige nummers – ‘Bike Rider’, ‘Up To You’ en ‘Dream House’ – ademen heel veel Dylan-sfeer uit, net als de rest van zijn oeuvre. Maar nergens maakt Mees liedjes die een kopie zijn van welk nummer van zijn voorbeeld dan ook. Het klinkt en is allemaal zo origineel als we maar zouden kunnen wensen.

De kwaliteit van de liedjes van Mees is hoog en zijn teksten zijn verhalend. Luister naar het titelnummer; dat gaat over een huisje in Frankrijk waar de zanger de rest van zijn leven wel zou willen wonen. De sfeer wordt geschilderd in perfecte zomerse pasteltinten op deze prima kennismakings-EP van Jacques Mees.

Live in Nederland:
25 januari, Patronaat, Haarlem

Muziek

Toverblokfluit

recensie: Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz - Willem Jeths - Blokfluitconcert

De blokfluit staat bij menigeen voor herinneringen aan de kindertijd, voor kwetsbaarheid en voor breekbare klanken. Niemand zal dit tedere ‘kinderinstrument’ met een orkest associëren. Willem Jeths, de kersverse Componist des Vaderlands, daagt Erik Bosgraaf uit met zijn nieuwste blokfluitconcert. De rasmusicus neemt de handschoen op en transformeert Jeths’ compositie tot pure muziek. Hij overspeelt de fysieke moeilijkheden en het volume van een symfonisch orkest.

Herinneringen

Het thema van de voorlaatste NTR – ZaterdagMatinee van het afgelopen jaar in het Amsterdamse Concertgebouw is Licht in de duisternis. De nachten zijn lang en de feestdagen staan voor de deur. Familiebanden en herinneringen staan deze week centraal. Het gloednieuwe werk van Willem Jeths, dat tijdens dit middagconcert in wereldpremière gaat, herinnert door de eenvoud van de blokfluit aan oude tijden, aan barok maar ook aan kinderjaren en de eerste contacten met muziek. De tedere puurheid van de blokfluitklank is multi-interpretabel, hoewel Jeths in het programmaboekje benadrukt dat zijn concert geen letterlijke inhoud mag worden toegedicht. Toch is het concert geïnspireerd door Jeths ongelukkige kinderjaren.

Verhaal
De vooraanstaande Nederlandse blokfluitist Erik Bosgraaf maakt, samen met het Radio Filharmonisch Orkest onder leiding van Markus Stenz, een verhaal van de compositie. De dramatiek is al in de expositie van het orkest te merken. Galmende geluiden van een watergong roepen een specifieke sfeer op. Het verhaal begint teder, maar de rust is voorbij als in de middenpassage Bosgraaf opeens een reeks hoge c’s uit zijn instrument perst. Het orkest speelt snelle chromatische loopjes. De wrijving raakt en verbaast, evenals de onverwacht scherpe blokfluittonen. Ze dringen zich enkele keren op als een ongemakkelijke gedachte die steeds in het hoofd terugkeert en voor innerlijke weerstand zorgt. Gelukkig komen er al gauw passages van verstilling, zoals de blokfluitcadens ‘molto fragile’.

De door de slagwerkers gespeelde glazenklanken op de achtergrond lijken op woordassonanties die zich als een echo door de zaal verspreiden. De luisteraar ontkomt niet aan de innerlijke verandering van de muziek. Bosgraaf vertaalt duidelijk een verhaal op zijn toverblokfluit: ‘Wij instrumentalisten zien vaak slechts het hier en nu, omdat we bezig zijn met veel details die rondom een uitvoering van belang zijn. Een componist zoekt echter naar een manier om ons instrument aan hun fantasie te verbinden,’ lees ik in de tekst van Erik Bosgraaf zelf in het programmaboekje.

Ballet
Stenz dirigeert transparant elke akkoordwisseling in dienst van het tedere solo-instrument. Bosgraafs virtuositeit doet even vergeten dat zijn instrument slechts over twee octaven – vijftien tonen – beschikt. De dynamische afwisseling transformeert voortdurend de verbeelding van de luisteraar. De muziek klinkt vernieuwend, hoewel af en toe reminiscenties aan het barokke tijdperk zijn te horen. Daarbij verrast het visuele effect van de uitvoering het meest.

