Film / Films

Eéndimensionale rokkenjager

recensie: Casanova

De Venetiaan Ciacomo Cirolamo Casanova (1725–1798) dankt zijn reputatie aan zijn vele scandaleuze seksuele escapades, die hij aan het eind van zijn leven optekende in zijn memoires L’histoire de ma vie. Dankzij die memoires is hij vooral de geschiedenis ingegaan als ’s werelds bekendste dwangmatige vrouwenverleider. In onze moderne ogen is zijn leven een ononderbroken stroom van genot, een natte droom van elke man en de grootste angst van elke vrouw die zich wil binden. Maar wie nu verwacht dat Casanova een film is over de vrije liefde en losbandigheid komt bedrogen uit.

~

Misschien komt het door Federico Fellini’s Il Casanova (1976), waarin Casanova door Donald Sutherland wordt neergezet als een koele, berekende vieze oude man die achter een masker van poeder en olie in de illusie van vergane potentie leeft. Maar, eerlijk is eerlijk, de chroniqueur van de seksuele verlichting leidde als spion, diplomaat, violist, soldaat, oplichter en zakenman, naast zijn escapades nog een ander avontuurlijk leven. Hij zwierf door heel Europa, zat regelmatig in het gevang, lag in de kerkelijke ban, werd gezien als charlatan of moest zich platzak zien te redden in de culturele elite. Genoeg ingrediënten om de rokkenjager op modern ironische wijze een ander imago te geven in een romantische kostuumkomedie, die zich voltrekt in het Venetië van 1700 en volledig is gedraaid op locatie in deze bijzondere stad.

Elegant en kleurrijk

Heath Ledger toon in zijn rol van Casanova een combinatie van charme en terughoudendheid. De hartenbreker brengt zijn tijd door met flaneren, voert elegante prietpraat en is een modebewuste verschijning. Aan zijn goede leven achter de façade van huizen, kloosters en bordelen dreigt een eind te komen als hij wordt betrapt en opgepakt na een middagje stappen. De Doge (Tim McInnerny), de regent van de stad, waarschuwt hem voor de inquisitie en sommeert hem omwille van de openbare discretie te trouwen. De veroveraar heeft er geen erg in dat hij bespied en achtervolgd wordt door de nieuwe bisschop Pucci (Jeremy Irons), die in Casanova’s vermeende reputatie een reden ziet zijn gezag te doen laten gelden.

~

Het romantische Venetië is een dankbaar decor voor alle (liefdes)perikelen – de stad schittert in wijde shots vanaf het water en in het doolhof van straten. Kostuumliefhebbers zullen smullen van de overdaad aan barok en kleur tijdens het jaarlijkse carnaval. De hele film is een lichtzinnige vermakelijke modeshow die fans van Vivienne Westwood zeker zal aanspreken. Een prestatie van kostuumontwerpster Jenny Beavan en cameraman Oliver Stapleton, die met de soms verrassende shots de kostuums nog beter tot hun recht doet komen. Regisseur Lasse Hallström weet de scène waarin Casanova wordt ontmaskerd subtiel en tegelijk overdadig vorm te geven. Na een aantal onfortuinlijke producties (o.a. Chocolat, The Shipping News en het recente An Unfinished Life) is dit zijn eerste komedie die bij een op licht amusement gericht Hollywood-publiek misschien wel kan aanslaan.

Net niet

Toch is de poging de mythe van Casanova te moderniseren tot een romantische komedie jammer genoeg ‘het lijk in de kast’. Heath Ledger is vooral een zwierende musketier tegenover de sober geklede Francesca, maar er is geen spetterende chemie tussen haar en de grote verleider. De beide hoofdrolspelers hebben te weinig dramatisch vermogen en komische diepgang ten opzichte van de rest van de cast. De humor is vooral afkomstig van de sterke mannelijke bijrollen. Dankzij hun voorkomen en timing stelen vooral Paprizzio en Lupo de show.

Echt jammer dat – ondanks de visuele flair, kostuums en vlotte montage – Casanova van een dwangmatige verleider is verworden tot een kwajongensachtig, ééndimensionaal personage, die vooral zelf bedwelmd is van de gedachte aan. Fellini heeft misschien de mythe overdreven en teveel naar zijn hand gezet, dit doet aan de nalatenschap van Casanova ook geen eer. Want al hangt Casanova’s overhemd vaak buiten de broek, voor wie (afgaande op de titel) bedacht is op enige vleselijkheid is dit wel een streng gekuisde herschepping, die je niet echt een gillende komedie of modernisering kan noemen.

Film / Achtergrond
special: Boekverfilmingen: kinderfantasy

Het einde van de rage?

Waar een klein jongetje met bril al niet goed voor kan zijn. Zonder Harry Potter was er voor het bioscooppubliek de afgelopen jaren beduidend minder te zien geweest op het gebied van fantasy, en ook de komende tijd is de hausse nog niet afgelopen. Dankzij J.K. Rowling werden kinder-fantasyboeken populair, met als resultaat een overdaad aan boekverfilmingen.

~

In de jaren tachtig, een vruchtbare tijd voor de fantasyfilm, werd al geëxperimenteerd met een miniserie over de Chronicles of Narnia van C.S. Lewis, en ook verscheen toen het vervolg op The Wizard of Oz, Return to Oz, 46 jaar na zijn voorganger. Maar het tijdperk van de fantasyfilm leek hierna voorbij te zijn, en er verschenen dan ook nagenoeg geen fantasyboek-verfilmingen meer.
Nu likt de filmindustrie echter opnieuw zijn vingers af, met de grote stapels boeken die maar blijven verschijnen. Groot pluspunt hierbij is dat de boeken ook gretig aftrek vinden onder volwassenen.

