Boeken / Fictie

Merels wereld

recensie: Liesbeth Mende - Afhaalmeisje

.

Hoofdpersoon en verteller van het verhaal is Merel. Haar naam komt niet in het boek voor, maar de achterflap vertelt dat ze Merel heeft, dus dat neem ik dan maar aan. Haar vader is overleden. Ze woont samen met haar moeder in een dorpje in Brabant, haar zus is net verhuisd naar Utrecht om daar te studeren. Behalve die veranderingen lijken meer dingen anders te gaan dan ze had gedacht. Wat te denken van Judith, haar beste vriendin die zo maar goed kan op schieten met Annemieke die Merel helemaal niet aardig vindt? Ook haar vriendje Philip, een hardrocker, zorgt vooral voor veel twijfels en probleempjes als hij erg raar tegen haar doet.

Laag RTL-4 gehalte

Afhaalmeisje heeft verschillende ingrediënten om dramatisch te worden: een overleden vader, een alcoholische moeder. En dan zijn er nog de problemen van de jongere, zoals een beste vriendin die plotseling met iemand omgaat die je niet aardig vindt, of een vriendje waarvan je niet goed weet hoe je ermee om moet gaan. Toch wordt het verhaal niet zeurderig of overlopend van de treurigheden. Merels houding is vooral afwachtend en afstandelijk. Door deze manier van beleven heeft het boek een laag RTL4-gehalte.

Uitgeklede taal

Dit komt vooral door het taalgebruik. De taal in Afhaalmeisje is uitgekleed. Dit geldt vooral voor gevoelens van Merel, zoals haar gedachten over dat haar moeder te veel drinkt. Korte zinnen zijn daar voldoende om de lezer te laten weten wat er gebeurt. Over sommige dingen weidt ze wel meer uit. Dat zijn vooral beschrijving van de situatie en de dingen die haar opvallen. De onderkoelde manier van schrijven wekt de suggestie met een puber te maken te hebben die zich distantieert van wat om haar heen gebeurt, maar er niet onbewogen onder kan zijn. Hierdoor zijn haar observaties vaak ook droog-komisch.

Vanuit dit taalgebruik kan ook de matige aandacht van Merel voor andere personages worden verklaard. Personages zijn stereotyperingen met een eigenschap, zoals buurvrouw Annie met hoogblond haar en een eigen handeltje. De onuitgewerkte personen maken Merels ontwikkeling wel duidelijker. Ze weet zich eerst met situaties geen raad, maar op bepaalde momenten kiest ze er toch voor weg te gaan in plaats van in de situatie te blijven, zoals wanneer ze ruzie heeft met haar moeder of wanneer Philip vervelend tegen haar is.

Het Smitje

De enige plek waar het leven gereduceerd wordt tot makkelijke vragen en kleine problemen is snackbar Het Smitje waar Merel in het weekend werkt. De titel Afhaalmeisje verwijst daar ook naar. Hier lijkt Merel zich het meest op het gemak te voelen. Kleine genoegens als een patatje en een kipcorn na het werk zijn voldoende om andere problemen te vergeten. De ruimte geeft haar iets extra’s. Als Philip bijvoorbeeld langs komt, kan ze hem eindelijk een keer goed te woord staan en is ze niet zo verlegen als anders.

Leuk voor op de literatuurlijst

Het debuut van Mende is grappig en ook ontroerend. De dingen die Merel overkomen zijn vervelend en Merel wordt door anderen, zelfs door haar vriendje, vaak vergeten. Het boek is vooral ontroerend door de manier waarop Merel met de gebeurtenissen omgaat. Mende heeft een bijzondere roman geschreven over een puber, waarin allerlei zaken, zoals het taalgebruik, geïnspireerd zijn op de hoofdpersoon. Behalve een leuk boek voor een willekeurige lezer, zal het ook op de literatuurlijstjes van middelbare scholieren niet misstaan.

Muziek / Achtergrond
special: Valeri Gergievs eigenzinnige visie op twee Russen

Beter dan de componist?

Rotterdam is blij met Valeri Gergiev. Daar is reden toe, want Gergiev is niet alleen een klassedirigent en één van de weinigen die voor belangrijke labels nog wel eens iets buiten het ‘ijzeren repertoire’ opneemt; hij is daarbij een overtuig(en)d pleitbezorger van de Russische muziek. Tenslotte schroomt hij zich er niet voor om ook minder stukken in zijn concertrepertoire op te nemen.

~

Concert ter gelegenheid van het 9e Gergiev Festival 2004. Sergej Tanejev: Symfonie Nr. 4 / Pjotr Tsjaikovski: Symfonie Nr. 5. Orkest van het Mariiski Theater (St. Petersburg) o.l.v. Valeri Gergiev. Concertzaal De Doelen, Rotterdam, 21 oktober 2004. Belangstelling: zo goed als uitverkocht.

Nu geven ze Gergiev daar in Rotterdam ook de gelegenheid toe. In tegenstelling tot de tenenkrommend voorspelbare kost die het Concertgebouworkest zijn bezoekers jaar op jaar voorschotelt (ja, we weten nu wel dat jullie een prachtige Mahlercyclus kunnen spelen) staan de programmeurs van het Rotterdams Philharmonisch bekend om soms gedurfde programmakeuzes. Meestal pakt dat goed uit, soms niet, maar je moet het Rotterdamse publiek het krediet geven dat ze blijven opdagen waar minder avontuurlijke abonnementsgangers zich ongetwijfeld niet zouden laten zien.

Maar gedurfd staat jammer genoeg niet altijd gelijk aan goed. Hoezeer het ook is toe te juichen dat Sergej Tanejevs vierde eindelijk weer eens hier wordt opgevoerd, ik zou er een lief ding voor over hebben gehad als Gergiev zich nu eens niet had overgegeven aan zijn neiging alles beter te weten dan de componist. Maar ja, als het festival waarop je speelt al negen jaar jouw naam draagt heb je misschien ook wel recht op enige eigenwijsheid. Of toch niet?