Bosgraafs lichaamstaal doet aan alles mee. Hij speelt soms met de blokfluit helemaal omhoog, of zijn lichaam buigt achterover en dan hij lijkt ineens een verlengstuk van het instrument te zijn. Een ander moment tilt hij zijn linkerbeen op en dempt met de knie een toon af. De muziek gonst door zijn gehele gedaante. Bewust of onbewust laat de frasering zijn benen dansen. Iemand van het publiek heeft het na afloop over oefeningen afkomstig van reguliere yogaposities. Ik denk eerder aan een oorlogsdans van een samoerai. Een ding is zeker: Bosgraaf heeft met zijn balletachtige uitvoering de première van Jeths nieuwste werk onvergetelijk gemaakt.

Film / Films

Hobby met hier en daar een dode

recensie: Knights of Badassdom

Altijd leuk: films over mensen met een hobby. In Knights of Badassdom duiken we in de wereld van de Live Action Role Playing. Oftewel verkleedpartijen voor volwassenen die nog in sprookjes geloven.

LARP noemen ze het zelf. En deze hobbyisten leven zich bij voorkeur uit op LARP-weekenden waar ze zich onderdompelen in een middeleeuwse fantasywereld en veldslagen uitvechten tussen monsters, tovenaars, Vikingen en ridders.

Knights of Badassdom draait om drie vrienden die maar niet volwassen willen worden. Joe (Ryan Kwanten) is net gedumpt door zijn vriendin omdat ze zijn liefde voor doommetal onderhand een beetje kinderachtig vindt. Om hem over het liefdesverdriet heen te helpen trakteren zijn vrienden Hung (Peter Dinklage) en Eric (Steve Zahn) hem op een weekendje LARP’en.

Echte demon

~

Probleem: terwijl de ridders allerlei figuren in slechtzittende monsterpakken bestrijden, duikt er ineens een echte demon op, in de gedaante van de ex van Joe, die dood en verderf zaait onder de LARP’ers. Joe, Hung en Steve verruilen hun plastic speelzwaarden voor het metalen spul en de epische strijd tussen goed en kwaad kan beginnen.

Knights of Badassdom combineert een paar elementen uit Amerikaanse komedies: de bromance (de mannelijke verbroedering) en stoner humor (melige grappen met een hoog coffeeshopgehalte). Oftewel: een film die het best te genieten is met je vrienden na het gebruik van enige geestverruimende middelen.

Lekker knullig

In zo’n context zijn de flauwe grappen en grollen ineens best te pruimen. Tevens zagen de makers bewust af van het gebruik van special effects. De monsters en demonen ogen lekker knullig wat Knights of Badassdom een sympathieke B-film uitstraling geeft.

De acteurs lijken het prima naar hun zin te hebben. Vooral Ryan Kwanten en Peter Dinklage nemen hun rollen uit respectievelijk de dramaseries True Blood en Game of Thrones op de hak. De makers waken er overigens wel voor om de LARP’ers belachelijk te maken. Live Action Role Playing is gewoon een vrolijke hobby voor buitenbeentjes, met hier en daar een dode. Dat dan weer wel.

Boeken / Fictie

Caleidoscopisch portret

recensie: Eva Menasse - Quasikristallen

Een leven lang zijn mensen bewust of onbewust bezig een identiteit te ontwikkelen, te onderzoeken en te veranderen. Wat maakt je uiteindelijk tot het unieke individu dat je bent? Welke versie van jou is ‘waar’? In Quasikristallen wordt de veelvormigheid van de identiteit geïllustreerd aan de hand van het levensverhaal van een Oostenrijkse vrouw.

We leren Xane Molin kennen als puber en volgen haar totdat ze zelf kinderen en kleinkinderen heeft. Net als ieder van ons vervult ze gedurende haar leven vele rollen. Ze is onder andere dochter, (stief)moeder, oma, vriendin, patiënte, echtgenote en baas van haar eigen bedrijf. Sommige rollen vervult ze tijdelijk, andere een leven lang. Ook de rollen veranderen in de tijd van vorm.

Met andere ogen
Als lezer bekijken we Xane steeds met andere ogen. Via de mensen om haar heen leren we steeds een stukje van haar kennen. We zijn getuige van gebeurtenissen die ze met haar meemaken, of luisteren naar hun visie op haar. Deze visie is op zijn beurt natuurlijk ook weer gekleurd door het perspectief van degene die vertelt. Het ene moment wordt Xane een sterke en zelfverzekerde vrouw gevonden, het volgende moment komt ze als drama queen uit de bus. Wederom de vraag: welke versie is waar?

