Theater / Reportage
special: Amsterdams Kleinkunst Festival 2016

De gekte van Keizers wint het van genredienend cabaret

Nee, het Amsterdams Kleinkunst Festival is geen springplank voor de komiek die het publiek het liefst zo hard mogelijk wil laten lachen. Ook niet voor de muzikant die hier en daar een grapje maakt en zich daarmee cabaretier noemt. Of voor een duo dat in de vorm excelleert, maar op de inhoud nog wel steekjes laat vallen. Toch was het zo’n avond en bleek Stefano Keizers (1984) in de finale de gelukkigste.

Het is bovendien moeilijk in te schatten in hoeverre de 29ste editie van het AKF van hoog niveau was, of juist niet. Natuurlijk is het palet divers en blijft het appels met peren vergelijken, maar dat is nou eenmaal de winst én de makke van kleinkunst: het nodigt uit tot beoordelen van podiumkunstenaars in breedste zin. In den beginne was er De Fransse Eijkel, bestaande uit Christian van Eijkelenburg (1990) en Sanne Franssen (1993). Zij wilden benadrukken dat ze als vertegenwoordigers van de ‘generatie NIX’ inderdaad helemaal ‘niks kunnen, niks willen, niks mogen’. Vervolgens volgde er een tal sketches, de ene beter uitgewerkt dan de ander. Een parodie op Pippi Langkous en vrijwilligerswerk in Kenia doen het goed, maar een act met een pelikaan mist zeggingskracht en tempo. Bij tijd en wijle is De Fransse Eijkel een talentvol duo, dat volgens de jury nog wel even terugmoet ‘naar de tekentafel’ om bepaalde onderwerpen verder uit te diepen en iets origineler te werk te gaan. Het publiek heeft haar waardering voor het duo laten blijken door hen als winnaar van de avond te bestempelen.

De tweede deelnemer, Merijn Krol (1987), gooide het over een heel andere boeg: vrijwel alleen fonkelend pianospel met sterke teksten, maar ook een zware obsessie voor zijn vader en bijbehorend minderwaardigheidscomplex. Hij toverde de zaal met gemak om in een avondje cabaret zoals het in de 20ste eeuw ooit bedoeld was – man aan de vleugel, solo zonder opsmuk. Maar hoe goed Krol is aan de piano, zo matig klinkt zijn stem en zo mager blijkt zijn materiaal. Het gaat wel heel erg vaak over zijn broer en vader, de overeenkomsten en de verschillen, hoe hij daar onder te lijden heeft. Dergelijke getroebleerde relaties zijn altijd stof voor grappen en grollen (of hoogstaande liedjes), maar Krol weet het te weinig schwung mee te geven. Iets meer variëteit in vorm en inhoud zou hem niet alleen een spannender, maar ook innemender artiest maken.

Als laatste mocht Stefano Keizers (geboren als Gover Meit, 1984) zijn opwachting maken. Volledig gehuld in slaapzak wurmt hij zich over het podium, ondertussen mijmerend over zelfbevrediging en de aanschaf van douchekoppen. Even later zit hij op een kruk, in het jaar 7338, mopperend over de gang van zaken die in 2016 al plaatsvond. Zelfs Batman komt nog even opdraven, al moet hij bij een dispuut even op de gang staan omdat zijn bemoeienis ongewenst is. Dit alles onder een dikke laag absurdisme dat raakt aan Hans Teeuwen, maar ergens ook gemakkelijk oogt: gek doen om het gek doen. Maar dat kan, zoals Keizers laat zien, verschrikkelijk grappig zijn. Volgens de jury getuigt het van lef ‘hoe hij vele theaterwetten met voeten treedt (…) en durft af te wijken van stukgeregisseerde voorstellingen (…)’. Zijn spel is inderdaad heerlijk onbevangen en hij steekt de draak met alles wat neigt naar braaf cabaret. Maar is het kwalitatief echt zo bijzonder? Het antwoord zal de komende jaren vanzelf in de theaters klinken.

Max Meser
Muziek / Album

Max Meser kleurt keurig binnen de lijntjes

recensie: Max Meser - Change
Max Meser

Max Meser heeft de wind in de zeilen: overtuigende optredens op Noorderslag 2016, uitgeroepen tot 3FM Serious Talent en vast voorprogramma bij de optredens van Douwe Bob. Dat schept verwachtingen. Nu debuutalbum Change uit is, is het de vraag of deze verwachtingen ook ingelost worden.

Als de Spaans-Nederlandse Max Meser (23) zijn muzikale geluk niet in Spanje kan vinden, besluit hij in 2012 van Barcelona naar Amsterdam te verhuizen. Om brood op de plank te krijgen vindt hij een baantje als barman op de Wallen bij Casa Rosa, toevallig ook de plek waar later zijn eerste single zou worden gepresenteerd. Via zijn Nederlandse vader leert hij Jan van Dorsten, eigenaar van de Amsterdamse platenwinkel Record Palace, en Tee-Set bassist Franklin Madjid kennen. Zij stimuleren Meser om vooral door te gaan met muziek maken en niet op te geven. Min of meer bij toeval loopt hij tijdens een concert in 2014 Phil Tilli (ex-Moke) en Matthijs van Duijvenbode (producer van onder meer Tim Knol en Douwe Bob) tegen het lijf. Zij nemen Meser verder op sleeptouw, wat in oktober 2015 debuutsingle ‘Weak for love’ oplevert. Meser heeft op dat moment ook zijn bandformatie rond, die gevormd wordt door Mano Hollestelle op bas, Gini Carmeron op drums en Isaac Wadsworth op gitaar.

Brug tussen de jaren vijftig en zestig

Met Wadsworth speelde Meser al langer samen: Wadswordt is een jeugdvriend met wie hij ooit een duo vormde. Met hem heeft hij, zoals Meser het zelf noemt, een ‘Lennon/McCartney klik’. Sowieso is de Beatles-invloed duidelijk hoorbaar in de muziek van Max Meser. Daarnaast zijn ook Miles Kane en Jake Bugg in zijn nummers terug te horen. Niet in de laatste plaats doordat Meser een stemgebruik heeft dat grote gelijkenissen vertoont met beide zangers. Zijn stem ligt duidelijk in het verlengde van zijn inspiratiebronnen. Mesers muziek slaat op authentieke wijze een brug tussen de jaren vijftig en zestig, met The Beatles en The Kinks aan de ene kant, en de actualiteit met artiesten als Jake Bugg en Miles Kane aan de andere kant.

