Muziek / DVD

Brels ultieme afscheid

recensie: Jacques Brel - Les adieux a l'Olympia

2003 was het Brel-herdenkingsjaar: massaal herdachten we de ongeëvenaarde Vlaamse zanger die 25 jaar eerder overleed. In Nederland werden toneelstukken gemaakt – Jeroen Willems was erg succesvol met zijn Brel, de zoete oorlog – en hommages gebracht (Filip Jordens). Uiteraard werden er ook dvd’s uitgebracht, zoals tegenwoordig overal dvd’s van worden uitgebracht. Niet alles wat er op de plank lag is toen echter in de markt gezet: het Franse afscheidsconcert uit 1966, Les adieux a l’Olympia, is vanaf nu verkrijgbaar.

~

De populariteit van Brel was toen hij aankondigde te stoppen met optreden zo groot dat een enkel afscheidsoptreden niet volstond. Ruim acht maanden maakte de zanger een rondreis door Franstalig gebied. Het begon allemaal met ruim een maand aan optredens in de Parijse Olympia. Daarna volgde een enkel optreden in Brussel, gevolgd door een Marokkaanse tournee begon. In 1967 tourde Brel nog een maand lang door Québec, waarna eindelijk het echte afscheidsconcert volgde: 16 mei 1967 in Roubaix.

Springend en fladderend

De nu uitgebrachte dvd is samengesteld uit Parijse beelden: de opnames zijn gemaakt op 28 en 29 oktober 1966 in de Olympia. Dat beelden van twee avonden zijn samengevoegd tot één geheel leidt bij het kijken soms tot kleine ergernissen. Zo valt het op als er aan het eind van een lied wordt overgegaan op beelden van de andere avond: het nummer stopt iets te abrupt en het massale applaus is er te haastig overheen geplakt. Afgezien van die kleine foutjes zijn zowel beeld als geluid van hoge kwaliteit: nummers klinken helder alsof ze uit een studio komen en de camera’s hebben veel aandacht voor detail.

Kleine aap

~

Ik wist al dat Brel een man was van mimiek, gebaren en articulatie, maar op deze film blijkt wel heel duidelijk dat Brels populariteit op meer stoelt dan de mooie liedjes alleen. De correct in donker pak en met stropdas geklede zanger stort zich vol passie in ieder nummer en haalt alle trucs uit de kast: hij springt als een kleine aap en fladdert als een vogeltje dat niet kan vliegen. Hij zwaait met zijn armen en grote handen, articuleert schijnbaar overdreven met zijn grote lippen, waarachter even zulke grote tanden schuil gaan, om van zijn oren nog maar te zwijgen. Knap is Brel niet, maar charisma en aantrekkingskracht heeft hij des te meer.

Zwart-witte romantiek

De film toont binnen een uur in vijftien nummers een authentiek Brel-concert. De zanger staat in pak op een plankenvloer, met achter hem een zwaar gordijn waardoor hij is opgekomen. Enkel een ronde spot is op hem gericht; de rest van het podium is duister. Op de film blijkt pas aan het einde dat er een groots orkest achter Brel staat: de muziek had evenzogoed van band kunnen komen. De opnames zijn in zwart-wit, wat de romantiek van een ouderwets concert nog verhevigt, al bestond de kleurenfilm al ruim dertig jaar.

Amsterdam

Ne me Quitte Pas wordt niet gespeeld, maar verder komen prachtige klassiekers langs: Le Plat Pays, Les Bogots, Les Bobbons 67 en Madeleine. Mijn persoonlijke favoriet is Amsterdam, dat Brel intens zingt met gesloten ogen. Twee camerastandpunten wisselen elkaar af, waardoor Brel afwisselend en face en en profile in beeld verschijnt. Richting het einde van het nummer balt Brel de vuisten, zwaait hij met zijn lange armen en perst hij alles eruit. De Dijk, Acda en de Munnik en zelfs David Bowie kunnen het nummer nog zo mooi zingen, maar Amsterdam hoort echt bij Jacques Brel.

Missende ondertiteling

Naast dit concert staan er nog twee extraatjes op het schijfje: de eerste is een audio-interview, maar een ieder die geen Frans spreekt zal er weinig van begrijpen. Frans is de voertaal van de dvd (ook in het menu), en ondertiteling ontbreekt. De tweede is leuker: beelden van voorafgaand aan, tijdens en na het concert, waarin afwisselend Brel, Olympia en het publiek figureren. Dit deel van de dvd is losser dan de concertregistratie die vooral op de zingende Brel is gericht, maar is ook niet meer dan een grappige extra. Het concert blijft de erg prettige hoofdmoot van het geheel.

Kunst / Expo binnenland

Wisselvallig

recensie: Retrospectief Egon Schiele

Vaak is de eerste indruk van een kunstwerk onuitwisbaar. Het werk imponeert, raakt je of brengt in verwarring. Die eerste kennismaking is vaak nog goed in herinnering te roepen met allerlei randzaken, zoals bijvoorbeeld datgene wat je in het museumcafé at. De Oostenrijkse kunstenaar Egon Schiele (1890-1918) kwam ik op zo’n manier tegen in het Leopold-museum in Wenen. Het bijzondere vierkante gebouw, met een hoge vierkante hal in het midden, verborg Schiele op de bovenste verdieping. In mijn opschrijfboekje voegde ik de naam toe aan een rijtje kunstenaars die me al eerder in het museum waren opgevallen.