Eén keer krijgen we als lezer toegang tot de binnenwereld van Xane. Ze maakt dan de balans op halverwege haar leven. Ze voelt zich ouder worden. Ze zegt dat ze leeft zoals ze altijd heeft gewild, maar dat ook elk paradijs op een gegeven moment een kooi wordt. Ze laat zien dat ze zich bewust is van het feit dat alles ook anders had kunnen lopen en nog steeds alles opnieuw kan veranderen, als zij de moed toont dit mogelijk te maken. Zij kan dus een richting bepalen, maar aan de andere kant vormt het leven haar ook, door gebeurtenissen die haar simpelweg overkomen. Ze veranderen en vormen haar zonder dat ze daarvoor kiest. Een identiteit komt op vele manieren tot stand.

De verhalen over Xane zouden door talloze anderen lang, zo niet eindeloos, verteld kunnen worden, in verschillende tijden, op verschillende plaatsen, gekleurd door het verleden of juist verrassend nieuw vanuit het perspectief van een toevallige voorbijganger. Leveren al die beelden van Xane nu een waarheidsgetrouw beeld op van wie zij is? Is het ooit af? Opnieuw: kunnen we de waarheid wel kennen als die zo veelvormig is?

Eindeloos gelaagd
Deze roman laat schitterend zien hoe gelaagd ieder van ons is en hoe iedereen zijn eigen perceptie heeft van wie de ander is. Ook wordt getoond hoe levens van individuen toevallig samenhangen en elkaar beïnvloeden. Menasse laat de lezer zelf de verbanden tussen de personages zoeken. Omdat het elke keer een verrassing is welke relatie deze persoon tot Xane heeft, blijf je als lezer nieuwsgierig en scherp. Elk hoofdstuk begint een nieuw verhaal in het leven van één van de personages, een verhaal dat deels overlapt met een eerder verteld verhaal, maar ook steeds aanleiding geeft voor een nieuw verhaal, dat weer door de volgende wordt verteld. We cirkelen rond Xane, maar bereiken we de kern?

Zonder de vraag naar waarheid letterlijk te stellen, schreeuwt deze roman om een kritische blik op het begrip ‘waarheid’. Niemand heeft uiteindelijk de waarheid in pacht over Xane, ook zijzelf niet. Deze roman maakt op verbluffende wijze zichtbaar hoe wij uit allerlei complexe zaken onszelf een identiteit denken te kunnen vormen. 

Boeken / Non-fictie

Voor wie het nodig heeft

recensie: Wil van den Bercken - Geloven tegen beter weten in

Met Geloven tegen beter weten in heeft emeritus hoogleraar Russisch christendom Wil van den Bercken een beknopte geloofsverdediging geschreven voor Christenen die hun religie intellectueel willen verantwoorden. Of zoals hij stelt: gelovigen moeten zich intellectueel kunnen verantwoorden.

Het fundamentele probleem van apologetische geschriften is dat we weten dat ze sinds Kant en Kierkegaard eigenlijk overbodig zijn. Of dat ze zelfs in het geheel altijd overbodig zijn geweest. Atheïsten overtuigt men er niet mee, en gelovigen weten dat het even onzinnig is om iemand van de redelijkheid van het geloof te overtuigen dan iemand die nog nooit verliefd is geweest door middel van argumenten proberen verliefd te krijgen. Toch lijkt er geen eind te komen aan geschriften die de bedoeling hebben het christendom intellectueel te verdedigen tegen atheïsten, humanisten, neo-darwinisten of nietsisten. Van Ik heb te weinig geloof om een atheïst te zijn van Geisler en Turek tot Bruggen bouwen van Alister McGrath. Van Hans Kungs Bestaat God? tot Over de redelijkheid van de christelijke hoop van Th. J. de Jong. Van James Sires Waarom zouden wij ook maar iets geloven? tot aan het recent verschenen lijvige Handboek Christelijke Apologetiek onder redactie van o.a. prof. dr. H.A. Bakker.

Van den Bercken voegt daar nu nog één boek aan toe, dat echter terecht niet de bedoeling heeft om ook maar iemand te overtuigen, maar om, net als de middeleeuwers Anselmus van Canterbury en Thomas van Aquino dat al voor ogen hadden met hun godsbewijzen, gelovigen een hart onder de riem te steken: geen enkele christen hoeft een atheïst te vrezen.

