Boeken / Fictie

De bonsai van de literatuur

recensie: Wilfried de Jong - De linkerbil van Bettini

Sport en cultuur leven nog wel eens op gespannen voet met elkaar. Gelukkig is er Wilfried de Jong. Er zijn weinig programmamakers of schrijvers die de scheidslijn tussen deze werelden zo laten vervagen. De bundel De linkerbil van Bettini verheft de sportliteratuur tot kunst.

Wilfried de Jong kennen we onder meer van de theatervoorstellingen van Waardenberg en De Jong, waarin ze hun Fysiek theater tentoonspreidden. Maar ook van (bekroonde) televisieprogramma’s als Sportpalais De Jong, De Jong in Uitvoering, Pakhuis De Jong en Holland Sport. Daarmee houdt het gelukkig niet op. In zijn televisieprogramma’s gaf de Jong al blijk van zijn interesses in de mens achter de sporter. Maar die is moeilijk te vangen in het vluchtige medium van de bewegende beeldjes. Gelukkig staat hem ook nog het geschreven woord ter beschikking en daar maakt hij dankbaar gebruik van.

Delen

De Jongs debuut Aal is overal lovend ontvangen en nu mogen we dan genieten van de bundel De linkerbil van Bettini. Deze nieuwe bundel bestaat uit vier delen: verhalen, columns, belevenissen en een interview met Johan Cruijff. In het eerste deel (verhalen) zien we de krachtige verhalende verteltrant van De jong. In een viertal verhalen worden evenzoveel miniaturen neergezet. Een verongelijkte oude bokser, een dikke speerwerper of een eenzame, trotse gewichtheffer. Ze komen allemaal tot leven in de sprekende en ontroerende verhalen van De Jong.

Twee

Het tweede deel bestaat uit een bloemlezing uit zijn sportcolumns voor het NRC Handelsblad. Dit zijn grootse vertellingen in miniatuur uitgave. De Bonsai van de literatuur. Nergens wordt de trefzekerheid van De Jongs observatievermogen en de vertaling die hij daarvan naar het papier weet te maken zo duidelijk als in zijn columns. Humor en tragiek wisselen elkaar af en vullen elkaar aan.

Sjeng is een dagje ouder geworden. Wie zijn eigen dood voor ogen heeft gezien, is een stap verder in het leven. Het sterkt je. Schalken gaat nog veel winnen.

Hoewel alles met een knipoog verteld wordt, blijft de waardigheid van de mens en de sporter centraal staan. De gekte van de topsport wordt liefkozend gekoesterd.

Na die woorden wisten de omstanders dat het allemaal in orde was met de schaatser. Ik denk daar anders over. Gerard van Velde is knettergek. Net als alle andere topsporters.

Belevenissen en meer

In deel drie gaan we weer terug naar de verhalen van De Jong, met dit verschil dat het nu zijn eigen belevenissen betreft. Maar niet de ikpersoon is belangrijk. Het zijn de emoties van een sporter die hier de belangrijkste rol vervullen: de teleurstellingen, de pijn en de nostalgie. Alles wat sport zo mooi en absurd maakt. Ook hier geeft De Jong weer blijk van zijn treffende inzicht in de psyche van de sportende mens. Aan het eind wordt het boek afgerond met een interview met het bekendste sport exportproduct van Nederland: Johan Cruijff. En wie kan er beter inzicht geven in de onnavolgbaarheid van Cruijff? Bovendien is een interview met Cruijff altijd goed. Dat ligt niet zozeer aan De Jong, maar vooral aan Cruijff. De dwaalwegen van diens geest leveren altijd interessante ontdekkingstochten op. Je moet er in mee durven gaan, maar dan heb je ook wat.

Amateur

Als je ook maar een klein beetje geïnteresseerd bent in sport, dan kun je niet om Wilfried de Jong heen. Een man die zo bevlogen met de sport, maar vooral de sporters, omgaat is een must voor iedere liefhebber. Het woord amateur is voor deze man uitgevonden. Een grotere liefhebber is moeilijk te vinden. Zeker een die het zo mooi kan omschrijven. Sport verheven tot literaire kunst. Een aanwinst voor onze cultuur.

Film / Achtergrond
special: Spaanse cinema in Amsterdam en Rotterdam

Cine Espanol

Almodóvar, Medem en Amenábar: Spaanse regisseurs die het publiek de laatste jaren en masse naar de filmhuizen weten te lokken. Toch maakt hun werk slechts een klein deel uit van alle films die in Spanje verschijnen. Films die even toegankelijk, bijzonder, sprankelend of origineel kunnen zijn. Het festival van de recente Spaanse film probeert de leegte te vullen.

~

Wie wil, flitst tijdens de Semana de Cine Español van persoonlijk drama (Mar Adentro) naar een knotsgekke verfilming van de strip Paling en Ko (La Gran Aventura de Mortadelo y Filemón), van een documentaire over het Baskische dilemma (La Pelota Vasca) naar een betoverend sprookje over liefde (Frágil). De Spaanse cinema is er een van uitersten, iets wat je ook ín de films terugziet.

Inconscientes

(Joaquín Oristrell, 2004)

~

Welke stad móet wel het decor vormen van een semi-surrealistische, uitbundige kostuumfilm, gevuld met de decadentie van de ‘roaring twenties’? Barcelona! In Inconscientes zijn de stad met al haar Jugendstil-elementen en haar inwoners op zijn mooist.

De film speelt zich af in de tijd dat Gaudí de stad vorm gaf en waarin XTC en het kruiswoordraadsel werden uitgevonden. De tijd waarin vrouwen nog in ruisende jurken met glimmende pailletjes liepen, ‘in zwijm’ vielen en ‘ja’ bedoelden, maar ‘nee’ zeiden. En de tijd waarin door grootheden als Freud de fundamenten van de hedendaagse psychiatrie werd gelegd.

