Campert_recensie
Boeken / Poezie

De laatste worsteling

recensie: Open ogen - Remco Campert
Campert_recensie

De oude meester is gestopt met schrijven, zo werd onlangs bekendgemaakt. Remco Campert (1929) houdt het voor gezien. Met de bundel Open ogen levert hij zijn nieuwste gedichten af ‘voor het laatst en voorgoed’. Niet echt een glorieus afscheid.

Het expressieve beeld op de voorzijde van Open ogen is een nogal dramatisch zelfportret van de dichter. Alsof hij zijn eigen verwarring heeft willen vormgeven. Een verwarring die begrijpelijk is als je op je 88ste, nog geheel bij de pinken, een punt moet zetten achter je schrijversleven omdat het lichaam niet meer wil. Of de geest oververmoeid is. De broosheid van Campert is de laatste jaren meer en meer zichtbaar geworden, terwijl zijn pen als vanouds de boventoon bleef voeren. ‘Aan woorden geen gebrek’, schrijft hij nog optimistisch in deze bundel.

Morele aanklacht

Die woorden zijn in Open ogen een opvallende verbintenis aangegaan met de waan van de dag. Campert heeft besloten in zijn laatste gedichten de boze buitenwereld toe te laten. De bekende thema’s tijd, ouderdom, dood en schrijven worden wat ongemakkelijk afgewisseld door een vlaag achtuurjournaal-werkelijkheid die de lezer met een lichte schok in het heden doet belanden. Een effect dat de dichter bewust heeft opgezocht. De vraag is echter of zijn poëzie door deze in taal gevatte verontwaardiging niet aan kracht en schoonheid heeft moeten inleveren.

Notitie

Ik zag een jongetje zitten
verwezen op een stoeltje
bedekt met bloed
en asgrauw puinstof
onder een huis weggehaald
met bommen bestookt
door Assads moordenaarstroep

dit gedicht helpt hem niet
maar het is genoteerd

Het schrijnende beeld van dat gewonde jongetje is door iedereen gezien in de internationale media, de iconische waarde ervan is in het algemene geheugen opgeslagen. De boosdoener met naam benoemen is een opvallend zwaktebod, een voor Campert ongebruikelijke ingeving die de letterlijke beschrijving van de situatie alleen nog maar overbodiger maakt. ‘Show don’t tell’ is ook in de poëzie een belangrijk uitgangspunt, dat weet de dichter als geen ander. In zijn beschrijvende stijl, een met mijmeringen doorspekte gedachtewereld, was altijd plaats ingeruimd voor een dichterlijke werkelijkheid, maar het noemen van man en paard is zelfs voor Campert een ongewone actie.

Heeft de dichter zich voorgenomen om in zijn laatste gedichten de wereld te wijzen op de gruwelijkheden die we elkaar aandoen? Een opgeheven vingertje dat ons waarschuwend de les leest? Het leidt tot een vorm van theatraal effectbejag dat vrijwel nooit in Camperts oeuvre is opgedoken. Het tegenover elkaar plaatsen van feit en poëzie heeft altijd op een uiterst subtiele wijze zijn vormgeving bepaald, maar regels als ‘bommengordels aangegord/ bliezen de baarden zich rechtvaardig op/ puur en genadeloos in hun jacht op maagden’ lijken meer op een morele aanklacht dan op een poëtische weergave van een gedachtegang.

Zelfgekozen gevangenis

De gewelddadige actualiteit wordt gelukkig ook afgewisseld met de betrokken en speelse Campertiaanse ingetogenheid. De tijd wordt steeds beperkter en de dichter trekt zich terug in zijn persoonlijke wereld. Fraaie zinnen met een beeldende inhoud: ‘dans met de regels dikbuikig van woorden/ de oude foxtrot bezaai sterren met letters/ maar vergeet niet de vorm te vergeten/ zelfgekozen gevangenis/ open die kooi voor het laatst en voorgoed’. De vorm is zeker niet vergeten in Open ogen en de zelfgekozen gevangenis van de dichter wordt andermaal opengegooid. Zijn aandrang de realiteit te verwoorden staat in dienst van zijn eigen eindigheid (‘de dood is het uiteindelijke/ allesomvattende gedicht’) maar de liefde zal altijd overwinnen.

Mooie dag

Het is zo’n mooie dag
zon schildert de bomen in de straat
en door de ramen heen mijn gelaat
vogels tekenen de lucht
het vliegtuig zet wollige strepen
tovert de hemel tevoorschijn
mijn geliefde fluistert zoete woorden
op aarde zingt het gerucht
van beoogde vrede

De Nationale Opera
Muziek / Concert

Van Monteverdi tot Landi

recensie: Stefano Landi -‘La morte d'Orfeo’
De Nationale Opera

Stefano Landi, (1587 – 1639), Italiaanse kapelmeester en zanger, schreef  de opera La morte d’Orfeo als vervolg op Monteverdi’s opera L’Orfeo. Pierre Audi, die dertig jaar geleden als regisseur in Amsterdam begon met een Monteverdi-cyclus, zet zijn laatste regie op het programma van het Opera Forwards Festival. Zo maakt hij de cirkel van ‘de oertijd van de opera’ als directeur van De Nationale Opera rond.