Zalig zij die niet zien en toch geloven
Het boekje bestaat uit vijf puntige hoofdstukken waarin Van den Bercken de lezer aan de hand neemt langs de meest bekende argumenten voor het christelijke geloof. Vanuit de rede kan er niets tegen God bewezen worden, atheïstische stromannen als Richard Dawkins begaan dezelfde fundamentele fouten die ze fanatieke gelovigen verwijten, natuurkundigen moeten vooral geen theologische consequenties trekken uit hun onderzoek en het geloof is een wezenlijk menselijke activiteit die beantwoordt aan de diepste existentiële levensvragen. Of zoals Van den Bercken in zijn conclusie noteert: ‘Het christelijke geloof is ‘primair een intellectuele en ethische uitdaging aan de mens, die in haar geestelijk appèl aansluit bij fundamentele menselijke gevoelens.’ (p. 153)

Als lezer bekruipt je het gevoel dat het boek, zoals veel hedendaagse apologetiek dat doet,  in zijn geheel sterk leunt op de argumentatie die de Franse denker Blaise Pascal (1623-1662) uitwerkt in zijn Pensées (1669), en er in het kort op neerkomt dat je wel krankzinnig moet zijn om het geloof op zijn minst niet serieus en in al zijn facetten te onderzoeken in de korte tijd die je te leven hebt.

Zalig zijn de armen van geest
Het boek zoekt nergens echt de diepte. Grote verdedigers van het christendom als Kierkegaard, Bonhoeffer, Pascal en Chesterton staan dan wel in het register, maar komen jammer genoeg nergens inhoudelijk aan het woord. Maar dat is ook niet de bedoeling van het boek: ‘het wil slechts stof aandragen voor verdere reflectie in de nooit eindigende confrontatie tussen geloof en atheïsme.’ (p. 12) De overdaad aan aanrakingen en het gebrek aan uitwerking leidt er wel toe dat Van den Bercken zelf een boel vragen oproept. Wie immers het Nieuwe Testament zonder toelichting bestempelt als ‘geen literair hoogstaand werk’, in een bijzin het fenomenale boek Orthodoxy van G.K. Chesterton als ‘erg gedateerde apologie’ wegzet en de uitdrukking ‘leven in de zekerheid van het geloof’ nooit heeft begrepen heeft wat uit te leggen. En daarbij: welk doel dient reflectie op een discussie, waarvan men weet dat die geen einde zal hebben? Waartoe leidt dan die verdere reflectie, waar men nu als gelovige niet al is?

Hoewel we dus dit boekje moeten beschouwen als een inleiding, is het toch vooral geschikt voor de intellectueel die begint zijn geloof vorm en inhoud te geven. Want Van den Bercken schrijft absoluut niet eenvoudig en lijkt heel wat voorkennis en niveau te veronderstellen van zijn lezers. Dat doet de vraag rijzen voor wie dit boek nu precies bestemd is: het is veel te inleidend voor doorgewinterde christenen en veel te moeilijk voor mensen zonder kennis van het filosofische en theologische discours. Het best lijkt Geloven tegen beter weten in op zijn plek als handvat voor discussie in een christelijke studentenvereniging. Misschien heeft Van de Bercken zoiets ook wel voor ogen gehad als primaire doelgroep.

Zalig zijn de barmhartigen
Toch is het boekje ondanks genoemde beperkingen en aanmerkingen de moeite waard om te lezen, voor wie op zoek is naar een overzicht aan argumenten die pleiten voor een religieuze houding. Het biedt voor mensen die nu nog omver geblazen worden door vragen als ‘Als God almachtig is, kan Hij dan een steen maken die Hij zelf niet kan tillen?’ voldoende vuurkracht om zich in discussies staande te houden en om zelf het voortouw te nemen in de discussie. Daarnaast biedt het een opstap en kapstok naar meer filosofisch inhoudelijke werken. Het maakt nieuwsgierig naar die rijke wereld die er verscholen ligt achter die eenvoudige vragen die ieder mens zich in zijn leven zal stellen. Van den Bercken presenteert zo beschouwd een oprecht en bescheiden geschreven verhaal, dat misschien juist door de handzaamheid niet afschrikt. Dus misschien toch maar eens lezen, tegen beter weten in.

Boeken / Fictie

Kwetsbaar tussen droom en werkelijkheid

recensie: Robbert Welagen - Lipari & Philippes middagen

In 2006 debuteerde Robbert Welagen met Lipari, waarvoor hij de Selexyz Debuutprijs ontving. Twee jaar laten verscheen Philippes middagen, dat qua sfeer nauw aansluit bij het debuut. Beide verhalen zijn nu opnieuw uitgegeven in één bundel en vormen samen een mooi thematisch geheel.