Regisseur Oristrell vergroot de decadentie van het tijdperk, maar schildert haar met oog voor detail. Alma (Leonor Watling) sleurt haar zwager Salvador (Luis Tosar) mee op zoek naar haar verdwenen echtgenoot, de psychiater Léon. Wat volgt is een Sherlock Holmes-achtige speurtocht langs onder meer een travestietenbal, een schuur waar pornofilmpjes worden gemaakt, een gekkenhuis en een opiumkelder, allemaal even sfeervol en uitbundig. Uiteraard zijn alle problemen – a la Freud – terug te leiden op onderdrukt verlangen en seksuele driften.

Wie de mise-en-scène echter het mooiste aspect van de film noemt, doet deze echter te kort. Meer nog ligt de kracht in het tempo en de spitsvondigheden. De grappen zijn soms bijna slapstick, soms verwijst het dubbelzinnig naar Marx, Freud, Jung of Alzheimer. De acteurs geven regelmatig een vette knipoog naar de stomme film, iets wat versterkt wordt doordat Oristrell ouderwets met prachtig omlijste titelkaartjes werkt. Het plezier dit allemaal te verzinnen, spat van het scherm. Het maakt Inconscientes tegelijkertijd een intelligent en beeldschoon feestje om naar te kijken.

(Zaterdag 7 mei, 13 uur, Melkweg Cinema; woensdag 11 mei, 19:30, Melkweg Theater.)

Jóvenes

(Carles Torras en Ramon Térmens, 2004)

~

Door de vorm schiet ook Jóvenes van het ene uiterste naar het andere. De schrijvers en regisseurs Ramon Térmens en Carles Torras schetsen de Spaanse jongerencultuur aan de hand van drie korte, enigszins verweven verhalen. Omdat jongeren zwerven, domme jeugddingen doen en vooral op zoek zijn naar zichzelf, leveren de drie korte verhalen natuurlijk een stroomversnelling aan gebeurtenissen op. Zo verliest Jordi (Roger Coma) zich in jeugdige overmoed om de top van een beleggingsfirma te bereiken. Cristina (Aina Clotet), de dochter van zijn baas, gaat over haar eigen grenzen tijdens een avond stappen. En zijn broer Pau (Pau Roca) raakt, gedreven door verveling en verliefdheid, volledig de grip op zijn situatie kwijt.

Verwacht geen tweede Piedras of Amores Perros: de relaties tussen de mensen lijken slechts een stijlmiddel om drie verschillende verhalen over jongeren te vertellen. En die zijn niet altijd even prettig om te zien. Wat achterblijft is vooral de knagende vraag wat Térmens en Torras nu willen bereiken met deze film. Voor glimlachend jeugdsentiment is het te hard. Bovendien lijkt het door de ultrahippe soundtrack (met onder meer de Chemical Brothers) en de snelle montage vooral gericht op een jong publiek. Maar als belerende film is het vergeleken met bijvoorbeeld Requiem for a Dream hooguit een zacht tikje op de neus dan een dreun in je gezicht.

(Vrijdag 6 mei, 21:45 uur, Lantaarn-Venster; dinsdag 10 mei, 22 uur, Melkweg Theater; woensdag 11 mei, 22 uur, Melkweg Theater)

La Pelota Vasca

(Julio Medem, 2003)

~

Zelfs als Julio Medem knipt in zijn interviews, laat hij dat zien. In zijn monsterproject La Pelota Vasca doet hij een poging het conflict in Baskenland zo objectief mogelijk weer te geven. Iedere keer als het beeld midden in een interview verspringt lijkt hij dat te benadrukken. “Ik móet gesprekken soms wel iets bewerken, maar ik verstop het tenminste niet.”

De Baskische regisseur Medem, vooral bekend van poëtische films als Lucía y el sexo, streefde ernaar alle partijen aan het woord te laten. Drie mensen, die volgens Medem zelf ‘fundamenteel’ waren, weigerden; 69 van de 103 mensen hebben uiteindelijk de documentaire gehaald.

Medem versnijdt het ene gezicht razendsnel met het andere. Als een mitrailleur vuren de sprekers meningen, gedachten, historische feiten en emotionele verhalen op je af. Dit wordt afgewisseld met rustige beelden van uitgestrekte landschappen in helikoptervlucht en symbolische beelden van typisch baskische gebruiken, zoals het balspel ‘pelota vasca’, waarnaar de film genoemd is.

Wie een objectieve mening wil vormen, verlaat de bioscoop duizelig en uitgeput. Deze vorm vereist nogal wat voorkennis van het publiek, van namen, partijen en historische gebeurtenissen. Deze hypnotiserende reeks – die soms willekeurig lijkt, maar niet is – voelt alsof je terug bent op de middelbare school en niet geleerd hebt voor een proefwerk: je weet het wel, ergens, maar hebt het niet goed genoeg bestudeerd om het echt te begrijpen. Een vage combinatie van schuldgevoel, stomheid en spijt. Misschien is dat gevoel ook wel alles wat Medem bij zijn buitenlandse publiek wil bereiken.

(Zaterdag 7 mei, 22 uur, Melkweg Theater; zondag 8 mei, 22 uur, Melkweg Theater; zaterdag 14 mei, 19:30, Lantaarn-Venster)

Semana de Cine Español

Vrijdag 6 t/m 18 mei 2005, Melkweg, Amsterdam. Reserveren: 020 531 81 81.
Het complete programma is te vinden op de website van het festival.
Donderdag 5 t/m 18 mei 2005, Lantaarn-Venster, Rotterdam. Reserveren: 010 277 22 77
Programma-informatie: www.lantaarn-venster.nl

Theater / Voorstelling

Hitsige geschiedenisles over Cuba

recensie: Lady Salsa (Joop van den Ende Theaterproducties)

Nog nooit werd een geschiedenis van een land zo opwindend en bruisend verteld als door Trinidad Rolando. De koningin van de erotische salsa en Lady Salsa zelf. Hoewel ze in Cuba een beroemde actrice, zangeres en danseres is, beperkt ze haar aandeel in Amsterdam tot het heen en weer lopen over het podium en een paar kleine bewegingen.

~

Trinidad Rolando is vanavond vooral de gastvrouw met de dikke sigaar. Die soms zittend en soms staand voor de pauze de geschiedenis van Cuba vertelt en later haar levensverhaal. Het zijn vooral haar twee mede zangers en de band die het publiek meevoeren naar de zwoele straten van Havana. Rolando heeft maar een kleine rol in de zangpartijen.