Poging

Landi’s tragikomische stuk uit 1619 dat vandaag de dag als een schakel in de ontwikkeling van het genre gezien wordt, gaat net als het pionierswerk van Monteverdi over de lotgevallen van de mythische zanger Orpheus – maar Landi gaat door waar Monteverdi’s opera ophoudt. De muziek van Landi is vlak in het begin, er zitten weinig contrasten in en de spirituele context ontbreekt. De emoties van verdriet, liefde en genoegens zijn niet van elkaar te onderscheiden, vele vragen blijven open, maar dankzij Audi’s regie, die met  eerst een zwart, en dan zwart-wit decor (denk Escher) de pijn en het verlies een polariserende achtergrond geeft, wordt de luisteraar afgeleid en zit niet op de antwoorden te wachten. Audi’s ambitie om de vier decennia tussen toen en nu met zijn realistische muziektheater te overbruggen, blijft bij een poging.

Semideo

Landi’s Orfeo nodigt allemaal mannelijke gasten op zijn verjaardag uit, behalve de wijngod Bacco. Natuurlijk komt Bacco er snel achter, is woedend en zoekt wraak: hij stuurt zijn wilde wijven de Maenaden op Orfeo af. Ze spelen met hem en scheuren zijn lichaam in stukken. Dat de Maenaden niet door de zang van Orfeo te vermurwen waren en hoe woest ze hem gedood hebben, horen we van Fileno die het wrede ritueel aan Calliope, moeder van Orfeo, vertelt. In de volgende scene verschijnt Orfeo’s ziel in de onderwereld Hades. Hoopvol zoekt hij naar zijn geliefde Euridice en wil hij zich nog steeds met haar verenigen, maar ze lacht hem uit. Ze herkent hem niet meer nadat ze het water van de rivier der vergetelheid gedronken heeft. Zodra Orfeo ook van het rivierwater drinkt, is zijn smart op slag verdwenen. De goden ontfermen zich over hem, sturen Mercurio om hem naar de hemel te halen en benoemen  hem tot semideo (halfgod). De karikaturale Orfeo schittert nu in een zilveren pak als een discobal aan het eeuwige firmament. Als er een gouden doornenkroon op zijn hoofd wordt gelegd, ontkom je er niet aan te denken aan Jezus en zijn lijdensweg.

Personages

Negen zangers vertolkten eenentwintig rollen en wisselden voortdurend van kostuums en karakters, slechts Orfeo, tenor Juan Francisco Gatell, zong een enkele rol, waarmee hij een weinig genuanceerd personage neerzette. Renato Dolcini daarentegen overtuigde met zijn wendbare bariton als Fato en Fileno, evenals de heerlijk vileine countertenor Kacper Szelążek als Bacco en de wat meer ingetogen Mercurio. De schitterende Poolse alt Magdalena Pluta zong en acteerde met veel souplesse niet alleen een van de drie Maenaden, maar vertolkte ook  Calliope  – de rouwende moeder met een prachtige, ronde frasering in de donkere registers. Ook de zanglijnen van de bas Salvo Vitale amuseerden als hij Furore of de lallende veerman Caronte met veel dynamiek inkleurde.

Verwachting

De tekstexpressie wordt door enigszins monotone orkestmuziek begeleid. Onder leiding van Christophe Rousset , die tijdens de voorstelling ook nog klavecimbel speelt, hebben de dertien musici van Les Talens Lyriques, die het Amsterdamse publiek van vde Händel en Monteverdi opera’s bij DNO kent, soms moeite met de overdadige koorzang. Het ligt meer aan Landi zelf dan aan de kwaliteit van het ensemble.

Al met al een barok schouwspel zonder hoogtepunt en zonder diepere laag, dat zelfs Pierre Audi niet naar een hoger plan wist te tillen. De laatste productie van deze regisseur vervulde helaas niet de verwachtingen.

 

© Pixabay.com
Boeken / Non-fictie

Een tijdje zoet met dit boek

recensie: Simon Garfield – Tijdwachters
© Pixabay.com

Wat een boeiend fenomeen is tijd toch: voor de Oerknal bestond het niet eens, iets wat wij ons onmogelijk kunnen voorstellen. Hoog in de lucht en op de top van de Mount Everest loopt die iets trager dan op aarde. En in de Middeleeuwen stond men er niet bij stil – men leefde op het ritme van dag en nacht, klaar. Over het fenomeen ’tijd’ heeft Simon Garfield nu het bijzonder vermakelijke Tijdwachters geschreven.