Vreemde eenden

~

Want eigenlijk valt er niet zoveel beter te doen aan Tanejevs laatste symfonie. Als leerling van Tsjaikovski combineerde hij diens gevoel voor melodie met een gedegen studie van Barokcomponisten en dan vooral Bach. Dat kwam in die tijd (we spreken rond 1890) nog niet zoveel voor en Tanejevs symfonieën waren dan ook vreemde eenden in de bijt in een tijd dat het mode begon te worden om juist vrij luchtige stukken te spelen. Dat verklaart wellicht ook dat er van de vier maar twee (nummers twee en vier) werden gepubliceerd en dat geen van die reeks buitengewoon populair was. Het zegt veel over de kwaliteit van Tanejevs werk dat zijn nummer vier en een paar andere stukken (vooral het adembenemende pianotrio en de Concertsuite voor viool en orkest) zich al die tijd staande hebben kunnen houden in de marge van het repertoire. De laatste tijd is het ook weer wat veelvuldiger opgenomen op CD.

De vierde symfonie is een mengsel van Russische symfonische stijlfiguren en Barokthema’s; het geheel is verrassend effectief en weet zich boven de typische, wat vermoeide laatnegentiende-eeuwse Russische symfonie te plaatsen. Maar dan moet je het wel met alle mensen spelen die Sergej op papier heeft gezet, natuurlijk. En dat was het eerste probleem dat opdoemde. De derde hoornist had blijkbaar geen visum gekregen want in De Doelen was er geen spoor van hem te bekennen. Dat gebrek deed zich vooral gelden in de Tutti (stukken waarbij het hele orkest lawaai maakt) en, ernstiger, in een paar passages waar die derde hoorn echt een rol speelt. Het einde van het eerste deel, bijvoorbeeld, miste daardoor alle profiel die het zo bijzonder maakt.

Aanklooien

Zoals gezegd, Gergievs eigenzinnigheid hielp ook niet altijd. Al eerder konden we hem betrappen op wel heel liberaal genomen tempi of volslagen onverwachte tempowisselingen maar hier maakte de Rus het af en toe wel heel erg bont. Het leidt bij mij tot het vermoeden dat Gergievs soms onorthodoxe keuze soms gemotiveerd is door de mogelijkheid om zijn fantasie de vrije loop te laten. Met Tanejev (of bijvoorbeeld Mjaskovski) kun je tenslotte heel wat vrijblijvender aanklooien dan met, bijvoorbeeld, Tsjaikovski. Een voorbeeld: de paukenslag waarmee Tanejev volgens de bladmuziek het stuk afsloot was door Gergiev terzijde geschoven ten gunste van de blazerssectie. Gergievs stadsgenoot Temirkanov blonk al eens uit op de Londense Proms door Tsjaikovski’s Manfred door elkaar te husselen. Wat wist Tsjaikovski nou ook van het in elkaar zetten van een symfonie, nietwaar? Het abominabele resultaat van die actie heeft Gergiev jammer genoeg niet aan het denken gezet.

De vijfde symfonie van Tsjaikovski, na de pauze door het Mariinski-orkest gespeeld in strak-Russische stijl, kwam dan ook veel beter uit de verf, niet in de laatste plaats omdat dit gezelschap het stuk al een keer of duizend achter de kiezen moet hebben gehad. Gergievs aanpak was, zoals verwacht, een stuk conventioneler dan bij Tanejev en paste naadloos in de Petersburgse traditie van dirigenten als Jevgeni Mravinski: een vlot tempo en vrij ‘droog’ gespeeld. Tsjaikovski’s muziek heeft van zichzelf al genoeg emotionele lading en daarom is het belangrijk er niet nog meer sentiment tegenaan te gooien door het op een Karajan-achtige manier ‘op te poetsen’. De vijfde die Gergiev neerzette was dan ook de beste die ik in jaren heb gehoord, met het noodzakelijke vuur van in ieder geval de dirigent.

En ach, zelfs als Valeri Gergiev zo nu en dan zijn zelfbeheersing verliest is het Gergiev-festival een buitengewoon welkome gelegenheid om kennis te maken met Russische muziek en te genieten van zowel bekende als minder bekende stukken. De veelzijdigheid van het evenement doet de Rotterdammers eer aan. Gergiev moet toch maar blijven en zich vooral niet inhouden – dan krommen mijn tenen maar eens wat vaker, spannend blijft het altijd.

Referentie-CD’s:

Tanejev: Symfonie Nr. 4 & Ouverture De Oresteia. Philharmonia o.l.v. Neeme Järvi. Chandos.
Tsjaikovski: Symfonieeën Nrs. 4-6. Leningrads Filharmonisch Orkest o.l.v. Jevgeni Mravinski. Deutsche Grammophon.

Muziek / Album

Op naar rehabilitatie

recensie: R.E.M. - Around the Sun

R.E.M. lijkt een beetje met hetzelfde probleem te zitten als U2 ten tijde van Zooropa. De band is op een of andere manier niet meer in de gratie. Je leest en hoort tegenwoordig geregeld termen als ‘beste tijd gehad’ en ‘uitgerangeerd’ wanneer het gaat om deze voorlopers van de alternatieve gitaarmuziek. Terecht? Misschien voor het moment wel. Het nieuwe werkstuk Around the Sun is zeker niet het beste dat de band heeft voortgebracht. Het is weliswaar een typische R.E.M.-plaat met de karakteristieke voordracht van Michael Stipe en ambachtelijke popliedjes als Leaving New York. Maar toch…

~

Bij het verschijnen van de verzamelaar In Time 1988-2003 doemde de vraag al op: wordt het geen tijd dat R.E.M. eens een andere weg inslaat? Hoewel het hier een erg mooie verzamelaar betrof, blijkt dat het geluid van de band in die vijftien jaar niet bijster veel veranderd is. Vandaar dat de inflatie de kans heeft gekregen toe te slaan. Het gevoel is er nog wel, maar de liedjes zijn niet allemaal even krachtig. Around the Sun geeft je net te vaak het idee dat je het al wel eens gehoord hebt. Nummers als The Outsiders (met Q-Tip), Make It All Okay, Final Straw en I Wanted To Be Wrong klinken gewoon wat belegen.