Officieel exportproduct

Van een voorstelling die officieel is goedgekeurd door de regering van Cuba, kun je niet verwachten dat er maar ook één kritische noot te zien (of horen) is. Het verhaal straalt alleen maar blijdschap uit en eindigt met die zelfde boodschap. Het dans- en muziekspektakel eindigt bij de bevrijding van Cuba door Che Guevara en de machtsovername door Fidel Castro. Alsof ze daar nog steeds de vruchten van plukken.

Onuitputtende energie

~

Het is niet ondenkbaar dat de cast van Lady Salsa zich loyaal aan Castro en Cuba heeft getoond. Vrij over de wereld reizen is niet voor iedere Cubaan weggelegd. De uit 34 dansers, zangers en muzikanten bestaande cast is het grootste gezelschap Cubanen dat in het buitenland werkt. Zoals in ieder bedrijf verschilt de ‘werkkleding’ tussen de mannen en vrouwen. Komen de mannen nog met grote felgekleurde shirts en wijde broeken op, de meeste outfits van de vrouwen bestaan uit een klein stukje stof. De outfits en de charme van de dansers en danseressen zorgen voor enkele verhitte momenten. Tot op de achterste rijen is de charme van de dansers te voelen. Ondanks de afstand tussen het podium en de zaal weten ze met hun expressie voor enkele fluitconcerten uit de zaal te zorgen.

Salsales

Ondanks de sexy dansers en danseressen, de schitterende kostuums en de sensationele salsamuziek, lukt het de cast niet om het voltallige publiek mee te krijgen. De zaal reageert weinig enthousiast wanneer de zangers vragen om mee te klappen of te zingen. Het lijkt alsof maar een handvol mensen reageert. Pas als de dansers overgaan tot het echte voetenwerk en de zaal mee móet doen, komt er wat actie in de zaal. Het aanwezige publiek krijgt van de cast een snelle les in de beginselen van salsa, maar zoals de dansers aangeven: Salsa zit in je bloed.

Ondanks de lauwe reactie van de zaal blijft Lady Salsa ruim twee uur swingen. Voor één keer is de geschiedenisles leuk, weet de lerares echt waar ze het over heeft en hangt de klas aan haar lippen om maar niks te missen.

Lady Salsa is nog te zien tot en met 22 mei 2005 te zien.

Boeken / Fictie

Tegen het vergeten

recensie: Heere Heeresma - Een jongen uit plan Zuid ’38-’43 (deel 1)

.

Tegen dit vergeten heeft Heere Heeresma (1932) Een jongen uit plan zuid ’38-’43 geschreven, het eerste deel van zijn tweedelige jeugdherinneringen. In de jaren zestig had hij dit project reeds aangekondigd, maar al die tijd kon hij de goede vorm niet vinden. Precies zestig jaar na het einde van de oorlog verschijnt het nu alsnog, alsof het zo was voorbestemd. Met als motto:

In de Babylonische talmoed wordt opgemerkt dat de mens twee keer sterft. Eerst gaat hij dood en dan raakt hij vergeten. Uit verzet werd dit boek geschreven.

~

Waartegen wil Heeresma zich met dit boekje echter verzetten? Tegen een al te oppervlakkige levenshouding? Tegen de woekerende onverschilligheid? Tegen de om zich heen slaande haat? Tegen het dictaat van de tijd? Of tegen dit alles tegelijkertijd? Tegen een naamloze ontwikkeling die in dit alles vervat zit?

Bezet Amsterdam

Ondanks het strijdvaardige motto is het boekje geen pamflet geworden. Gelukkig maar, want een pamflet helpt niet tegen het vergeten, versnelt het allicht alleen maar. Wat wel helpt is een oude, verloren gegane wereld weer opnieuw tot leven roepen. Dat is dan ook precies wat Heeresma doet. Met zijn fijnzinnige en beeldende impressies van bezet Amsterdam weet hij met grote nauwkeurigheid een heel tijdperk terug te roepen. Hoewel niet alles terug te halen is.

Zachtjes praat ik op hem in, maar hoe ik nu ook luister, ik hoor mijn woorden van toen niet meer. Ze moeten buiten bereik ergens rond zweven, want verloren gaan ze niet. ‘Zet een wachter voor je lippen,’ had mijn vader gezegd, ‘want alles wordt teruggeroepen.’

Heeresma’s vader is een belangrijk figuur in deze herinneringen. Hij is een man uit een stuk, iemand die de kracht heeft mensen op de been te houden hoe onmogelijk de situatie ook lijkt te zijn.

Omdat het rijmt

Heere, die bij het uitbreken van de oorlog acht jaar is, moet een zeer goede band met zijn vader gehad hebben. Ze gaan in Een jongen uit plan zuid bijna kameraadschappelijk met elkaar om en voelen elkaar als vanzelfsprekend aan. Heeres vader was een godsdienstleraar met eigenzinnige, antidogmatische opvattingen over het geloof. Hij wist drommels goed wat er aan de hand was, maar liet zich niet uit het veld slaan. Hij hielp waar hij kon en op zijn vele tochten door de stad nam hij zijn zoon vaak mee. Beiden hadden een goed oog voor de absurde kanten van de oorlog. “Waarom hangen ze toch overal die bordjes op met ‘Verboden voor joden’?,” vraagt Heere op een keer aan zijn vader. “‘Omdat het rijmt,’ zegt hij en we lachen even hartelijk. We begrijpen elkaar weer eens uitstekend.” Eerder heeft Heeresma al beschreven hoe de joden bij elkaar kwamen op een verborgen stuk grasveld dat door de moffen over het hoofd was gezien en waar wonder boven wonder geen bordje ‘Verboden voor joden’ stond. Op die plek heerste gezelligheid en konden de joden met gerust hart samenscholen.