Simon Garfield heeft een handje weg van boeiende onderwerpen. Hij schreef eerder al boeken over de verschillende lettertypes, over de kunst van het brieven schrijven en over de manier waarop de wereld door de geschiedenis heen in kaart werd gebracht. En nu gaat hij dus aan de slag met tijd: letterlijk een ongrijpbaar onderwerp, maar waar zoveel over te vertellen valt. Het feit dat Simon Garfield dat doet in de heerlijke traditie van vertellers als Bill Bryson en Tom Holland – luchtig, speels, maar nooit minder dan informatief – is een ongelooflijke troef. Dit boek speelt letterlijk met tijd.

Fastfood

Garfield vertrekt vanuit een intrigerende vaststelling: het feit dat wij moderne mensen mateloos gefascineerd zijn door tijd. Daar waar vroeger een akker moest worden gerooid (een vastomlijnde opdracht) denken we nu enkel in deadlines en tijdsdruk: voeding wordt in termen van tijd gelabeld (fastfood versus slow food), we checken constant het internet om te kijken of onze trein of ons vliegtuig vertraging zal hebben, we winden ons op wanneer onze sms na één minuut nog niet wordt beantwoord.
Kortom, ons leven staat in elk opzicht in functie van de tijd. Gelukkig trapt Garfield niet in de val om ons een – komt-ie – chronologisch overzicht te geven van hoe onze obsessie met tijd ontstond en evolueerde, maar serveert hij ons een amalgaam van persoonlijke herinneringen, historische anekdotes en merkwaardige vaststellingen. Zoals het feit dat uitvindingen als de trein en de lopende band onze kijk op tijd fundamenteel hebben gewijzigd, omdat het opeens iets tastbaars werd. Of dat een iets snellere uitvoering van de Negende van Beethoven een volstrekt ander effect heeft dan een iets tragere versie. En dat we niet weten hoe snel Beethoven ze precies heeft bedoeld.

Napalm

Heel frappant is de passage waarbij Garfield uitgebreid stilstaat bij de wereldberoemde foto van het napalm-meisje. Hoe één fractie van een seconde een tijdloos beeld opleverde. Hoe het inzenden van het beeld naar de kranten een race tegen de tijd was, aangezien het via radiogolven verzenden van foto’s in de jaren zestig een proces was dat urenlang kon duren.
Dat geeft het boek zijn grote meerwaarde: het draait niet alleen om tijd, aangezien het fenomeen wordt verweven met grotere verhalen. Bijvoorbeeld over sporters die een wereldrecord neerzetten, of hoe het horloge een product van massaconsumptie werd – iedereen draagt vandaag een horloge, maar waarom precies, daar staat niemand nog bij stil.

1 biljoen dollar

Met veel humor en anekdotiek leidt Garfield ons door de ongemeen boeiende wereld van de tijd. En net als in zoveel andere boeken die eindigen met een blik op de toekomst, oogt die weinig rooskleurig. Heel terecht stipt Garfield aan dat de uitspraak ‘tijd is geld’ van Benjamin Franklin nooit méér waar was, waarbij hij het voorbeeld aanhaalt van het beursmoment 14u40 (6 mei 2010), toen in één ogenblik 1 biljoen dollar verdampte. En omdat het niet anders kan, geeft hij de boodschap mee om toch af en toe uit die ellendige rat race te stappen en ons niet meer op te jagen over een trein met vertraging. We zijn hier maar een ogenblik, dus moeten we die tijd ten volle benutten. Bijvoorbeeld door Tijdwachters te lezen.

Boeken / Non-fictie

Een zwart gat voor de mensheid

recensie: Stephen Hawking – Zwarte Gaten

Op 14 maart 2018 verloor de mensheid één van de briljantste geesten die ze ooit heeft gekend. Des te indrukwekkender was dit alles omdat die briljante geest gekooid zat in een aftakelend lichaam. Maar dat weerhield Stephen Hawking er niet van om heel ver en diep in het universum te reizen – tot aan de zwarte gaten toe – en erover te schrijven.

Het zou oneerlijk zijn om het boekje Zwarte Gaten, dat in 2016 verscheen, te vergelijken met Hawkings wereldberoemde bestseller Een Korte Geschiedenis van de Tijd: dat was een populairwetenschappelijk werk waar de auteur jarenlang aan schaafde, om de complexe onderwerpen toch maar enigszins bevattelijk (én vermakelijk) te maken voor een breed publiek. Zwarte Gaten is de bundeling of bewerking van twee BBC Reith Lectures-lezingen die Stephen Hawking gaf omtrent dit onderwerp dat hem mateloos fascineerde. Echt prettig leesvoer is het dus niet, ook omdat het niet zo bedoeld was.