Zittend paar (Egon en Edith Schiele), 1915. Gouache en potlood op papier, 51,9 x 41,0 cm. Albertina, Wenen

Hoe prettig of bijzonder die eerste indruk ook is; ze is eenmalig. Volgens die gedachte is de kennismaking met de tentoonstelling in het Van Gogh museum (het eerste retrospectief van Schiele in Nederland) een kleine teleurstelling. Dat wat ik waardeerde in Wenen – de kleine gedachten in schetsen, indringende portetten, de verwarring in zijn gezicht, zijn treurige leven dat me aangreep – zie ik aanvankelijk niet terug. De indeling lijkt wat rommelig, varierend tussen thematisch en chronologisch, er lijkt niet echt een keuze te zijn gemaakt tussen de twee. Ook is op ongeveer elk muurtekst te lezen dat Schiele zich bezig houdt met seks, het onderbewuste, zelfportretten maakt, en dan vooral naakten, waardoor er weinig ruimte is voor andere ideeen over zijn kunst, of eigen ingevingen over het expressionisme van Schiele.

Ontwikkeling

Zelfportret met hand aan de wang, 1910. Krijt, aquarel en gouache op papier, 44,3 x 30,5 cm. Albertina, Wenen

Het interessantere deel van de tentoonstelling begint chronologisch tijdens zijn gevangenis periode. De werken bezitten iets dat wringt, de persoonlijke expressie staat voorop, maar Schiele is minder zoekende zoals in zijn eerdere werk. Op de tweede verdieping van het museum vervolgt de tentoonstelling met werken uit latere periodes, als je daar in Schieles vrij korte leven al van kunt spreken. De ontwikkeling die hij doormaakt is daardoor misschien juist des te indrukwekkender. Eén van de bijzondere werken in dit deel van de tentoonstelling is Zittend paar (1915). Hierop is Schiele afgebeeld met zijn vrouw. Zij houdt hem vast zoals Maria het lichaam van Jezus vasthoudt (de piëta), maar de innige omhelzing is ook eigentijds, toepasbaar op hun eigen relatie. Deze relatie is er één van veel dieptepunten en moeilijkheden. Behalve verwarring over de postitie – af te lezen van de gezichten – waarin ze zich bevonden, spreekt uit het beeld ook de wens om zich aan elkaar vast te klampen. Krampachtig, haast tegennatuurlijk.

Bijzondere combinatie

Gradual and Persistent Loss of Control. Fotograaf: Maurice Boyer

De combinatie die de dansen, gemaakt door dansgroep Krisztina de Châtel en performances van de International Performance Group onder leiding van Marina Abramoviæ maken met de werken van Schiele zijn erg bijzonder. De dansers geven de schilderijen een andere diepte. De werken op papier zijn omringd door flat screens met performances, live performances en een videoscherm met verschillende dansen. Deze werken zijn niet slechts een aanvulling, maar geven juist een verdieping van het werk van Schiele. Zo bijvoorbeeld de dansvoorstelling Gradual and Persistent Loss of Control, die is ontstaan uit een samenwerking van Krisztina de Châtel en Marina Abramoviæ. In een soort huidskleurige pakken bewegen de dansers soms synchroon, dan weer tegengesteld. Op de vloer van het museum staan een aantal glazen waar de dansers in bewegen (tegen de wand aan geslagen, verstopt in een kooi, die geen ruimte geeft aan de beweging die ze willen maken). Hun expressie wordt beperkt. De in kimono gestoken danseres is achtergebleven op de metalen vloer, waar de magneten van haar slippers op blijven kleven, terwijl op de achtergrond het pianospel steeds heftiger wordt.

Onderschat

Daar waar de dansers zich op de overgebleven vierkante centimeter moeten bewegen en op die manier een – in de traditie van Schiele – zeer lijfelijke uitdrukking van werk vormen, geven de tentoonstellingsmakers de bezoeker maar weinig ruimte. In de teksten op de muren wordt veelvuldig gerefereerd aan het beeld van de onbegrepen kunstenaar die niet paste in het burgerlijke Wenen van het begin van de 20e eeuw. Bij een kunstenaar die zo autonoom te werk gaat, lijkt de context des te belangrijker. Ook wordt naar min idee de vergelijking met Van Gogh opgedrongen (zoals bij de zonnebloemen). Wellicht zijn de tentoonstellingsmakers bang dat het werk van Schiele te onbekend is bij de Nederlandse bezoeker zodat er veel toelichting nodig is. Mogelijk onderschatten ze de bezoeker daarmee.

Elke dag zijn er doorlopend performances van de leden van de International Performace Group. Tweemaal per dag is er een choreografie van dansgroep Krisztina de Châtel te zien. Op vrijdagavond, 20.15 uur en zondagmiddag, 16.00 uur, wordt de gezamenlijke productie Gradual and Persistent Loss of Control getoond.

Theater / Voorstelling

Puin is niet zwart genoeg

recensie: Puin (Theater EA)

.

~

En schokkend blijft het in het stuk. Teksten als “Ik ben bereid”, “want ik weet, ik ben het niet vergeten” klinken, maar die context is zo belabberd. Niet dat er geen bijzondere taal wordt gebezigd, maar het is zo veel allemaal, en het ligt er zo dik bovenop. Het is eerder een studentikoze, opgewonden voordracht dan een welbespraakt drama. Dat ligt misschien aan de jeugdigheid van de acteurs en aan hun Gooise ‘r’ die, in combinatie met de pathetische metaforiek, zwaar te verteren is. Broer en zus praten niet mét, maar tégen elkaar. Ze kijken alleen het publiek in de ogen, dat vervolgens niet weet waar het kijken moet, want echt interessant is het niet en echt grappig ook niet.