Harry Potter

Het grote succes van de elfjarige tovenaarsleerling Harry Potter is dan ook grotendeels te danken aan de volwassen lezers. Van de (uiteindelijk) zevendelige boekenserie zijn er inmiddels vier verfilmd, de laatste, The Goblet of Fire, was in Nederland de best bezochte bioscoopfilm van 2005. Het mag duidelijk zijn dat ook de overgebleven drie boeken een verfilming wacht.

Veel kinderfantasy

The Lion, the Witch and the Wardrobe
The Lion, the Witch and the Wardrobe

Inmiddels is het eerste deel van The Chronicles of Narnia, The Lion, the Witch and the Wardrobe, opnieuw verfilmd, door Disney, wat een veel beter resultaat opleverde dan de miniserie uit de jaren tachtig. Auteur C.S. Lewis maakte in totaal zeven Narnia boeken, dus ook deze serie heeft nog een fortuinlijke toekomst. Al eerder kwam de verfilming van de eerste drie boeken van Lemony Snicket’s A Series of Unfortunate Events uit, met Jim Carrey in de hoofdrol. En ook Nederland heeft een steentje bijgedragen met de verfilming van Paul van Loon’s Griezelbus.

Darren Shan

Darren Shan

Na het overduidelijke succes van Harry Potter kwam de Ierse schrijver Darren Shan met een twaalfdelige serie over een half-vampier met de originele naam Darren Shan. In Engeland genieten zowel de fictionele als de echte Darren een grote populariteit. De filmrechten waren al verkocht toen de laatste boeken nog niet eens uit waren. Het eerste deel, Cirque du Freak, zou ergens dit jaar in de bioscopen moeten verschijnen. Een cast, of regisseur, is echter nog niet bekend, maar Brian Helgeland (A Knight’s Tale, Mystic River) en Darren Shan zijn druk bezig met het script, dat handelt over een vreemd circus en echte vampieren.

His Dark Materials

Over een andere succesvolle serie is al meer bekend. De Brit Philip Pullman is overladen met prijzen voor zijn His Dark Materials-trilogie. Het eerste deel van deze serie, The Golden Compass, wordt volgend jaar in de bioscopen verwacht, en er is een heel team aangesteld (met Anand Tucker van Shopgirl als regisseur) om ook van de filmversie een groot succes te maken. Het is ook geen geheim dat Pullman graag Nicole Kidman in de rol van Mrs. Coulter (een nare vrouw die in kinderen handelt) wil zien.

De Hobbit

The Golden Compass

Maar zelfs met twaalf Darren Shan boeken en een Philip Pullman trilogie is de koek nog niet op. Ook Artemis Fowl (bijna vijf boeken) van Eoin Colfer staat op de planning om verfilmd te worden. En fans van over de hele wereld hopen nog altijd dat Peter Jackson zich ooit zal wagen aan een verfilming van The Hobbit van J.R.R. Tolkien, het kinderboek dat voorafging aan Lord of the Rings en vertelt over hoe de One Ring in handen van Bilbo kwam. Op internet staan meerdere petities waarin fans Jackson zowat smeken om The Hobbit te gaan maken.

Een blik op de kinderleestafel van bijvoorbeeld Waterstones laat weten dat als alle bovengenoemde boeken in de dvd-kast staan, er nog minstens tien andere projecten in de rij staan. Abarat van Clive Barker is bijvoorbeeld een boek met verfilm-potentie, net als de Wicca serie van Cate Tiernan. Maar rages komen en gaan, zeker in de filmindustrie. En hoe leuk de boeken ook zijn om te lezen, kinderfantasy is vrijwel nooit diepgaand en heeft oppervlakkige personages. Op een dag zal het publiek de tovenaarsleerlingen en heksen zat zijn. Op naar de volwassen fantasyboeken?

Film / Films

De dynamiek van het overspel

recensie: Match Point

In de nieuwste film van Woody Allen, Match Point, volgen we tennisleraar Chris Wilton (Jonathan Rhys-Meyers) in een poging zijn leven een nieuwe wending te geven. Als privé-trainer komt hij in contact met Chloe (Emily Mortimer), de dochter van een zeer gefortuneerde Engelse familie. Wilton palmt Cloe in, en dankzij het geld en de contacten van haar vader ligt een weldadig leven binnen handbereik. Maar dan valt Wilton voor de charme van Nola Rice (Scarlett Johansson), de blonde vriendin van zijn toekomstige zwager.

~

Match Point sluit hiermee aan op een terugkomend thema uit het leven en werk van Woody Allen; het gebrek aan geloof in idealen zoals ware liefde. In eerdere films, zoals de Oscarwinnende Annie Hall, eindigde een mooi beginnende liefdesgeschiedenis uiteindelijk in een sleur. In andere films van Allen zwichtten de karakters onder het gewicht van een compromis, raakten verbitterd of zochten hun geluk, zoals hier, in relationele zijsporen. Het is Allens onbetwiste specialiteit de humoristische en dramatische kanten van een op de klippen lopende relatie in beeld te brengen. Al in het begin van zijn carrière, in zijn comedies, valt de scherpte van zijn blik voor menselijke relaties op. Ook in een serieuzere benadering werkt dit, zijn aandacht voor details levert voortreffelijk drama op.
Match Point is hiernaast ook een heel spannende film, en onderscheidt zich hiermee van een eerder drama als Annie Hall. Wilton zakt steeds dieper weg in het moeras van zijn eigen leugens, de problemen stapelen zich onvermijdelijk op, leugens zijn nodig om andere leugens af te dekken, een uitvlucht wordt vaak pas op het allerlaatste moment gevonden. Het is heerlijk hoe strak Allen zijn spanningsboog aanspant in deze dramatische liefdesgeschiedenis.