Waarnemingshorizon

Maar wat het uiteraard vooral tot een taaie brok maakt, is het onderwerp: zwarte gaten zijn zo buitengewoon complex en mysterieus – niet in het minst omdat ze door hun neiging alle licht op te slokken zo goed als niet te bestuderen zijn – dat het de wetenschappelijke terminologie eromheen ongelooflijk hermetisch maakt. Dat maakt van dit, met zijn 69 pagina’s en paarse kaft heel onschuldig ogende boekje,  een kolossaal zware leeservaring – toiletlectuur it ain’t. Ook de verschillende, heldere illustraties die in het boekje werden verwerkt, helpen niet echt: als leek weet je gewoon niet naar wat je aan het kijken bent. Wellicht is Zwarte Gaten voor een student fysica of een amateurastronoom aangename en ontspannen lectuur, maar voor een alpha-mannetje als ondergetekende duizelt het bij termen als ‘quantumzwaartekracht’, ‘ruimte- en tijdvertalingen’, ‘naakte singulariteiten’, ‘waarnemingshorizon’ en ‘snaartheorie’. Er is weliswaar Hawkings kenmerkende humor – “Wanneer je je in een zwart gat bevindt, panikeer dan niet, want er is wel degelijk een uitweg” – maar dat is magere troost wanneer je er voor de rest weinig van begrijpt.

Happy few

De eerste conclusie is dan ook frustrerend: Stephen Hawking gaat ervan uit dat, als we erin slagen om zwarte gaten te begrijpen, we meteen ook de sleutel in handen hebben om alle geheimen van het heelal te kunnen ontrafelen. Helaas is het, na lectuur van dit boekje, maar al te duidelijk dat we dat ontrafelen maar beter aan de happy few kunnen overlaten. De tweede conclusie is er één van rabiate bewondering. Stephen Hawking had in zijn hele lichaam nog maar controle over één (kaak)spier, die hij onvermoeibaar inzet om zijn geniale theorieën op papier te zetten. Daar kan je alleen maar heel diep voor buigen – zeker als je weet dat hij tot tien minuten nodig had om één zin te formuleren – en vervolgens even stilstaan bij de vraag: doe ik eigenlijk wel genoeg met de tijd die mij gegeven is? En zo stemt Zwarte Gaten alsnog tot nadenken. Rust in vrede, meneer Hawking, je was een echte ster.

Boeken / Poezie

Zwart-zijn als canvas

recensie: Simone Atangana Bekono - hoe de eerste vonken zichtbaar waren

In 2016 studeerde Simone Atangana Bekono af aan de Arnhemse hogeschool ArtEZ. Haar afstudeerproject is nu bij Lebowski uitgegeven als een onevenwichtige, hoopvol stemmende dichtbundel.

‘Je mag niets zwarts denken, die afslag niet nemen met je brein / ik denk duizend keer per dag aan zwart en probeer het woord / uit mij te trekken,’ begint het zesde gedicht in Simone Atangana Bekono’s debuutbundel hoe de eerste vonken zichtbaar waren. Denk ergens niet aan en geen enkel ander beeld zal je geestesoog vullen. Zwart-zijn is een van de thema’s van deze bundel of misschien moet je zeggen: het canvas waartegen andere thema’s betekenis en diepte krijgen, ‘een deur die nergens toe leidt maar wel, werkelijk, constant, opengaat’.

Sterke beelden

Deze bundel, die bestaat uit een serie van negen gedichten, onderbroken door twee brieven aan ‘Kipje’, gaat over empathie en verantwoordelijkheid, apathie en door-willen-gaan. ‘Het kon me heel veel schelen dat me reduceerde tot een stereotype,’ schrijf ze in een brief over een jongen die haar het n-woord noemde, ‘maar het kon me ook heel veel schelen dat er regenwater van het afdakje in mijn wijn viel, en met dat laatste kon ik een stuk beter omgaan.’ Over het water wordt ze onmiddellijk kwaad; pas ’s avonds in bed voelt ze woede over het racisme en fantaseert ze over het gooien van een steen naar de auto waarin de jongen zat.

Sterke beelden en een zelfverzekerde stem kenmerken de eerste zes gedichten in hoe de eerste vonken zichtbaar waren. ‘elke vorm van zelfhaat is complex en individueel / alle zwarte mensen bestaan niet,’ staat er in het vierde gedicht. Die laatste zin keert als een refrein telkens terug, als een pleidooi voor het individuele en de aandachtige blik. Deze gedichten zijn complex, scherp en suggestief in de positieve zin van het woord. Gelaagd.

Logge brieven

Vergeleken met deze eerste afdeling hebben de brieven en de drie laatste gedichten veel woorden nodig, terwijl de beelden tegelijkertijd moeite hebben om van de grond te komen. In de gedichten staan verwijzingen naar Rumi, James Baldwin en Circe en ze bevatten ook veel (water)spiegels. Wat er gebeurt, is zowel te duidelijk als niet duidelijk genoeg.