Prettige zomerplaat

Change ademt duidelijk de sfeer van de jaren zestig, maar niet zonder de verfrissende inbreng van zijn retestrakke band. De eerder vooruitgesnelde single ‘Weak for love’ werd al uitgebreid door radio en tv opgepakt. Reikhalzend werd daarom uitgekeken naar het vervolg in de vorm van een volwaardige langspeler. Met Change, bestaande uit 14 nummers, worden deze verwachtingen waargemaakt, zowel in positieve als negatieve zin. Enerzijds brengt de plaat wat het belooft, en dat betekent in dit geval 14 goede popliedjes. Tegelijkertijd biedt het album weinig extra’s. Buiten de lijntjes wordt er namelijk nauwelijks gekleurd, op de mondharmonica op het einde van het album na. Daardoor is deze plaat gemakkelijk verteerbaar en ligt elk nummer lekker in het gehoor. Niets meer en niets minder. Aan de andere kant is dat waarschijnlijk meer dan genoeg om deze zomer goed door te komen. Change is een prettige, lichtvoetige zomerplaat en daar is eigenlijk helemaal niets mis mee…

Lize Spit
Boeken / Interview
special: Interview met Lize Spit
Lize Spit

‘Ik vind het geruststellend om van onder mijn stolpje naar de wereld te kijken’

Brussel likt nog steeds haar wonden wanneer ik Lize Spit in een koffiebar ontmoet. ‘Hoe jammer toch, dat sinds de aanslagen zo weinig mensen op straat komen’, verzucht ze. ‘Ik heb het hier nog nooit zo kalm geweten.’ In een column vergeleek ze de hoofdstad met een klaproos, die in zichzelf keert wanneer je haar aanraakt. We kunnen alleen maar hopen dat de angst sneller smelt dan het ijsblok in haar boek.

Want daarom hebben we in de eerste plaats afgesproken: om te praten over haar magistrale debuut Het smelt, dat een ongezien verkoopsucces werd. Daar waar een debutant in Vlaanderen, normaal gezien, met wat geluk 1500 exemplaren verkoopt, zit zij intussen aan 40.000. And counting.

Lize Spit: ‘Maar waar ik niet zo goed tegen kan, is dat het soms wordt voorgesteld alsof ik uit het niets ben opgedoken. Ik heb één jaar keihard aan Het smelt geschreven volgens een ijzeren regime, ik heb elke pagina minstens drie keer luidop voorgelezen, en met het idee zelf zat ik al zeven of zelfs tien jaar in mijn hoofd te jongleren. Maar akkoord, dat het zo’n succes zou worden, had ik absoluut niet verwacht. Sterker: ik besef het nog steeds niet, omdat ik er volop in zit en van interview naar lezing hol. Binnenkort mag ik als writer in residence een maand naar Berlijn, ik denk dat ik dan pas met enige afstand naar dit alles zal kunnen kijken en de impact van Het smelt zal kunnen inzien.’

Hoe is het idee voor het boek eigenlijk ontstaan? Met wat begon het? Een verhaallijn, een beeld, een personage…?

‘Met de drie musketiers en hun wedervaren tijdens die bepaalde zomer. Aanvankelijk wilde ik het verhaal vertellen van drie jongens, waarbij een van hen als veertiger terugblikt op zijn jeugd. Maar dat voelde nooit helemaal goed aan. Pas toen ik van een van hen een meisje maakte en haar als dertiger liet terugkeren naar haar geboortedorp, viel alles op zijn plaats en begon het verhaal als een trein te lopen.’

Je noemde dat meisje Eva, wat jouw tweede naam is.

‘Ja, omdat er zoveel van haar in mij zit en haar verhaal tenslotte uit mijzelf komt. Ik stelde ook vast dat ik me veel beter kon inleven in een vrouwelijk hoofdpersonage.’

Lize Spit

Lize Spit (Foto: Keke Keukelaar)

Als je daarbij optelt dat Bovenmeer deels geboetseerd is naar je geboortedorp Viersel, is het toch niet vreemd dat veel mensen je boek als ‘waargebeurd’ ervaren – zeker omdat het ook nog eens in de ik-vorm is geschreven. Toch huiver je een beetje van de vraag naar biografische gegevens.

‘Kijk, een Vlaamse krant heeft onlangs iets gedaan wat ik niet vond kunnen: ze zijn naar Viersel getrokken en hebben daar alle plekken gefotografeerd die in mijn boek voorkomen. Alsof ik non-fictie heb geschreven! Akkoord, je hoeft weinig moeite te doen om de contouren van mijn dorp te herkennen – het is nu eenmaal gemakkelijker te schrijven over iets dat dicht bij je staat – maar anderzijds heb ik ook heel wat zaken verzonnen. Zo is de slagerij die zo’n belangrijke rol speelt in het boek helemaal fictief, want ons dorp had die niet. De keuze voor ‘Bovenmeer’ in plaats van ‘Viersel’ was dan ook bewust, om toch wat afstand te creëren.’

Je ziet het dorp tijdens het lezen heel goed voor je, omdat je heel beeldend schrijft: Eva op de berg ingekuild gras, de Monopoly-briefjes in het gras, de zatte moeder in de kruiwagen met de televisie op haar buik… Daar heeft je opleiding scenario schrijven vast iets mee te maken.

‘Het is inderdaad zo dat ik tijdens het schrijven mijn denkbeeldige camera plaats: op wie zoomen we in? Wanneer is het tijd voor een totaalbeeld? Wat is de kernemotie in deze scène? Dat heeft wellicht ook veel te maken met het feit dat ik heel weinig lees, maar wel elke week een nieuwe film probeer te zien.’

Ook in het echte leven gebruik je die camera – volgens mij is deze heel mooie zin uit je boek honderd procent autobiografisch: ‘Want op alle plaatsen waar ik vaak geweest was, had ik last van diezelfde afwijking: mezelf voortdurend van boven af zien.’

