Theater / Voorstelling

Zelfs goede acteurs kunnen dit niet ophemelen

recensie: Hemelen (Joop van den Ende Theaterproducties)

Al eerder zagen we dat de dood van Pim Fortuyn wordt verwerkt in toneelstukken, bijvoorbeeld in Paars van Growing up in Public. Joop van den Ende Theaterproducties brengt nu het stuk Hemelen, waarin de politieke moord op de achtergrond een rol speelt. Toneelschrijver Haye van der Heyden was op vakantie in Dover, toen hij uit Nederland werd gebeld met de mededeling dat Pim Fortuyn was doodgeschoten. Een idee voor een toneelstuk was geboren.

~

Ook de vier hoofdrolspelers in Hemelen worden tijdens hun vakantie, op Ibiza, geconfronteerd met het nieuws. En dat terwijl de twee echtparen ook zo hun eigen problemen hebben. Eén van de meest vooraanstaande acteurs van Nederland (Carol van Herwijnen) ziet het allemaal niet meer zitten en wil uit het vak stappen. Zijn vrouw (Bea Meulman) heeft het ook wel gehad met hem. Dan zijn er nog de buren (Johnny Kraaijkamp en Irma Hartog), die elkaar belazeren tijdens het zogenaamde wekelijkse avondje bowlen. Eén en al relatieverwikkelingen en dan dat bericht via de gsm. Het is een gek gevoel: zij zitten daar terwijl heel Nederland op zijn kop staat. Wat nu?

Buitenstaander

~

Als toeschouwer verwacht je vanaf dat moment wat meer diepgang in het stuk, want tot dan toe ontbreekt het daar nogal aan. Deze komedie leunt op clichéopmerkingen en dat word je op een gegeven moment wel zat. Sommige grappen zijn zeker wel leuk gevonden, maar ze blijven maar komen en op den duur heb je genoeg van het (glim)lachen. De gesprekken van de stellen, of het over politieke gebeurtenissen gaat of over relatieproblemen, duren maar voort zonder dat je je er echt bij betrokken voelt en ook maar enig idee waar het heen gaat of wat de schrijver hiermee wil zeggen. Je kijkt er gedurende de twee uur als buitenstaander naar zonder er ook maar een beetje warm van te worden.

Fout aan de basis

Er is wel een keerpunt te ontdekken in het stuk na het bewuste telefoontje, dat zich uit in relatiebeslissingen die genomen worden of een (nieuw) doel in het leven. Stellen groeien van elkaar af en naar elkaar toe. Toch had er zo veel meer met zo’n stuk gedaan kunnen worden, maar het is al fout gegaan aan de basis. Van der Heyden is een fijne schrijver die al heel wat mooie relatiestukken op zijn naam heeft staan, maar met deze komedie slaat hij echt de plank mis. De reden waarom hij de moord op Pim Fortuyn erbij heeft gehaald, valt bijna niet te begrijpen. Of wel, want je zou zo’n mooie draai aan het stuk kunnen geven, maar niet daar op Ibiza en niet met deze vermoeiende mensen.

Interview

Over de uitvoering valt weinig te klagen. Er staan gewoon vier goede acteurs op het toneel, die zeker hun best doen. Vooral Herwijnen en Meulman leven zich lekker uit, maar zitten wel iets te strak in het karikatuurlijf dat hen opgedrongen is. Wat heel leuk bedacht is, is het van te voren opgenomen interview tussen een van de hoofdpersonen en Paul de Leeuw. Tussen de verschillende scènes (waarbij snel het decor wordt gedraaid) klinken stukjes uit dat interview: heel mooi gedaan!

Eind

Soms is het niet erg om van te voren al te weten hoe een stuk zal aflopen, als het maar blijft intrigeren. Bij Hemelen weet je na de eerste drie minuten ook al hoe het zal eindigen. De proloog begint op 9 mei en daarna wordt teruggeblikt naar de dagen die daaraan vooraf gaan. Een zucht valt niet te onderdrukken als het weer 9 mei is geworden. Zonde.

Hemelen wordt nog tot en met 20 maart 2005 in het land opgevoerd.

Film / Films

Een ster van wereldformaat

recensie: The Humphrey Bogart Collection

Humphrey Bogart was een van de meest geliefde filmsterren van zijn tijd. Een tijd die echter niet heel lang mocht duren. Na 57 jaar en meer dan 70 films liet hij het leven en vele bedroefde fans achter zich. Velen kennen hem van de ultieme filmklassieker Casablanca of van zijn huwelijk met Lauren Bacall, met wie hij ook in veel films zou spelen. Helaas in deze box geen film met hen beiden maar wel zes andere films met Bogey.

The Caine Mutiny

~

Het slordige en ongeorganiseerde marineschip Caine krijgt een nieuwe kapitein, Queege (Bogart). Hij wil van de Caine weer een eersteklas marineschip maken en doet dat met strenge hand. Niet alleen zijn zijn methodes streng, maar ook erg eigenzinnig en absurd. De bemanning gaat gebukt onder zijn rare grillen en enkele commandanten vertrouwen de labiele Queege de leiding over het schip niet mee toe. Wanneer het schip in een zware storm komt en Queege niet capabel lijkt om zonder kleerscheuren uit de benauwde situatie te geraken, besluiten de commandanten om hem af te zetten en de leiding van het schip over te nemen. Tijdens een rechtszitting moet duidelijk worden of dit een gerechtvaardige actie was of dat dit onder muiterij valt.

The Caine Mutiny, gebaseerd op het Pulitzer-winnende boek van Herman Wouk, is de enige kleurenfilm uit de box en was één van Bogarts latere films. De film werd genomineerd voor zeven Oscars, waarvan er één voor Bogart was. Het is bij lange na niet zijn meest gedenkwaardige film, maar hij bij tijd en wijlen laat hij acteerwerk van de bovenste plank zien. Bijvoorbeeld in de fantastische scène in de rechtszaak waarin je kapitein Queege tijdens zijn minutenlange speech in één lang shot langzaam paranoïde ziet worden.

Dead Reckoning

In een flashback zie je hoe Rip (Bogart) aan een pastoor vertelt hoe hij met zijn medeparachutist en kameraad Johnny na de oorlog als VIP’s worden teruggevlogen uit Frankrijk. Wanneer Johnny tijdens de reis de benen neemt en enkele dagen later verkoold in het mortuarium opduikt, gaat Rip op onderzoek uit. Hij komt tot de ontdekking dat Johnny verdacht werd van moord en dat dit iets te maken heeft met een illegaal casino en de bloedmooie nachtclubzangeres Coral (Lizabeth Scott). Uiteraard krijgen beiden al snel verliefde gevoelens, maar is de sexy Coral wel zo onschuldig als ze doet voorkomen?