Eendimensionale karakters

~

Om de voortgang van het verhaal geloofwaardig te maken is gekozen de personages functioneel, en daarmee te eenzijdig, in het verhaal te laten optreden. Dit is een zwakkere plek van de film; Allen laat Johansson bijvoorbeeld soms wat al te simpel als femme fatale optreden. Terwijl ze haar mannelijke tegenspelers diep in de ogen kijkt brengt ze langzaam een sigaret naar haar volle lippen. Ze rookt deze op dusdanig sensuele wijze dat op, dat je na twee trekjes onwillekeurig begint te denken, ja Woody, nu begrijpen we wel dat ze niet te weerstaan is. Ook de andere rollen zijn op sommige momenten wat al te plat in beeld gebracht.
De sterke nadruk die Allen op de spanning en de ontwikkeling van het plot legt heeft gevolgen voor de uitwerking van de karakters. De karakters zijn, om de in enkele gevallen zeer verbazingwekkende plotwendingen aanvaardbaar te maken, gesimplificeerd. Johannson is hier de aantrekkelijke Amerikaanse, Rhys-Meyers de getormenteerde geest. Echt overtuigend wordt dit niet, maar de film heeft ook geen realistische personages nodig. De spanning waarin je als kijker wordt meegezogen en de creatieve plotwendingen zijn genoeg; de geniale dynamiek van het verhaal maakt de eendimensionaliteit van de personages in ruime mate goed.

Muziek / Achtergrond
special: Eurosonic

Dankjewel Chhhroning-ken!

Hoe Eurosonic goed te omschrijven? Er is in heel Nederland geen festival dat zoveel gloednieuwe bands uit heel Europa aan je presenteert. Voor de meeste groepen is dit hun eerste optreden in Nederland. Grote festivals als Lowlands en Pinkpop lijken hun programmering op Eurosonic te baseren. Het is dus een must voor iedereen die als eerste op de hoogte wil zijn van het beste uit Europa. Maar natuurlijk ook voor de mensen die geen zin hebben om te wachten op de zomer om te genieten van het ultieme festivalgevoel.

The Charlets
The Chalets

Het tweedaagse Eurosonic wordt altijd aan dat andere Groningse festival, Noorderslag, vast geprogrammeerd en vaak worden beide festivals in één adem genoemd. Maar waar de programmering van de laatste zich uitsluitend richt op Nederlandse bands, haalt Eurosonic zijn bands uit heel Europa, met elk jaar één land in het bijzonder.

Een ware schatkamer

Op deze twintigste editie van het succesvolle Eurosonic festival gaat die speciale aandacht uit naar Duitsland. Zelden stonden er zo veel Duitse bands geprogrammeerd op één festival. Laten we hopen dat dit het startsein is voor een zegetocht van Duitse muziek in Nederland, want het is duidelijk dat hier een ware schatkamer is geopend, waarvan hier slechts een kleine greep. Met The Robocop Kraus uit Neurenberg hadden we al eerder aangenaam kennis mogen maken. Deze band wordt vaak vergeleken met Franz Ferdinand. Wat maar weinig mensen weten is dat ze al veel langer bestaan dan hun Schotse vakbroeders en …beter zijn! Verbazingwekkend is dan ook het kleine formaat van de zaal waar ze geprogrammeerd staan. Het is behoorlijk dringen bij de ingang, maar de volhouders worden beloond met een energieke set, vol slimme powerpop. Voorman Thomas Lang stuitert als een aap en maakt regelmatig uitstapjes het publiek in. Sophisticated en stoer.

Maar je hebt vast nog nooit gehoord van The Gods of Blitz! Deze rockband maakt muziek naar Brits model en in het Engels. En zo zien ze er ook uit. Je zou niet zeggen dat deze stijlvolle jongens uit Kreuzberg komen. Een degelijke, professionele act, maar de Duitse bands die pas echt wat nieuws toevoegen aan het muzieklandschap in Nederland zijn natuurlijk de Duitstalige acts. Neem nou Madsen. Deze gitaarrockband is een perfect voorbeeld van de typische Hamburgsound. De wat? Denk: Tocotronic of Blumfeld, maar dan populairder. Zanger en pretty boy Sebastian Madsen lijkt het boyband stadium te zijn ontgroeid en beschikt over het charisma en de humor van Robbie Williams, al zijn zijn vocale grapjes af en toe wat tenenkrommend. Ze maken speciaal voor de Nederlanders een uitstapje naar de Osdorp Posse en sluiten af met het uitermate hit-fähige Die Perfektion.

Ook Duitstalig en onbekend in Nederland, maar gigantisch populair in hun eigen land is het Berlijnse 2Raumwohnung. Hun beschrijving in het programmaboekje is misleidend. Niks geen ‘onverwachte rijpheid en prachtig gestolde melodieën’, het is meer licht verteerbare funky danspop. Zangeres Inga Humpe is een spice girl op leeftijd. Op het hoogtepunt van het optreden trekt ze het halve publiek het podium op, om samen lekker te dansen op de wijs van het luchtige Sexy Girl.