De brieven, die beide gaan over leed en meevoelen met andermans leed, lijden ook onder het teveel aan woorden. Ze zijn daardoor niet zo elegant, juist wat log en bijgevolg in een literaire context minder interessant. Over een kunstopdracht van een vriend: ‘Het ging om het “falen”, het accepteren van je eigen onbekwaamheden, zoiets.’ Zoiets: niet het meest poëtische woord van de Nederlandse taal. Maar als deze bundel Bekono’s vonken zijn, wacht ik graag op het vuur.

Boeken / Non-fictie

De ridder op het witte blad

recensie: Frits van Oostrom – Nobel Streven. Het Onwaarschijnlijke maar Waargebeurde Verhaal van Ridder Jan van Brederode

Frits Van Oostrom waagt zich aan een ridder. Na de rits Middelnederlandse schrijvers in zijn vorige bestsellers een sexier onderwerp, dat hij evenwel aan hetzelfde rigoureuze onderzoek onderwerpt. Conclusie na lectuur? Waren er maar meer van die belezen, gedreven en literair begaafde historici als Van Oostrom.

Met Maerlants Wereld presteerde hoogleraar Frits van Oostrom iets unieks: een wetenschappelijk historisch werk dat niet alleen een heuse bestseller werd, maar ook nog eens de AKO Literatuurprijs in de wacht wist te slepen – du jamais vu. Zijn daaropvolgende doorwrochte werken moesten daar in kwaliteit en leesbaarheid niet voor onderdoen: zowel Stemmen op Schrift als Wereld in Woorden brachten de (late) Middeleeuwen in de Lage Landen op adembenemende wijze tot leven. En nu is er Nobel Streven, dat de tot nog toe avontuurlijkste insteek heeft: het levensverhaal van een ridder. Of, zoals de ondertitel van het boek haast ondeugend aangeeft: Het Onwaarschijnlijke maar Waargebeurde Verhaal van Ridder Jan van Brederode. Het had even goed de pitch van de legendarische jeugdserie Floris kunnen zijn.

Umberto Eco van de Lage Landen

Het verhaal van leenheer Jan van Brederode leest inderdaad als een roman of filmscenario: de man werd gevangengezet, hij trad in een klooster, hij ging op pelgrimstocht, trad uit en trok ten strijde tegen het klooster waar zijn vrouw gevangen zat, raakte verwikkeld in een erfeniskwestie en sneuvelde uiteindelijk als anonieme huurling in de 100-jarige oorlog, aan de zijde van de Fransen – wat Van Oostrom via een adembenemend staaltje historisch detectivewerk te weten komt, aangezien het even goed mogelijk was dat hij voor de Engelsen vocht. Bovendien was van Brederode de auteur van het werk Des Coninx Summe (eigenlijk een vertaling van een Frans werk), met daarin unieke Middelnederlandse woorden die we nergens anders in de literatuur vinden. En dat alles in een leven dat amper 44 jaar duurde.

Daarmee is Nobel Streven hét perfecte voorbeeld van hoe de werkelijkheid vaak de fictie overtreft: als iemand deze biografie als fictie had neergezet, was ongetwijfeld het verwijt ‘ongeloofwaardig’ of toch minstens ‘overdreven’ gevallen. Maar het is wel degelijk gebeurd, dat weten we zeker dankzij het (alweer) ongelooflijk secure opzoekingswerk van Van Oostrom, die zo langzaamaan de Tom Holland van de Lage Landen genoemd mag worden .

Tekstkritiek

De grote kracht van dit boek is de minutieuze manier waarop de auteur niet alleen het leven, maar ook de ganse omgeving van Jan van Brederode tot leven brengt – tot en met het uitzicht uit zijn raam toen hij gevangen zat! Maar ook het plezier dat de auteur beleeft met die unieke Middelnederlandse woorden die hij in zijn vertaling verwerkte levert kostelijke lectuur op. Leerrijke lectuur ook: zo gaat Van Oostrom dieper in op het woord niders, ofte ‘mensen die vreugde scheppen in andermans verdriet’. Een woord dat in het Nederlands niet meer bestaat, maar in deze Facebook-tijden perfect zijn plaats zou hebben …

En over Facebook gesproken: van Oostrom formuleert in zijn boek ook een – niet geheel onlogische – kritiek over onze hedendaagse samenleving van sociale media en big data. Daar waar hij uit handgeschreven manuscripten een relatief helder beeld van de persoon wist te distilleren, leven we vandaag in tijden van big data die zo veralgemenend zijn dat ze – zeker naar de toekomst toe – niet meer toelaten een individu te herkennen. Of hoe het verleden ook vandaag nog de toekomst een lesje kan leren.

Boeken / Fictie

Het nest bezemschoon

recensie: Charlotte Mutsaers– Harnas van Hansaplast

Als Charlotte Mutsaers het huis betreedt waar broer Barend is overleden, hangen de jassen van haar ouders nog aan de kapstok. Al twintig jaar lang. Samen met de omstandigheden van zijn dood – halfnaakt en omringd door porno – vormt dit het begin van een schrijnend portret.