In Dead Reckoning speelt Bogart een rol zoals hij zo vaak doet: de cynische, onafhankelijke, hard-boiled detective die tijdens een speurtocht kogels moet ontwijken, lijken uit verschillende kasten ziet rollen en mooie maar mysterieuze dames ontmoet (al is hij officieel geen detective in dit verhaal). De heerlijke cynische gesprekken, dubbelzinnige opmerkingen en pakkende one-liners: Bogart is in topvorm.

Sirocco

~

Is een film succesvol, dan wordt er al snel gekeken hoe veel geld eruit gehaald kan worden. Vaak komt er een sequel, soms een soort kopie waarin enkele dingen veranderd worden maar de basis hetzelfde is. Dit laatste is het geval geweest met Sirocco, die gemaakt is met Casablanca in het achterhoofd. Ook hier is de setting een Arabisch land bezet door het Franse leger, is er een strijd om een vrouw en om belangrijke reispasjes. Harry Smith (Bogart) is een clandestiene wapenhandelaar in Syrië die in de clinch komt met kolonel Feroud van het Franse leger doordat hij wapens levert aan opstandige rebellen en omdat hij flirt met Violette, zijn vrouw. Wanneer zijn praktijken aan het licht komen, wil hij samen met Violette vluchten naar Caïro.

Met Sirocco is dus duidelijk geprobeerd het succes en het niveau van het acht jaar eerder uitgebrachte Casablanca te halen, maar de makers hebben op beide gebieden gefaald. Op zich is Sirocco geen slechte film, maar wanneer je je zo duidelijk een voorbeeld stelt, word je ook op basis van die vergelijking afgerekend. Sirocco is minder scherp, minder smaakvol en minder sfeervol dan Michael Cutriz’ klassieker. En minder origineel.

In a Lonely Place

Net als Dead Reckoning is In a Lonely Place een echte ‘whodunit’ met het tempo van een sneltrein. Bogart speelt Dixon Steele, een scenarioschrijver die de opdracht krijgt om van een middelmatig boek een goed filmscript te maken. Hij is moe, heeft geen zin in lezen en laat daarom Mildred, een garderobejuffrouw in zijn favoriete restaurant, hem het boek thuis voorlezen. De volgende ochtend wordt Mildred vermoord aangetroffen. Steele is de hoofdverdachte, maar zijn buurvrouw Laurel (gespeeld door Gloria Grahame) verschaft hem een alibi. Ze worden verliefd, maar steeds meer dingen wijzen erop dat Dixon toch de moordenaar is.

In deze fim van regisseur Nicholas Ray (Rebel Without A Cause) speelt Bogart speelt erg sterk. Geen seconde in de film weet je als kijker of je zijn verhaal kan vertrouwen of niet. Grahame speelt ook opvallend sterk en dat zorgt voor evenwicht. Er zijn niet veel actrices die Bogart evenwicht kunnen bieden – zelfs een wereldster als Ingrid Bergman moest in Casablanca Bogart duidelijk als meerdere erkennen. Wat verder opvalt aan In A Lonely Place is dat de film, die erg doet denken aan Sunset Boulevard, eindigt in een soort anticlimax. Het is echter wel een erg interessante: eentje die je aan het denken zet. De extra’s bevat een redelijk interessant interview met regisseur Curtis Hanson (L.A. Confidential, Wonder Boys) die spreekt over zijn bewondering voor de film, en een korte maar voor liefhebbers van de technische kant interessante documentaire over het restauratieproces van de film.

Sahara

~

Vlak voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog werd ook Hollywood als wapen tegen het nazisme en fascisme ingezet. Veel speelfilms waren doorspekt met propagandistische retoriek waaruit bleek dat de Duitsers monsters waren en de geallieerden de ene heldhaftige daad na de andere deden. Zo ook in Sahara. Bogart speelt Joe Gunn, een Amerikaanse kolonel die met een tank door de Sahara ten strijde trekt tegen de Duitsers en Italianen. Onderweg komen ze allerlei soldaten tegen, geallieerden en vijanden die allemaal in de tank kruipen en zo een gemêleerde groep soldaten doen ontstaan die de Sahara doorkruist.

Sahara, genomineerd voor drie Oscars, is een van de subtielere oorlogs-, dan wel propagandafilms. In veel films ligt de boodschap er zo duidelijk bovenop dat het lachwekkend wordt. In deze film staat de moraal echter in het teken van het verhaal in plaats van andersom. Sahara is een sterke oorlogsfilm met Bogart en ook Lloyd Bridges, die een Britse commandant speelt, die de film meer dan de moeite waard maken.

The Harder they Fall

Wanneer de krant van sportverslaggever Eddie Willis (Bogart) failliet gaat, neemt hij een aanbod aan om persoonlijke persagent te worden van Toro, een reusachtige bokser. Na enige tijd komt Willis er achter dat de managers van Toro duistere zaakjes spelen: afpersing, chantage, omkoping en geweld zijn aan de orde van de dag. Willis wil dit spelletje niet meer meespelen maar wanneer hij er uit stapt, zet hij erg veel op het spel.

Samen met In A Lonely Place is The Harder They Fall de beste uit de box. Bogart haalt aan het einde van zijn carrière het beste in zichzelf naar boven en zet een fantastische Willis neer die tussen twee vuren instaat en duidelijk in strijd is met zichzelf. En net als in Raging Bull zijn de boxscènes fantastisch sfeervol en levensecht. De film werd dan ook genomineerd voor de Oscar voor beste cinematografie.

Humphrey Bogart was echt een ster van wereldformaat. Zijn populariteit was enorm en hij zal nooit vergeten worden. Na het zien van deze films valt echter wel één ding op: Bogart speelt eigenlijk altijd hetzelfde typetje. Nooit eens kruipt Bogart in de huid van de emotionele vader van drie kinderen of van een gehandicapte kunstenaar; altijd is hij de harde, cynische, eenzame stoere man. Maar daar was hij zo goed in dat elke van zijn films weer een genot is om naar te kijken. En ook al zitten zijn allergrootste successen (Casablanca, The Big Sleep, The Maltese Falcon) niet in de box, voor fans van Bogart is deze collectie ultiem genieten.

Film / Films

Mooie-plaatjesromantiek

recensie: The Snow Walker

Deze plotloze speelfilm is gebaseerd op een kort verhaal van Farley Mowat: een arrogante piloot crasht zijn vliegtuigje ergens in het gigantische, zeer onherbergzame poolgebied in het noorden van Canada. Hij en zijn enige passagier, een ernstig zieke, jonge Inuit-vrouw, moeten zich alleen redden en de welbekende elementen zien te overwinnen.

