Boeken / Non-fictie

Levens in brieven

recensie: Elke vriendschap met mij is verderfelijk. Brieven 1927-1938 – Joseph Roth en Stefan Zweig

Zweig en Roth, nog steeds twee grote schrijversnamen, kenden elkaar al van naam toen hun correspondentie begon. Die is nu in vertaling bijeengebracht in de 300e onvolprezen Privé-Domein van De Arbeiderspers.

Omdat Joseph Roth zelden een vaste woon- of verblijfplaats had, waar zijn geesteszwakke vrouw niet tegen bestand was, zijn de meeste brieven van Zweig verloren gegaan. Maar die van Roth alleen al volstaan om een hapsnap beeld van hun beider leven en werk te krijgen.

Hoffelijk

Omdat Zweig meer naam en veel waardering voor de jongere Roth had, zocht deze als eerste schriftelijk contact en drong aan op een ontmoeting. Beiden waren bekwaam in de hoffelijke briefstijl die toen onder intellectuelen gewoon én gemeend was. Pas na drie jaar wenst Zweig in de aanhef niet meer met ‘heer’ aangesproken te worden. Na zes jaar is het kortweg ‘beste vriend’, nog steeds ‘u’ en blijven hun voornamen blijven uit den boze. Wat niet wegneemt dat de vrienden in tamelijk intieme bewoordingen elkaar hun zielsverwantschap bekennen. Ze zagen er steeds naar uit elkaar te ontmoeten. Niet eenvoudig, want Zweig reisde graag en Roth hopte sowieso van hot naar her, ook naar buitenlanden om er om den brode reeksen krantenartikelen over te schrijven. Zijn romans Hiob en Radetzkymars leverden goed geld op, maar hij had geen benul van spaarzaamheid. Ook de bedongen voorschotten waren op voordat de betreffende romans verschenen. Bovendien raakte hij door de nazi’s zijn Duitstalige publiek kwijt.

Schulden

Medische zorg voor zijn vrouw, dure hotels en lange treinreizen kostten veel, hij leende aan anderen waar nodig ruimhartig en zijn bovenmatige alcoholconsumptie was op zijn gezondheid een even grote aanslag als op zijn portemonnee. Een schuldenlast drukte onaflatend op hem en is een vast onderwerp in zijn overlevingsverslagen. Zijn steeds dramatischer zelfbeklag en klagen over uitbuitende uitgevers smeken, hoewel strategisch genoeg niet al te rechtstreeks, om steun. De bemiddelde Zweig zou zijn vriend royaal bijstaan. Maar diens verbittering om de teloorgang van Duitsland en ook nog eens zijn geliefde Oostenrijk én zijn alcoholisme haalden hem steeds verder onderuit.

Ook de vriendschap met Zweig komt onder spanning te staan. ‘Ik herhaal: u moet ofwel breken met het Derde Rijk, ofwel met mij.’ Geregeld verontschuldigt hij zich voor zijn drastische formuleringen. Als hij zich opwindt, hanteert hij een soort overtreffende trap. De drank maakt zijn brieven helaas in toenemende mate monotoon. Hij en de geduldige Zweig raken meer van elkaar vervreemd, hoewel geen beiden het waagde de vriendschap op te zeggen.

Grote romans

Roth legt met al zijn onrust, wanhoop, woede en pessimisme een provisorische puzzel van zijn autobiografie. Het is een raadsel hoe  hij de discipline opbracht om naast zijn soms ellenlange epistels grote romans te schrijven.

De laatste brief aan Zweig schreef Roth in Parijs oktober 1938, van Zweig aan Roth december 1938. Hij begrijpt niet waarom Roth niet antwoordt. Uit brieven aan en van derden blijkt het overlijden van Roth op 27 mei 1939. In 1942 doodt Zweig zichzelf, niet langer opgewassen tegen de Tweede Wereldoorlog die hij moet meemaken.

Klasse

Tot slot moet gezegd dat de hedendaags klinkende vertaling van Els Snick bij wijze van spreken de brontekst zelf had kunnen zijn. Ook het indringende nawoord van Heinz Lunzer, een totaalblik op de briefschrijvers, is van grote klasse.