Als gewillig vee

~

Uiteraard is ook de grimmigheid in deze herinneringen alom aanwezig. De vriendjes die plotsklaps verdwijnen. De buren die zich als gewillig vee laten wegvoeren in de overtuiging dat ze uiteindelijk wel beschermd zullen worden door papieren en connecties. De onderduiker bij de Heeresma’s die gepakt wordt doordat hij een lekke band krijgt. De Nederlandse soldaten die zich zo schandelijk snel hebben overgegeven, niet bestand tegen de overmacht van de tegenstander.

Heb ik de soldaat gevraagd hoe het was? Hij heeft een gebarsten stem wanneer hij zegt dat het leek of een grote zware kerel met een pikhouweel op een konijntje insloeg.

De oorlog is overal voelbaar maar daar tussendoor gaat het gewone leven gewoon door. Heere ruilt gestolen oorlogsspeelgoed voor foto’s van vliegtuigen. Er worden meisjeshanden vastgehouden, kussen uitgewisseld. Op school is er een bloeiende handel in granaatscherven gaande. Er wordt geknikkerd en gespeeld. Vriendjes komen bij elkaar op bezoek en gelovigen gaan met elkaar in discussie over de rustdag. Tussen hen in bevindt zich ook de jonge Heere Heeresma die alles in zijn geheugen prent om het jaren later aan het papier toe te kunnen vertrouwen, tegen het vergeten in.

Muziek / Album

Acht handen op één buik

recensie: Meindert Talma & the Negroes

Liefhebbers van Meindert Talma kunnen hun hart ophalen want de Fries presenteert op 8 mei zijn nieuwe cd in het Grand Theatre van Groningen. Op de kersverse titelloze cd doet hij het gelukkig weer met zijn eigen band, the Negroes. De sound is als vanouds: simplistisch, droog en heerlijk wereldvreemd. Na beluistering van Talma’s nieuwe anekdotische productie is de uitkomst duidelijk: De Fries en zijn Negroes klinken closer dan ooit tevoren.

~

Een dromerige sfeer wordt direct aan het begin van de cd neergezet in het nummer Suikerspin. Verliefd zingt Meindert over zijn vriendin Suikerspin met “rode lippen en wangen die blozen”. Meindert Talma en zijn Negroes zijn inmiddels feilloos op elkaar zijn ingespeeld; het is niet meer ‘Meindert en zijn begeleidingsband’, maar een saamhorige brij van nuchtere maar fijnzinnige melodieën die over je heen worden gestort door de vier bandleden. Wel krijg je voorgeschoteld wat je van de hem gewend bent: veel afwisseling tussen Friese en Nederlandse teksten, veelal gezongen in zijn bekende anekdotische spreektaal. De ondertoon van de cd is wat minder vrolijk en wat poëtischer dan die van zijn vorige cd Kriebelvisje. De zonnigheid die hij hier tevoorschijn wist te toveren met twee heren van Daryll-Ann is compleet verdwenen, nu Meindert met een cd op de proppen komt waarvan een aantal teksten over de dood gaan.

Dood

“Veel over de dood? Dat kan toeval zijn hoor…” reageert de nuchtere noorderling. Toch wordt er vanuit verschillende hoeken gefluisterd dat dit wel het thema van de nieuwe cd lijkt te zijn. De nummers Datst du net mear bestiest en Een smerig karwei zijn beiden nogal realistische nummers over een sterke drang tot moorden. Gelukkig valt er voor de vaste aanhangers van de Friese zanger ook weer veel te lachen, zoals in het nummer Buslijn 1, 17.35 uur:

Ik wil een lekker gezond warm prakje
Gemaakt door zo’n mooie dame in zo’n sexy mantelpakje
Met daaronder een zwart slipje
Als een draad tussen haar kuiten
Die ze zo nu een dan speciaal voor me uitdoet

Uniek

De vertellende manier van zingen die Meindert altijd opnieuw gebruikt maakt zijn muziek uniek. Om deze reden vallen de nummers niet te vergelijken met welke artiest dan ook. Het klinkt af en toe alsof hij een tekst in zijn hoofd heeft die hoe dan ook in een nummer verwerkt moet worden. Hierdoor krijgt een liedje soms een ietwat absurdistische inslag, wat de luisteraar wakker houdt. De cd is het type dat, net als de vorige vijf, erg geliefd is bij een selecte groep mensen. Geen hitgevoelige Top 40-plaat, hoewel Talma wel hoopt dat zijn nummers meer op de landelijke radiozenders gedraaid zullen worden.

Walsje

Een van de nummers komt hier waarschijnlijk in ieder geval voor in aanmerking; Dûnsje Wyldekat Dûnsje, tevens het winnende nummer van Liet 2004. Het is een kwestie van heel hard op je lippen bijten om niet automatisch mee te gaan neuriën met dit Friese nummer, zo aanstekelijk is het. Het lied zorgt voor de perfecte afwisseling op de cd; het is een lieflijk walsje met een deuntje dat je dagenlang niet meer uit je hoofd krijgt. Het zou niet verbazingwekkend zijn als Meinderts droom werkelijkheid wordt en dit lied binnenkort landelijk uit de radio schalt.

Boeken / Fictie

De slaaf die slavenhouder werd

recensie: De bekende wereld

Over het slavernijverleden van Amerika is al veel geschreven. Te denken valt aan de boeken van Nobelprijswinnares Toni Morison of de klassieker De negerhut van oom Tom van Harriët Beecher Stowe. Onmiddellijk doemt het beeld van de wrede blanke meester op die met harde hand over enkele beklagenswaardige zwarte slaven regeert. Minder bekend is dat sommige slaven na hun vrijlating zelf ook slaven gingen houden. Dit curieuze gegeven vormt het uitgangspunt van het historische epos De bekende wereld, dat recentelijk in het Nederlands is vertaald. De Amerikaanse schrijver Edward P. Jones won er de Pulitzer Prize 2004 en de National Critics Circle Award mee.

Henry Townsend groeit op als slaaf. Na lang sparen en hard werken slaagt zijn vader Augustus er echter in om hem vrij te kopen. Henry gaat, tot grote teleurstelling van zijn ouders, vervolgens zelf ook slaven houden. Aan het eind van zijn leven – het begin van het boek – heeft hij drieëndertig slaven onder zich en meer dan twintig hectare land, “waardoor hij meer aanzien geniet dan vele anderen, zowel blank als zwart, in Manchester County in de staat Virginia.” Voor zijn slaven maakt het niet uit dat ze een zwarte meester hebben in plaats van een blanke, hun onvrijheid is er niet minder om.