In beide verhalen is de hoofdpersoon een wat eenzame, dromerige jongeman. Hij observeert zijn omgeving nauwgezet. Door de observaties in de verhalen op te nemen, wordt de afstand tot zijn omgeving nog eens benadrukt. Beide verhalen gaan over familierelaties, ergens ’thuis’ zijn, eenzaamheid en verbondenheid met je medemensen.            

Leven op een eiland
In Lipari vindt een ontmoeting plaats tussen Robbert en het stel Gerard en Chaphine. Ze verblijven alle drie op het eiland in een hotel en ontmoeten elkaar bij het zwembad – dat in tegenstelling tot de zee een afgebakende, overzichtelijke plek is. Robbert is op zoek naar verbondenheid en rust. Hij wil een pauze van het dagelijks leven. Gerard en Chaphine hebben dit in zijn ogen al gevonden, maar dan sámen, en lijken hem in hun wereld toe te laten.

Gaandeweg het verhaal worden aanwijzingen gegeven waarom deze drie mensen deze “gevangenis met onzichtbare tralies”, zoals Chaphine het noemt, verkiezen boven het alternatief. Ze zijn beschadigd, ze zijn breekbaar en kwetsbaar. Daarom kijken ze naar het leven en dromen ze de rest erbij. Ze hebben geleerd met weinig genoegen te nemen.

Welagen brengt deze kwetsbaarheid via de observaties en gedachten van Robbert mooi in beeld. Voortdurend verwerkt Welagen ook symbolisch de eenzaamheid in het verhaal, door te kiezen voor veelzeggende plaatsen en rake metaforen. Daarnaast is ook de spanning van onuitgesproken verlangens en onverwerkte teleurstellingen voelbaar in de gesprekken die de personages met elkaar voeren. De gevoeligheid en breekbaarheid de daarin naar voren komt, roept bij de lezer een dubbel gevoel op: ongemak, maar ook begrip. Lipari is een verhaal om naderhand in gedachten nogmaals te koesteren.

Herinneringen herleven
Een zelfde soort kwetsbaarheid is aanwezig in Philippes middagen. Maar hier vervaagt het onderscheid tussen droom, verzonnen verhalen en werkelijkheid nog meer dan in Lipari. Ook hier heet de hoofdpersoon Robbert, wederom een eenzame dromer met problematische familierelaties. De realiteit van ‘het nu’ en zijn herinneringen vloeien samen wanneer hij Louise ontmoet.

De ontmoeting met haar brengt hem terug naar een zomer uit zijn jeugd, waarin hij Philippe ontmoet. Philippe beweert zijn vader te zijn, maar of dit echt zo is, blijft gissen. In het contact met Philippe heeft Robbert hoop op echt contact, maar blijft het contact uiteindelijk toch pijnlijk afstandelijk.

Philippes middagen is een zorgvuldig geconstrueerd verhaal, waarin het mysterie van het vaderschap en de onderlinge relaties verborgen blijft. Het onderscheid tussen wat verzonnen is door Robbert en wat er nu echt gebeurd is, is niet echt meer te achterhalen. Enerzijds is deze constructie bewonderenswaardig, maar anderzijds maakt deze het verhaal ook enigszins ongeloofwaardig, hoewel dat natuurlijk ook aan Robberts fantasie te wijten kan zijn. Hoe knap deze puzzel ook in elkaar zit, het heeft toch ook iets gekunsteldst en dat doet af aan de kwetsbaarheid die ook aan het verhaal eigen is.

Door deze thematisch verwante verhalen samen te brengen in één bundel ontstaat een kwetsbaar portret van de beide hoofdpersonen die de naam Robbert delen. Ze zoeken naar een manier om samen met anderen in de wereld te zijn en hopen op een moment van eenheid, waarin alles klopt. Tegelijkertijd hebben ze moeite de daarvoor noodzakelijke overgave toe te laten. Hun zoektocht in herinneringen, fantasie en het heden maakt de waarheid voor de lezer ongrijpbaar. Dat dit mysterie onopgelost blijft, maar toch blijft boeien, is te danken aan het schrijftalent van Welagen.

Theater / Voorstelling

Veel keus: voor elk wat wils

recensie: Het Nationale Toneel - As you like it

Wat is echte liefde? Hoe onderscheidt die zich van vriendschap, lust, berekening of gelatenheid? Een inspirerende vraag die As you like it op duizelingwekkende wijze aan de orde stelt.