Nieuwe weg

En toch is Around the Sun wel weer een plaat die zichzelf langzaam omhoogwerkt in aanzien. Het zijn met name de laatste vijftien tot twintig minuten die een hoop goedmaken. Vanaf de ouderwets melodische popsong Aftermath laten Michael Stipe, Mike Mills en Peter Buck toch nog even horen wat ze waard zijn. De spanning wordt opgevoerd, de sfeer wordt beklemmender en ineens vang je een glimp op van een stap vooruit. Ineens is daar het opstijgen, de spreekwoordelijke hogere sfeer.

Electronisch

Gooi die gitaar maar eens in een hoek meneer Buck, meneer Mills en meneer Stringfellow (ex-Posie, die R.E.M. de laatste jaren versterkte). Het rockstadium zijn jullie inmiddels wel gepasseerd. Eigenlijk past het dromerige stemgeluid van Stipe wel erg goed bij de geluidslandschappen die alleen maar gecreëerd kunnen worden via de electronische weg. Een weg al ingeslagen ten tijd van het in 1998 verschenen Up en die nu in 2004 op Around the Sun veel natuurlijker of bovennatuurlijker klinkt.

Contouren

Wanneer de volgende plaat van R.E.M. nog een stap of twee verder verwijderd is van dat geijkte gitaargeluid, dan gaan we in de richting van Radioheads Kid A, daar twijfel ik niet aan. R.E.M. gaat een snelle rehabilitatie tegemoet, net als U2 destijds. Het verrassende Pop was een bewonderenswaardige nieuwe stap, waarvan de contouren zich tijdens Zooropa al aftekenden. U2 werd de grootste band ter wereld. Around The Sun heeft niet de kwaliteit maar wel de contouren, zoveel is zeker.

R.E.M. staat op 3 februari 2005 in Ahoy’ Rotterdam.

Muziek / Achtergrond
special: Arvo Pärt Festival

Æstonishing Music

‘Æstonishing Music’ was het thema van het festival van Stichting Prime, die elk jaar een serie concerten organiseert met werk van een nog levende componist. Het festival, dat van 20-24 oktober plaatsvond op diverse locaties in Groningen, draaide dit jaar om de uit Estland afkomstige Arvo Pärt. Door zijn wereldwijde populariteit is hij inmiddels een levende legende geworden.

In zeven concerten werd een brede selectie uit Pärts oeuvre uitgevoerd. Daarbij werden ook composities in muziek en film getoond van vijf jonge Estische componisten. Een grote variëteit aan uitvoerenden was te bewonderen: de bekende pianist Alexei Lubimov, het Noord Nederlands Orkest, het Northern Consort, mannenensemble The Gents, het wereldberoemde Hilliard Ensemble en vele anderen. Daarnaast gaf filmregisseur Frank Scheffer masterclasses muziekdocumentaire.

Arvo Pärt

~

Pärt werd in 1935 geboren in Tallinn, de hoofdstad van Estland. In zijn eerste tien jaar als componist schreef hij een aantal stukken volgens westerse, avantgardistische seriële technieken, onder meer volgens de dodecafonische techniek van Arnold Schönberg. Een aantal van deze werken werd echter niet toegestaan door het Sovjet-regime, dat het niet zo had op de Westerse moderne kunst. Hierna volgde een periode van diepgaande bezinning, naar eigen zeggen een spirituele zoektocht, waarin Pärt studie maakte van middeleeuwse religieuze muziek.

Intense stiltes

In 1976 bracht hij een twee minuten durend pianowerk uit, Für Alina. De oorspronkelijke versie was bedoeld voor een eenzame Estische vrouw in Londen. Het was het eerste werk in een geheel nieuwe stijl, wat bekend is geworden als de Tintinabulli-stijl. ‘Tintinnabuli’ betekent zoveel als ‘klokken’ of ‘bellen’. Er ligt hierbij sterke nadruk op de afzonderlijke delen in de muziek, en bij vocale werken op de afzonderlijke lettergrepen. Een hoofdrol in de Tintinnabuli-stijl spelen variaties van drieklanken, waarmee steeds wordt gevarieerd op hele eenvoudige melodieën.
In Für Alina wordt iedere noot sterk benadrukt, en klinkt als omgeven door intense stiltes. In Pärts eigen woorden: “Ik heb ontdekt dat het genoeg is wanneer een enkele noot mooi wordt gespeeld. Deze ene noot, of een enkel geluid, of een moment van stilte, biedt mij troost. Ik werk met heel weinig elementen – met één stem, twee stemmen. Ik bouw op primitieve materialen – met de drieklank, met één specifieke tonaliteit. De drie noten van de drieklank lijken op klokken en daarom noem ik het tintinnabuli.”

Vingers in de oren

~

Het pianorecital van Alexei Lubimov was het eerste concert dat ik bezocht. Hieraan voorafgaand werden enkele jonge Estische componisten, die in Pärts kielzog opereren, geïnterviewd door muziekjournalist Robert Nasveld. Eén van hen over de invloed van Pärt’s muziek op de Estische muziek en cultuur: “Het is als een grote berg, onzichtbaar soms, maar het heeft invloed op iedereen.”
Hierna voerde het Noord Nederlands Cello Consort Fratres uit, een meeslepend stuk voor viool en cello. Helaas was een cameraman zo vriendelijk steeds bij mij in de buurt heen weer te lopen en zijn banden te verwisselen. Lubimov speelde na de pauze een aantal pianowerken, waaronder het al genoemde Für Alina en Diagramme Opus 11 uit 1964. Muzikaal gezien valt het laatste werk binnen de West-Europese avant-garde, met een grote rol voor vrije klankvelden en het toeval in de compositie. De zeer gecomprimeerde vrije klankvelden klinken in de climax als een muzikaal artilleriebombardement; terwijl ze wegstierven zag ik op de voorste rij een man de vingers uit zijn oren trekken. Aan het eind van het stuk klinkt al iets door van de latere kenmerkende stijl van eenvoudige klanken die uit de stilte treden; zelden heb ik zo’n intense stilte meegemaakt als de rusten voor én na de laatste noot.