Piloot Charlie is een nogal zelfzuchtige kerel, prima gespeeld door Barry Pepper (Saving Private Ryan, 25th Hour) en hij trekt er aanvankelijk in zijn eentje op uit om de bewoonde wereld te bereiken. Dat lukt niet, maar zijn reisgenoot, de nauwelijks Engels sprekende maar natuurlijk veel aardigere en wijzere Inuit (even goed vertolkt door de debuterende Annabella Piugattuk) weet wel van wanten en samen komen ze een heel eind. Ondertussen wordt er door Charlie’s collega’s een halfslachtige en vruchteloze reddingspoging ondernomen.

Natuurfilm

~

Het lijkt een aardig gegeven voor een natuurfilm. Op dat gebied is The Snow Walker dan ook zeer geslaagd: op schitterend cinemascope-formaat krijg je een imposante kijk op de uitgestrekte, barre vlaktes. De scènes met rendieren, muskietenaanvallen en sneeuwstormen maken een goede indruk. Ook Charlies ontberingen worden heel overtuigend in beeld gebracht, en wanneer het tweetal onvermijdelijk aan elkaar gewaagd raakt, is dat dankzij hun degelijke acteerprestaties ook nog wel te pruimen en soms zelfs ontroerend. Het feit dat Charlie eigenlijk bijna tot op de laatste scènes onsympathiek blijft en dat het verhaal van A tot Z voorspelbaar is neem je dan voor lief.

Truc

Wat veel minder goed uit de verf komt is de rest van de film: Charlie’s oorlogstrauma, dat enkel in een ongepaste monoloog en wat droombeelden aandacht krijgt, en de zinloze scènes op het thuisfront (met een verspilde James Cromwell) bijvoorbeeld. En waar het helemaal misgaat is de typisch Amerikaanse truc-met-de-filmmuziek: het overmatige gebruik van een strijkkwartet om grandeur te suggereren. Dit doet afbreuk aan de op zich al zo imponerende beelden en is dodelijk voor de film als overtuigend geheel. Waar The Snow Walker dus uiteindelijk uit bestaat is eersteklas mooie-plaatjes-romantiek die helaas niet op geheel geslaagde wijze is verpakt.

Film / Films

Moralisme met een roze randje

recensie: The Princess Diaries 2: Royal Engagement

En ze leefde nog lang en gelukkig. Dat is ongeveer de boodschap waarmee The Princess Diaries drie paar jaar geleden eindigde. Nadat Mia ontdekte geen gewoon meisje maar een echte prinses te zijn, stond haar hele leven op zijn kop. Koninklijk zijn was nou niet bepaald haar droom. Maar een metamorfose en flink wat prinsessenlessen later bleek dat aan het prinsessenschap toch de nodige voordelen kleven. Ook een romance ontbrak natuurlijk niet. Even leek haar droomprins een foute bedrieger, maar op het eind kwam het allemaal weer helemaal goed. Voorspelbaar? Ja, maar toch had deze film iets waardoor de grapjes werkten. Misschien wel omdat de makers zichzelf niet al te serieus namen.

~

Maar waar succes om de hoek komt kijken (en dus veel geld) worden makers ineens een stuk serieuzer. Vandaar dat nu The Princess Diaries 2: Royal Engagement in de bioscopen draait. Helaas geldt voor dit vervolg wat voor de meeste sequels opgaat. Waar in het eerste deel het gestuntel van prinses Mia nog een brede glimlach tevoorschijn toverde, zijn de klungelmomenten in dit tweede deel alleen maar vermoeiend en voorspelbaar.

Trouwen

~

Het verhaal in dit tweede deel gaat van start op het moment dat prinses Mia haar diploma Politicologie in ontvangst neemt. Ze is 21 jaar en dus klaar voor een volwassen rol in Genovia, het koninkrijk van haar oma. Eenmaal aangekomen blijkt echter dat oma besloten heeft met pensioen te gaan. Het is tijd voor Mia om de troon te bestijgen. Wel zit er nog een addertje onder het gras. Een Genoviaanse wet schrijft namelijk voor dat een vrouw pas mag regeren wanneer ze getrouwd is. En omdat er nog een gegadigde voor de troon blijkt te zijn, heeft ze maar drie maanden om dit voor elkaar te krijgen. Vindt ze binnen die tijd geen geschikte man, dan gaat de troon aan haar neus voorbij.

Wat een lol

Zoals te vrezen viel doen de makers van de film in dit tweede deel veel te veel hun best om net zo leuk te zijn als in deel één. Een bevallige entree op een feest eindigt met een ring die van haar vinger vliegt en wanneer ze koninklijk wuift naar het volk, tilt ze per ongeluk een plantenbak van het bordes. En ook de meesterlijke grap waarbij ze samen met haar love interest in een fontein belandt, ontbreekt natuurlijk niet. Ha ha, wat een lol.

Truttige gilletjes

Veel bekende gezichten uit het eerste deel zijn opnieuw opgetrommeld. Julie Andrews speelt opnieuw de statige, maar vooral ook rechtvaardige en vriendelijke koningin. En ook de meeste bijrollen worden vervuld door oude bekenden. Natuurlijk is ook hoofdrolspeelster Anne Hathaway weer van de partij. Maar hoe vrolijk ze ook haar best doet nog iets van de film te maken, het script en haar leeftijd zitten haar intussen te duidelijk in de weg om de film nog te redden. Het resultaat is een film die aan elkaar hangt van truttige gilletjes, kinderachtige spelletjes en moralistische lessen over sterke vrouwen en het volgen van je hart in plaats van je verstand.

Film / Films

De hoogtijdagen van de musical

recensie: De-Lovely

.

~

Gelukkig zijn er altijd nog wat koppige regisseurs te vinden. Filmmakers die vasthouden aan wat ze zelf mooi en spectaculair vinden waardoor we af en toe een meesterwerkje te zien krijgen. Wat bijvoorbeeld te denken van de geweldige musical Hedwig and the Angry Inch, of natuurlijk Moulin Rouge? En zelfs het zingen van de dames in 8 Femmes was op een bepaalde manier best aanstekelijk. En nu is er dan De-Lovely, een musical over het leven van Cole Porter. Een musical over een musicalcomponist dus. Dat moet wel haast een succesformule zijn voor een sprankelende film.

Beroemde artiesten

~

Voor het grootste deel zijn de makers hier volledig in geslaagd. De-Lovely is een film waar de glamour van afstraalt. De kostuums zijn schitterend, het leven van Cole Porter is zo flamboyant als een filmmaker zich kan wensen en ook de muziek is geweldig. Maar hier zit tegelijkertijd ook het probleem. De muziek mag dan geweldig zijn, de uitvoering laat in veel gevallen te wensen over. In een poging de film aantrekkelijk te maken voor een groter en vooral jonger publiek, is er gekozen voor het aantrekken van beroemde artiesten voor de vertolking van deze nummers. Zo zien we onder andere Sheryl Crow die een wel heel eigen interpretatie geeft van het nummer Begin The Beguine en zit Elvis Costello er nèt naast bij zijn uitvoering van Let’s Misbehave.