Henry had altijd gezegd dat hij een betere meester wilde zijn dan alle blanken die hij ooit gekend had. Hij begreep niet dat het soort wereld dat hij wilde scheppen al ten dode was opgeschreven voordat hij de eerste lettergreep van het woord meester had uitgesproken.

Ambiguïteit

Henry’s dood markeert het einde van een tijdperk. Zijn weduwe Caldonia krijgt een verhouding met een van de slaven en vrijwel onmiddellijk verzwakt haar grip op de plantage. Er verdwijnen slaven. Enkelen van hen weten zelfs de weg naar de vrijheid te vinden. Langzaam maar zeker brokkelt de bekende wereld met haar verouderde zekerheden af. Mensen worstelen met de veranderende verhoudingen. In de roman is dan ook veel aandacht voor de ambiguïteit van de omgangsvormen. Zo probeert de plaatselijke sheriff een zwart slavinnetje, dat hij als huwelijksgeschenk heeft gekregen, op te voeden alsof het zijn eigen dochter is. Waarbij hij echter voortdurend in de gaten moet houden of hij de grenzen van het welvoeglijke niet in het openbaar overschrijdt. Een andere verhaallijn gaat over de in vrijheid gestelde slaaf Augustus. Om hem te sarren pakken ze zijn kostbare vrijlatingpapieren weer net zo snel van hem af.

Wat heb je voor me, Harvey?
Een nikker die niet wist wat hij met zijn vrijheid moest doen. Dacht dat het betekende dat hij vrij was.

Zekerheid zou er pas komen na de beëindiging van de Amerikaanse burgeroorlog in 1865, toen de afschaffing van de slavernij een feit werd. De bekende wereld gaat over de onrustige periode die direct aan die oorlog voorafging.

Overkill

~

Feitelijk staat in de roman vooral een tijdperk centraal. In plaats van een duidelijke hoofdpersoon met wie je je als lezer kunt identificeren, voert de alwetende verteller à la Márquez een eindeloze stroom personages ten tonele. Uit de diverse verhaallijnen ontstaat een doorwrochte narratieve structuur van epische proporties. Het nadeel hiervan is dat het nogal wat moeite kost om de romanfiguren goed uit elkaar te houden, het lijkt er zelfs op dat deze verwarring bewust wordt nagestreefd. Soms is het ronduit irritant als er wéér iemand geïntroduceerd wordt met wéér een nieuw verhaal, terwijl je net in het midden van een plotlijn zit. Hoewel deze overkill aan karakters ten koste gaat van de psychologische diepgang, weet de schrijver stereotyperingen goed te vermijden. Zijn romanfiguren zijn nooit eendimensionaal goed of slecht. Een goed voorbeeld hiervan is Henry Robbins, een geharde blanke slavenhouder die in tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s liefde opvat voor de kinderen die hij bij een zwarte slavin heeft verwekt. Het boek geeft zo een genuanceerd beeld van de slavernij, waarbij een gemakzuchtig moraliserend vingertje afwezig is.

Authenticiteit

Na de verschijning van zijn eerste boek in 1992, de korte verhalenbundel Lost in the City, is Jones meer dan tien jaar bezig geweest met het bedenken van alle verwikkelingen uit het vierhonderd pagina’s tellende De bekende wereld. Hoewel de personages geen historische figuren zijn, doet Jones zijn uiterste best om ons dat te laten vergeten. Hele passages van de roman zijn opsommingen van hun levenswandel: waar en wanneer ze aan hun einde komen, welke banen ze hebben en met wie ze trouwen. Om authenticiteit te suggereren onderbouwt de auteur deze fictieve gegevens met citaten uit niet-bestaande universitaire onderzoeken. Hij begint pas met schrijven als hij alles tot in detail in zijn hoofd heeft uitgedacht. Zelfs Manchester County, een plaats in de zuidelijke staat Virginia waar het geheel zich afspeelt, is volledig aan zijn eigen fantasie ontsproten. In eerste instantie had Jones een bestaande locatie willen nemen, maar gaandeweg voelde hij dat hij dan te zeer vast zat aan de feiten. En inderdaad, dat zou geen recht hebben gedaan aan zijn enorme vermogen om te vertellen.

Theater / Voorstelling

Er was eens een kindermoordenaar

recensie: The Pillowman (De Theatercompagnie)

Er was eens een schrijver genaamd Katurian Katurian. Op een zekere ochtend wordt hij opgepakt en naar het politiebureau gebracht ter ondervraging. The Pillowman wordt in aankondigingen omschreven als een shockerend toneelstuk. Ik verwachte daarom veel geweld en bloedvergieten. Dat valt gelukkig mee, al wil dat niet zeggen dat het geen afschrikwekkend theaterstuk is, want dat is het zeker, maar dan op een psychologische manier.

Katurian (Mike Reus) woont in een totalitaire staat en wordt verhoord over de afschuwelijke inhoud van zijn verhalen en hun overeenkomst met recent gepleegde kindermoorden. Hij snapt niet waarom hij vast zit. Hij is slechts schrijver. De twee ondervragende politieagenten, de sardonische Tupolski (Harry van Rijthoven) en de explosieve Ariel (Jappe Claes), denken hier heel anders over. Ze hebben ook de broer van de schrijver, de geestelijk gehandicapte Michal (Tijn Docter) opgepakt. Michal biecht op dat hij door de verhalen van zijn broer beïnvloed is om de gruwelijke moorden te plegen. De moordenaars in zijn verhalen zijn immers altijd helden. Stukje bij beetje komt de waarheid boven tafel over het verleden van de broers en de verschrikkelijke misdrijven die zijn gepleegd.

Humor en horror

~

Het verschrikkelijke verleden van de twee broers is zo schrokkend dat de rest van de verhalen eigenlijk verbleken met de realiteit. The Pillowman behoudt een goede balans tussen humor en horror. Aan het begin wordt er wat oncomfortabel en gespannen gelachen, maar het publiek wordt al snel losser. De verhalen zijn soms zo gruwelijk dat ze weer ludiek worden. Humor van de zwartste soort en dat maakt het toneelstuk draaglijk.