How bizar

~

Broer Michael en zus Michelle vertellen elkaar verhalen over hun overleden ouders. Wat er precies met die ouders gebeurd is weten we niet, maar de kinderen vertellen over hun dood, steeds opnieuw. Zus vertelt over de dood van haar moeder, broer over die van zijn vader. De meest bizarre verhalen, komen voorbij. Verstikking in eten, kruisiging en achtervolging. Temidden van dat dood en verderf wordt een jongensbaby gevonden, geheten Puin. O ja, en er is een verschrikkelijke, pedofiele oom Herrie, die de twee kinderen ook nog het leven zuur wil maken.

Zusjelief

Tijdens het uitbeelden van de bizarre situaties en van de gluiperige oom Herrie zijn de acteurs op hun best. Beide zijn niet te beroerd handen en voeten te gebruiken. Het spel van Jorinde Kuiper biedt hoop in de misère. Als zusje steekt ze de draak met broer, stil en creatief, door grimlachjes en stripachtige gebaren. Haar mimiek is ontwapenend, maar als ze op een gegeven moment gaat zingen verandert ze in een zwoele, bluesy vamp. Mooi is één van de beginbeelden, wanneer het zusje wacht tot de broer is uitverteld, midden in een spotlight op de bank, haar arm naar haar hoofd in een scherpe hoek. Joost Claes als broer speelt nog te weinig, omdat hij vooral met de (ingewikkelde!) tekst bezig is.

Beste script

Puin is een vertaling van de Engelse toneeltekst Debris, door Dennis Kelly. De originele uitvoering won in Engeland een prijs voor het script. Af en toe vallen er ook wel treffende, beeldende zinnen, zoals: “maar ik denk vooral aan de rug van mijn hand” en “op de eerste mei barstte ik uit de schoot van mijn moeder”. Maar verder is het in de tekst te druk. In het Engels klinkt het vast beter, droger.

So…

Als de taal nu losser was geweest en minder hoogdravend, als de acteurs meer zouden hebben samengespeeld, en als vooral de broer met meer afstand zijn verloren ziel zou hebben kunnen neerzetten, dan was Puin indringender geweest. Als… dan. Nu niet.

Puin is nog tot en met 23 april 2005 in het vernieuwde Rozentheater in Amsterdam te zien.

Film / Films

Niets dan goeds over de doden?

recensie: White Noise

Boodschappen van ‘de andere kant’. Het levert mogelijk communicatie op tussen doden en levenden. EVP, Electronic Voice Phenomenon, is een proces waarbij overledenen met nabestaanden contact zoeken door het gebruik van elektrische apparaten. Via een radio of een televisietoestel worden boodschappen doorgegeven om deze vast te leggen op cassette of harde schijf. Architect Jonathan Rivers krijgt in White Noise met EVP te maken na de verdwijning van zijn vrouw Anna.

~

Rivers (Michael Keaton) is een succesvol architect, ziet zoon Mickey uit zijn eerste huwelijk regelmatig, is voor de tweede keer getrouwd en hoort van Anna dat er een baby op komst is. Geluk en succes lijken geen grenzen te hebben. En dan slaat het noodlot toe. Anna, een succesvol schrijfster, komt na een avondje stappen met een goede vriendin niet thuis. Bezorgd belt Rivers, maar hij komt niet verder dan voicemails. Hij valt in slaap en wordt midden in de nacht wakker van een ondefinieerbaar geluid afkomstig uit de radio, die op de keukentafel staat.

Storing

~

White Noise begint fascinerend. De zwart-wit beelden worden vol storing vertoond, alsof de communicatie tussen de kijker en de film steeds wordt verbroken. Informatie over regisseur, schrijver en andere medewerkers verdwijnt telkens uit beeld. De grens tussen het heden en het hiernamaals en de moeilijkheden van communicatie worden in de eerste scènes van de film al getoond. Vijf weken na haar verdwijning wordt Anna gevonden. Na het ongeluk met de auto is ze in het water beland, verdronken en meegevoerd. Rivers kan afscheid nemen van zijn vrouw, haar begraven en proberen de draad van zijn leven op te pakken. Maar dan ontmoet hij een man die zegt contact te hebben met Anna, boodschappen te krijgen en te werken met EVP. Rivers wil met rust gelaten worden, maar merkt dat er ook bij hem thuis dingen gebeuren die hij niet kan verklaren. Radio’s geven onduidelijke signalen en de mobiele telefoon van Anna laat boodschappen achter.

EVP

Regisseur Geoffrey Sax heeft het fascinerende verhaal van schrijver Niall Johnson als uitgangspunt voor een film gebruikt. Er wordt een aantal keren duidelijk gemaakt dat voor EVP veel geduld nodig is. Bij commerciële films is geduld moeilijk in beeld te brengen. Zo blijkt ook na 45 minuten White Noise. Na drie kwartier glijdt de film uit, vliegt uit de bocht, wordt het sentiment belangrijker dan de speurtocht naar communicatie, is er meer sprake van apparatuur dan van geduld, veranderen de zwart-wit beelden naar commercieel blauw. Contact met de doden gaat volgens schrijver Johnson traan voor traan, door steeds dezelfde opnames af te luistern. Regisseur Sax moet iets met de kijkers in de bioscoop en wil opschieten. Daar wordt het grijze geluid van White Noise tot commercieel lawaai.