‘Dat klopt (lacht). Alleen is het zo dat ik er geen last van heb. Ik vind het juist heel geruststellend om van onder mijn stolpje naar mezelf en de wereld te kijken en die te registreren. Dat is nu eenmaal hoe ik in het leven sta. Daarom word ik vaak angstig als ik dronken ben: omdat ik dat perspectief dan loslaat en dus de controle verlies.’

Is alles wat je registreert bruikbaar voor je schrijven?

‘Ik denk in elk geval altijd meteen: Kan ik hier iets mee doen? Zo werd onlangs vlak voor mijn ogen een duif overreden. Ik zag ze geplet worden, en wat meer is: ik hoorde ook alle botjes kraken. Een heel intense ervaring, waarbij ik geen medelijden voelde maar me meteen afvroeg of en hoe ik het kon gebruiken.’

Over registreren gesproken: je boek wordt verfilmd door Veerle Baetens. Tevreden?

‘Absoluut. Als ik zie hoe diep ze gaat in haar rollen, denk en hoop ik dat ze mijn boek compromis- en schaamteloos zal aanpakken – ze schrijft trouwens ook het scenario. Maar goed, ik heb besloten me op geen enkele manier met de verfilming te bemoeien. Het boek is niet langer van mij, en al zeker niet over pakweg vier jaar, wanneer de film uitkomt. Ik heb ook niets te verliezen door me niet te moeien: als de film goed is, is hij gebaseerd op mijn boek. En als hij niet goed is, heb ik het scenario niet geschreven (lacht).’

Maar de filmmakers zullen ongetwijfeld keuzes moeten maken, omwille van de vele verhaallijnen en de niet-rechtlijnige structuur van het boek. Welke verhaallijn beschouw jij als de meest filmische?

‘Hmmm, goeie vraag (denkt na). Dan toch het verhaal van de drie musketiers. Je zou kunnen zeggen dat het dan weer zo’n typisch coming of age verhaal wordt, maar ik vind absoluut niet dat ik dat heb geschreven. Ook al omdat ik, zoals gezegd, niet veel lees – ik heb me dus aan niets of niemand gespiegeld. En met de verhaallijn van drie jongeren die samen opgroeien en die ook heel hard voor elkaar zijn – denk aan de scène met de fietsen onder de brug, het nachtelijke schaduwspel of de harde scène op het einde – kan je denk ik het meeste doen op filmvlak.’

Op het einde van het boek zit inderdaad een verschrikkelijke scène. Heb je tijdens het schrijven nooit gedacht: Wow, komt die echt uit mij?

‘Sommige vrienden en kennissen die het boek hadden gelezen, waren wel wat geschrokken, ja. En mijn redacteur heeft zelfs toegegeven dat hij het boek tijdens die bladzijden heeft moeten wegleggen, en zich de vraag stelde of ze dit wel konden uitgeven. Terwijl ik net vond dat ik nog niet ver genoeg was gegaan. Nu, ik ben heel klinisch en nuchter in die dingen, ik kan daar heel afstandelijk over schrijven. Maar dat ik zo hard durfde schrijven, was wél een bevestiging: ik besefte toen dat ik goed bezig was, omdat ik alles op het spel zette.’

mensje van keulen
Boeken / Fictie

De kaarten geschud

recensie: Mensje van Keulen - Schoppenvrouw
mensje van keulen

Met haar enorme oeuvre is het eigenlijk vreemd dat Mensje van Keulen zo onopvallend door het literaire landschap wandelt. Goed, ze is niet van de monumentale, borstklopperige pageturners, maar Schoppenvrouw laat mooi zien hoe gekoesterd talent wordt omgezet in wonderschone woorden.

Al op de tweede pagina passeert het belangijkste feit van deze roman: op televisie herkent hoofdpersoon Paula haar dochter Emma als de gezochte verdachte van een fatale overval. Veel lezers zullen op dit moment terugdenken aan Herman Kochs Het diner waarin eveneens een confrontatie van ouders met hun criminele kind op het menu staat. Maar daar waar Koch de worsteling van zijn personages in een opstuwend verhaal tot ontknoping brengt, duikt Van Keulen in het hoofd van moeder Paula en gaat het grootste gedeelte van Schoppenvrouw over haar verleden en niet over de misdaad van haar puberdochter.

Reuzenlarf

Op diezelfde pagina denkt Paula terug aan de woorden van een mystieke kaartlegger die haar ooit de indringende boodschap verkondigde: ‘Neem geen kinderen, ze zullen je meer verdriet dan vreugde brengen’. In de ontgoocheling van het moment worden we meegenomen in het leven van Paula. Ze vertelt over haar wat formele relatie met haar man Oscar, een succesvolle en onberispelijke notaris met een niet geheel zuivere praktijk. Hoe ze door hem uit de betrekkelijke armoede van het leven met haar moeder is getrokken en in een luxeleventje in Amsterdam-Zuid terecht is gekomen. Ze vult haar dagen sindsdien met het moeizaam overeind houden van een kunstgalerie.

Op een ongekende wijze weet Van Keulen haar personages invoelbaar te maken. Met een paar pennenstreken schetst ze een heden en een verleden, waardoor de lezer direct deelgenoot van deze tragische geschiedenis wordt. De verhouding met haar echtgenoot wordt door Paula in een enkele zin verbeeld: ‘Zijn arm rust als een reuzenlarf op zijn zij, met aan het eind een kop waar geen plekje eelt aan zit’.

Liefdesperikelen

Een indringende episode uit Paula’s jonge jaren is de korte vriendschap met het meisje Charlie. Na schooltijd brengen ze samen uren door in het luxe grachtenpand waar Charlie met haar zieke moeder en excentrieke broer woont. De meisjes gaan volledig in elkaar op en Paula raakt – als meisje van eenvoudige komaf in een indrukwekkende omgeving – hevig bedwelmd door haar nieuwe vriendin. Van Keulen brengt de voorzichtige liefdesperikelen tussen de twee op een subtiele wijze aan de oppervlakte, in het midden latend of er sprake is van werkelijke passie of slechts de fantasie van Paula. In deze wat raadselachtige atmosfeer komt dokter Adami op de proppen, een obscure magnetiseur die is aangetrokken om de zieke moeder van Charlie te ‘behandelen’. Hij is de man die voor Paula de kaarten legt en haar dwingend adviseert geen kinderen te nemen: ‘het zou je slecht bekomen’.

