Theater / Voorstelling

Juditha bejubeld?

recensie: De Nationale Opera - Juditha Triumphans

De onorthodoxe keuzes waarmee Floris Visser het oratorium Juditha Triumphans regisseert pakken de ene keer beter uit dan de andere. Dit laat onverlet dat Vivaldi’s prachtige muziek bij La Cetra en de zangers van De Nationale Opera (solisten en koor) in heel goede handen is.

Waar ligt de grens tussen een koene verzetsdaad en een verwerpelijke moord? Juditha staat in het rijtje Bijbelse femmes fatales waar ook Delila en Salomé tot behoren, maar staat toevallig aan de goede kant van de geschiedenis. In de kunstgeschiedenis – en ook in de muziek van Vivaldi’s oratorium Juditha Triumphans – wordt zij afgebeeld als heldin. Op het podium toont regisseur Floris Visser juist een vrouw in staat van ontreddering.

Klassieke verleidster

Vivaldi schreef dit ‘sacre militare oratorium’ voor het meisjesweeshuis waar hij werkzaam was. Alle rollen zijn dus geschreven voor vrouwenstemmen. Het werk is geschreven in opdracht van de stad Venetië, ter ere van de overwinning op de Ottomanen. De Latijnse tekst is ontleend aan het apocriefe Bijbelboek Judit en vertelt over het beleg van de stad Bethulië door de Babyloniërs, onder leiding van veldheer Holofernes (Teresa Iervolino). De Joodse weduwe Juditha (Gaëlle Arquez) trekt samen met haar dienstmaagd Abra (Polly Leech) het kamp van de vijand binnen. Holofernes is verrukt van haar schoonheid en wil haar verleiden. Overmoedig drinkt hij te veel, valt in slaap en wordt door Juditha gedood: het Babylonische beleg is gebroken.

Twijfels

Een oratorium is geschreven als muziekstuk zonder enscenering en als je dit als regisseur bewerkt tot muziektheater heb je een grote mate van vrijheid. Die pakt Floris Visser ook, onder andere door het verhaal te situeren in het Italië van 1943. Het decor is een ronddraaiende, geruïneerde koepelkerk die tevens dienstdoet als het paleis van de veroveraars. Holofernes is in deze regie een nazi-commandant en een uitgesproken kunstliefhebber die zijn paleis laat volhangen met roofkunst. Visser dubbelt het verhaal door Juditha haarzelf te laten aanschouwen op een van die geroofde schilderijen, namelijk Judith onthoofdt Holofernes van Caravaggio. Dit schilderij inspireert haar om hetzelfde te doen met Holofernes op het podium, maar toont Juditha uiteindelijk ook de gruwel van haar daden.

Niet elke regiekeuze combineert even fijn met de muziek. Natuurlijk gaat deze enscenering over oorlogsgeweld, maar een verkrachting en een executie in de eerste helft worden zo nonchalant uitgevoerd dat het de muziek noch versterkt noch effectief becommentarieerd. Dat Juditha hier geen koele vrijheidsstrijder is, maar een vertwijfelde vrouw die walgt van haar daden, geeft daarentegen wel een mooi contrast met de jubelende muziek.

Vreugdeklanken

Hoewel contrasterend met het beeld, speelt die muziek toch de hoofdrol in Juditha Triumphans. Waar de openingsmuziek (het Concerto d’Amsterdam, want de oorspronkelijke ouverture is verloren gegaan) nog wat slordig klinkt – het is immers ook razendsnel – is de rest van het oratorium kraakhelder, intiem en wervelend. Vivaldi schreef voor een uitgebreid arsenaal aan instrumenten, inclusief een mandoline, vier theorbes en een chalumeau (een vroege voorloper van de klarinet). Het Baselse barokensemble La Cetra, onder leiding van Andrea Marcon, geeft de instrumenten alle ruimte om tot bloei te komen. Dat Vissers subversieve versie van het Judithverhaal bij vlagen wat gekunsteld overkomt, doet niets af aan de muzikale vreugde.