Slachtoffers

In White Noise gebeuren alleen nog maar vreemde zaken die vooral op de lachspieren werken. Een fascinerende film met een nieuwsgierig makend thema wordt zo een bot en bruut commercieel vehikel. Genant, tenenkrommend en uiteindelijk vooral lachwekkend slecht.

Film / Films

Wraak is een luie vorm van verdriet

recensie: The Interpreter

.

~

In een Afrikaans land is Edmund Zuwanie (Earl Cameron) aan de macht. Met dood en verderf regeert hij zijn land. De oppositie tegen zijn bewind rukt steeds verder op. Ooit was hij zelf oppositieleider en symbool van een generatie op zoek naar idealen. Vrijheid en gelijkheid voor iedereen. Eenmaal aan de macht veranderde Zuwanie in de loop der jaren in een dictator en uitvoerder van alles waar hij zelf ooit tegen streed. In zijn land bestaan dodenlijsten en zijn executies van burgers aan de orde van de dag. Om de situatie in zijn land te stabiliseren en om de hulp van de wereld in te roepen om de rebellen in zijn land te verdrijven, wil het staatshoofd de vergadering van de Verenigde Naties toespreken.

Aanslag

~

Sylvia Broome (Nicole Kidman) is tolk bij de Verenigde Naties. Tijdens haar werkzaamheden komt zij er achter dat er een moordaanslag wordt beraamd op Zuwanie. Zij tipt de veiligheidsdiensten. Speciaal agent van de FBI Tobin Keller (Sean Penn) wordt ingehuurd om de zaak te onderzoeken. Aanvankelijk gelooft hij Sylvia niet, maar hij moet zijn visie ernstig bijstellen, als duidelijk wordt dat Sylvia meer weet van Zuwanie en het land waar hij een schrikbewind voert.

Bikkelhard

In een adembenemend hoog tempo stapelen de gebeurtenissen zich op en ontwikkelen zich meerdere verhaallijnen door elkaar. De levensgeschiedenis van Sylvia wordt uitgebreid verteld en er is alle ruimte voor haar tragiek, idealen en emoties. Ook agent Keller blijkt naast een bikkelharde veiligheidsagent die emoties niet kan toelaten in zijn werk, een mens van vlees en bloed.
Het diplomatieke wandelgangencircuit van de VN wordt geloofwaardig neergezet en de film toont het gedrag van een dictator in nood en hoe democratie misbruikt kan worden.

Flitsend

Regiseur Pollack slaagt er in te laten zien hoezeer het persoonlijke politiek kan zijn en hoe politiek beïnvloed wordt door persoonlijke omstandigheden. De film geeft een fascinerend beeld van hoe het streven naar politieke idealen kan leiden tot woede, frustraties en wraak. De kracht van The Interpreter schuilt verder in het waanzinnige hoge tempo van de film, waardoor de kijker geen kans krijgt te ontsnappen en de diepgang van de verschillende verhaallijnen. Het camerawerk is flitsend en spectaculair en er wordt op een subtiele manier gebruik gemaakt van flashbacks. Er zijn veel mooie beelden van New York en Kidman en Penn overtuigen beiden in hun rollen.

Uiteindelijk komen alle verhaallijnen samen en volgt er een duizelingwekkende en onvoorspelbare ontknoping, waarbij de spanning tot het einde wordt vastgehouden. The Interpreter is een intelligente en met veel zorg en aandacht gemaakte film, die meer humor had kunnen gebruiken, maar volledig overtuigt als politieke thriller.

Film / Films

Dramatiek met uitroepteken

recensie: The Station Agent

In vrijwel elke scène van The Station Agent wordt een shagje aangestoken. Een pakje Drum ligt achteloos in beeld. Een van de hoofdpersonen beweert zelfs met droge ogen dat zij op haar negentiende met een jongen naar bed ging, om de eenvoudige reden dat hij zijn eigen sigaretten kon rollen. Is dit een vorm van product placement? Wil regisseur Thomas McCartney benadrukken dat dit zo’n typische lowbudget, Amerikaanse, ‘independent’ film is? Hoe dan ook: het wordt zó benadrukt, dat het bijna een grap lijkt.

~

Bijna alles in The Station Agent krijgt een uitroepteken. De lilliputter en treinenfanaat Finbar McBride (Peter Dinklage) verliest zijn enige vriend, die hem een oud stationsdepot nalaat. In het kleine dorp waar hij vervolgens terechtkomt, ontmoet hij een kunstenares met trauma, Olivia Harris (Patricia Clarkson) en de Latino Joe Oramas (Bobby Cannavale). Er groeit een schuchtere vriendschap. Boodschap: ieder mens heeft vrienden nodig, die hem door moeilijke tijden heen kunnen helpen. Uitroepteken.