De meester

Na afloop van het concert kreeg ik onverwacht de meester nog heel even te spreken: een introverte, gebogen man met een grote donkergrijze baard. Ik vroeg hem hoe het is zijn eigen werk uitgevoerd te horen door anderen. Een slechte uitvoering is volgens hem moeilijk om aan te horen, maar een goede zo mogelijk nog moeilijker. Dit was een heel goede weergave van zijn muziek, aldus Pärt, waarna hij in de Groningse nacht verdween.

Het diepste van de ziel

Het wereldwijd bekende Hilliard Ensemble, dat zondagmiddag in de Oosterpoort optrad, liet ons eerst kennismaken met de middeleeuwse bronnen waar Pärt veelal uit putte. Deze liturgische, vocale muziek kabbelt eindeloos voort, bedoeld om de luisteraar dichter tot God te brengen. Na de pauze volgde een aantal koorwerken van Pärt voor kleine bezetting, onder begeleiding van het orgel. “De koormuziek van Pärt doet in veel opzichten aan Byzantijnse iconenschilderkunst denken. Een thema met religieuze inhoud wordt vanuit het diepste van de eigen ziel naar buiten geprojecteerd. Elke overbodige versiering wordt vermeden, de pure religieuze ervaring staat centraal,” aldus het programmaboek.

Meditatie

Dit is heel goed merkbaar in het stuk Summa, wat ‘de essentie’ betekent. Oorspronkelijk had dit werk Credo moeten heten, maar dit gaf problemen met de Sovjetcensuur. Over het gehele stuk hangt een sfeer van een soort verstilde schoonheid en onnadrukkelijkheid, ondanks dat de complexiteit en de spanning gaandeweg toe nemen. Het krijgt hierdoor het karakter van een meditatie. Tussendoor klonk dan nog een lied met een meer ‘profaan’ gehalte, het Schotse volksliedje My Heart’s in the Highlands.
Het laatste wat het Hilliard Ensemble ten gehore bracht was An den Wassern zu Babel sassen wir unt weinten, voor solostemmen en orgel. Het stuk is gebaseerd op psalm 137, die gaat over het joodse volk dat zich in ballingschap in Babylonië bevindt. In heel eenvoudige vocale melodielijnen, met het orgel als soms dissonante tegenstem, voltrekt het drama zich. Het stuk ontwikkelt een grote dynamiek en lijkt naar een geweldige climax toe te werken, maar het blijft bij de belofte. Op het moment dat ik mij schrap zette was het plotseling over.

Muziek / Achtergrond
special: Een interview met Soundsurfer

Ik-zit-op-een-paard-muziek

Ze gingen naar Spanje om een EP-tje op te nemen, maar ze kwamen terug met een volledig nieuwe plaat. “We gingen daar negen nummers opnemen, waarvan een deel zou afvallen, maar ze klonken allemaal zo lekker dat we besloten nog drie erbij te doen.” Een interview met Soundsurfer-gitarist Erik Neimeijer.

“Het was prachtig in Spanje. We zaten twee weken in een dorpje in de bergen en het was heel mooi weer. We namen een EP op, omdat we een andere kant op wilden; op plaat wilden we net zo rocken als we live doen. Deze opnamesessie was bedoeld om onze stijl te verkennen, een directere vorm te vinden.” Dat pakte dus boven verwachting uit. De nummers stonden snel en goed op de plaat, waardoor in overleg met de platenmaatschappij werd besloten er een volledig album van te maken: Nude.

Cowboy-achtig stoer

~

De band produceerde debuutplaat Allow Me grotendeels zelf, maar bij deze opvolger heeft Soundsurfer zich weinig met de techniek bemoeid. “We hebben wel meegewerkt, maar zeiden nu vooral hoe het moest klinken. Het is altijd de vraag hoe een producer daar mee omgaat, maar dat pakte goed uit. We werkten met de vaste producer van de studio; we kenden hem dus niet, maar er was echt een klik.”
De nieuwe plaat moest vooral stoer worden. 8WEEKLY interviewde de band vorig jaar naar aanleiding van hun debuut. Toen blikten ze al vooruit op een eventuele opvolger: “Zoals het er nu uitziet komen er (als er ooit nog een tweede album van Soundsurfer uitkomt, waar hebben we het eigenlijk over, zeg?!) wat meer rock ’n roll- en cowboy- achtige songs op de tweede plaat.” Neimeijer reageert verrast als hij dit weer hoort: “O, hebben we dat gezegd? Wat goed! We wilden op deze plaat inderdaad cowboy-achtig stoer zijn. Het overdreven ik-zit-op-een-paard-gevoel. Geen country hoor, dat maken we met Soundsurfer niet, maar echte en pure rock.”

Niet ‘echt’

In het gesprek vertelt Neimeijer geregeld over het grote verschil tussen Nude en Allow Me. Het lijkt bijna alsof hij niet meer achter het debuut staat. “Nee, dat is niet zo. De eerste is nog altijd te gek, maar de productie en daarmee de hele stijl van die plaat voelen niet ‘echt’. Het weerspiegelt niet hoe we live spelen. Dat is zo goed aan Nude: dit is pure rock.”

Bezuinigen

~

Vooralsnog is de muziek voor Soundsurfer vooral een dure en tijdvretende hobby. Ondanks twee mooie platen en veel optredens kan de band zeker niet van de muziek leven. Zanger Hendrik Jan Bökkens werkt ernaast en de rest van de band studeert. “Een baan is het spelen zeker niet, hoewel er erg veel tijd in gaat zitten. Maar het lukt momenteel om quitte te spelen, dus dat is al mooi.” De echte doorbraak moet komen via de radio. “We worden daar nog niet echt opgepikt, maar dj’s als Jan Douwe Kroeske, Henk Westbroek en Dolf Jansen steunen ons echt. Ook andere dj’s vinden ons goed: ze draaien ons wel in de eigen ruimte die ze hebben, maar de vaste playlists, daar moeten we op zien te komen.”
Vooralsnog moet het publiek gewonnen worden door veel op te treden. Momenteel speelt de band ieder weekend zeker twee keer. Met de dreigende bezuinigingen wordt dat echter ook moeilijker. “Podia krijgen nu subsidie als een bandje niet uitverkoopt. Als dat stopt, dan krijgen beginnende bands het veel moeilijker. Dan wordt het minder spelen, of minder geld vragen per optreden, maar het moet natuurlijk ook geen geld gaan kosten. En dat geldt niet alleen voor de popmuziek. Als de subsidies verdwijnen, dat verdwijnt een groot deel van de cultuur. Om te bezuinigingen ga je toch ook niet mooie oude kerken neergooien in plaats van te restaureren. Het is zo zonde!”