Jeugdtrauma

Het grootste deel van het theaterspel houdt me op de punt van mijn stoel. Dankzij onverwachte wendingen heb je geen idee wat er gaat gebeuren. Het publiek wordt overspoeld met verschillende emoties. Helaas verliest The Pillowman wat vaart na de pauze. In het tweede deel wordt vooral de psyche van de politieagenten belicht. Het blijkt dat zij ook worstelen met een jeugdtrauma. De kindermoorden maken daardoor een grote indruk op hen en zij willen kinderen beschermen tegen alle kwaad. De vraag waar alle personages mee worstelen is hoe je kinderen tegen de pijn van het leven kunt beschermen.

Indrukwekkende optredens

Het design van de verhoorkamer is donker en dreigend. Ik vind het jammer dat de spanning echter nooit echt te snijden is. Tupolski en Ariel komen nooit echt dreigend over. Zelfs niet als ze Katurian en zijn broer willen executeren en folterapparaten tevoorschijn halen. Het is menens, zoveel is duidelijk, maar ik voel het niet helemaal. Het ‘good cop’/’bad cop’-gegeven had extremer mogen worden doorgevoerd. Dit betekent niet dat de acteurs geen sterke rollen neerzetten. Integendeel, het zijn indrukwekkende optredens, met name van de twee broers. Mike Reus als Katurian zie je steeds zekerder worden in zijn spel naarmate hij erachter komt hoe de vork in de steel zit. Wanneer hij zijn verhalen vertelt, zie je de ijdele zelfbetoverende genoegdoening in zijn gezicht. Ook ben ik onder de indruk van het charmante spel van Tijn Docter als de gehandicapte jongen. Zijn onbevangenheid lijkt vanzelfsprekend in al zijn onschuld maar ook in zijn gemeenheid.

Fantasieën ontwikkelen

~

Het ware onderwerp is niet de gruwelijke misdaad en onterechte staf ook al is dat de synopsis van het stuk. Het gaat over het vertellen van verhalen en de opwindende potentie van verhaal en theater zelf. Het gaat schrijver McDonagh niet om de kracht van verhalen om de illusies van het leven te verzwakken. Hij vindt ook niet dat verhalen moreel superieur zijn. Het gaat Katurian immers niet om sociaal commentaar, autobiografische onthulling of spiritualiteit. Zoals hij zelf zegt: “Het zijn verhalen, ik wil er niets mee zeggen!” Het gaat om het menselijke instinct om fantasieën te ontwikkelen. Deze kunnen eeuwig doorleven en daar wil de schrijver zelfs zijn leven en die van zijn geliefde broer voor opofferen. Zelfs de verharde politiemannen komen geleidelijk meer open te staan voor de macht van literatuur en kunst en de belangrijkheid van inspiratie en uitdrukkingsvermogen. Lang leve de verbeelding!

The Pillowman loopt nog tot en met 21 mei 2005.

Kunst / Expo binnenland

Koning van het canvas

recensie: Willem de Kooning - Schilderijen en tekeningen

.

De Kooning emigreerde in 1926 op 22-jarige leeftijd naar Amerika, waar hij tot zijn dood in 1997 zou blijven wonen. De vroegste werken die op de expositie worden getoond, laten duidelijk de verbondenheid met de Europese schilders zien. De biomorfe vormen in het schilderij The Cow jumps over the Moon (1937/38) doen sterk denken aan Miro terwijl The Acrobat (1942) aan Picasso doet denken en qua stijl al meer richting ‘de latere De Kooning’ (vanaf eind jaren veertig) gaat. In dit werk zijn de sporen van de correcties in het schilderij duidelijk te zien. Vanaf 1949 tot 1954 maakt De Kooning met Jackson Pollock furore als belangrijkste schilders van het Abstract Expressionisme. Tot de Tweede Wereldoorlog kende de Verenigde Staten niet echt eigen kunststromingen. Daar kwam met het Abstract Expressionisme verandering in. Het schilderproces was voor de kunstenaars belangrijker dan het eindresultaat (kwam deels voort uit het zogenaamde ‘ongeleide schilderen’ van het Surrealisme), te vatten onder de kop Action Painting waartoe ook Willem de Kooning wordt gerekend.

Kleine werken, grote gaten

~

Het werk dat De Kooning in de periode 1949-1954 maakt, wordt gedomineerd door heftige penseelstreken. Het thema is meestal de vrouw. De Kunsthal heeft hier een apart deel van de tentoonstelling aan besteed. De werken zijn niet chronologisch opgehangen. Dit lijkt een manier om te verdoezelen dat uit deze hoogtijdagen van de schilder geen belangrijke werken worden getoond. Dat gemis wordt vooral in de catalogus pijnlijk duidelijk, omdat de topwerken Excavation (1950) en Woman One (1950/52) maar liefst drie keer als voorbeeld zijn afgebeeld, maar niet op de tentoonstelling zijn te zien. De werken die wel worden getoond, Woman (Blue Eyes) (1953) en Two Women in the Country (1954) zijn eigenlijk vrij onbeduidende werken. Het concept en de stijl komen overeen, maar de schilderijen zijn veel kleiner dan gebruikelijk is bij De Kooning. Het gaat om werk op huiskamerformaat in plaats van de museale, monumentale schilderijen die De Kooning de bijnaam “King of the Canvas” opleverde.

Rustige kleuren en vloeiende lijnen

Vanaf 1955/56 gaat De Kooning steeds meer sterk geabstraheerde landschappen schilderen. De schildergebaren worden vanaf deze periode steeds groter. De sterke beeldtaal en de kracht waarmee de verf op het doek is gezet wordt getemperd door de zachte kleuren die worden gebruikt. Een mooi voorbeeld is Door to the River (1960). Het knalrode Untitled IV (1980) laat zien dat je echt overdonderd wordt als De Kooning harde kleuren gebruikt, zelfs als het schildergebaar minder krachtig is. Aan het eind van de jaren zeventig en in de jaren tachtig werkt De Kooning in serie en maakt hij gebruik van vloeiende, rustige lijnen. Bij dit soort werk gaat het meer om de vormverwantschap tussen de verschillende schilderijen en minder om de individuele expressie. Werken als Untitled XXXVII (1983) en No Title (1987), die werden gemaakt toen De Kooning aan de Ziekte van Alzheimer leed, worden zo gedomineerd door lijnen dat het bijna gigantisch uitvergrote tekeningen lijken.