Symboliek

~

Debuterend regisseur McCartney, bekend als acteur in bijvoorbeeld The Guru en Meet the Parents, volgt vaak de veilige route van clichés. Uiteraard is Fin in zichzelf gekeerd: hij wordt voortdurend bespot en nagestaard op straat. Olivia is een kunstenares, en dus een chaoot die geen auto kan besturen zonder brokken. De Latino Joe zit vooral te bellen over vrouwen. Door gedoseerde informatie worden de karakters wel iets meer uitgediept, maar dat geeft ook de dramatische lading steeds meer een uitroepteken. Zelfs de symboliek – Fin stoot een miniatuurpoppetje om en nog geen vier seconden later valt zijn vriend dood neer – is over the top.
En op moeilijke momenten zwelt de muziek nog wat aan. Humor zou het nog wat kunnen relativeren. De enige die wat dat betreft voor wat lichtpuntjes zorgt is Joe, die met zijn opdringerigheid de barrière bij Fin en Olivia enigszins kan doorbreken. McCartney lijkt de grappige momenten alleen wél te doseren.

Simpele mensen

The Station Agent kreeg lovende recensies in Amerika. Op het Sundance Festival won de film de publieksprijs en de prijs voor beste scenario. In die categorie haalde hij zelfs een BAFTA binnen. Ongetwijfeld heeft het te maken met het tempo van de film: het verhaal kabbelt prettig, bijna Straight Story-achtig voort. Het trio rookt en eet en drinkt en wandelt kalm door het vredige dorpje in New Jersey, vol simpele mensen. McCartney weet bovendien het beste te halen uit zijn acteurs, die hij ook in gedachten had bij het schrijven van de film. Maar het grootste pluspunt van The Station Agent zijn de decors. Het desolate stationsgebouw, omgeven door rails en verlaten wagons, het kleine vrolijk beschilderde busje van Joe waarin hij café con leche verkoopt, het grote, lichte huis van Olivia. De omgeving waarmee elk zich omringt en waarin ze steeds vaker hun nieuwe vrienden durven toelaten, ademt persoonlijkheid uit. En dat is dan wel weer subtiel gedaan.

Film / Films

De sardonische bottenbreker

recensie: The Streetfighter Trilogy

De titelheld van deze inmiddels dertig jaar oude trilogie is een aantrekkelijke, steevast in het zwart gehulde huurling die zich te buiten gaat aan stevige karatepartijen en, bij tijd en wijle, vrouwelijk schoon. Deze sexy spierbundel wordt vertolkt door de sardonische Sonny Chiba, die de Tarantino-liefhebber kent uit het eerste deel van Kill Bill.

~

De controversiële Streetfighter was medio jaren 70 het Japanse antwoord op Bruce Lee en Shaft, een masculiene superheld die garant stond voor succesvolle formulefilms. Maar de vechttechnieken van de straatvechter zijn wreder dan die van zijn voorgangers: als de Japanner een tegenstander in elkaar mept, dan breken er botten onder luid gekraak. Er worden stembanden gesloopt, ogen uitgestoken, zelfs testikels afgescheurd. Dit ongekend brute geweld wordt met zichtbaar plezier uitgevoerd door Shinichi ‘Sonny’ Chiba, die met zijn imposante fysieke gestalte en sadistische grijns een uitstekende filmheld maakt.

Flashbacks

~

De eerste Streetfighter is het sterkst. Met een rudimentaire misdaadplot als achtergrond wordt de kijker getrakteerd op een nauwelijks aflatende stroom uitstekend gechoreografeerde karategevechten. Ook na dertig jaar is het nog steeds een vlotte, boeiende actieprent, pretentieloos vermaak voor de liefhebber van de betere vechtfilm. Return Of The Streetfighter biedt ook flitsende actiescènes, maar lijdt aan een wel erg gebrekkig verhaal, en verdoet bovendien veel tijd met flashbacks uit het origineel en andere zinloze scènes. De terugkeer van enkele opponenten uit de eerste film doet de film ook geen goed. Als Chiba eenmaal op dreef is, spat de actie van het scherm, maar de film vormt een zwak geheel dat het niet haalt bij zijn voorganger. De laatste in het drieluik, The Streetfighter’s Last Revenge, is niet meer dan een herhalingsoefening van welbekende elementen, maar wel een geslaagde. Zodra de onweerstaanbare herkenningsmelodie opduikt, is het genieten van de onverstoorbare Chiba, die in dit deel als een soort James Bond gepresenteerd wordt.

Opgepoetst

De liefhebber van deze Japanse pulp moest het tot nu toe doen met verminkte videobanden in een knullige nasynchronisatie. Voor het eerst kunnen we nu genieten van de drie films in hun oorspronkelijke versie. Het opgepoetste beeld is in origineel formaat en van prima kwaliteit, het Japanse geluidsspoor vlekkeloos. Het enige nadeel is het volledig ontbreken van extra materiaal, afgezien van een verzameling Chiba-trailers. Maar straatvechter Tsurugi (voorheen, in gedubte versie, bekend als Terry) klonk nog nooit zo overtuigend en zag er nog nooit zo goed uit. Deze box is een prima eerste kennismaking met de bottenkraker, en een kale maar waardevolle collectie voor de fanaat.

Boeken / Fictie

‘Als een brandijzer in een dier’

recensie: Per Olov Enquist - Blanche en Marie

.