Ranzige naad

Nude is, net als Allow Me, mooi vormgegeven. Op de voorkant prijken twee naakte jongens, hand in hand. “Ja, dat ben ik samen met drummer Bauke. Het is een lullig kiekje, gemaakt in de Spaanse bergen. We wandelden daar en het was zo mooi dat we onze kleren uit wilden trekken. Bauke en ik gingen zo hand in hand op een rots staan; het is een prachtig homo-erotisch beeld. Dat die N van Nude op zijn billen staat, is trouwens omdat hij een ranzige naad heeft. Je keek zo zijn kont in.”
De titel Nude is bij de foto gekozen, maar volgens Neimeijer verwoordt dat ook het gevoel van de band: “Deze plaat is zonder opsmuk opgenomen en op het podium geven we ons – figuurlijk natuurlijk – ook helemaal bloot.”

R&B shit

Zoals bedoeld rockt de plaat meer dan de voorganger. Verwijzingen naar de Beach Boys, zoals die bij het eerste album nogal eens klonken, zullen nu weinig meer voorkomen, hoewel de typerende meerstemmige samenzang nog altijd belangrijk is. Ook in de teksten wordt voor de onversneden rock gekozen: “Hey dude, let me show you what rock is / your sissy R&B shit / is making me pissed” zingt Bökkens in het erg fijne Good Morning Blowjob. Nude is drie kwartier lekker rocken in Soundsurfer-stijl: door al het goede in de wereld geïnspireerd. En daar is nu een tweede fijne eigen plaat van gebrouwen.

Boeken / Fictie

Een verzameling achter glas

recensie: Vrouwkje Tuinman - Vitrine

Na een tijdje in de schaduw van Ingmar Heytze te hebben gestaan, is nu tijd voor het poëziedebuut van Vrouwkje Tuinman (1974). Hoewel ze al de nodige gedichten schreef en er ook mee optrad, is het nu tijd voor het serieuzere werk en zie daar: de bundel Vitrine. Behalve poëzie schrijft Tuinman ook proza en ze stelde samen met Heytze verschillende verzamelbundels samen, zoals Sex. De daad in 69 gedichten.

~

Tuinman bespreekt veel verschillende thema’s, maar er is ook veel plaats voor de liefde in meedere variaties, zoals overgave aan de liefde of jezelf verliezen in de liefde. In deze gedichten heeft ze soms geestige vondsten, zoals in Ontmoetingen met jouw ex. Maar soms neigt ze naar wat te makkelijke omschrijvingen, zoals in Zandman: “vandaag geschreven / dat je radeloos en geil dat iemand daarvoor straf verdient.” Het is de vrouw die de foute man lijkt te ontmoeten, maar voor dit eigentijdse probleem waren vast wel iets interessanter schetsen te bedenken.

Tranen bij vissticks?

Mooier is dan het gedicht Haarsteeg, 13-9-’88 waarin ze haar vader weer tegenkomt in een brief. In dit gedicht vertelt de ik-figuur over de buien van verleden waarin ze soms duikt en oude brieven leest, zoals de brievenwisseling met een vriendje. Daarbij komt altijd de brief van haar vader te voorschijn. De situatie ligt vast, is onontkoombaar.

Spinazie, vissticks, appelmoes. Yoghurt toe of
vla, van dag tot dag ga ik ons na en dan is

daar mijn vader. Hij zit in de verkeerde doos
zoals hij nu al twaalf bijna dertien jaar
in de verkeerde tram stapt,
de verkeerde straat of juist te goede in loopt.

waar ik dan ook. Hij schrijft hij hoopt
dat ik een fijne dag zal hebben. Met
veel bezoek, nog meer cadeaus
En weer is hij niet dood.

Te veel motto’s

De bundel die uit drie delen bestaat (schoot, hoofd en knie) heeft voor elk deel een apart motto. Het motto voor de hele bundel is een citaat van Gerard Reve, ‘Ik ga gebloemde bloesjes dragen’. De andere citaten zijn allemaal wel mooi, maar ze zouden zowel overal als nergens op kunnen slaan. De vraag dringt zich ook op waarom Tuinman elk gedeelte wilde voorzien van een ander citaat. Wilde ze haar eigen tekst ondersteunen? Is het uit eerbied voor andere collegae? Of vond ze de citaten gewoon mooi en goed passen bij haar gedichten? Ik weet het niet. Ik vind het jammer, want soms zijn de citaten zo krachtig dat ze haar gedichten ondersneeuwen. Dit is vooral het geval bij het citaat van Adriaan Morrien, ‘hier neem mijn hart voorzichtig uit mijn lichaam’.

Poëtisch taalgebruik

De vorm van de gedichten is meestal vrij traditioneel, er zijn zelfs een paar sonnetten. Opvallender is het taalgebruik. Tuinman maakt veel onvolledige zinnen zonder persoonsvorm. Zulke zinnen komen meerdere keren voor zodat het een kenmerk van haar poëzie lijkt te zijn. Dit veelvuldig voorkomen is echter geen leuke afwisseling meer. Het lijkt of ze het trucje in meerdere gedichten uitprobeert. Daardoor gaat het spannende er van af.

‘en wat ik niet vastleg is niet gebeurd’

Hoewel het er misschien wat verdekt staat, bevat het titelgedicht Vitrine een poëticale boodschap. Behalve dat het gedicht gaat over iemand vergeten door hem weg te gooien, gaat dit gedicht ook over het nut of de noodzaak van dichten. Vooral de zin ‘Ik ben, / en wat ik niet vastleg is niet gebeurd’ wijst daarop. Deze stelregel, die nuttig is bij afscheid nemen van exen, klinkt ook in haar poëzie door. Het bestaansrecht van poëzie is voor Tuinman dat ze dingen vastlegt in haar gedichten. Soms zijn het kleine gebeurtenissen of sferische momenten, ideetjes. Als kleine plaatjes zet ze er glas voor om ze te laten zien aan anderen. Het is een kleine verzameling die uitgestald wordt in de vitrine van haar dichtbundel.