Dat bizarre advies komt aan de oppervlakte als Paula haar dochter herkent als hoofdverdachte in het politiebericht. Met dat gegeven bouwt Mensje van Keulen een fenomenaal verhaal waarin de terugblik belangrijker is dan de hedendaagse werkelijkheid. Ze brengt de lezer op fijnzinnige wijze in verwarring, maakt de contemplatieve moeder tot middelpunt en weet haar betrekkelijk aangename leven in één klap onderuit te halen. Alle vertrouwen en zekerheid zijn verdwenen, de onvoorspelbare kaarten lijken geschud. En met een veelzeggend slotakkoord besluit Van Keulen: ‘Ik kijk naar buiten en probeer iets te onderscheiden, maar de tuin is in het donker verdwenen’.

Café Derby
Film / Films

Daar in het kleine café, aan het vliegveld

recensie: Café Derby
Café Derby

Vlaanderen en cafés, ze kunnen niet zonder elkaar. Bijna tegelijkertijd met het extatische Belgica komt nu het iets ingetogener familiedrama Café Derby uit op dvd en vod.

De film is het regiedebuut van Lenny van Wesemael, die eerder al ervaring opdeed bij de Vlaamse successen The Broken Circle Breakdown en De helaasheid der dingen. Voor Café Derby putte ze uit autobiografische bronnen: Haar eigen vader – marktkoopman, scharrelaar en kroegbaas – was haar grote inspiratie voor deze film.

Nostalgie

Dat levert een in nostalgie gedrenkt familieverhaal op, dat vertelt over hoe het is om op te groeien met een vader die groots durft te dromen, maar steeds weer op zijn gezicht gaat. Café Derby speelt zich midden jaren tachtig af, wanneer de paus België bezoekt. Standwerker Georges van Haasdonck (Wim Opbrouck) ruikt een gouden kans en koopt een leegstaand café pal naast het vliegveld waar de paus een massamis zal verzorgen. Al die mensen zullen moeten eten en drinken. Wanneer hij groot inkoopt, zal hij in een keer binnen lopen.

Het loopt natuurlijk anders; de naïeve dromer Georges loopt zich te pletter tegen allerlei regels en praktische bezwaren. Ook in het gezin loopt het niet lekker: Zijn Nederlandse vrouw Renée (Monic Hendrickx) laat haar oog vallen op een man die wel succes heeft. De elfjarige Sara (Chloë Daxhelet), door wiens ogen we de familietragedie zien ontrollen, raakt ook teleurgesteld in haar vader.

Tragiek

Café Derby begint luchtig. De retrosfeer is raak getroffen, met dank aan de muzieksmaak van Van Wesemael en aardige tijdsdetails als de rollerskaterage. Gaandeweg ontstijgt de film het niveau van vermakelijk tijdsdocument en sluipt de tragiek in het verhaal. Dan is het verdriet voelbaar; over hoe het is om je vader van een voetstuk te zien vallen, en op te groeien in een gezin waarin er altijd problemen zijn. Een fraai Vlaams miniatuurtje, dit debuut.

Lee Perry
Muziek / Concert

Routineuze commercie van twee dub-genieën

recensie: Lee ‘Scratch’ Perry & Mad Professor @ Q-Factory Amsterdam
Lee Perry

Neem een willekeurige opname. Zet Lee ‘Scratch’ Perry een paar minuten voor de microfoon en achter de knoppen. Resultaat: een instant underground klassieker. Perry zou zelfs de karaoke-versie van ‘Huilen is voor jou te laat’ kunnen voorzien van een dwarse, nonchalante cool. Hij is de tachtigjarige Ronnie Flex. De David Bowie van de dub. Hele volksstammen lopen vanavond uit om hem te zien. Oude rasta’s, Amsterdamse hipsters, Britse toeristen, meisjes met neusringen.

‘Scratch’ was als producer één van de grondleggers van het dubgenre. Hij slaagt er als één van de weinigen binnen de reggaewereld in, om niet in maniërisme te vervallen en zich constant te vernieuwen. Recent maakte hij samen met de Britse techno-nerds van de the Orb nog twee geniale platen vol kosmische dansdub. Ook werkt hij veel samen met Mad Professor, met wie hij een voorliefde voor elektronische invloeden deelt. In 1995 brachten ze bijvoorbeeld Super ape inna Jungle uit. Digitaal had toen nog niet de nare bijklank die het nu heeft in de muziekwereld en de twee experimenteren naar hartelust met alle gecomputeriseerde nieuwe snufjes. De plaat Black Ark Classics, die ze vorig jaar uitbrachten was een stuk minder innovatief. Een aantal van Lee Perry’s nummers uit zijn meest legendarische periode (de seventies) werden afgestoft en productioneel wat opgepompt.

Die ‘nieuwe’ elpee is aanleiding voor hun concert in de Q-factory en dat mogen we weten ook. Nog voor Perry het podium opkomt, heeft the Mad Professor de plaat al twee keer in de lucht gehouden. Op zich is er niks mis met commercie in de muziek. Perry laat zijn studio nog wel eens afbranden en dan is het ook handig als hij nieuwe apparatuur kan kopen. Maar het moet er niet te dik bovenop liggen. Dat verbreekt de magie, die voor een kosmische sjamaan juist zo belangrijk is.

The Mad Professor begint vlot, met snelle percussie en ratelende hihats vanachter een platenspeler en een effectenbak, het klassieke dub-instrumentarium. Het is helaas slechts een opwarmertje. Hierna zet hij een langzame plaat op en ontstaat een kenmerkend loom sfeertje.

Fles bubbels

Gelukkig is Perry wat grilliger. Zijn jasje, pet en microfoon zitten verborgen onder een lading kleurrijke buttons en gouden sieraden. Met zijn eindeloze woordenstroom van buitenaardse poëzie en profetische uitspraken tilt hij de muziek naar een hoger plan. Perry lijkt zich een beetje te vervelen. Hij vraagt (herhaaldelijk) om champagne (‘Champagne, so I won’t feel no pain’) en krijgt uiteindelijk slechts een bekertje spa. Dat gooit hij het publiek in, tot zijn eigen plezier, want als zijn glimlachende assistent uiteindelijk toch nog met een fles bubbels aan komt zetten wil Perry alleen maar nog meer water om zijn fans te kunnen besprenkelen. Zo’n houding is te verwachten van iemand die tegendraadsheid tot een kunst heeft verheven.