Op het eerste gezicht niets anders dan dat ze beiden wetenschappers waren. De extroverte Curie stond aan de basis van de ontwikkeling van radium en radioactiviteit en de introverte Charcot behoorde vanwege zijn spectaculaire voordrachten en omstreden hypnosemethode tot de wetenschappelijke hoogtepunten van de verrijzende 20e eeuw. Twee tegengestelde persoonlijkheden, die nooit contact met elkaar gehad hebben. Toch heeft de Zweedse schrijver Per Olov Enquist hun levens, in zijn nieuwste roman Blanche en Marie, samengebracht tot een curieuze eenheid van twee elkaar spiegelende liefdesverhalen.

De als ‘koningin der hysterica’s’ bekend staande Blanche Wittman, een van de beroemdste zenuwpatiënten ter wereld, wordt door Enquist opgevoerd als het scharnierpunt dat de verhalen van beide wetenschappers met elkaar verbindt. In het door Enquist verzonnen universum is Blanche niet alleen de patiënt van Professor Charcot, maar ook zijn heimelijke geliefde (een liefde die slechts eenmaal geconsumeerd wordt). Bovendien zou Blanche (als een eenarmige torso) na de dood van Charcot als assistent voor Marie Curie hebben gewerkt en tijdens haar verblijf bij haar enkele notities hebben gemaakt over zowel haar eigen liefde voor Charcot als over de perikelen rondom de affaire van Marie. Enquist spiegelt het de lezer zo voor dat hij het bijna zou gaan geloven, maar in werkelijkheid worden feit en fictie samengebald tot een verhaal dat vrijwel volledig voor rekening van Enquist komt.

Blauwachtig licht

~

Enquist doet, volgens eigen zeggen, veel onderzoek voor zijn historische romans, maar toch is hij voor alles een verteller. Het gaat hem er niet om een beeld van een bepaalde historische periode te geven, bij hem staan vooral de personages en hun tragiek centraal. Vandaar dat hij de geschiedenis naar hartelust manipuleert om uiteindelijk het verhaal te krijgen dat hij hebben wil. Namelijk twee liefdes- en lijdensgeschiedenissen, die van Marie en die van Charcot. Bij beiden zit de liefde in hen gebrand, ‘als een brandijzer in een dier.’ Het is als het blauwachtige licht van de radioactieve stof die Marie Curie ontdekte, het is prachtig maar tegelijkertijd verraderlijk. Heimelijk vreet het aan ze.

De liefde vernietigt beide grootheden. Marie doordat ze aan het kruis van de publieke opinie wordt genageld, Charcot doordat de liefde voor Blanche teveel voor hem is. Blanche en Marie bestaat uit acht liederen over deze twee schandalige, overspelige liefdes. De ene verborgen, de andere aan het licht gebracht. De ene kortstondig en passioneel, de andere langdurig en onuitgesproken. De waanzin, de vernietiging en de onverklaarbaarheid van de liefde vormt het hoofdthema van het boek. Enquist doet een poging de liefde te verklaren. Een poging, meer niet. Zoals Blanche in haar vragenboek schrijft: “Wie kan de liefde verklaren? Maar wie zouden we zijn, als we het niet probeerden?” Uiteindelijk blijft het mysterie zo overeind.

Rapportagestijl

Blache en Marie is geschreven in de karakteristieke rapportagestijl die Enquist in vrijwel al zijn historische romans hanteert. Zijn proza wordt gekenmerkt door in staccato neergeschreven zinnen, die vol staan met onbeantwoorde vragen. Het tijdsverloop is verre van lineair en cirkelt om enkele cruciale gebeurtenissen, waardoor er veel herhaling in het boek optreedt. Het verhaal is geschreven vanuit het perspectief van een externe verteller en is doorspekt met citaten uit het de notities die Blanche zogenaamd zou hebben gemaakt. De toon van het boek is in het begin zakelijk, maar wordt langzamerhand doorspekt met pathos. Dit komt tot een hoogtepunt in het hoofdstuk waarin Marie’s tragische neerval beschreven wordt. Aan de ene kant is dit het meest meeslepende hoofdstuk, aan de andere kant wordt de lezer wel heel erg een bepaalde kant op gedrukt. De verbijstering en de woede van de verteller zijn maar al te duidelijk merkbaar.

De nacht van de dood

~

In het laatste hoofdstuk wisselt het perspectief en komt Blanche zelf aan het woord. Het bestaat in feite uit het door haar volgeschreven rode boek, een van haar notitieboekjes. Met dit hoofdstuk bereikt Blache en Marie zijn zorgvuldig opgebouwde climax. Het gaat over de laatste nacht van Charcot, de nacht dat de liefde tussen hem en Blanche voor het eerst beleden en geconsumeerd wordt. De nacht van de dood. Enquist houdt zijn spel met de historische feiten tot aan het eind toe vol. In werkelijkheid stierf Charcot in een plaatsje vlak bij het Lac des Settons – ver verwijderd van Blanche; in het boek blaast hij de laatste adem uit in de Herberg Auberge des Settons in de armen van Blanche.

Los van de kwestie hoe Charcot werkelijk is gestorven, valt het te betwijfelen of Blanche, als personage, wel een betrouwbare verteller is. Er zijn verschillende aanwijzingen om dat te betwijfelen. De rol die ze zichzelf in relatie tot Marie toedicht, duidt er bijvoorbeeld op dat ze zichzelf belangrijker acht dan ze werkelijk is. Daarnaast doet de manier waarop de buitenwereld op haar reageert, vermoeden dat ze een veel minder prominente rol heeft gespeeld in het leven van Charcot dan ze zelf meent. Is de liefde tussen haar en Charcot wellicht niets meer dan een idée fixe? Niet alleen een fictionele illusie dus, maar ook een waanbeeld van het personage Blanche Wittman?