Foto’s

Grappig is dat een bepaalde manier van vastleggen, fotograferen, ook terug komt in de gedichten. Bijvoorbeeld het gedicht 1 uur service, waarin de vakantiekiekjes worden ontwikkeld. De ontwikkelde foto verschilt meestal nogal van de foto die je dacht te maken. Het venster waar je door kijkt, registreert anders dan je ogen. Dit gegeven speelt ook in de gedichten van Tuinman. Het idee voor het gedicht is er, maar de manier waarop het opgeschreven wordt maakt juist het gedicht. De registratie is van minder belang. Want hoewel iets vastleggen een doel lijkt van poëzie, is juist het bijzondere van poëzie dat ze gevangen is in de afwezigheid van de registratie.

Suffe gedachten

Ondanks de soms wat mindere punten is het debuut van Tuinman veelbelovend. Ze wisselt een klinische manier van schrijven af met lyrische gedachten. De mooiere en dromerige gedichten zijn die waarin de onafhankelijke vrouw minder aan het woord komt, en waar een misschien suffe gedachten over samen in een huis wonen uitgewerkt is tot een lieflijk gedicht. Maar juist die tegenstelling tussen de onafhankelijke en zelfredzame vrouw tegenover de afhankelijke vrouw, het meisje soms, maken de bundel het lezen waard. Er is niet één stem in de gedichten, maar een welklinkend, afwisselend geluid.

Film / Films

De waarheid achter de verhalen

recensie: Big Fish

Ziekte, ouderdom, de verwaterde relatie tussen een vader en zijn zoon, de eigenschappen van herinneringen: het lijken zware thema’s, maar in de handen van Tim Burton vormen ze samen een van de mooiste films van het afgelopen jaar. Big Fish is een ode aan de fantasie en een eerbetoon aan vaders wereldwijd.

~

De plot van Big Fish begint op het moment dat Will Bloom (Billy Crudup) een telefoontje van zijn moeder krijgt. Zijn vader Edward (Albert Finney) is ziek en heeft niet lang meer te leven. Uit de proloog van de film weten we inmiddels al dat Edward Bloom iemand is die zijn eigen fantastische verhalen vaak en graag vertelt, tot irritatie van Will. Vader en zoon zijn dan ook uit elkaar gegroeid, maar door het bericht van Edwards ziekte besluit Will hem toch maar op te zoeken en er tussen de vele verhalen door achter te komen wie zijn vader nu eigenlijk werkelijk is.

Razend knap

Big Fish, het boek van Daniel Wallace waarop de film is gebaseerd, is eerder een verhalenbundel dan een roman, met verteller Edward Bloom als rode draad. Scenarioschrijver John August heeft de verschillende verhalen op razend knappe wijze weten te structureren tot een film waarin al die verhalen samenkomen, elkaar versterken en uiteindelijk bij elkaar komen in een ontroerend slot. Regisseur Tim Burton heeft daar zijn unieke stijl aan toegevoegd en met een batterij topacteurs de fantastische wereld van Edward Bloom tot leven gewekt.

~

Tim Burtons kwaliteiten liggen duidelijk op het visuele terrein; verbaal is hij een stuk minder sterk, wat dan ook vaak leidt tot doodsaaie commentaartracks op diens dvd’s. De interviewer die hem tijdens Big Fish ondervraagt is dan ook een gouden greep, maar nog steeds is Burton geen prater. Veel van zijn antwoorden zijn ontwijkend, vaag of allebei tegelijk, en we krijgen dan ook maar weinig goede informatie uit zijn mond. Een stuk beter wat dat betreft zijn de verschillende featurettes die op de dvd zijn bijgevoegd. Onder het kopje The Character’s Journey vinden we drie kleine documentaires over de verschillende hoofdpersonen uit de film, hun motivaties en de acteurs die hen tot leven brengen.

Realistisch tintje

Technischer zijn de filmpjes onder het hoofdstuk Tim Burton’s Path. Voor een film met zo veel fantasie zijn er verrassend weinig visuele effecten gebruikt; in plaats van met de computer werden veel effecten (de reus Karl, de Siamese tweeling) op de set uitgevoerd, wat een realistisch tintje geeft aan de bizarre verhalen van Edward Bloom. Een stel trailers en een quiz over Burtons eerdere werk vormen het sluitstuk van deze bescheiden special edition.

~

Big Fish was geen enorm succes in de bioscopen (wat wellicht te wijten is aan de wisselwerking tussen komedie en dramatiek), maar de film verdient een tweede leven op video. We hebben hier namelijk te maken met een film die het predikaat ‘hartverwarmend’ eindelijk weer eens echt verdient.

Film / Films

Drie intieme oorlogsportretten

recensie: Tigers on Tour: Somnambuul // The moonless Night // How I Killed a Saint

In de herfst- en wintermaanden toert een drietal films door de Nederlandse filmhuizen. De ‘Tigers on tour’ zijn films die op het International Film Festival Rotterdam (IFFR) en andere filmfestivals te zien waren maar nooit regulier in de Nederlandse bioscopen zijn uitgebracht. Samen met de Volkskrant en de VPRO biedt het IFFR een kans om deze films alsnog in de bioscoop te zien. Dit jaar is gekozen voor drie films uit het voormalige Oost-Europa die stuk voor stuk mede tot stand kwamen met behulp van het Hubert Bals Fonds van het IFFR. De Tigers toeren nog tot februari door Nederland.

Somnambulance – Somnambuul

~

We schrijven 1944. Estland. Het is oorlog en de meeste Estlanders zijn naar Zweden gevlucht. Een scheve vuurtoren kijkt uit over een eindeloze zee, terwijl aan zijn voeten een klein huisje rust. Op de voorgrond zwiept een stok met een ton erop – vermoedelijk een vogelbroedplaats – heen weer in de wind. In deze primitieve uithoek van het bestaan woont Eetla met haar vader, een oude mompelende vuurtorenwachter. Hun enige contact met de buitenwereld is een piepende radio, de gewonde Kasper die bij hen op krachten komt, en de soldaten die af en toe opduiken om zich aan Eetla te vergrijpen.