Maar de koning van de Europese popmuziek is nog altijd Engeland. Dat is goed te merken in het bomvolle Huize Maas op de Groningse Vismarkt. Typisch voorbeeld van Brits aanstormend talent is het rockbandje Sugarplum Fairy. Alleen, ze zijn Zweeds. Dit piepjonge bandje wil vooral heel erg op andere bands lijken. Ze zijn een natuurgetrouwe kopie van Mando Diao, ook uit Zweden afkomstig. Net zulke hippe kapseltjes, net zo Rolling Stones en net zulke ‘foute’ poseurs als hun grote broers. Net zulke goede rockliedjes ook trouwens…

Wel uit Engeland komt Mohair. Ze maken feelgood Britpop die je alle zelfingenomen Britse bands doet vergeten. Wat dat betreft is Mohair één van de beste ontdekkingen op dit festival der ontdekkingen. Gestoken in stijlvolle jarenzeventig-pakken speelt het viertal opgewekt hit na hit. Maar voorman Tom Billington schakelt net zo makkelijk over op ballads, waarbij zijn stemuithalen doen denken aan Travis. Advies: hou het London Calling festival in de gaten! Daar zouden The Kooks trouwens ook wel eens hun opwachting kunnen maken, aangezien ze gewoon lekkere vlotte popmuziek produceren, maar dan met een tropisch tintje in de vorm van reggae en ska. Niks mis mee, dit bandje.

Clor
Clor

In Vera staan vervolgens nog een stel Britten die gerust de Band van de eerste dag Eurosonic genoemd mogen worden: Clor. Ze waren al eerder te bewonderen in Amsterdam afgelopen herfst, waar ze een diepe indruk achter lieten. Ook nu verrassen ze Groningen met fantastisch hoekige pop. Het is bijna een verademing dat deze mannen uiterlijk niks lijken op hun eeuwig stijlvolle Britse collegae. Clor brengt een nieuw geluid vol onnavolgbare melodiewendingen en vreemde ritmes. Toch is de muziek uiterst toegankelijk en verleidt ze je tot meeklappen, maar dat blijkt iedere keer zo goed als onmogelijk. Dat de muziek expres zo alle kanten uitzwenkt, zullen sommigen misschien vergezocht vinden, maar na een korte peiling van de reacties uit het publiek blijken de meesten het ingenieus en leuk te vinden om voortdurend gefopt te worden door Clors muziek. Deze band klopt helemaal.

Jaren zeventig-nostalgie

Ghosttrucker
Ghosttrucker

Deze jaren nul van de 21e eeuw kenmerken zich door retronostalgie. Muzikaal wordt er naar hartelust teruggegrepen op de rebelse jaren zestig en de campy jaren tachtig. De jaren negentig zijn nog te vers en de jaren zeventig kennelijk (nog) niet zo hip in muziekland, maar daar lijkt verandering in te gaan komen, getuige de bands Dungen uit Zweden en The Answer uit Ierland. Beide bands beschikken over slungelige langharige types, die anno nu ook wel voor hippies doorgaan. De eerste band grijpt heel duidelijk terug op de progrock van Pink Floyd en Led Zeppelin. Lange epische verhalen worden verteld met gitaar. Weinig zang, maar als er dan toch gezongen wordt, dan wel in het Zweeds. Nostalgisch en mysterieus, tevens omdat je er geen bal van verstaat. The Answer blijkt het Ierse antwoord op The Black Crowes. Een aanstekelijke combinatie van blues, soul en rock. Deze band geeft alles in het optreden en je zou het graag van ze aannemen, ware het niet dat je de liedjes nog niet kan meebrullen. Na afloop lijken ze oprecht verbaasd dat ze zo goed aanslaan bij het Nederlandse publiek.

Blote billen

Ondanks de aanwezigheid van Noorderslag, waren er ook Nederlandse bijdragen op Eurosonic. Het voordeel van Eurosonic is echter dat er meer Nederlandse acts te ontdekken zijn die nog niet zo gearriveerd zijn in dit landje. Noorderslag is toch wat behoudender daarin. Interessant is bijvoorbeeld de all-star band Ghosttrucker, samengesteld uit Caesar, Seesaw, Alamo Race Track en Kopna Kopna. Zulk een grote indruk als die ingrediëntbands afzonderlijk maken, weet Ghosttrucker helaas niet te maken. Het is gewoon een typische Excelsiorband. Niks meer, niks minder.

Propeller
Propeller

Bekend in Groningen, maar minder in de rest van het land is Propeller. Hun muziek vertoont lichte overeenkomsten met de Rotterdamse postrockband Mono en dat is tactisch, omdat die band momenteel op non-actief staat. Maar op het podium ogen ze wat saai. Ze hadden best hun witte jurken van de promofoto aan mogen laten. Allerminst saai is de performance van Aux Raus. Dit duo maakt militante electro-/cyber-/gabberpunk. Het is aanvankelijk even schrikken hoe zanger Sebastiaan argeloze mannelijke toeschouwers aanklampt, maar het is drie uur ’s nachts en mensen willen nu echt wel loss en dat is precies waar Aux Raus goed in is. Als de zaal eenmaal overstag is, gaan alle remmen los. Drie jongens uit het publiek slaan enthousiast op Sebastiaans blote billen terwijl het stroboscooplicht de onwerkelijkheid van de situatie nog eens benadrukt. Bizar en overrompelend…