Geforceerd

Sinds de vertaling van Het bezoek aan de lijfarts is Per Olov Enquist een gevierd auteur in Nederland. Het boek werd zo’n succes dat Enquist waarschijnlijk voor eeuwig herinnerd zal worden als de auteur van dat ene boek dat hij nooit meer wist te overtreffen. Blanche en Marie zal hier geen verandering in brengen. Het is een heerlijk en uiterst knap geschreven boek vol memorabele momenten, maar uiteindelijk blijft het toch uit twee afzonderlijke verhalen bestaan die op een net iets te geforceerde wijze met elkaar verbonden zijn om je werkelijk lam te kunnen slaan.

Theater / Achtergrond
special: Een interview met GEEN FAMILIE

‘Lachen is gezond, net als fruit en Cola Light’

Sinds oktober waren ze zich al aan het voorbereiden op het Amsterdams Kleinkunst Festival. Jeroen Woe (24 jaar) en Niels van der Laan (23) drongen door tot de finale en voerden hun voorstelling Ralph met succes op; zij wonnen de juryprijs. De tweede prijs ging naar Speelman en Speelman, en Pieters Derks won de publieksprijs. Tijd voor een interview met de ‘echte’ winnaars, Jeroen en Niels, die in de theaterwereld door het leven gaan als GEEN FAMILIE.

~

Hadden jullie niet liever ook de publieksprijs gewonnen? Zegt dat bijvoorbeeld niet meer dan een juryprijs?
We zijn blijer met de juryprijs dan we zouden zijn met de publieksprijs. Als je de juryprijs hebt, ben je de echte winnaar van het festival. Dat is natuurlijk geweldig! De publieksprijs zegt meer over de finaleavond zelf. Wat voor mensen er in de zaal zitten, hoe de voorstelling die avond valt enzovoort. De publieksprijs zou uiteraard erg leuk zijn geweest, maar de prijs die we nu hebben vinden we het allerleukst!

Jullie hebben wel heel wat kritiek over je heen gekregen dat juist jullie er met de juryprijs vandoor gingen. In recensies in kranten is niet onder stoelen of banken geschoven dat het nogal een opmerkelijke keuze was van de jury. Is dat terecht?
We zijn in eerste instantie kleinkunstenaars. We maken muziek, vertellen een verhaal en willen de mensen laten lachen en daarnaast proberen te raken. We hebben niet gewonnen omdat we theatermakers zijn, maar omdat de jury vond dat wij het beste halfuur hebben neergezet. We zijn cabaretiers, maar we staan niet op het toneel als Niels en Jeroen met liedjes en sketches, maar als verschillende personages in een verhaal.

En nu, lekker achterover zitten? Of hebben jullie andere plannen?
Nu gaat het beginnen! We gaan nu eerst inventariseren wat de mogelijkheden zijn. In de zomer spelen we op het Theater aan Zee festival in Oostende. Vorig jaar hebben we daar de TarTar Residentieprijs gewonnen, wat inhield dat we de middelen kregen om een nieuwe, avondvullende voorstelling te maken. Daar gaan we nu aan beginnen.

~

Even terug naar het begin. Hoe is het balletje gaan rollen?
We hebben elkaar ontmoet op de Amsterdamse Academie voor Kleinkunst. Al in het eerste jaar merkten we dat het behoorlijk goed klikte. Tijdens de opleiding zijn we steeds meer dingen samen gaan doen en op zoek gegaan naar een eigen stijl. Ondertussen hebben we ook eigen dingen gedaan, zoals liedjesprogramma’s en toneelstukken. Jeroen heeft nog in Pit gespeeld, een Bellevue-lunchtheatervoorstelling, en Niels speelde in Lustrum met Brigitte Kaandorp. Verder zitten we in het cabaret van het radioprogramma Spijkers met Koppen. Afgelopen zomer zijn we afgestudeerd en toen zijn we mee gaan doen aan het Amsterdams Kleinkunst Festival.

Hoe is GEEN FAMILIE ontstaan?
Op de Kleinkunstacademie wisten we dat we samen verder wilden. Op een gegeven moment hadden we onszelf ergens aangekondigd als Niels van der Laan en Jeroen Woe (geen familie). Om iedereen die zou denken dat we familie zouden zijn, uit de droom te helpen. Niet dat iemand dat dacht, maar dat leek ons juist wel grappig. De naam GEEN FAMILIE is toen gebleven.

Wat kan het publiek verwachten als ze naar jullie voorstelling komen kijken?
Wij zijn op zoek naar een vorm die het midden houdt tussen toneel en cabaret. We willen de mensen een verhaal vertellen. We spelen verschillende rollen en maken gebruik van uiteenlopende stijlen. Dialogen, liedjes en absurde acts. De voorstelling die we voor het festival hebben gemaakt gaat over mensen die zich verschuilen. Die geen verantwoordelijkheid nemen, alles laten gebeuren, alleen maar kiezen voor zichzelf en dan lachend zeggen dat ze machteloos zijn.