De film Somnambuul van Sulev Keedus staat in de traditie van Tarkovski. Op intrigerende wijze wordt de kijker meegetrokken in het bewustzijn van Eetla. Het zijn haar woorden en haar beelden die zich aan ons opdringen en ons overdonderen. Nergens geeft de film houvast. We bevinden ons tussen slapen en waken in een wereld die alleen in het bewustzijn bestaat, waarin heden en verleden door elkaar heen lopen. Een wereld die noch werkelijkheid noch fantasie is, maar iets van beiden in zich draagt. In deze wereld leeft het vertwijfelde meisje Eetla die niet langer weet wie ze zelf is, terwijl de grens tussen haar gedachtewereld en de realiteit steeds verder vervaagt. De poëtische meerduidigheid die dit oplevert, is de grote kracht van deze eigenaardige, maar boeiende film.

The Moonless Night – Nata pa hënë

~

Het is opvallend dat filmmakers uit landen waar traditioneel veel ellende en oorlog plaatsvindt, de tragiek van hun bestaan zo subtiel en ingetogen in kaart weten te brengen. Ze besparen de kijkers het rauwe geweld dat ongetwijfeld schering en inslag was. Hun films gaan over gewone mensen die ondanks de misère door moeten leven en dat ook doen. De gruwelijkheid van de dictatuur wordt daarbij slechts zijdelings aangestipt. The Moonless Night van Artan Minarolli is zo’n film.

The Moonless Night vertelt het verhaal van het zestienjarige meisje Rudina die met haar grootvader Albanië wil ontvluchten om elders een beter leven op te bouwen. Ze zijn niet de enigen. De halve bevolking reist naar het strand in de hoop daar een manier te vinden om de zee over te steken. Onderweg komt Rudina in contact met Gjergj, maar haar grootvader is fel tegen een vriendschap met deze jongen. Als Rudina en Gjergj de trein missen kan grootvader niets meer aan de situatie veranderen. De beide tieners reizen samen verder en worden hartstochtelijk verliefd. Parallel aan hun reis ontvouwt zich een verhaal uit het duistere verleden van grootvader. Verleden en heden raken elkaar als Rudina haar grootvader weer terugvindt en deze laatste voor eenzelfde keuze wordt geplaatst als zeventien jaar geleden. Er ontvouwt zich een kundige film die echter weinig verassend is.

How I Killed a Saint – Kako ubiv svetec

~

In de laatste Tiger zien we hoe de jonge vrouw Viola na een jarenlang verblijf in Amerika terugkeert naar het door etnische conflicten verscheurde Macedonië. Zij treft haar verarmde thuisland aan in een chaotische en afwachtende staat, bang voor wat de toekomst in petto heeft. Haar broer Kokan heeft zijn woede en onvrede omgezet in nationalistische gevoelens en wil niets liever dan dat de NAVO, die hij als overheerser ziet, verdwijnt. Zowel Viola als Kokan hebben een tocht te maken die hen leidt naar twee heel verschillende doelen.

In How I Killed a Saint laat debuterend regisseuse Teona Mitevska zien hoe, net als het gezin van Viola en Kokan, heel Macedonië, ja, de hele Balkan wordt verscheurd door een catastrofale cocktail van gevoelens. Angst, haat, wantrouwen, nationalisme en apathie zijn de overheersende emoties bij deze temperamentvolle volkeren. De gevolgen hiervan zijn bekend: op de Balkan zijn in de laatste tien jaar ontelbare graven gegraven. Met How I Killed a Saint protesteert Mitevska tegen deze ellende en dit geweld. “Voor een wereld zonder gewapende vredestichters,” is haar boodschap. Een pleidooi voor de gewenste overbodigheid van organisaties als de NAVO. Maar die tijd lijkt, helaas, nog ver weg.

Waardevolle selectie

Drie films over de invloed van oorlog op het al zo arme Oost-Europa. Wat deze films verder bindt, is dat ze het sentiment en de actie die we zo goed kennen van oorlogsfilms uit Hollywood, links laten liggen en kiezen voor een poëtische vertelwijze. Verwacht geen technisch hoogstaande films met explosies, liters bloed en special effects maar maak je op voor intieme portretten over hoe een al zo benadeeld gedeelte van Europa omging met de ellende die de vele oorlogen met zich mee brachten. Samen vormen de Tigers on Tour een waardevolle selectie uit het filmaanbod van het IFFR die elkaar mooi aanvullen.

Muziek / Achtergrond
special: Het tragische einde van een radiolegende

John Peel is dood, leve John Peel!

In juni 1998 vroeg mijn nicht Vibeke toen ik bij haar logeerde of ik mee wilde naar de opnames van het radioprogramma dat zij produceerde voor BBC Radio 4: Home Truths. Op zich is het natuurlijk al cool genoeg, een radio-opname in het BBC-gebouw aan Portland Place in Londen, maar de presentator van het programma maakte het voor mij als liefhebber van Britse muziek extra spannend: John Peel. Peel, die gisteren op 65-jarige leeftijd in Peru plotseling overleed aan een hartaanval, stond bekend als de belangrijkste DJ van de Engelse radio en als groot pleitbezorger van onbekende bandjes en muziekstromingen. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik vanwege de zenuwen misschien tien woorden met de legende heb gewisseld, maar het was vooral het uur lang in werkelijkheid luisteren naar de stem van deze radioheld die me geheel in de ban heeft gehouden van zijn persoon.

~

In 1962 begon Peel als DJ in Dallas, Texas waar hij als dienstplichtige gestationeerd was. Na omzwervingen langs verschillende radiostations in de USA keerde hij in 1967 terug naar Engeland, waar hij een van de eerste DJ’s werd van de toen gloednieuwe popzender Radio 1. Hij liet meteen van zich horen door gloednieuwe en onbekende muziek te draaien tijdens zijn avondprogramma’s. Hij was een van de eersten die muziekstijlen als reggae, punk en hiphop op de Britse radio ten gehore bracht. Peel had een geweldig oor om interessante bandjes uit het gigantische aanbod te pikken. Zijn naam wordt dan ook vaak samen met de muziekkrant NME genoemd als de ontdekker van menig Britse band voordat de grote bladen of MTV ervan gehoord hadden. Bands als Pulp of Belle & Sebastian werden door Peel gedraaid in zijn show voordat ieder ander er überhaupt van gehoord had.