Gladde smoking

Wel geslaagd is de keuze voor Robbie Williams voor de titelsong It’s De-Lovely. Met zijn gladde smoking en minstens zo gladde haar geeft hij op de bruiloft van Porter en zijn muze Linda Lee een showtje weg dat niet zou misstaan in één van Porters eigen musicals.

Drama en romantiek

De film begint met een bejaarde Porter (een subliem getransformeerde Kevin Kline) die door de mysterieuze figuur Gabe naar een schijnbaar verlaten theater wordt genomen. Hij krijgt hier een musical te zien over zijn eigen leven waarbij hij tussendoor de kans krijgt commentaar te geven. Doordat het levensverhaal steeds wordt onderbroken om kort terug te keren naar de bejaarde Porter, is het een stuk moeilijker om je mee te laten voeren door het verhaal en de muziek. Jammer, zeker omdat zijn leven ook zonder zo’n raamvertelling meer dan genoeg drama en romantiek bevat voor een geweldige film.

Roaring twenties

Maar, voordat de minpunten de overhand lijken te krijgen, moet gezegd worden dat De-Lovely over het geheel genomen beslist de moeite waard is. Het decor, de kostuums en de muziek, alles ademt de glamoureuze sfeer van het societyleven uit de tijd van de ‘roaring twenties’ en de hoogtijdagen van de musical op het witte doek. Voeg daarbij het uitstekende acteerwerk van zowel Kevin Kline als Ashley Judd en het resultaat is beslist overweldigend.

Film / Films

De laatste stap naar volwassenheid

recensie: Maria Full of Grace

Soms is fictie net echt. Als Maria de eivormige bolletjes cocaïne naar binnen werkt die ze vanuit Colombia naar de Verenigde Staten moet smokkelen, zien we iedere stap van dat proces. Eerst doopt ze het bolletje in een soepachtige substantie, vervolgens duwt ze het achterin haar keel en slikt het door. Na een tiental bolletjes gaat ze even liggen om ze goed over de maag te verdelen. Daarna slikt ze stug weer verder, tot Maria er zo’n zestig binnen heeft.

~

Dit is niet de enige scène in Maria Full of Grace die een getrouw beeld wil schetsen van de werkelijkheid. De smokkel zelf bijvoorbeeld wordt, vanaf het inchecken op de luchthaven tot de aankomst in de hotelkamer waar de bolletjes worden uitgepoept, uitgebreid gefilmd. Zweterige handen tijdens de vlucht, van het nodig naar de WC moeten. En de spanning bij het uitchecken als Maria er door de controle wordt uitgepikt.

Grote betrokkenheid

~

Zoals een documentairemaker dat gewoon is, deed regisseur Joshua Marston voor zijn debuutfilm veel research. Hij sprak met smokkelaars die gepakt waren, luchthavenpersoneel dat de passagiers controleert, een chirurg die geregeld oproepen krijgt bolletjes operationeel te verwijderen en Colombianen die emigreerden naar de VS. De kennis die hij daardoor opdeed, stelde hem in staat een realistisch, geloofwaardig portret te schetsen van de cocaïnesmokkel van de achttienjarige Maria. Maar daarbij blijft het niet. Marston legt een grote betrokkenheid aan de dag met zijn personage. Hij bekijkt haar niet van een afstandje, maar zit de hele tijd bovenop haar, zodat iedere stap die Maria zet de kijker raakt.

Puber

Hieraan draagt de weerbare, dappere Maria zelf, gespeeld door de debuterende Catalina Sandino Moreno, in hoge mate bij. Moreno’s acteren is naturel, ze heeft geen grootse gebaren nodig om Maria overtuigend neer te zetten. Ze maakt van Maria precies het personage dat Marston voor ogen moet hebben gestaan. Eigenlijk nog een puber, maar door omstandigheden – armoede, zwangerschap en vervolgens drugssmokkel – gedwongen razendsnel de laatste stap naar volwassenheid te zetten. Al is het een voordeel voor Moreno dat ze Maria een beetje ìs: ze komt uit Colombia en heeft dezelfde leeftijd. Misschien kent ze Maria’s situatie zelfs.

Boven het individu

De actrice speelt de rol zo goed, dat je af en toe vergeet dat Maria Full of Grace helemaal geen documentaire is. Marston doet er alles aan dit effect te versterken. De camera gebruikt hij vooral om te registreren en wat hij registreert is levensecht: het leven in een Colombiaans dorpje en later de met immigranten volgepropte achterbuurten van New York. Daarnaast ligt zijn focus niet alleen bij Maria, maar ook bij haar handeling, het smokkelen van drugs. Maria Full of Grace ontstijgt daardoor het individuele niveau van de hoofdpersoon, en wordt een film over iets wat duizenden Colombiaanse vrouwen dagelijks doen.

Belangrijke schakel

Op het filmfestival van Berlijn won Moreno een Zilveren Beer voor beste actrice, terwijl Marston de Alfred Bauer Prijs kreeg voor beste film. Die waardering is terecht. Maria Full of Grace brengt het werk van een kleine maar belangrijke schakel in de drugshandel – de bolletjesslikker – met grote precisie en compassie in beeld.

Boeken / Fictie

Ingewikkeld, maar formidabel

recensie: David Mitchell - Wolkenatlas

Het lijkt mij duidelijk dat het fenomeen literaire prijs met een korreltje zout moet worden genomen. Vaak zijn het niet de beste boeken die winnen.
Grote favoriet voor de Man Booker prize, de meest prestigieuze prijs van Groot Brittannië, was Cloud Atlas van de jonge Engelse schrijver David Mitchell (Nederlandse titel Wolkenatlas). Ik ken het boek niet dat de prijs uiteindelijk kreeg (The Line of Beauty van Alan Hollinghurst), maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat er het afgelopen jaar iets is verschenen dat het boek van Mitchell qua stijl, durf en inventiviteit van compositie overtreft. Maar het is niet alleen een ambitieuze proeve van technisch kunnen: het gáát ook nog ergens over. Dit is een hoogst origineel, een formidabel boek.

Het boek is onderverdeeld in zes verhalen die allen hun eigen literaire vorm hebben en die Mitchell de gelegenheid bieden een ongekende staalkaart aan uiteenlopende stijlen te ontvouwen. Iedere keer is het ook net alsof er een nieuwe roman begint. De zes verhalen volgen elkaar chronologisch op en zijn door allerlei subtiele elementen met elkaar verbonden waardoor je op den duur de indruk krijgt dat de diverse personages incarnaties zijn van hetzelfde individu of op zijn minst door mysterieuze draden van verwantschap door de tijd heen met elkaar verbonden zijn.