Stamphouse en acid

Mede door Aux Raus is het op het afsluitende feestje van Eurosonic goed toeven in Simplon. Ook het Belgische electroduo Nid & Sancy heeft het volk goed aan het dansen. Ze klinken als één of andere hippe electro-dj, maar zien er uit als een punkband als The Kills. Vlammend gaat de zweep over hun aan elkaar getapete toetsen- en knoppen-instrumentarium. En ja hoor, daar komen toch de jaren negentig al stiekem om de hoek kijken, want de show ontaardt in stamphouse en acid die we nog wel kennen van dertien jaar geleden…

In de bovenzaal is ook een interessant elektronisch nostalgiefeestje aan de gang. Kun je je jouw goeie ouwe 8-bit spelcomputer nog herinneren? De artiesten van collectief Micromusic frissen je geheugen op met dansmuziek die ze maken met behulp van 8-bit apparatuur. Een van die artiesten is Covox uit Zweden. Geconcentreerd en bezeten staat hij over de paar vierkante centimeter van zijn gameboy gebogen. Zijn 8-bit beats en bliepjes zijn agressief en opzwepend. Nog lang na het snelste nummer van de set blijft het publiek maar “sneller, sneller!” tegen hem schreeuwen.

Nabeschouwing: op Eurosonic was misschien niet heel vernieuwende of experimentele muziek te bewonderen, maar wel het allerbeste dat de Europese landen momenteel te bieden hebben. En nu maar afwachten wat er van die stortvloed aan import blijft hangen, het komende jaar.

Boeken / Fictie

Sympathieke schoolleraar

recensie: Frank McCourt - Teacher Man: A Memoir

.

Zo begint Teacher Man, het derde boek in de serie memoires van Frank McCourt over respectievelijk zijn jeugd in Ierland, zijn volwassen leven in New York en zijn leven als middelbare schooldocent. McCourt wilde met dit boek eer bewijzen aan docenten, aan al die mensen die zich vijf klassen per dag, vijf dagen in de week, 160 leerlingen lang inzetten voor de toekomst van Amerika. Na het wereldwijde succes van het zeer persoonlijke Angela’s Ashes en ‘Tis, tracht hij zo zijn bekendheid aan te wenden ten gunste van the downstairs maid of professions.

Meanderende herinneringen

Frank McCourt
Frank McCourt

Het is een sympathiek streven van een sympathieke man. McCourt vervolgt zijn intrigerende opening bevredigend met de grappige verhalen achter zijn bijna-ontslagen en dwaalt daarna verder door zijn herinneringen van een leven lang lesgeven. In 1958 stond hij voor het eerst voor de klas, maar uit het gedrag van de leerlingen valt niet op te maken in welk jaar welke herinnering plaatsvindt. Tieners zijn blijkbaar van alle tijden, evenals de sluwe tactieken die ze toepassen om de lessen te saboteren:

Joey is the Mouth. There’s one in every class (…) It’s the job of the mouth to ask questions, anything to keep the teacher from the boring lesson. I may be a new teacher but I’m on to Joey’s delaying game. It’s universal. I played the same game in Ireland. I was the mouth in my class in Leamy’s National School.

Via de vragen van de scholieren komen McCourt’s herinneringen aan bod, zodat ook nieuwe lezers zijn achtergrond leren kennen. Voor trouwe McCourt volgers voelt dit niet dubbelop, want de vorm en stijl zijn anders, korter en snediger, aangepast aan tieners. Tevergeefs tracht McCourt af en toe de scholieren weer bij de les te krijgen, maar zo heel hard probeert hij het ook weer niet. Hij geniet van de interactie, de luisterende oortjes en de slinkse rebellie. Zelf had hij vroeger een ontzettende hekel aan school en zelfs als docent kan hij zijn diepgewortelde antipathie jegens het gezag niet van zich afzetten. Hij heeft nooit carrière gemaakt in de educatieve wereld, geen decaanschap of lucratieve bijbaantjes aangenomen, maar is altijd simpelweg (en onderbetaald) leraar gebleven.

To Sir With Love
To Sir With Love

McCourt staat in zijn hart aan de kant van de leerlingen, maar wil ook graag zijn diepe liefde voor de literatuur met hen delen en hen de opleiding geven die ze later nodig zullen hebben. Dat levert het innerlijke conflict op dat, naast intrige, enthousiasme en humor, ook spreekt uit de eerste vier regels van het boek. Want hoe doe je dat eigenlijk, lesgeven? Wanneer leert iemand iets? En wat moet je ze leren? En wie ben ik om te denken dat ik ze iets te leren heb? Het hele boek is doorspekt met deze zelftwijfel en er volgt, tot mijn frustratie, geen antwoord. Eigenlijk vraag ik het mezelf ook af na het lezen van dit boek, want hoe McCourt lesgeeft en wat hij de leerlingen overbrengt is mij niet duidelijk. Zo hier en daar is een glimpje inspiratie te zien, zoals wanneer hij zijn leerlingen opdracht geeft excuusbriefjes te schrijven voor mensen die iets fout gedaan hebben (bijvoorbeeld voor Eva die de appel at of een honkballer die een belangrijke slag miste). Maar over het algemeen lijkt McCourt moeizaam voort te modderen, zonder dat het ook maar iemand duidelijk is waar hij heengaat.

Een doelloos schrijven

Hetzelfde geldt voor zijn herinneringen, en eigenlijk voor het hele boek. Het is interessant, sympathiek en bij vlagen ontzettend geestig, maar uiteindelijk onbevredigend. Het gaat, net als McCourt zelf, nergens naartoe. Aan het eind van het boek is hij gescheiden van zijn vrouw, woont hij bij vage mensen in, heeft hij zwervende vrienden die hem op school aanspreken en slijt hij zijn dagen als leraar creatief schrijven. Het is geen vrolijk of inspirerend beeld, en daarmee wekt het misschien medelijden op met de beroepsgroep middelbare schoolleraar, maar niet de bewondering die McCourt voor ogen had.