De laatste grote tekenaar

~

Tekeningen zijn er op de tentoonstelling weinig te zien, maar die er wel zijn, zijn netjes op periode gehangen waardoor een goed beeld ontstaat van De Koonings ontwikkeling. Door de iets jongere kunstenaar Robert Rauschenberg werd hij ‘de laatste grote tekenaar’ genoemd, wat in de tekeningen goed weerspiegeld wordt. Op een heel effectieve manier zijn op expressieve wijze beelden op papier gezet. Vooral de tekeningen van vrouwen uit het begin van de jaren vijftig zijn zo indrukwekkend dat ze net zo interessant zijn om naar te kijken als de schilderijen uit dezelfde periode die op de tentoonstelling worden getoond.

Rondom De Kooning

Veel ruimte is ingericht voor de navolgers van De Kooning. De werken die worden getoond zijn allemaal van na 1975. Soms gaat het om beroemde kunstenaars als Andy Warhol en Gerhard Richter, maar ook de Nederlander Robert Zandvliet is vertegenwoordigd. Alle werken hebben duidelijk een connectie met De Kooning en laten goed zien dat de kunstenaar nog steeds een belangrijke invloed uitoefent op de recente schilderkunst. Toch bekruipt me het gevoel dat deze toevoeging van navolgers eerder is gedaan om te verdoezelen dat er hiaten in het getoonde overzicht zitten, dan om de invloed van De Kooning te laten zien. Dat wordt duidelijk als op een gegeven moment twee dames die naast me staan bij een schilderij van Sue Williams (1998) zeggen: “Goh, die De Kooning werd toch wel erg minimalistisch op het laatst”.

8WEEKLY

Echte troep in Amsterdam

Artikel: Cultuur en rommel in de betere buurt

Je hoort het elk jaar weer. Dagje Amsterdam op Koninginnedag, in een volle trein, met veel moeite CS uit (of niet) en dan ook nog die stampvolle Jordaan in. Waar je van alle kanten wordt opgelicht door mensen die bijdehandheid en humor met elkaar verwarren. En je er na een moeizame dag tussen door schuifelen en ellebogen oraal verwerken achter komt dat je echt meer dan tien euro hebt betaald voor een Wham!-elpee. Daarom verkenden we dit jaar een interessanter stuk stad om te kijken of de cultuurverzamelaar daar op 30 april aan z’n trekken kan komen: Oud-Zuid, en in het bijzonder de Beethovenstraat en de Apollolaan (bekend van het Hilton Hotel, tot voor kort Herman Broods pied-à-terre). Het mag dan de sfeer van de Jordaan missen (ik doe dat overigens niet), maar er wonen beduidend rijkere mensen en het gemiddelde aan de straat gezette produkt is daar een weerspiegeling van.

~

Het probleem van Koninginnedag is wel, dat je met name die dingen ziet die járen geleden ineens Heel Erg Hip waren. En daarna om geheel begrijpelijke redenen de vergetelheid zijn ingedoken. Dit jaar bleek met name iedereen zijn uitgave van Jean Auels Stam van de Holenbeer geen plaats op de boekenplank meer te gunnen. Auel-fans hadden de dag van hun leven maar aangezien die zeldzamer bleken te zijn dan de Auel-haters waren er nog genoeg Holenberen om ook de neutrale consument over te halen.

Schrapers

~

Op het Roelof Hartplein troffen we deze boekentoren net zoals voorgaande jaren voor de Openbare Bibliotheek aan. De handelaar (want de bieb was het niet) had het hele vrijmarkt-idee nog niet zo te pakken, te zien aan de exorbitante prijzen. Even verderop maakt vriendin heibel met een verkoopster die die schattige laarsjes echt niet voor minder dan dertig euro van de hand wil doen omdat ze ze nog geen jaar geleden in Italië voor bijna tweehonderd heeft gekocht. Maar dit is de minderheid. Bijna iedereen heeft door dat de normprijs hooguit vijf euro is. Wel lijkt de basisprijs elk jaar een eurootje te stijgen, geheel in lijn met het schraperige imago van de doorsnee-Amsterdammer – vooral die aan de Apollolaan.

Dat betaal je ook voor een jaargangetje OOR. Naast de OORtjes ligt Bollywood te lonken en wordt heftig besproken door enige kenners van Indiase komaf. Ik stuif meteen af op de LP-bakken een paar meter verder en word toegelachen door de fine fleur van de jaren zeventig. De leden van Pussycat gluren verleidelijk naar het schaamteloze haar van Thijs van Leer. Maar ook degene die niet zo nadrukkelijk (goddank) verloren tijden wil ophalen kan terecht op de vrijmarkt, want elk jaar blijkt dit weer een welkome gelegenheid te zijn om esoterische prullaria aan de man te brengen. Ik had naar huis kunnen gaan met uren walvissen, brandinggeluiden of wolvengehuil en het was slechts aan mijn ijzeren discipline te danken dat dat niet gebeurde.

~

Gelukkig was het niet slechts populaire nieuwlichterij dat de klok sloeg. Ook voor de meer belegen muziekliefhebber werd een ruime keuze aangeboden. De liefhebber kon dan met een handvol centen het integrale oeuvre van deze Duitse zwijmelgrootmeester bemachtigen.

Exit boekenclub

Maar de verleidingen waren niet slechts muzikaal. Zoals ik al aangaf, moest ook de literatuurverslinder zich nadrukkelijk in de hand houden. Het tweederangs-thrillergenre was sterk vertegenwoordigd, en met name aan de Beethovenstraat zetten de bewoners collectief Günter Grass aan de kant. Verder werd links en rechts duidelijk dat de Nederlandse boekenclub zijn voormalige populariteit niet meer mocht genieten. Ook, helaas voor de aanbieders, niet onder het kopende publiek.