Peel, de sessies

~

Behalve als plaatjesdraaier nam John Peel als presentator en producer vele live-sessies op met Engelse, maar ook buitenlandse muzikanten. Tijdens deze Peel Sessions lieten vele bands en artiesten zich van hun beste kant zien. Alleen al bij de bands die gisteravond tijdens de tribute werden gedraaid vind je namen als Jimi Hendrix, Joy Division, The Smiths en Nirvana. Eigenlijk iedereen die wat te betekenen heeft gehad in het muzieklandschap van de afgelopen 37 jaar heeft wel een Peel-sessie opgenomen. Dit programma is dan ook duidelijk de inspiratie geweest voor de Nederlandse 2 Meter Sessies. Ook uit Nederland haalde Peel wel eens een bandje om een sessie op te nemen. De afgelopen jaren ontving hij Seedling en Solex, die beide twee sessies met hem hebben opgenomen, en ook Persil kwam optreden. Dankzij deze radioshows was er in Engeland uitermate grote interesse van het publiek voor Nederlandse bands.

Peel, de Groninger

~

John Peel had opmerkelijk genoeg een duidelijke voorliefde voor Groningen, de thuisbasis van 8WEEKLY. Hij zag Groningen als belangrijke thuishaven voor alternatieve muziek en tijdens het jaarlijkse Eurosonic-festival in januari kwam hij altijd naar Groningen toe, wat zelfs resulteerde in uitzendingen van zijn programma vanuit Groningen. Het geluid van de deurbel van platenzaak Platenworm gebruikte Peel zelfs in zijn show als jingle, en hij was tijdens de festivals ook steevast in deze winkel te vinden, om met een stapel platen onder zijn arm de deur uit te komen.

Peel, de mens

De kant van Peel als presentator van andere programma’s is in het buitenland eigenlijk niet zo bekend. Home Truths was eigenlijk een wat oubollig programma over de dagelijkse beslommeringen van het familieleven van de Engelsen. De aflevering waar ik bij was ging onder andere over de bloeddrukpillen die John slikte (!), iemand die voor de telefoondienst werkte, kinderen die niet willen slapen en iemand die theepotten verzamelde (hoe ultiem Engels kan het worden?). Vanuit dit programma werd ook zijn eigen persoonlijke en huiselijke leven belicht, wat hem een dusdanige menselijkheid geeft dat zijn overleden je extra aangrijpt. Het meest wrange van het overlijden van Peel is natuurlijk zijn leeftijd. In 1998 schreef hij nog op mijn script van het radioprogramma: “John Peel. 59, fab + fun”.

John Peel kreeg terecht een groot aantal onderscheidingen, zoals een OBE (Order of the British Empire), de Sony Gold Marking (de hoogste radio-award), verschillende ere-, master- en eredoctoraatstitels. Door zijn altijd vernieuwende visie op muziek, zijn liefde voor bands, maar ook zijn warme persoonlijkheid was hij zo belangrijk voor de muziekwereld dat dit verlies nog lange tijd zal doorklinken.

Theater / Voorstelling

Lachen of knuffelen?

recensie: Staat (Jan Jaap van der Wal)

.

~

Jan Jaap van der Wal is zoals hij het zelf zegt: “Een vieze oude man van 24. Want zoals die meiden er tegenwoordig uitzien! Er moet een seksist bij Campina werken.” Van der Wal ziet er inderdaad ook wel een beetje uit als een vieze oude man. In het pak gehesen, glimmende schoenen aan en het halflange haar strak naar achteren gekamd. Een klassiek muziekje op de achtergrond en een fles champagne op het podium. Ik zeg nog tegen een vriend dat het vast Jip & Janneke-bubbels zijn, en ja hoor: ik had gelijk!

Zielenroerselen

~

Jan Jaap is gegroeid tot een toneelman met persoonlijkheid. Hij staat er echt. Zijn humor is scherp en intelligent. Het zijn gelukkig geen dijenkletsers en er wordt niet gezongen. Ook doet hij weinig typetjes, want hij is voornamelijk zichzelf. Het blijft niet bij aanvallen op de samenleving of eindeloos zeuren over ditjes en datjes. Een groot deel van zijn optreden is juist heel persoonlijk. Hij legt zijn zielenroerselen bloot. Deze worden levendig en pakkend verteld en gaan over zijn onzekerheid, zijn jeugd, zijn dromen en zijn zwaktes. Dit met een gezonde dosis zelfspot. Hij is ontroerend en ontwapenend. Bijvoorbeeld als hij vertelt dat hij door meisjes vaak gezien wordt als een broertje in plaats van als vriendje. “Na de Tros ben ik in mijn eentje de grootste familie van Nederland!” Op zo’n moment weet je niet of je moet lachen of hem wilt knuffelen.

Schaterlachen

Knap is dat alle verhalen lekker vlot lopen, met een duidelijk begin en einde. Hij blijft niet eindeloos in zijn verhalen hangen. Hij maakt goed contact met het publiek en hij is zo expressief dat hij het podium moeiteloos vult. Hij is nooit te druk of overdreven zoals sommige collega’s dat wel hebben. Het publiek vind zijn grappen duidelijk leuk, maar ik denk niet dat iemand in de zaal het niet droog heeft kunnen houden. Er wordt wel volop geschaterlacht. Maar voor het grootste gedeelte is het gewoon genieten van grappige en soms mooie verhalen. In de zaal zie ik ook zijn collega Raoul Heertje en Felix Meurders (consumentenprogramma Kassa). Maar Jan Jaap van der Wal kan gerust zijn, ik denk niet dat mensen voor deze show hun geld gaan terugvragen.

Staat wordt alleen nog tot en met 31 oktober 2004 opgevoerd.