In Meester!, de Nederlandse vertaling van Teacher Man, is dit gevoel nog sterker omdat de relativerende, vriendelijk Ierse ondertoon onvertaalbaar is gebleken. De Nederlandse taal mist de zachte wolligheid van het Ierse Engels, waardoor de depressieve en twijfelende woorden harder dreunen en een nare smaak achterlaten. Als dan ook de humor in de vertaling grotendeels wegvalt, dan blijft een vervelend boek over. De sympathie die ook in het hele boek verweven is, komt er alleen in de oospronkelijke taal goed uit.

Frank McCourt • Teacher Man: A Memoir • Uitgever: Harper Collins Publishers (import: Van Ditmar)• Prijs: € 24,95 • 258 bladzijden • ISBN: 0007173989

Frank McCourt • Meester! • Vertaling: Monique Eggermont en Erica Feberwee • Uitgever: Prometheus • Prijs: € 17,95 • 303 bladzijden • ISBN: 9044607448

Muziek / Album

Van Harte!

recensie: Caesar - Before my band explodes

.

~

Van harte gefeliciteerd met het jubileum. Tien jaar een bandje bijeen houden is normaliter eerder uitzondering dan regel. Toch? En natuurlijk felicitaties met deze geslaagde verzamelaar. Nergens wordt hier de gemakkelijke weg bewandeld. Zo staan er 23 (!) nummers op. Een goeie zaak! Dat noem ik waar voor je geld. Even tussendoor; de bandleden heten volgens het boekje weer ‘gewoon’ Roald van Oosten, Marit de Loos en Sem Bakker (in plaats van Roald Von, Claire Obscure en Semmie Automatic). Gelukkig maar, ik heb die pseudoniemen nooit begrepen. Over boekje en bandleden gesproken; iedere song wordt door elk Caesarlid van persoonlijke anekdotes voorzien. Zo kom je nog eens wat extra’s te weten. “Het zijn onze meest typerende nummers”, meldt Van Oosten in het bijgesloten persbericht.

Smullen, niet alleen voor fans

Uiteraard, de bekende Caesarkneiters, ze staan er op. Maar anderszijds zijn het lang niet altijd de gemakkelijk gekozen, originele versies. Before my head explodes is bijvoorbeeld een rustiger demo-variant. Verder staat er heel wat onuitgebracht en b-kantjes-materiaal op. En dat is echt niet alleen voor de fans smullen, deze songs zijn van een dusdanige kwaliteit dat ook nieuwe ‘Caesarianen’ gemakkelijk overtuigd kunnen worden. Ook live-materiaal is ruimschoots op deze verzamelaar vertegenwoordigd. Twee tracks – In Flames en (Hell Yeah) Mistaken – van het Lowlands 2003-optreden klinken buitengewoon overtuigend, de Prodigy-cover Firestarter (3voor12, 1998) mag er absoluut zijn.

En die nimmer uitgebrachte Caesarsongs dan? Plastic Heart, een schitterend nummer met waanzinnige pianoriedel. Ook Gogomobile (van de No Rest for the Alonely-sessies uit 1997) wordt nu een volwaardige albumkans gegund. Terecht, zo vertelt de band unaniem. Wat te denken van Alcatraz? Ooit opgenomen voor het titelloze vierde album, maar uiteindelijk enkel als 7-inch uitgebracht. Of het mooie sferische Out of Orbit? Een wonderschone demo opgenomen tijdens de Leaving Sparks-sessies.

En heb je onverhoopt commentaar op die ietwat onvaste stem van Van Oosten? Get over it! Wén eraan. Plaats het in ‘t geheel. Compositorisch is dit namelijk een gitaarband waar Nederland nog steeds trots op mag zijn. Nooit voorspelbaar, altijd origineel. Dát is nou serieuze, doorleefde popmuziek. Dat mag rammelen, dat mag rafelig klinken. Dat mag her en der onzuiver uitgevoerd worden. Gefeliciteerd Caesar, met een top-verzamelaar! En oh ja; ook van harte met die aanstaande (uitgebreide) tour in het clubcircuit!

Boeken / Strip

Nieuw jasje

recensie: De Winnaar 1 & 2 / Moesashi

In de drie nieuwe albums van Bert van der Meij, die onlangs verschenen bij uitgeverij Sherpa, krijgen we oud werk in een nieuw jasje voorgeschoteld. Van der Meij bracht kleine, maar wezenlijke veranderingen aan in zijn albums De Winnaar 1 en 2 en Moesashi, en zorgde er met deze heruitgaven voor dat ook zijn oudere werk gemakkelijk te bemachtigen blijft.