Van notaris tot roddeljournaliste

Achtereenvolgens worden we getrakteerd op: het dagboek van de Amerikaanse notaris Ewing die anno 1850 rondreist in Polynesië; brieven uit 1931 van de charmante musicus en oplichter Frobischer, die zich in Vlaanderen aan een halfblinde componist heeft opgedrongen als zijn assistent; een spannende thriller uit 1975 over de roddeljournaliste Luisa Rey die een schandaal op het spoor komt over een onveilige kernreactor; beproevingen van de uitgever Cavendish, tegen zijn wil opgesloten in een verpleeghuis; een ver in de toekomst spelend interview met een ter dood veroordeelde ‘fabrikaat’ (fabrikaten zijn genetisch gemanipuleerde wezens die ergens in een verre toekomst laag gekwalificeerd werk mogen opknappen) en het eigenlijke kernverhaal, dat het enige is dat in zijn geheel wordt uitverteld. De andere verhalen breken halverwege af en worden in de tweede helft van het boek, maar dan in omgekeerde volgorde, weer verder verteld. Zodat we uiteindelijk weer bij het begin uitkomen.

Dat lijkt allemaal buitengewoon ingewikkeld. Dat is het ook, en Mitchell heeft er ruim 500 pagina’s voor nodig. Maar tegelijkertijd is dit een pageturner die met zo veel vaart en humor is geschreven, dat de structuur nergens een monstrum wordt dat het eigenlijke genieten van deze geweldige literatuur in de weg zit. Het is ongelofelijk met welk speels gemak Mitchell overspringt van de ene stijl naar de andere. De lezer steeds op het verkeerde been zet, maar toch bij de les weet te houden.

Stijlwisselingen

Het dagboek van Ewing is uitgesproken Victoriaans, de verhalen van Frobischer en Cavendish zijn buitengewoon grappig en de geschiedenis van Luisa Rey (korte hoofdstukjes met veel cliffhangers, nadruk op dialoog) leest als een combinatie van The China Syndrome en een Grisham-thriller, maar het allermooiste vond ik het zesde verhaal. Dit speelt in de wereld na de Val: een milieuramp heeft de oude beschaving vrijwel geheel vernietigd. De aarde wordt bevolkt door een gedegenereerd mensenras wier taal is vervallen tot primitief gebabbel. En aangezien Mitchell het verhaal laat vertellen door één van die mensenwezens, heeft hij hiervoor een nieuw soort babytaal moeten ontwikkelen. Dat klinkt ongeveer als volgt:

“meer spulle, meer ete, hoogre snelheid, langer leve, maklukker leve, meer macht… de hele wereld is voor die honger nie groot genoeg, dus hebben ze de kliemate uitgescheurd, de zeeën warm gestookt, de grond vergiftigd met dolle atome.”

Deze sectie is buitengewoon aangrijpend en het citaat geeft tevens aan wat het kernthema van het boek is: onderdrukking en uitbuiting is van alle tijden. Waarom is het uitgerekend het blanke ras geweest dat de wereld is gaan veroveren en koloniseren? Omdat zij Gods uitverkorenen zijn, zoals een dominee op een Polynesisch eiland beweert? Om de dooie dood niet, weet één van de andere personages.

“Omdat, dominee, van alle rassen van de wereld, ons verlangen naar rijkdom en gewelddadige overheersing het meest begerige en het meest immorele is!”

Een groot concern is uit hebzucht tot alles bereid, zelfs moord. En uiteindelijk streeft de wereld door menselijke hebzucht op een rampzalige ondergang af. In 1850 noteert Adam Ewing: “Een pure roofdierenwereld zal op een dag zichzelf opeten.” Zijn remedie: geloof.

“Als wij geloven dat het mensdom uit zal kunnen stijgen boven tand & klauw, als wij geloven dat leiders rechtvaardig moeten zijn, geweld het zwijgen moet worden opgelegd & de rijkdommen der Aarde gelijkelijk verdeeld moeten worden, dan zal een dergelijke wereld er ook komen.”

Dat is de moeilijkste van alle werelden om tot een realiteit te maken. De rest van het boek is daar een levend bewijs van. Is het enkel door de omgedraaide chronologie dat deze boodschap het slot van dit boek kan vormen? Met andere woorden: is een dergelijk idealisme wat deze tijd en wat de toekomst betreft volkomen achterhaald? Uiteindelijk is dit zeker een morele vertelling, maar niet op een simplistische manier. Hoop of Apocalyps?
Het verhaal dat het verst in de toekomst speelt, lijkt de deur toch nog op een kier te laten.

Boeken / Achtergrond
special: Wintertuin festival 21-28 november 2004

Wintertuin chaotisch, maar sympathiek

Geen grote zalen waar je tientallen meters van de voordragende persoon af zit, maar kleinschalige optredens waarbij je zelfs zonder microfoon verstaat wat er wordt gezegd of voorgedragen. Er zijn nog maar weinig festivals in Nederland waar je zo dicht met je neus bovenop de uitvoerenden staat als op het Gelderse Wintertuinfestival.

Alleen maar hits, dat was de titel van de tiende editie van het Wintertuinfestival eind november. De ideale studenten literatuur avond, signeersessies onder het kopje ‘Kriebels in je boek’, gedichten op bestelling en vooral veel poëzie. Dat waren de hoofdlijnen tijdens de acht dagen die het literatuurfestival duurde.

~

Zondag 21 november werd het festival geopend in de voormalige Biotexfabriek in Nijmegen. Deze werd speciaal voor het festival omgedoopt tot Fictiefabriek. Met optredens van dichters en schrijvers als Mustafa Stitou, Esther Gerritsen, Ted van Lieshout en Menno Wigman werd het festival volledig in stijl geopend. Hoewel de sfeer uitstekend was, was het een tegenvaller dat de impact van veel optredens teniet werd gedaan door het geroezemoes van minder geïnteresseerde bezoekers.

In gesprek

Een paar dagen later, op donderdag waren de bezoekers gelukkig wel geïnteresseerd. In het knusse Theater aan de Rijn in Arnhem waren Tjitske Jansen en Peer Wittenbols uitgenodigd om met elkaar in gesprek te gaan. Helaas had de organisatie op het laatste moment blijkbaar niet genoeg vertrouwen in de mondigheid van Nederlands best verkopende dichteres en de sympathieke dichter en huisschrijver van toneelgroep Oostpool. Want zodra Tjitske en Peer zich lekker genesteld hadden op de warmrode bank schoven er ineens twee interviewers aan.

Dodelijk saai

Opvallend, zeker wanneer je het artikel in De Gelderlander van de 16e november er nog even op naslaat:

De Wintertuin kiest niet voor het voor de hand liggende. Dus het traditionele podiuminterview met een beroemde schrijver kom je niet tegen op het programma van alweer het tiende Wintertuinfestival. “Dat soort gesprekken is vaak dodelijk saai”, zegt Tazelaar, die sinds 2000 directeur is van de Wintertuin.