Over de immense (en dubieuze) aangetroffen pornocollectie is inmiddels voldoende gezegd. De levens die Mutsaers in Harnas van Hansaplast blootlegt zijn interessanter. Het sterfhuis aan de Utrechtse Nieuwegracht is namelijk tevens het voormalig ouderlijk huis. Na de dood van beide ouders is Barend de twee immense verdiepingen vol gangetjes en krakende vloeren blijven bewonen. Hij legde simpelweg zijn bestaan als een laagje over dat, tot stilleven verworden, gedeelde verleden heen.

Fisherman’s Friend

Mutsaers en haar zus zijn er al jaren niet meer geweest. Hij schuwde de laatste jaren bezoek en al snel wordt duidelijk waarom. Het huis is één grote stille getuige van zijn intelligentie, maar ook van zijn maniakale verzamelwoede, zijn worsteling met zijn slechte gebit, zijn dwangneuroses en zijn angsten. En tot slot, zijn snijdende eenzaamheid. De honderden nagelaten zakjes Fisherman’s Friend – oh, wrange ironie – mochten niet baten.

Onder ferme druk van de huurbaas zetten ze zich aan de boedelruiming. In acht weken bezemschoon opleveren is de opdracht. Mutsaers besluit alles eerst op beeld vast te leggen. Het is 2001. Vijftien jaar duurt het daarna nog voordat Mutsaers de juiste vorm vindt om over haar broer te schrijven. Als in de gemaakte camcorder-opname neemt ze de lezer kamer voor kamer mee door het huis, als een literaire boedelruiming. Met open vizier, en het credo ‘van de doden niets dan goeds’ terzijde schoppend. Dus staat ze soms tierend op tussen de regels: ‘Liegbeest dat je was, weerzinwekkende rukker (…) rot op. Waarom zou ik me voor zo’n Kleingeist uit gaan sloven; ik houd toch van grandeur?’

Broodtrommel en zilveren lepel

Dan vindt ze een broodtrommel vol kattebelletjes. En kijkt recht in het hoofd van een man die is vastgelopen in het leven:

– Veel planten gaan dood omdat ik ze te veel water geef? Met mij iets soortgelijks aan de hand?
– Als er iemand belt, kan dat voorwendsel van inbreker zijn?
– Boeken over verliefdheid kopen?
– Zo gauw ik met iemand een ‘echt’ gesprek begin, gaat het mis?
– Overboord? Of ga ik dan dadelijk zwemmen?

Uit alle laden en kasten die worden opengetrokken gutsen herinneringen. Mutsaers voorziet ze van anekdotes, quotes en dwarsverbanden, dan weer dartelend dan weer zwaarmoedig. Mutsaers lezen betekent van fladderen over zijpaden houden. Er vloeit Frans, Latijn en Engels. Griekse mythologie en Vondel. Het is geen koketteren, het sluit slechts aan bij de grandeur van hun opvoeding. Want ze zijn allen ‘met een flinke zilveren lepel in de mond geboren’ stelt Mutsaers. Maar een goed nest is nog geen warm nest. Moederliefde ontbrak in huize Mutsaers. Wel was er het met fabels van La Fontaine gedecoreerde luxe servies. Bij iedere hap werd het Mutsaers-kroost wat moraal mee naar binnen geschoven.

Hansaplast

Ondanks de excentrieke opvoeding is het Mutsaers gelukt zich staande te houden in het leven. Barend liep uit de rails. ‘We stammen allebei uit hetzelfde buitenissige geslacht. Daardoor waren we niet in staat om het leven te slikken als zoete koek.’ Om met een Mutsaersiaanse kwinkslag vast te stellen dat zij daarom meer van kroketten hielden.

Je moest een dikke huid kweken als je anders was, had haar vader haar geleerd. Als Mutsaers op een van de zolderbalken een van pleisters geplakt mannetje aantreft, krimpt ze ineen. IK, had Barend eronder geschreven. Hansaplast is ongeschikt harnas-materiaal weet ze. Het dekt wonden af, het voorkomt ze niet.

Na 15 jaar en 306 pagina’s is het klaar. Mutsaers heeft het ouderlijk nest voor een tweede maal geruimd. Harnas van Hansaplast is een ontluisterend eerlijk en bij vlagen absurdistisch portret van een huis, een gezin en een niet gelukt leven. Ze heeft met dit prachtige document niet alleen het statige pand aan de Nieuwegracht, maar ook de herinnering aan haar broer bezemschoon weten op te leveren.

Theater / Theater / Theater / Voorstelling
recensie: De Theatertroep – Zonder Toestemming

Een ouderwets avondje goed vermaak

In Zonder Toestemming wordt er met taarten gesmeten, met messen geworpen en het servies klettert op de grond. De Theatertroep maakt er een feestelijke puinhoop van.