‘Play something new,’ verzoekt hij zijn dj, en als die vervolgens de remix van ‘Zion’s Blood’ opzet, kan Perry er geen genoeg van krijgen en vraagt om het nummer langer te laten doorlopen zodat hij nog een coupletje kan doen. ‘I’m not finished!’ Hij zingt verder, met veel bezieling en ondersteund door onwereldse koren. Het is een van de weinige momenten waarop het gegoochel met woorden en geluiden ook echt toverachtig aanvoelt.

Gelikte reclamespot

Mad Professor sluit af met twee nummers van Bob Marley, waarvan Perry ook de productie deed, waar hij duidelijk niet zoveel meer mee heeft. Af en toe zingt hij wat woorden mee en wacht tot het is afgelopen. Het is duidelijk een geste naar het publiek, maar wel erg uitgekauwd. Tijdens de toegift volgt een al even behaagzieke remix van Pharell’s ‘Happy’.

De soms wat gezapige repertoirekeuze zorgt ervoor dat het concert aanvoelt als een gelikte reclamespot voor de nieuwe plaat, en dat is jammer. Juist hun innovatiedrift maakte de twee dubhelden interessant. De professionele maar nogal karige ambience van de Q-factory helpt ook niet mee. Het is een kale loods waar je muntjes moet kopen voor je bier en waar bewakers meerdere keren met veel ellebogenwerk langskomen.

Maar het mag de pret niet drukken. Meer nog dan voor muziek of sfeer lijkt het zeer diverse publiek vooral gekomen te zijn om de legende nog in levende lijve te kunnen aanschouwen. Er worden veel handtekeningen gevraagd, armbandjes gegooid en telefoons omhoog gestoken. Een uitzinnige fan klimt nog op het podium voor een kort dansje maar wordt er hardhandig vanaf gegooid door de assistent, die eerder nog zo sympathiek leek. Die wordt op zijn beurt weer op de vingers getikt door de security. Het lijkt alsof iedereen verschillende belangen heeft en dat heeft zijn weerslag op de sfeer. Spektakel genoeg, maar wat is er gebeurd met ‘one love’?

coverafbeeldingen van de albums die in deze recensie besproken worden
Muziek / Album

Blues volop in ontwikkeling

recensie: Blues Update 1 – LaVendore Rogue / The Mighty Ya-Ya / Boogie Beasts
coverafbeeldingen van de albums die in deze recensie besproken worden

De blues- en blues-rockmuziek is volop in beweging. Wie de muziekstijl niet zo volgt zou daar makkelijk anders over kunnen denken. In deze eerste aflevering van de Blues Update is er ruimte voor drie bands: LaVendore Rogue, The Mighty Ya-Ya en Boogie Beasts.

Wat de bluesbands die deze aflevering sieren met elkaar gemeen hebben is de stevige connectie die ze maken met rockmuziek. Je wordt bij geen van deze bands getrakteerd op het standaard bluesritme. De kruising met de rock- en soms zelfs hardrockmuziek geeft een heerlijke doorwrochte muziekbeleving. De drie bands leveren geen standaardwerk, maar zijn allemaal creatief in het schrijven van eigen materiaal.

De volgende stap van JoJo Burgess

De nieuweling mag eerst en krijgt direct een diepe buiging. JoJo Burgess kennen we als frontman van de band Hokie Joint. Wie hem ooit met zijn band aan het werk heeft gezien, kon niet anders dan hen in het hart sluiten. Burgess en zijn oude maatjes Joel Fisk en Stephen ‘Cupsey’ Cutmore vormen samen de grootste helft van deze nieuwe vijfmansformatie: LaVendore Rogue. Zoals verwacht is het geluid van voodoo-blues en rootsrock  terug te horen in de muziek van deze nieuwe band, maar er klinken ook snippers van folkpop op het album, getiteld Light Up With… Er is nu iets meer variatie dan bij Hokie Joint, maar wat gebleven is, is het feit dat het album net als het veel geprezen debuut van Hokie Joint ook nu weer luistert als een heerlijk feest. Het album bevat tien composities; het start met ‘Dead Man’s Chest’ en eindigt met een nummer dat de veelzeggende titel ‘Play It All Night Long’ draagt.

Met LaVendore Rogue heeft JoJo Burgess opnieuw een spraakmakende groep gevormd, die de herinnering aan zijn vorige band levend houdt en zijn muzikale aspiratie en inspiratie met een volgende stap in zijn carrière luister bijzet. We zullen deze feestband, want zo klinkt de muziek opnieuw binnen de geschetste genres, wel weer op diverse festivalpodia mogen verwelkomen. Luisterend naar Light Up With… verdienen ze die aandacht en plek dubbel en dwars.

Mighty Ya-Ya’s tweede plaat gaat verder

Het tweede album van The Mighty Ya-Ya gaat verder dan de pure blues. Voor de echte puristen zal Magnum Sonus dan ook niet gaan passen, maar iedere bluesliefhebber die graag wat meer hoort dan alleen de blues in zijn puurste vorm, zal aan dit album menig uurtje luisterplezier beleven. Met het debuutalbum dat de bandnaam als titel droeg oogstte deze band superlatieven als subliem, heerlijk en indrukwekkend. Zelf schreef ik in 2012 ‘Gevaarlijk goede muziekcocktail’ boven de recensie.

Wat is gebleven is dat The Mighty Ya-Ya muziek maakt met een oude ziel, maar naast de blues horen we nu meer elementen van rock, stonerrock en garagerock, en misschien ook wel een vleugje voodoo of psychedelica als smaakversterker. Luister voor die laatste toevoegingen maar eens naar de albumopener ‘Prosodick’ en je weet direct waarom deze aanduidingen op hun plaats zijn. De bluestrein dendert lekker voort op een trip die een dozijn nummers lang is. Na de aparte opening gaat de band heftig verder met ‘Something Real’, waar ze een verbinding leggen naar de vinyl revival als ze zingen: ‘So put the needle in the groove…’. Uiteindelijk eindigt The Mighty Ya-Ya daar waar veel songs over gaan: bij de liefde in ‘Matter of Love’. Het vormt een fraai, heftig sluitstuk – met haast een mannenkoorgeluid rond de refreinen – van een fijn album dat het verdient om vaak gedraaid te worden;  liefst op flinke geluidssterkte om tot volle beleving te komen.