~

En inderdaad. Dat soort podiumgesprekken kunnen inderdaad dodelijk saai zijn zo bleek deze donderdagavond. De credits voor deze saaiheid gaan overigens helemaal naar beide interviewers. Zowel Tjitske als Peer deden hun uiterste best om de vragen zo goed mogelijk te beantwoorden. Maar dit werd enigszins bemoeilijkt doordat de ene vragensteller hen nauwelijks een zin liet afmaken, en de ander vrijwel uitsluitend aankwam met vragen waarop alleen het antwoord ja of nee mogelijk was.

Nieuw werk

De voordrachten van beide gasten wisten de avond gelukkig te redden. Naast voordrachten uit hun poëziebundel, kwamen ze beiden ook met nieuw werk. Als afsluiter van de avond droegen ze allebei een gedicht voor uit de bundel van de ander. Een mooi moment hierbij waren de ongemakkelijke blikken van Tjitske naar Peer. Hoe sterk ze ook mag overkomen bij het voordragen van haar eigen werk, een gedicht van iemand anders is weer heel wat anders.

Alleen maar hits

De volgende dag was het tijd voor de grote hits waaraan het festival dit jaar haar naam te danken had. Terwijl Remco Campert en Abdelkader Benali in de Nijmeegse fictiefabriek vermoedelijk alle ruimte hadden, stroomde in Arnhem het publiek samen in de toren van de Eusebiuskerk voor een avond met Connie Palmen en Thomas Rosenboom. Een schitterende locatie, maar helaas niet helemaal geschikt voor het doel, gezien de centraal in de ruimte opgestelde liftschacht. Maar nadat extra stoelen werden aangesleept en een gratis drankje werd beloofd voor tijdens de pauze werd de sfeer al gauw stukken beter. Gezellig met zijn allen op elkaar gepakt luisteren naar een gesprek over beroemd zijn, het schrijfproces en de literaire hits van Palmen en Rosenboom.

Charmante chaos

Misschien is chaos wel de grootste charme van het Wintertuinfestival. Een charmante chaos die wordt veroorzaakt door een flink aantal enthousiaste mensen die samen graag iets mooi willen neerzetten, maar organisatorisch nog niet helemaal op elkaar zijn ingespeeld. En hoewel dat soms minder geslaagde situaties oplevert als slechte interviewers bij een ‘gesprek’ tussen Peer Wittenbols en Tjitske Jansen, is het over het geheel genomen wel een heel sympathiek geheel. Niet in de laatste plaats omdat dankzij een festival als dit duidelijk wordt dat Gelderland meer te bieden heeft dan de EO-jongerendag in het Gelredome.

Muziek / Achtergrond
special: Een gesprek met een eigenzinnige platenbons

Crisis? What crisis?

De klassieke muziekindustrie verkeert in crisis, hoor je steeds. En het is waar dat voorheen grote jongens zoals Universal en EMI maar mondjesmaat opnamen meer uitbrengen. Soms gaan oude labels, zoals Teldec, zelfs ter ziele. Alle labels? Nee, want een aantal kleine maatschappijen biedt dapper en mèt succes weerstand tegen alle narigheid. Chandos besloot al een tijdje geleden om niet meer verder te gaan met de achtenveertigste Beethoven-cyclus en zich op zeldzamer repertoire te concentreren. Een keuze die het Engelse Hyperion al eerder had gemaakt. In Duitsland herontdekt CPO de ene na de andere componist en verkoopt ook nog eens bijzonder goed dankzij een slimme marketing, en ook het Zwitserse Tudor bloeit.

Redelijk recent is daar het Zweedse label Sterling bijgekomen. Sterling richt zich met name op het ‘romantische’ repertoire en volgt daarbij schaamteloos de persoonlijke voorliefdes van eigenaar en productiechef Bo Hyttner. Ach, het spaart marktonderzoek en Sterling heeft bewezen dat hij ondanks – of juist dankzij – deze eigenzinnigheid succesvol kan zijn. Reden genoeg om Hyttner eens aan de tand te voelen: over Sterling, de huidige staat van de klassieke muziekbranche en over Bo Hyttner.

~

Waarom ben je de muziek-‘biz’ ingegaan? Zakelijke mogelijkheden, liefde voor muziek?
“Liefde voor muziek, zonder twijfel. Ik ben met muziek grootgeworden: eerst – toen ik een kind was – luisterde ik vooral naar Dixieland-jazz, maar toen een enthousiaste leraar me een paar klassieke stukken voorspeelde ging ik om en sindsdien luister ik eigenlijk alleen nog naar klassieke muziek.
Ik kocht in 1974 voor een habbekrats de beste platenzaak in Stockholm. Die heb ik 22 jaar gehad, maar in 1996 werd het zo moeilijk dat ik de tent opdoekte. De locatie was onmogelijk, de straat werd constant op de schop genomen en de economisch malaise die toen in Zweden heerste hielp ook niet echt.
Sindsdien ben ik doorgegaan met distributie en productie – hoewel de distributie nu wordt uitbesteed, zodat ik me op productie kan concentreren.”

De hele klassieke muzieksector lijkt momenteel in crisis te verkeren. Hoe sta je daar tegenover?
“Die crisis zie ik in de hele platenindustrie, niet alleen bij klassiek. Ze heeft weinig te maken, zoals ik vaak hoor beweren, met het internet. Integendeel, ik denk dat downloadmogelijkheden de industrie zullen redden. Via het downloaden van muziek ‘proeven’ mensen werk waar ze normaal gesproken, via een winkel, minder snel mee in aanraking zouden komen.
De muziekindustrie moet leren om te gaan met concurrentie. Je kunt maar een beperkt aantal dingen doen in je vrije tijd: televisiekijken, DVD’s afspelen, sporten, internetten – muziek is weinig meer dan één van die bezigheden. De markt moet bovendien leren leven met het feit dat de meeste mensen Elvis en Radiohead al hebben. Of, om het op mezelf te betrekken, Beethoven en Mozart. Ik probeer me daarom te te oriënteren op talent en het onbekende. Nieuwe musici, nieuwe groepen, nieuw en interessant talent: dat is het enige dat de markt kan redden.”