De Winnaar 1 en 2

~

In de hernieuwde uitgaven van De Winnaar vinden we twee bekende verhalen terug die oorspronkelijk in zwart-wit werden getekend, maar die voor deze uitgave speciaal zijn ingekleurd. Die inkleuring is er niet voor niets: elke scène heeft zijn eigen kleur, en wanneer een personage zich van de ene naar de andere scène begeeft, neemt hij de kleur uit de oorspronkelijke scène met zich mee. Erg leuk gevonden, het geeft daarbij een speciaal tintje aan de toch al bijzondere verhalen, die beide geconcentreerd zijn rond een absurde wedstrijd. Waar in de Winnaar 1 een wedstrijd tussen een trein en een auto centraal staat, dient in – het zo mogelijk nog absurdere – De Winnaar 2 zo snel mogelijk een toren gemaakt te worden, die vervolgens in brand moet worden gestoken. Die absurditeit is de grote kracht van de Winaar-albums; ze zijn in die mate absurd dat het te volgen, en daardoor leuk, blijft. De Winnaar 2 mag dan net op het randje balanceren, hij blijft uiteindelijk duidelijk genoeg. Het in beide albums terugkerende vreemde dorpje is een briljante vondst van Van der Meij en Wobbes; de inwoners met hun vreemde wedstrijden en natuurlijk de patates-frites kar hebben een ongelofelijke charme, en tillen deze twee albums naar een hoog niveau.

Absolute must

Met de tekeningen van De Winnaar zit het ook wel goed: van der Meij heeft een aparte stijl die uitstekend bij deze vreemde verhalen past. Ook de pagina-indeling zit prima in elkaar: het verhaal is op deze manier goed te volgen, en met zo af en toe een flinke close-up en de ogenschijnlijk wild verspreide vlekken creëert Van der Meij dé perfecte sfeer. Voor liefhebbers van absurde strips zijn de Winaar-albums een absolute must, maar ook voor de ‘normale’ striplezer zijn ze eigenlijk onmisbaar. Van der Meij zet zichzelf er opnieuw mee op de kaart als één van de beste Nederlandse striptekenaars.

Moesashi

~

In het Moesashi-album worden de drie eerder afzonderlijk verschenen verhalen omtrent de samoerai Moesashi in een enigszins aangepaste versie eindelijk als één verhaal gepresenteerd. We leren Moesashi kennen als Takezo, een jonge rover die nergens voor deugt. Nadat hij gevangen wordt genomen door een oude man, die hem voordien uit handen van een woedende menigte heeft weten te redden, en hij een hele tijd aan een boom heeft gehangen, betert Moesashi zijn leven en krijgt hij tevens een zwaard. Vervolgens ontwikkelt hij zich tot een zeer goed vechtende samoerai en sluit hij duel na duel winnend af. Met zijn vechtstijl weet hij menige hinderlaag of overmeestering te overleven.

Authentieke sfeer

Centraal in dit album staan de beelden: de conversaties zijn niet meer dan een enkele toevoeging. Door slim gekozen camerastandpunten en goed uitgewerkte tekeningen vertelt Van der Meij ons Moesashi’s verhaal, en op de momenten dat hij een conversatie inlast, behoudt hij de authentieke sfeer die het verhaal (mede als gevolg van de Japanse lettertekens) uitademt. Los van de overtuigend gebrachte sfeer blijft ook het verhaal overeind, en dat is knap, aangezien er op het eerste gezicht niet bijzonder veel lijkt te gebeuren. Het tegendeel blijkt uiteindelijk waar: als lezer volgen we langzaamaan Moesashi’s ontwikkeling en bouwen we geleidelijk een band met hem op, zodat we elk gevecht meer meer hem gaan meeleven.

Moesashi is heel anders getekend dan De Winnaar, waarbij in de eerste plaats de sterk uitgewerkte zwart-witte tekeningen opvallen. Van der Meij maakt voortdurend gebruik van schaduweffecten, en vooral de scènes in het donker zijn goed uitgewerkt en weten je als lezer het verhaal in te trekken. Het veelvuldige geweld maakt het album misschien niet geschikt voor iedereen, maar voor wie van het genre houdt, is het zeker een aanrader. Ook met Moesashi laat Bert van der Meij zien zijn mannetje te staan in de Nederlandse stripwereld.

De Winnaar 1: Daar gaat ie •Scenario: Siebe Wobbes • Tekeningen: Bert van der Meij • Uitgever: Sherpa • Prijs: € 12.50 (hardcover) • 40 bladzijden • ISBN: 90 72995 66 7

De Winnaar 2: Het is tijd • Scenario & Tekeningen: Bert van der Meij • Uitgever: Sherpa • Prijs: € 12.50 (hardcover) • 40 bladzijden • ISBN: 90 72995 67 5

Moesashi • Scenario & Tekeningen: Bert van der Meij • Uitgever: Sherpa • Prijs: € 16.95 (softcover) • 128 bladzijden • ISBN: 90 75504 76 4

Muziek / Album

Amper overtuigingskracht

recensie: Clearlake - Amber

Het Londense Domino Records is de laatste jaren befaamd geworden om het scouten van zeer goede Britse rockbands als Franz Ferdinand en ze zijn er als de kippen bij om andere veelbelovende bandjes zoals The Arctic Monkeys te contracteren.

Van het viertal Clearlake uit Brighton verschijnt 23 januari 2006 het nieuwe album Amber via Domino Records. Volgens het persbericht van de platenmaatschappij was het een dolle boel op de burelen ten tijde van de eerste draaibeurten van deze plaat. “We danced, laughed and even shed a tear or two as we played the songs to death.” Nu moet je zo’n begeleidend schrijven altijd met een korreltje zout nemen, maar als Domino het schrijft dan is er misschien toch écht iets bijzonders aan de hand?

~

Anno 2000

De band Clearlake is in ieder geval geen nieuwe naam aan het front van Britse bands. In 2000 bracht Clearlake hun debuutalbum Lido uit, in 2003 gevolgd door Cedars, een plaat die het vooral in de Verenigde Staten behoorlijk deed. De band bestaat uit Jason Pegg (zang/gitaar), Toby May (drums) en David Woodward (bass). De tweede gitarist Sam Hewitt is op Amber nog wel te horen maar heeft de band inmiddels verlaten.