Wat is jullie kracht?
Onze kracht zit waarschijnlijk in de diversiteit. In aanvang zijn we theatermakers, en zijn we bezig met nieuwe vormen en mooie verhalen. We hebben door onze opleiding ook een acteerachtergrond en vinden het dus leuk om zo goed mogelijk vervelende mensen neer te zetten. Daarnaast schrijven we allebei liedjes. En misschien wel het belangrijkste: we hebben ongelooflijk veel lol samen. Er gaat geen dag voorbij of we rollen over de grond van het lachen. Dat zie je misschien wel terug op het podium.

Kunnen we jullie straks vergelijken met duo’s als Acda en de Munnik, Ruben en Nathan of Arie en Silvester. Of gaan jullie ons iets bieden wat we nog niet gezien hebben?
Dat is wel de bedoeling! Het zal best een tijd duren voordat we echt onze eigen stijl hebben ontwikkeld, maar we weten wel wat we willen: muziektheater, met de opbouw van een toneelstuk, veel muziek en een flinke dosis humor. Want lachen is gezond, net als fruit en Cola Light. Uiteindelijk willen we wellicht meer toe naar totaaltheater. GEEN FAMILIE aangevuld met bijvoorbeeld een oude goochelaar, een danseres en een schilder. En dat allemaal op één podium.

Wie zien jullie als voorbeeld?
We halen onze inspiratie niet zozeer uit cabaretvoorstellingen, maar meer uit muziektheater, zoals Orkater. Verder houden we erg van Maarten van Roozendaal en van televisieseries als The Office en South Park, maar ook van boeken van Arnon Grunberg.

Waar willen jullie over tien jaar staan?
Onze droom is om uiteindelijk een werkplaats op te richten waar jonge theatermakers nieuwe voorstellingen kunnen maken. En natuurlijk dat we onze voorstellingen kunnen spelen voor een groot en uitzinnig publiek.

Muziek / Album

Major Tom fucked up, maar Beef is geslaagd

recensie: Beef - Last Rudy Standing

Veel gebeurt er in Nederland niet op het gebied van roots en reggae. Vorig jaar kwam het Friese Luie Hond met het aardige maar erg Doe Maar-esque Hier is… en vervolgens was het weer een jaar lang wachten. Wachten op Beef, zo bleek: het derde echte album van de Eindhovense formatie zou eigenlijk al afgelopen herfst bij de platenboer liggen, maar herhaalde uitstel volgde.

~

In augustus 2004 zei de band al de laatste hand aan het album te leggen; er werd zelfs een optreden op Lowlands voor afgezegd. In plaats van het verwachte nieuwe album lag er eind afgelopen jaar echter opeens een oude bekende in de schappen: de EP Babylon by Beef (1999) beleefde een heruitgave. Klaarblijkelijk viel het resultaat van de nieuwe opnames tegen, want maanden van schaven volgden. Het eindproduct mag er desalniettemin wezen: Last Rudy Standing prikkelt meer dan verwacht.

Stuiterend

Onder de bezielende (bij)sturing van producer Michel Schoots, als drummer van de Urban Dance Squad gewend aan het produceren van vet geluid, klinkt Beef rauwer en puntiger dan voorheen. Last Rudy Standing nadert door de opvallende stem van zanger Pieter Both en de (soms weliswaar iets te vette en harde) bas zelfs het live-geluid, iets waar reggae- en skabands op plaat nogal eens moeite mee hebben. Toegegeven: ik ging niet stuiterend door de woonkamer, maar Beef dwingt met deze plaat wel de aandacht af.

Playstation to ground control

De uitgebrachte single Cashin’ the Money is daar jammer genoeg niet het beste voorbeeld van. Alle instrumenten blijven op de vlakte, en het nummer krijgt nergens een eigen gezicht. Maar ach, misschien moet je dat ook niet verwachten van singles. Leuker en interessanter is in ieder geval het nummer erna: Station to Station. Het intro klinkt alsof er een rocknummer volgt, maar de rootsinvloeden hebben al snel weer de overhand. Het zijn het vooral het opzwepend-swingende refrein en de bizarre tekst die dit nummer zo leuk maken. Station to Station is een vrolijke legalize-song, met wonderlijke verwijzingen:

Playstation to ground control
Major Tom fucked up
Smokey signals, no reply

De laatste rebel

De snellere nummers zijn de leukste en opwindendste van de plaat. Run da Dance bijvoorbeeld is een sensationele crossover tussen dancehall, hiphop, rocksteady en ouderwetse rock. Hier is van lome reggae geen sprake: Run da Dance is het energieke hoogtepunt. Jammer is alleen dat het volgende nummer wel weer erg rustig is. Dat tempo had best even voortgezet mogen worden, hoe mooi het ingetogen het liedje ook is. Prettiger is dan de titelsong. Op het voor het genre zo typerende tsjak-tsjak ritme gebeurt in drie minuten van alles: er wordt gewoon gezongen, geschreeuwd, gitaargesoleerd, getingeld en in alle drukte roept de band om meer rebellen: Last Rudy Standing, de laatste rebel. De gedachte kwam bij Both op na de laatste sprong van Herman Brood. In Boths ogen was Brood de laatste echte rebel van Nederland. Hij vlakt zijn eigen band echter ook niet uit: in de door commercie geteisterde muziekwereld doet Beef als een van de weinigen zijn eigen ding, aldus Both. Hoewel daarover valt te discussiëren heeft de band in ieder geval een erg mooie plaat met een herkenbaar en eigen geluid afgeleverd. Het was het wachten wel waard, en de nieuwe Luie Hond lijkt er trouwens ook al weer aan te komen. Het is een goed rootsjaar.