Boogie Beasts verbaast soms ineens

Het album van de Belgische formatie Boogie Beasts verscheen al aan het einde van het vorige jaar, maar kan best nog even wat aandacht gebruiken voordat het in de vergetelheid zou verdrinken. Daarbij is opvallend dat het hoesje het jaartal 2016 draagt. Reden genoeg voor een plekje in deze eerste Blues Update.

De band zou weleens op een aantal festivals kunnen gaan opduiken. Als in veel landen The Black Keys zo omarmd wordt, dan zal Boogie Beasts’ Come And Get Me bij die fans zeker een draaibeurt waardig zijn. De sound van Boogie Beasts mag dan elementen van voornoemde groep in zich hebben, toch moeten ze niet als kopie afgeschilderd worden. Boogie Beasts klinkt minder rammelend, minder sixties en meer blues, boogie en voodoo. Al in het openingsnummer ‘Blast’ komen alle hiervoor genoemde elementen naar voren. Het is een soort handtekening of vingerafdruk van wat ons te wachten staat gedurende de elf eigen composities van dit eerste album. Soms weet de band ineens te verbazen, bijvoorbeeld als ze de gevoelige kant laten bovendrijven in het fraaie ‘Coming Home To You’. Dit is geen suikerzoete bluesballade, maar wel een mooi ingetogen, stuwend blueswerkje dat ieder moment lijkt te kunnen ontploffen in de grootste bak herrie. De spanning druipt er de hele tijd vanaf. De ontlading komt pas bij de inzet van het volgende nummer: ‘Would You Please Shut Up’ ramt er weer lekker op los.

Wat de titel van het album al aanmoedigt: halen dit plaatje en genieten! Het schijfje heet niet voor niets Come And Get Me.

Theater / Voorstelling

Ontroerende kwetsbaarheid in ode aan de liefde

recensie: PS|theater - Ons Hart

Ons Hart van het Leidse stadsgezelschap PS|theater is een muzikaal collagestuk over de liefde. Samen met een grote groep vrijwilligers weten regisseur Pepijn Smit en theatermakers Wil van der Meer en Rian Evers de uiteenlopende liefdesverhalen ontroerend en treffend te brengen. Geen cynicus kan op tegen zo veel fraaie oprechtheid.

Ons Hart PS TheaterOns Hart is het laatste onderdeel van het vierjarige project De Atlas van Leiden, waarin PS|theater verhalen uit Leiden verzamelt en op verschillende manieren aan de stad teruggeeft. Dit jaar is het thema ‘Het verlangen van Leiden’. Wil van der Meer en Rian Evers gingen met een liedjesprogramma langs bij studentenhuizen en verzorgingstehuizen om verhalen over de liefde te verzamelen ‘bij mensen aan het begin en aan het einde van hun liefdesloopbaan’. De uiteindelijke tekst werd opgesteld door Rafaëlle Kwakkel, student Writing for Performance aan de HKU.

Echte aandacht

De voorstelling bestaat uit monologen waarin de liefdesverhalen van de mensen worden verteld en eenvoudig gebrachte liedjes. Van der Meer en Evers vertolken een divers palet aan personages. Op de achtergrond worden de verhalen stil en subtiel geïllustreerd door een groep van zo’n twintig Leidse studenten en senioren. Het valt vooral op dat ieder type iets échts menselijks krijgt. Dat is te danken aan de warmte waarmee de acteurs de verhalen van de mensen schetsen; er is oprechte aandacht voor iedereen. De kwetsbaarheid die ontstaat, is ontwapenend.

Ons Hart PS TheaterOpa vertelt

Bovendien zitten de verhalen vol met details die de verbeelding aanspreken. Zo is er het verhaal van een 95-jarige man, die zich nog precies de glimlach van het meisje herinnert dat altijd naast hem zat in de Leidse Blauwe Tram, net voor de Tweede Wereldoorlog. Of het verhaal van de weduwe die vertelt dat haar man er al dertig jaar niet meer is, maar dat zij hem nog elke dag mist; als ze opstaat, als ze naar de lege stoel kijkt in de woonkamer, als ze staat te koken. De voorbeelden ontroeren en zijn herkenbaar. Het is alsof je luistert naar de verhalen van je favoriete grootouders.

Leidse glibbers

Daarnaast zijn er ook veel komische elementen. Van der Meer blinkt bijvoorbeeld uit in het neerzetten van ‘Leidse glibbers’; types uit de Leidse volkswijken, die bekend staan om hun onevenaarbare Leidse tongval en (voor niet-Leidenaren) ondoorgrondelijke Leidse idioom. Van der Meers beheersing van het Leids maakt de anekdotes uit de Sleutelstad nog levendiger – en afgaand op het vele gelach, slaan ze ook goed aan bij het aanwezige Leidse publiek.

Fotografie Eelkje Colmjon. www.EELK.nl

Een sympathiek geheel

Het podium van de Aalmarktzaal is niet groot en het decor is minimaal; het enige decorstuk is een lange, harmonica-vormige lichtbruine bank, die midden op het podium staat. Het blijkt maar weer dat een opgesmukt podium helemaal geen vereiste is voor een prachtige voorstelling. In Ons Hart vormen de figuranten het fijne, warme decor. De aanwezigheid van ‘echte mensen’ ondersteunt deze voorstelling beter dan welk decor dan ook. Alles bij elkaar is Ons Hart een bijzonder sympathiek gebrachte verzameling van menselijkheid, die bovendien gespeend is van elk cynisme. De term feel good doet er geen recht aan. Feel great zou de beste bewoording zijn.

vrijheidscolleges
Achtergrond

Kwetsende kunstenaars: wie heeft de kaders?

special: Naar aanleiding van de Vrijheidscolleges 2016
vrijheidscolleges

Naar aanleiding van de Vrijheidscolleges besteden wij aandacht aan een van de vier ‘vrijheden’ die aan bod zullen komen, namelijk de vrijheid van meningsuiting. Hoewel dit recht een onmiskenbaar kenmerk is van onze democratie staat zij toch constant onder druk. Vooral in de kunsten, waar de artistieke expressie soms tot kwetsende kunst kan leiden. En dit kunnen we voorkomen, toch?