De meeste innovatie in de klassieke muziekindustrie lijkt uit te gaan van de kleinere, ‘onafhankelijke’ labels zoals Hyperion, CPO en Chandos. En natuurlijk Sterling. Ondertussen doen de ‘groten’ weinig meer dan het keer op keer heruitbrengen van hetzelfde materiaal. Voel je een persoonlijke verplichting om nieuw elan in de industrie te brengen?
“De [kleine] labels die je noemt worden geleid door talent – bij de grote maatschappijen lopen veel te weinig competente mensen rond, vooral bij de klassieke afdelingen. Om een voorbeeld te noemen: een paar jaar geleden kwam er een opname van Isaac Perlman [violist, IN] uit met onbekende romantische vioolconcerten. De manier waarop er in het cd-boekje over werd geschreven was gruwelijk. Het is onbegrijpelijk dat de grote maatschappijen hun orkesten niet gebruiken om vergeten stukken opnieuw onder de aandacht te brengen.
Ik moet zeggen dat hoewel Sterling zich heeft gespecialiseerd in romantische muziek, we niet de enige zijn – wat dat betreft is vooral [het Duitse] CPO een geduchte concurrent. Het is grappig dat zij een reeks met Zweedse romantici hebben uitgebracht met werk van Rangström en Atterberg, terwijl wij ons op de Duitsers storten. Maar ik heb geen problemen met concurrentie – er is nog meer dan genoeg muziek om een leven lang te vullen.”

Het succes van zowel Sterling als CPO lijkt samen te hangen met het ontginnen van vergeten materiaal. Soms vind je stukken die in geen eeuw zijn uitgevoerd. Waarom denk je dat mensen zo open staan voor ongekende stukken?
“Het zou veel, heel veel tijd vergen om uit te leggen waarom sommige muziek wel en andere niet wordt gespeeld. Heel globaal kun je zeggen dat er twee soorten muziekliefhebbers zijn. De eerste categorie bestaat uit degenen die naar concerten gaan – en zelden cd’s kopen. Die groep heeft haar abonnementsconcerten, waar ze al generaties heen gaat. Ze willen alleen maar dingen horen die ze al eerder hebben gehoord. Een ritueel, eigenlijk. De organisatoren van die concerten zijn gevaarlijk bezig, want deze groep sterft uit. Bovendien kun je net zo goed thuisblijven en een DVD of televisie kijken. Als we concerten willen blijven houden zal het repertoire veel meer gevarieerd en gedurfder moeten worden. Niet het ‘clichéconcert’ meer, met een ouverture (of een of ander gruwelijk piepstuk), een piano- of vioolconcert en een een symfonie (een eindeloze herhaling van Bruckner, Mahler, Mozart, Tsjaikovski, Brahms…). Kijk eens naar oude concertprogramma’s: soloisten, koren, orkesten met balletstukken, alles door elkaar.

De tweede groep is de cd-kopers. Zij zijn vooral op zoek naar muziek die ze nog niet eerder hebben gehoord: ontdekkingen, juweeltjes uit het verleden.
En daar zijn er genoeg van. Want bekendheid als componist had niets te maken met kwaliteit. In de negentiende eeuw bezat Zweden, het hele land, één symfonieorkest! Terwijl Brahms en Wagner bijna struikelden over de musici die hun muziek wilden uitvoeren. Cru als het klinkt, een oorlog helpt ook. Duitsers, Engelsen en Fransen gebruikten hun muziek als propagandamiddel, maar Zweden en bijvoorbeeld Zwitserland en Nederland hebben die gelegenheid, als je het zo wilt noemen, niet of minder gehad.

Misschien herinner je je Carol Reeds film The Third Man, waarin Orson Welles en Joseph Cotten in reuzenrad over Pratern uitkijken. Welles verontschuldigt zich niet voor het verkopen van nep-penicilline en zegt iets in de orde van “mensen hebben oorlog nodig, het brengt het beste in ze naar voren. Kijk naar Zwitserland: 500 jaar vrede en wat hebben ze eraan overgehouden? De koekoeksklok!”. Adieu Zwitserse muziek. De Zwitsers, een geweldig, cultureel hoogontwikkeld land in Midden-Europa, heeft zijn eigen culturele erfenis nooit willen onderkennen. En films kunnen vooroordelen verspreiden…
Onze catalogus bestaat uiteraard voor een groot gedeelte uit Zwitserse muziek.”

Is dat de reden waarom jullie een serie met Zwitserse componisten, Nederlandse componisten enzovoort hebben?
“Ik zou willen dat we die consistentie konden opbrengen. Ik moet een beetje ad-hoc opnemen, opportunistisch zijn.”

Ik geloof dat het Norman Lebrecht [criticus van de London Evening Standard, IN] was die zei dat de twintigste eeuw uniek was omdat de voorkeur van het publiek en die van ‘serieuze’componisten zich geheel hadden gescheiden. Tot op het punt dat het behagen van de luisteraar in bepaalde kringen bijna als een misdaad werd gezien. Deel je die mening?
“Jazeker. Waarom zou ik betalen voor het voorrecht om een volslagen onbegrijpelijke en hoogst onaangename muziekmassa te confronteren die alleen maar schreeuwt hoezeer de componist de luisteraar veracht? En dit is geen mentaliteit die ik snel zie veranderen.”

Maar pluk je er – indirect – wel de vruchten van?
“Moeilijk te zeggen, aangezien er, zoals ik zei, twee soorten muziekliefhebbers zijn. Maar waarom zou ik naar een concertzaal gaan om een broekje de godweethoeveelste Mahler te horen dirigeren als ik voor de helft van dat geld mijn koptelefoon kan opzetten en naar een perfecte uitvoering van het pianoconcert van Loewe (nieuwe opname op Pentatone) kan luisteren? Dat is ook een vraag waar iemand die zich met de marketing van concerten, mag gaan beantwoorden.
Maar hier wil ik ook iets anders zeggen. Ik vind dat al die gevestigde musici, de Pavarotti’s, Previns, Perlmans, Domingo’s enzovoort, een verantwoordelijkheid hebben naar de muziek toe – muziek heeft ze per slot rijk gemaakt! Ze zouden misschien zalen kunnen vullen als ze hun verantwoordelijkheid voor het laten horen van interessante en onorthodoxe muziek zouden nemen. Maar wat is de realiteit? Toen [sopraan] Joan Sutherland jaren geleden naar Zweden kwam, werd ze geïnterviewd over haar plannen en zei ze dat “alles dat de moeite waard is voor sopranen al is gedaan”. Wat een nonsens! Wat een manier om elke nieuwsgierigheid van de lezer af te knallen, bovendien. Hoe kan ze dat weten? Ik verwacht niet van geweldige zangers dat ze wetenschappers zijn. Wat ik wèl verwacht is dat ze een beetje nederigheid tonen tegenover journalisten als het over muziekgeschiedenis gaat. Er zijn talloze fantastische aria’s die verloren zijn gegaan. Mensen als Auber, Hérold, Leoncavallo, noem maar op, schreven hordes opera’s die nooit meer worden opgevoerd.
Maar het is niet louter kommer en kwel: kijk wat Bernstein deed met Carl Nielsen. Zonder hem zou ook dat een voetnoot in de muziekgeschiedenis zijn geweest.”