Zonder Toestemming is een ouderwets avondje goed vermaak. In de stijl van het vaudeville theater volgen verschillende sketches elkaar willekeurig op die vervolgens worden afgesloten met een kort toneelstuk. Het publiek wordt op het hart gedrukt de drang tot enige logica los te laten. Toch is er wel degelijk structuur: ‘In het eerste deel doen wij veel en zeggen wij niets, in het tweede deel zeggen wij veel en doen wij niets.’

Het publiek moet vooral niet de ‘waarom’ vraag stellen. De Theatertroep maakt het ons makkelijk: In traditie van Maatschappij Discordia wordt er drank uitgedeeld. Daarin ligt een gedeelde verantwoordelijkheid bij het publiek. ‘We gaan door tot de tap leeg is.’ De sfeer zit er dan in Nijmegen ook onmiddellijk goed in.

Een vol toneel

De Theatertroep is een collectief van tien performers uit allerhande disciplines. Met de aanwezigheid van negen daarvan op het toneel, ligt het gevaar van rommeligheid op de loer. Het is dan ook knap hoe De Theatertroep de focus van het publiek weet te houden. Nummers volgen elkaar in strak geregisseerde chaos op. Hoogtepunt is een steeds terugkerende scène, waarin performer Kyrian Esser met precisie een tafel kapot servies opdekt. De gebroken scherven van een kom worden nog net bij elkaar gehouden door het gewicht van de deksel, daar wordt voorzichtig het knopje boven opgelegd. Ik moet mijn hoofd haast afwenden als Esser met grof kabaal keer op keer het tafelkleed met servies en al van de tafel trekt.

De sketches zijn op het flauwe af: Jantje zag voor eens niet de pruimen hangen en Giuseppe Verdi wordt in het Theatertroepiaans ‘Jozef Groen’. De Theatertroep neemt zichzelf niet te serieus en zoekt graag de flauwte op. Hun Monty Python-achtige droogheid werkt echter aanstekelijk – en vooruit: het biertje helpt ook mee.

Gastvrouw Rosa Asbreuk bezit een natuurlijk gespeelde naïviteit en krijgt al snel de lachers op de hand. Zij vormt een goede match met Patrick Duijtshoff die haar brommerig tegenkleurt. Niet elke speler is even sterk, de gevatte teksten vallen daardoor soms net niet. Maar het plezier dat constant door het spel heen straalt, doet je ze dat vergeven.

Het deel na de pauze vormt een totaal contrast met het eerste deel. De acteurs spelen Magne van den Berg’s hilarische Mijn slappe komedie voor vier mensen, een handjevol personeel en een tafel die niet vrijkomt. De acteurs staan op een rij, er is vrijwel geen mise en scène. Weer kiest de Theatertroep voor een duidelijke focus. Daar klinkt de kracht van de tekst van Magne van den Berg’s slappe komedie, want de aandacht verslapt geen moment.

De Theatertroep doet je in Zonder Toestemming voor even geen waarom vragen en laat je ouderwets genieten. En dat alles met een biertje in je hand. Heerlijk.

 

Film / Films

De trotse vrouw en de projectontwikkelaar

recensie: Aquarius (dvd)

Hoe goed kun je iemand in tweeënhalf uur leren kennen? Best wel goed, denk je als kijker na het intieme Aquarius, dat zoveel meer is dan een portret van een trotse vrouw op leeftijd.

Clara (indrukwekkend gespeeld door de 67-jarige Sonia Braga) is geboren en getogen in de Noord-Braziliaanse stad Recife. In het begin van Aquarius zien we in sepiafoto’s hoe die stad er rond haar geboorte uit moet hebben gezien. Een vriendelijk provinciestadje aan een kilometerslang zandstrand.

Projectontwikkelaar

Aan dat strand woont anno nu de 65-plusser Clara in een van de weinige overgebleven oude appartementencomplexen. Recife is uitgegroeid tot miljoenenstad, zo is de boulevard is volgebouwd met hoogbouw. In haar woning vol oude langspeelplaten lijdt de voormalige muziekcritica een aangenaam leven. Ze zwemt iedere dag, ze gaat uit met vriendinnen, flirt met mannen en past op de kleinkinderen. Met plezier en weemoed denkt ze terug aan de mooie momenten in haar leven, totdat een glimlachende projectontwikkelaar op de deur bonst.

Ze willen haar appartement in het kleine wooncomplex Aquarius kopen voor een riant bedrag en op dezelfde plek de woontoren Aquarius 2 bouwen. Clara weigert echter haar woning van de hand te doen. Waarna er tussen de vastgoedbaas en de vrouw op leeftijd een psychologische oorlog losbarst. Werklieden beginnen de naburige appartementen met veel lawaai te verbouwen. Er worden feesten gegeven en er breken brandjes uit.