Ook voor kinderen genoeg te vinden, lijkt me. Vooral stichtelijke jeugdliteratuur van het soort waarin de held na met acht-nul te hebben achtergestaan in de laatste seconde tegen de snoode wreedaard van een midvoor een glorieuze overwinning behaalt. De overweldigende aanwezigheid van het muzikale werk van een zekere clown en acrobaat bleef dit jaar echter opvallend achterwege. Drommels.

Schaamte

~

Voor het overige is de Vrijmarkt soms best eng. Het vergt een zekere moed om ten overstaan van de wereld elke miskoop uit je bestaan op straat te leggen. Deze verkoper ging daar wel heel ver in. Maar gelukkig had hij geen Nederlandse boekenclub-boeken in de verkoop.

Soms zegt het aanbod ook veel over de aanbieder. Zo waren er de traditionele telefoonturk, de vioolmeisjes-die-best-een-zakcent-voor-extra-lessen-konden-gebruiken en de aanbieders van broodjes met een inhoud waarvoor de keuringsdienst bereid is de M.E. in te zetten.

Kleren

~

Maar het evenement krijgt z’n meest sinistere draai als de kleding uit de kast komt. Zoals deze foto had ik er nog veertien kunnen schieten. Een mens zou hier vandaan kunnen komen met de indruk dat een hele wijk van Amsterdam zich twintig jaar geleden collectief uitdoste alsof ze meespeelde in The Sound of Music. Dit tot vreugde van de Gothic-groupies, die terdege beseften dat zo’n Liesl-jurk en een bak zwarte verf een prachtige Transsylvaniëjurk maken.

Het grappige van Koninginnedag en in het bijzonder de Vrijmarkt is, dat het vooral zo’n multicultureel feest is: kebab, telefoons, duistere kleding, roti’s en een nogal sinister Joegoslavisch boek over wapens getuigen van de wil van zo’n beetje iedereen om aan dit feest deel te nemen. En winst maken doen ze lang niet altijd, zoals bleek toen ik een halve tompouce van iemand kocht en die er bij het afrekenen achter kwam dat het voor twintig cent helemaal niet uit kon.

Met twintig euro in de hand scoorde ik dit jaar twee volle zakken zooi die ik volgend jaar waarschijnlijk weer zal proberen te verkopen. In dat opzicht is de Vrijmarkt een waarlijk sociaal evenement en doet het waarschijnlijk meer aan de verspreiding van Kunst dan alle instellingen in de stad bij elkaar. En als er iemand die collectie A-Team-videobanden op Betamax nog wil hebben, mail me maar.

Theater / Voorstelling

Een menselijke vertelling

recensie: Rupa Lucian, kind van de staat (Toneelgroep Démasqué)

.

~

Acht spelers komen van opzij het podium op en gaan in een rij staan. Kijken het publiek in en geven elkaar vervolgens, rustig kantelend, acht stoelen door en gaan zitten. Het lijkt een ritueel haast. Het stemt kalm. Door die stoelen denk je onbewust misschien al: “Dit wordt luisteren”. Spelers en publiek zitten tegenover elkaar, en de spelers zijn aan het woord. Het ingetogen, weinig pretentieuze karakter van het stuk kan met verschillende dingen te maken hebben. Met de inhoud: het lot van een leven in een totalitair bewind (Roemenië), met het eenvoudige decor en de eenvoudige art direction, en met het bescheiden spel van de acteurs.

Stille moeder

Dat spel had niet altijd zo bescheiden gehoeven. De ouders van Rupa worden een tikje te zachtaardig gespeeld als je weet dat er heftige dingen in hun leven zijn gebeurd: vader in het gevang, kroost onder moeders hoede, en er is geen geld voor het kind in aantocht. Rupa zelf weet te overtuigen als gevoelige jongen, bewust van de ernst van zijn leven. Ook de andere spelers zijn flink op weg. Het toeristenechtpaar dat zo houdt van Roemenië als ongerept vakantieland, lijkt echt een bekend echtpaar, reislustig, avontuurlijk, kibbelend. Vooral zij, al struikelt ze nog wel eens over haar woorden, is goed in haar blikken naar hem en in haar verontwaardiging over zijn bezorgdheid. En het elkaar aanvullen zoals stellen dat kunnen doen, gaat ook realistisch. De twee wat oudere speelsters spelen Roemeense personages; de één speelt de cipier van Rupa’s kindertehuis, de ander een alleenstaande vrouw in het verzet. De actrices hebben de grimmigheid en de onschuld die hun rollen past en hun levenservaren stemmen zijn prachtig.

Andere wereld

Het past alles goed bij het verhaal: het leven in een totalitaire wereld, de wereld van Roemenië onder Coucescu. In zo’n bewind doet iedereen mee; jonge, levenslustige mensen én ouderen, wijzeren. Het is mooi eens zo’n verhaal op de planken te zien: geen sprookje, geen absurde dialogen, geen parallelle werelden met filmbeelden of andere nieuwigheden. Maar een confrontatie tussen West- en Oost-Europa – echt niet zo lang geleden – waarbij de verhaallijnen uiteindelijk mythisch mooi bij elkaar komen. En waar we niet alleen van kunnen leren hoe moeilijk de mensen het hadden daar, maar ook hoe knap ze onverstoorbaar konden zijn, hoe gelaten onder hun lot.

Toegevoegde waarde

De regie van Marcel Kragt is sober, maar stemmig. We horen warme en chaotische muziek van Michael Nymann, en een paar keer zingt een vrouw in het wit een paar frasen van een beeldend lied dat Slavisch klinkt, in melodie en beeldspraak. Aan het einde van het stuk, als de acteurs al weg zijn, zien we dia’s met oorlogsbeelden. Indrukwekkend om die weer eens onder ogen te krijgen. Geen vette show met grappen en gevatte oneliners maar een inhoudelijke, eerlijke en menselijke vertelling.

Rupa Lucian, kind van de staat is nog te bekijken op 20 en 21 mei in Theater Boomspijker in Amsterdam.