Vrijheden

De Vrijheidscolleges, een jaarlijkse serie lezingen die gegeven worden in de aanloop naar Bevrijdingsdag, zijn eind maart van start gegaan. Deze gratis seminars zullen gedurende de komende weken in aanloop naar 5 mei door het hele land worden gegeven. De beweegreden hierachter is stilstaan bij de democratie en haar ‘vrijheden’, die Franklin D. Roosevelt ooit in zijn toespraak naar het Amerikaanse volk memorabel de four freedoms heeft genoemd. Naast de vrijheid voor meningsuiting zullen in de toespraken van bekende Nederlandse schrijvers, artiesten en politici ook de rechten vrijheid van religie, vrijwaring van angst en vrijwaring van gebrek aan bod komen. Deze worden ook wel ‘de vier pijlers van de democratie’ genoemd. Ze vormen als het ware een fundament waarop we onze regels met betrekking tot onderlinge omgang in de samenleving baseren. Maar de vrijheid van meningsuiting bepaalt ook het cultureel kader voor onze maatschappij en ligt daarmee ten grondslag aan de artistieke expressie.

Land van provocatie

We kennen Nederland als een cultureel divers land waar tolerantie de norm is en (zelf)reflectie en expressie worden aangemoedigd. Een land waar de Nederlandse kunstenares Joanneke Meester een stuk van haar huid laat wegsnijden om hier een pistool van te maken, genaamd Pistol Own Skin, waarmee ze het toenemende geweld in Nederland aankaart, waar kunstenares Sooreh Hera de profeet Mohammed afbeeldt als homo en de expliciete seksscènes in de boeken van Nederlands bekendste schrijfsters zoals Saskia van Noort en Heleen van Rooyen ook wel als literaire porno worden bestempeld.

Kortom, alles kan en veel mag. Het creëert soms controversie en provocatie, en leidt in enkele gevallen ook tot censuur. De tentoonstelling van Dirk Hardy, die vorig jaar is geweigerd in het gemeentehuis Binnenmaas door de kwetsende content van zijn werk, waarin zowel Hitler als Christus te zien waren als attributen van beeldvorming en propaganda, is daarvan een voorbeeld. Nadat de aanstootgevende afbeeldingen op verzoek van de gemeente zijn verwijderd kon de tentoonstelling alsnog doorgaan. Op deze manier staat de artistieke vrijheid constant onder druk. We kunnen dergelijke censuur maar tot op zekere hoogte bevechten en onze uitingen verdedigen, want hoewel de kunstenaar zich kan beroepen op de vrijheid van kunst is het publiek nog altijd vrij om beledigd of gekwetst te zijn.

Een denkbeeldige grens

Gezien de aard van onze samenleving en de vier pijlers die deze nastreeft is een algemeen verbod op bepaalde kunstuitingen vanuit de regering niet gangbaar. Wel kan op bezwaar een aangifte worden gedaan van belediging en is het verder aan de rechter om te bepalen of de vrijheid van meningsuiting middels de artistieke expressie in dat geval is overschreden. Zover hoeft het niet te komen, mits kunstenaars de grens naar het kwetsende toe maar niet overschrijden. Maar hier ontstaat het probleem. De grens tussen vermaken en kwetsen is geen gegeven regel.

Toch heeft Spinoza een poging gedaan deze grens expliciet te maken door te stellen dat alles wat aanzet tot handelen zich niet meer binnen de veilige kaders van de vrijheid van meningsuiting bevindt. Volgens deze filosoof zou het aanzetten tot handelen dus over de grens van vermakelijk liggen, of in ieder geval maatschappelijk ongewenst zijn. Hoewel dit klinkt als een harde scheidslijn, is het toch te vaag om hier heldere richtlijnen uit op te kunnen trekken omdat de motieven voor handelen en de reacties daarop persoonlijk zijn. De grens lijkt daarom volledig subjectief te zijn.

Kwetsend of uit context?

Gelukkig geeft Joep Schrijvers, initiatiefnemer van het virtueel Museum voor kwetsende kunst, ons hierin enig houvast. Volgens hem is kunst vaak kwetsend zodra iets heiligs wordt ontheiligd. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de Mohammed Cartoons waarop de profeet menselijk wordt gemaakt. Door te worden afgebeeld in situaties die voor de maatschappij als moreel verwerpelijk gelden wordt de profeet als het ware van zijn gezag ontdaan. Het algeheel vermijden van deze onderwerpen om beledigingen te voorkomen lijkt een beetje radicaal en zou ook niet hoeven.

Zolang de intentie van de kunstenaar maar niet uit zijn context wordt getrokken, zei cabaretier Jan Jaap van der Wal in een interview tijdens de Vrijheidscolleges van vorig jaar. Hij benadrukt hoe bijvoorbeeld grappen uit hun context kunnen worden geplaatst waardoor ze kwetsend worden. Terwijl kwetsen nooit de intentie is, hoe ruw sommige grappen ook kunnen zijn. Het is de vluchtige en beknopte tweet of Facebook post die ervoor kan zorgen dat de grap zijn context verliest. Wat overblijft is slechts de paar kwetsende woorden, die vervolgens op social media de volledige lading krijgen. Maar kan dit uit ‘context worden getrokken’ ook gelden voor bijvoorbeeld de kunst van bovengenoemde Sooreh Hera en Dirk Hardy? Het betreft hier tastbare artefacten die anders dan de mondelinge overdracht van Jan Jaap van der Wal niet een eigen leven kunnen gaan leiden waarbij woorden kunnen worden verdraaid. Hiernaast speelt het dynamische karakter van kunst een grote rol, waarbij haar betekenis door de verschillende referentiekaders vrij kan worden geïnterpreteerd.

Iets bestempelen als ‘kwetsende kunst’ is daardoor sterk afhankelijk van iemands smaak en voorkeur. Dit maakt het voorkomen ervan lastig. Gevoelige thema’s vermijden die in het verleden voor opruiing hebben gezorgd kan een oplossing zijn, die weliswaar niet helemaal strookt met de samenleving zoals deze door ooit Roosevelt en zijn four freedoms is geïdealiseerd. We kunnen de vraag of een dergelijk kader bestaat daarom verschuiven naar de vraag of deze binnen onze huidige maatschappij wel gewenst is. Maar dan zijn we mogelijk weer terug bij af.