Sociale autopsie

Regisseur Kleber Mendonça Filho had een volbloed thriller kunnen maken, maar kiest voor het ongemak, zonder opzichtig effectbejag. Iets wat hij ook al deed in zijn unheimische debuut Neigbouring Sounds uit 2012. Clara’s verhaal illustreert hoe de Braziliaanse middenklasse worstelt met veranderingen en hoe een woonomgeving de identiteit bepaalt. Lange tijd leidde Clara een comfortabel leven – aan zee, met personeel – nu wordt ze met enig geweld weggedrukt door een nieuwe, corrupte elite van rijken.

Clara is sterk en principieel – een mooi voorbeeld van de moderne oudere die geniet van kunst, seks en eten – tegelijkertijd is ze hooghartig, onaardig tegen haar huishoudster en vindt ze het vanzelfsprekend om gelijk te krijgen. Een sociale autopsie blijft Clara niet bespaard. Dat tilt Aquarius uit boven het niveau van politiek pamflet. Clara is een mens van vlees en bloed die je in het strak gekaderde en meanderend vertelde Aquarius in 145 minuten graag leert kennen.

 

Boeken / Non-fictie

Bijzonder smakelijke lectuur

recensie: Charles Spence – Gastrofysica

Gastrofysica is een fantastische wetenschap: het verklaart bepaalde gastronomische fenomenen op basis van pure fysica. Op papier klinkt dat gortdroog, maar het doet bij momenten de mond openvallen omdat de verklaring zo evident/maf/grappig is. Gastrofysica van Charles Spence barst van dergelijke fantastische weetjes.

Gastrofysica is een boek waar je echt mee kan uitpakken – bij voorkeur aan de eettafel natuurlijk. Het barst immers van aan voeding gerelateerde weetjes. Zoals het feit dat mensen uit een rood bord minder gaan eten, omdat we die kleur associëren met verbod en stoplichten. Of dat klanten in een wijnhandel gemiddeld meer Duitse wijn kopen wanneer er Duitse muziek in de winkel speelt en meer Franse wijn bij Franse muziek. Producenten zorgen er ook voor dat de verpakking van chips en de chips zelf ongelooflijk sterke kraakgeluiden maken omdat we die associëren met versheid – terwijl dat per definitie helemaal niet het geval moet zijn, de smaak lijdt er in elk geval niet onder.

Ook de naam speelt een belangrijke rol: niemand zal wellicht op restaurant de ‘Patagonische tandvis’ bestellen, maar ‘Chileense zeebaars’ (exact dezelfde vis) is waanzinnig populair op de kaart.

Tomatensap in vliegtuig

Maar hoe komt dat allemaal? Charles Spencer, experimenteel psycholoog aan Oxford, legt het heel begrijpelijk uit en kruidt zijn betoog met flink wat humor. Je valt van de ene verbazing in de andere. Zo wees recent gastrofysich onderzoek uit dat de akoestiek een enorm belangrijke rol speelt bij de eetervaring. Anders gezegd: als het eten ook lawaai maakt, zullen mensen er meer van genieten. Wat meteen ook de verklaring is waarom soep lekkerder smaakt met croutons, of waarom een hamburger meer wordt geapprecieerd met knapperige sla of augurken ertussen.

Nog een akoestisch weetje: een kwart van de passagiers op een vliegtuig bestelt tomatensap omdat ze daar op dat moment enorm veel zin in hebben, hoewel ze het thuis of op café nooit of amper drinken. Een heel vreemde vaststelling, maar uit onderzoek bleek dat de akoestiek in een vliegtuig (80 à 85 decibel) het ons erg moeilijk maakt om ‘zoet’ te proeven, terwijl tomatensap over een proteïne beschikt die dan enorm goed tot zijn recht komt.

The Fat Duck

Aangezien gastrofysica vrij nieuw is en lange tijd stiefmoederlijk werd behandeld, zijn ook al deze bevindingen vrij onbekend en dus voor de gemiddelde lezer ongelooflijk interessant. Dat is grotendeels de verdienste van Spence (zoals ook Heston Blumenthal, de voormalige chef van het wereldberoemde restaurant The Fat Duck aangeeft in zijn voorwoord): er was een tijd dat wetenschappers hun neus ophaalden voor voedselonderzoek – koken was geen wetenschap, punt. Terwijl het natuurlijk niets anders is dan een opeenvolging van chemische processen. Met dit populair-wetenschappelijke boek haalt hij nu ook zijn grote gelijk bij de massa.

Uiteindelijk zouden we bij wijze van overtuigend argument deze hele recensie met dergelijke weetjes kunnen vullen. Maar het is veel interessanter die allemaal zelf te ontdekken. Hapklare literatuur waar je urenlang in kunt verdwalen, maar even goed snel een pagina van kunt consumeren. Ware het niet zo onsmakelijk, we zouden zeggen: de ideale toiletliteratuur!

PS. Toch één kleine valse noot: het kloeke boek telt 398 pagina’s, maar de tekst zelf houdt op pagina 277 op. Wat volgt zijn ruim 120 pagina’s noten en index – het menu is met andere woorden bedrieglijk copieus.