Deze komedie werd voor het eerst opgevoerd rond 1600, toen Shakespeare zelf op weg was richting de veertig. Volgens de conventies van de destijds populaire ‘pastorale’ (Grieks herdersdicht) laat het stuk tegenstellingen zien tussen oud en jong, lust en romantische liefde, hof en platteland, berekening en zuiverheid. We zouden daar vandaag voor deze uitvoering aan toe kunnen voegen: man en vrouw, waar en onwaar, ‘in’ en ‘out’, kunst en geld, vrijheid en keuze, macht en onmacht – en zo nog voort.
Alles wijst er op dat het stuk vooral geschreven is om te vermaken. De liedjes ter verluchtiging, die voor deze uitvoering opnieuw zijn gekozen en mooi a capella worden gezongen, raken en vermaken nog steeds. De monologen houden inderdaad je aandacht vast. Ze zorgen voor een welkome onderbreking in de drie uur die deze voorstelling duurt.

~

Genderbending
Rosalind, een jonge vrouw, wordt verbannen door haar oom, de president. Op het platteland komt ze haar vader, de eveneens verbannen ex-president, met zijn gevolg weer tegen. Ook ontmoet ze daar Orlando, op wie ze hevig verliefd is geworden – en hij op haar. Verkleed als man geeft ze Orlando liefdeslessen.
De ster van deze voorstelling is zonder twijfel Hannah Hoekstra. Als Rosalind draagt ze het stuk. Haar spel is sterk en vitaal, haar transformatie van meisje tot jongen tot ‘liefdescoach’ is geloofwaardig en spannend. De aantrekkingskracht tussen de twee hoofdrolspelers, de doortastende Rosalind en de poëtische Orlando (Reinout Scholten van Aschat), blijft in de regie van Theu Boermans mooi overeind en geeft een beeld van hoe een liefde er, ook anno nu, uit zou kunnen zien. Aan het eind, als er maar liefst vier huwelijken worden gesloten, is deze verbintenis de enige waarin je wilt blijven geloven.
Sterk is verder het spel van Jappe Claes als de filosofische Jaques (‘de wereld is een schouwtoneel’) en Antoinette Jelgersma als de nar Touchstone. Deze is hier ook analyticus (’toetssteen’) met een scherp opmerkingsvermogen. Ook de rol van de kunstenaar wordt ter discussie gesteld, net als overigens in de andere voorstellingen van het Nationale Toneel dit seizoen.

~

Verloren in het woud
Het mooie toneelbeeld van Bernhard Hammer geeft een strak maar flexibel kader met digitale projecties en levend licht. De vele sneeuw roept passende associaties op met ontbering en desoriëntatie. De kostuums van Catherine Cuykens, het kap- en het grimeontwerp geven heldere mannelijke, vrouwelijke en androgyne accenten.

Een meisje in trainingspak en een vrouw met gemillimeterd haar geven een androgyn beeld dat geen drama meer oplevert in onze tijd. Deze beelden zouden wel de vraag kunnen stellen wat een man tot man maakt en een vrouw tot vrouw? Het lijkt van weinig belang in de bonte opeenvolging van scènes. Mannen houden van vrouwen of van mannen, vrouwen eveneens. Of van vrouwen die voor mannen doorgaan.
Het platteland wordt conventioneel geschetst met Twents accent als een plaats van eenvoud waar de schaapjes grazen. Maar is het allemaal wel zo eenvoudig? Asielzoekers hebben een plaats gevonden, in de schaapskooi tiert de wiet. Barre omstandigheden, vlucht en ontheemding zijn niet ver weg en ook hier sijpelt het opportunisme door.

De vele keuzes en contrasten die As you like it aan de orde stelt zijn intrigerend en vermakelijk. Ze worden hier tot een kakofonie van beelden, ‘voor elk wat wils’, waarin het makkelijk verdwalen is. Dat is niet vreemd (‘It’s not unusual’ galmt dan ook het slotlied) en past zelfs mooi bij de ontheemding in het woud dat Shakespeare oorspronkelijk schetste. Maar het veelal uitblijven van echte ontroering of bevrijdend lachen, plus de lange duur van de voorstelling geeft de indruk dat er te veel zijsporen zijn gekozen in de verleidelijke tekst. De uitvoering mist, ondanks het inventieve toneelbeeld en het sterke spel van de hoofdrolspelers, een hart, een trefzeker kader.