Maar deel je Lebrechts pessimisme over de verdoemde klassieke muziek in het algemeen?
“Tuurlijk niet. Maar hij gebruikt overdrijving als instrument. Muziek zal niet ophouden, de liefde voor muziek zal doorgaan, maar ze zal andere vormen aannemen. Lebrecht heeft het over ‘meaningless tonespinning’, het oprakelen van vergeten materiaal uitsluitend omdat het vergeten is. Onzin. Dat gaat misschien op voor een paar oude Marco Polo-opnamen, maar het probleem is daar eerder de houding van de musici die het spelen. Een dirigent moet zelf overtuigd zijn van de muziek die hij speelt.”

Is het eenvoudig geworden om goede musici te contracteren nu de grote labels niet meer meedoen?
“Over het algemeen wel, ja. Ze erkennen meestal dat het zowel voor henzelf als voor ons erg belangrijk is om opnamen te maken. En daarbij vinden ze het meestal heel leuk.”

Wat is je grootste probleem met het onderhouden van een label?
“Het regelmatig uitbrengen van nieuwe releases. Dat is vooral voor de distributeurs cruciaal. En die zijn weer heel belangrijk voor Sterling. We proberen één nieuwe cd per maand uit te brengen. Maar de markt krimpt wel degelijk, en ook wij ondervinden daar hinder van.”

Hoe doen jullie het momenteel in zakelijk opzicht?
“Steeds beter. We proberen mensen in één (bijvoorbeeld lokale) componist te interesseren en ze zo kennis te laten maken met de hele catalogus – dat blijkt heel goed te werken. Maar hoewel we in nauw contact met onze klanten blijven staan laat ik me niet door hen leiden – het is mijn enthousiasme dat me aan de gang houd, dus kies ik ook materiaal dat mij het meest dierbaar is.”

Heb je nog ambities in de onmiddelijke toekomst?
“Ik zou wel meer aan research willen doen. Het is jammer dat er zoveel materiaal verloren is gegaan dankzij twee wereldoorlogen en slordige uitgevers. Thuis heb ik een kamer die tot de nok toe gevuld is met elpees, cd’s, cassettes en boeken van en over onbekende componisten – niet altijd tot genoegen van mijn echtgenote, overigens. Die opnamen komen van overal: radiostations, heel veel toegezonden materiaal. Wat ik zelf roerend vind is dat we soms opnamen kunnen maken met financiële steun van de familie van componisten. Het is een bijzonder voorrecht om met die mensen te kunnen praten en al helemaal om te horen dat ze blij zijn met onze opnamen.”

Tenslotte: als je iemand een cd moest schenken uit de Sterling-collectie, welke zou dat dan zijn?
“Jemig! Lastig, ik denk dat ik er tenminste vier in het doosje zou smokkelen: Hubers pianoconcerten, de symfonie van Herman Suter, ouvertures van Daniel Auber en het werk van Paul Büttner.”

Theater / Voorstelling

Kraaijkamp senior in glorierol

recensie: The Price (Joop van den Ende Theaterproducties)

The Price werd in 1967 geschreven door de Amerikaan Arthur Miller (ook bekend van Dood van een handelsreiziger). Volgens kenners van zijn werk is het een van zijn beste stukken. In The Price gaan drama en humor hand in hand en de thema’s die aan bod komen zijn nog steeds actueel: familieproblemen, gekwelde trots, verspilde liefde, het vermogen te vergeven en de vraag wat de prijs is die de mens voor zijn leven heeft moeten betalen.

~

The Price speelt zich af in 1968 in Manhattan. Victor Franz (Victor Löw) en zijn broer Walter (Hans Ligtvoet) moeten het huis van hun ouders leeghalen, omdat het zal worden gesloopt. Victors vrouw Esther (Edda Barends) spoort haar man aan om een goede prijs voor de inboedel te krijgen. Met de komst van opkoper Solomon (John Kraaijkamp), een oude Joodse sjacheraar, ontstaat een spannende en komische verbale rondedans tussen de personen.

Haat-liefde

~

Het ouderlijk huis is niet meer dan een opslagplaats waar de meubels tot aan het plafond zijn opgestapeld. En tussen al deze meubels is de toon gezet voor een verhaal dat je aangrijpt. Herinneringen worden opgehaald bij de stoel van vader en de harp waar moeder ooit op speelde. Terwijl Victor wacht op Solomon, komen alle herinneringen uit zijn jeugd naar boven. Hij heeft nog een broer, Walter, waar hij al zestien jaar niets meer van heeft gehoord. Zelfs op een telefoontje dat het ouderlijk huis wordt leeggehaald, heeft hij niet gereageerd.

Harpmuziek

Als de koop gesloten is, komt Walter binnen. Hij is chirurg geworden en heeft een goed leven. Victor stopte met zijn studie en ging bij de politie om zijn vader te kunnen verzorgen na zijn faillissement in het crisisjaar 1929. Victor verwijt zijn broer dat hij voor z’n vader heeft moeten zorgen en dat hij de kansen heeft gekregen en genomen die hij nooit heeft kunnen krijgen. De discussie is heftig en de conclusie is duidelijk; er is in het gezin nooit sprake van liefde geweest. Alles draaide om het geld. Ze hebben hun leven verzonnen, om te vergeten wat ze weten. Ondanks dat er geen liefde is geweest, is het wel opvallend dat de heren vol liefde over hun moeder spreken. Dit wordt ook zeer subtiel uitgebeeld: een spot verlicht de harp waarop moeder altijd speelde, en zacht hoor je harpmuziek op de achtergrond. Een moment waar je warm van wordt.

Vuur

Hoewel het stuk een glorierol heeft voor John Kraaijkamp, en hij ook op alle posters staat, is zijn aandeel in dit stuk eigenlijk nihil. Het is weliswaar een rol die hem op het lijf geschreven is, en hij staat – net hersteld van een hartoperatie – te schitteren in de spotlights. Toch is het zijn collega Victor Löw (Glazen Speelgoed) die de grootste en zwaarste rol heeft. Hij speelt zijn rol met veel passie, vuur en felheid. Löw zit in zijn karakter en dat kun je merken ook; vooral in de scènes waarin hij een pittige woordenwisseling met zijn broer heeft, is hij op zijn best. Maar laten we ook Edda Barends en Hans Ligtvoet niet uitvlakken. Ligtvoet (Braambos) is in de discussie met z’n broer behoorlijk op dreef. En als Edda Barends haar emoties eruit gooit, lijkt het soms of je onderdeel bent van de familie.

The Price is een herkenbaar verhaal. Je begeeft je in een situatie die je wel herkent van personen uit je omgeving, of zelfs binnen je eigen familie. Het stuk wordt alledaags, menselijk en, godzijdank, ook komisch gebracht. Dat is de kracht in dit stuk van Miller. Een absolute aanrader voor iedereen die van een goed verhaal houdt, met een slot om zelf het antwoord op te mogen zoeken.

The Price is nog te zien tot 11 maart 2005 door het hele land.