De Vrijheidscolleges zijn nog tot 5 mei te bezoeken, zie agenda of bekijk hier de opnames.

Boeken / Kunstboek / Non-fictie

De rechtlegger

recensie: Wim Crouwel–Modernist

Wim Crouwel is een legende in de ontwerpwereld. In de zestiger jaren van de vorige eeuw zette hij de toon en zijn invloed als grafisch ontwerper is, juist in de tegenwoordige tijd, opnieuw voelbaar. Alle reden voor een uitgebreide monografie als eerbetoon.

Deze rijk geïllustreerde en vuistdikke uitgave is door de makers Frederike Huygen (tekst) en Lex Reitsma (ontwerp) in een thematische volgorde gezet. Geen chronologie, maar een zeer leesbare opeenvolging van hoogtepunten uit een oeuvre die het fenomeen Crouwel op de kaart hebben gezet. Zijn loopbaan volgt een golvende lijn, met veel waardering en ook afwijzing, waarbij hij zelf de meest constante factor blijkt te zijn.

Wim Crouwel

Total Design – huisstijl Randstad (1966)

Dogmatisch stramien

Wim Crouwel maakt in de late jaren vijftig furore met zijn opvallende ontwerpen en wordt de personificatie van een nieuwe beroepsgroep: de grafisch ontwerpers. In een wereld waar het vakgebied tot dan toe wordt ingevuld door drukkers, typografen, reclamemakers en kunstenaars is hij een ambitieuze wegbereider. Met zijn uitgesproken opinie en consequent doorgevoerde, glasheldere stijl plaveit hij de weg voor een moderne en doeltreffende vormgeving. Dit hangt nauw samen met zijn onbetwistbare managementkwaliteit, waarmee hij zijn ontwerpbureau Total Design in de jaren zeventig tot grote hoogte laat stijgen.

Het werk van Total Design is vandaag nog steeds zichtbaar in de grafische identiteit van uitzendgroep Randstad. Het heldere logo en de consequent doorgevoerde kwaliteit maakt dat dit krachtige beeldmerk na vele jaren nog steeds van grote waarde is. Voor het Stedelijk Museum Amsterdam is Crouwel jaren achtereen beeldbepalend geweest als huisontwerper. Zijn manier van werken kenmerkt zich – geheel volgens het heersende ‘New Formalism’ – door een dogmatisch gebruik van een vooraf vastgelegd stramien, waarop alle vormelementen hun plaats krijgen. Grafisch ontwerpen is een zaak van structurele ordening en evenwichtige compositie. In combinatie met een strakke, schreefloze typografie vormt deze werkwijze de grondslag voor een ontwerpstijl die binnen en buiten het vakgebied voor veel beroering zorgt.

Wim Crouwel

Wim Crouwel – affiche Etienne Martin (1964) Stedelijk Museum Amsterdam

Nieuwe Lelijkheid

Wim Crouwel – Modernist brengt op een grondige en indringende wijze die opwinding in beeld. Crouwel wordt in zijn begintijd op handen gedragen, enerzijds omdat hij een revolutionaire – en welbespraakte – eenling is, anderzijds omdat zijn vernieuwende werk voor een aardverschuiving binnen het communicatielandschap zorgt. Maar gaandeweg wordt zijn invloed te overheersend geacht: de logo’s en huisstijlprogramma’s voor grote ondernemingen gaan op elkaar lijken en komen zichtbaar uit één en dezelfde, gestructureerde stal. De onbetwiste meester dreigt langzamerhand ten onder te gaan aan zijn zelfbevochten succes.

Wim Crouwel: ‘Ik ben een rechtlegger. Ik heb de neiging om alle dingen die voor me op tafel liggen recht te leggen’.

Vanaf de tweede helft van de jaren zeventig begint de ontwerpwereld volledig te kantelen. Onder invloed van vrijheid, emancipatie, anarchisme en nieuwe muziek zijn er opeens vele wegen die naar verschillende ontwerpoplossingen leiden. Crouwels modernisme wordt gezien als een achterhaalde opvatting die een kille, zakelijke vormgeving vertegenwoordigt. Er is behoefte aan engagement, emotie en experiment: een veelvormigheid die onder de naam post-modernisme het culturele discours zal gaan bepalen. Wim Crouwel wordt ongewild tot een anachronisme, zijn werk wordt ouderwets en zielloos gevonden en wordt door de nieuwe generatie ontwerpers tot ‘Nieuwe Lelijkheid’ bestempeld.

Wim Crouwel

Wim Crouwel – tentoonstelling De verboden stad (1990) Museum Boijmans van Beuningen Rotterdam

Neo-modernisme

Ondertussen is Crouwel professor aan de Technische Universiteit Delft en ook directeur van Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam. Zijn deskundigheid en ervaring hebben hem op die positie gebracht, terwijl zijn ontwerpwerk met een respectvolle maar ook meewarige glimlach wordt bijgezet in de geschiedenis. Het momentum in de jaren tachtig van de vorige eeuw is voorgoed geannexeerd door nieuwe ontwerpers als Jan van Toorn, Anthon Beeke, Gert Dumbar en collectieven als Hard Werken en Wild Plakken.

Maar dan krijgen we te maken met de ironie van de geschiedenis, zoals in deze prachtuitgave op uitvoerige wijze uit de doeken wordt gedaan. Vanaf de eeuwwisseling is er een generatie grafisch ontwerpers opgestaan die zich, als reactie op het modernisme en post-modernisme, met recht neo-modernisten zouden kunnen noemen. Grafisch werk in de tegenwoordige praktijk – in combinatie met de vele digitale mogelijkheden – heeft een onmiskenbare connectie met het baanbrekende werk van Wim Crouwel, zo’n vijftig jaar terug. De soberheid in compositie, de eenvoud in typografische vormen, het minimale kleurgebruik: alles verwijst naar de handtekening van de man die aan de wieg stond van de hedendaagse grafische vormgeving. Zo is Wim Crouwel – Modernist niet alleen een terugblik op een groots ontwerpersleven, maar tegelijkertijd een verrassend accurate beschrijving van de artistieke en maatschappelijke ontwikkeling van dit enerverende vakgebied.