Amber kenmerkt zich door een stevige, vuige rocksound die soms doet denken aan Queens Of The Stone Age, maar ook aan The Cult of Killing Joke. De tracks van Clearlake leunen stuk voor stuk op eenvoudige, zichzelf repeterende gitaarlagen. Bewonderenswaardig hoe de band hiermee toch ‘catchy’ muziek weet te maken; aan goed songmateriaal geen gebrek. Waarom overtuigen de songs dan toch niet?

Band zoekt zanger

Clearlake heeft een probleem met de zanger. De stem van Jason Pegg is monotoon en zijn bereik te beperkt om overeind te blijven in de woelige storm van decibelen. Heel af en toe overstijgt hij zichzelf en heeft hij een lichte ’touch’ van Morrisey in zijn stem (in de mooie afsluiter It’s Getting Light Outside). De band zou een betere zanger moeten hebben, iemand die een song ruiger en sexier kan maken

Openingstrack No Kind Of Life geeft een goed voorbeeld van deze makke. Vette gitaarmuren, distortion, houthak drums, samenzang. Een lekkere track, maar wat zou dit nummer veel beter klinken met een Ian Astbury of een Dave Grohl! Idem dito voor het tweede nummer Neon. Anderzijds blijft Jason Pegg’s zang wél overeind in de meer rustige nummers zoals titeltrack Amber (let op de fraaie cello) en de (punk)popliedjes zoals Finally Free en Good Clean Fun.

Lastige combinatie

Na vele draaibeurten overheerst het gevoel dat er meer in had gezeten. Het is beslist geen slechte plaat, maar de songs blijven maar niet hangen en Clearlake biedt te weinig sprankeling. Belangrijk euvel is frontman Pegg, enerzijds hét gezicht van de band en anderzijds de beperkende factor. Een lastige combinatie die de band flink opbreekt. Helaas is één ding zeker, Clearlake overtuigt met Amber amper.

Boeken / Non-fictie

Kunstenaars op wieltjes

recensie: Jo Waterhouse & David Penhallow - Skateboarder's kunst. Van beton naar het doek

Skaten op een skateboard is geen hobby of sport, maar een levensstijl, en de kunst die door skateboarders wordt gemaakt is dan ook een speciale kunstvorm. Tenminste, dat beweren de auteurs van het boek Skateboarder’s kunst. Van beton naar het doek. Die bewering lijkt echter meer een manier om te verhullen dat hun boek een allegaartje is van stijlen.


Max Estes, 'Cowboy'. Afbeelding uit besproken boek.
Max Estes, ‘Cowboy’. Afbeelding uit besproken boek.

De kern van de ‘skate’levensstijl zit hem in de inventiviteit, ofwel in het constant zoeken naar nieuwe plekjes om stunts te kunnen doen, en in een doe-het-zelfmentaliteit. Van skaten is natuurlijk bekend dat er een hele subcultuur van wijde broeken en bepaalde (punk)muziek bijhoort, maar in hoeverre is het skaten nou precies van invloed op de beeldende kunst van skaters? Onder skateboards zijn soms de meest fantastische schilderingen aangebracht, en dat is ongetwijfeld het uitgangspunt geweest voor de bundeling van de 29 kunstenaars in dit boek, van wie er twee hun skateboarddesigns tonen naast hun andere werk. De ondertitel van het boek, Van beton naar het doek, wekt daarbij de verwachting dat de kunstenaars street art maken, die vergelijkbaar is met de graffitikunst die begin jaren negentig zo populair was.

Formule Taschen

Het boek is degelijk uitgevoerd in de door uitgeverij Taschen beproefde formule: na een korte inleiding zijn er voor elke kunstenaar, op alfabetische volgorde, vier pagina’s vol kleurenafbeeldingen en een korte biografie ingeruimd. Die alfabetische volgorde zorgt voor een opmerkelijke opener: Rob Abeyta Jr., die met zijn abstracte schilderijen in aardekleuren meteen maar bewijst dat skateboarder’s art in niks hoeft te lijken op street art. Dit is pure high art, hoewel niet heel erg fantastische. Abeyta is een beetje een buitenbeentje tussen de andere opgenomen kunstenaars, die toch wel duidelijke onderlinge overeenkomsten vertonen in hun beïnvloeding door de beeldcultuur van alledaagse en populaire kunsten, zoals graffiti, strips, reclame en tatoeages.

Onmogelijke classificatie

Simon Peplow, 'Don't Mess With Our Love'. Afbeelding uit besproken boek.
Simon Peplow, ‘Don’t Mess With Our Love’. Afbeelding uit besproken boek.

Die invloeden zijn dan ook genres waarin de kunstenaars hadden kunnen worden ondergebracht. Max Estes bijvoorbeeld, is met een graphic novel op zijn naam een echte stripmaker. Michael Sieben, Andrew Pommier, Stephan Marx en Travis Millard ontlenen hun beeldtaal ook direct aan deze kunstvorm. En hoewel D*Face en Simon Peplow op het eerste gezicht ook bij dit genre ingedeeld zouden kunnen worden, vertoont de kunst van de eerste ook wel erg veel overeenkomsten met graffiti en lijkt de tweede zich te laten inspireren door behangontwerpen. Uiteindelijk blijkt een alfabetische indeling dus zo gek nog niet, want wat moet je ook bijvoorbeeld met de nepadvertenties van Bob Kronbauer of de houtsnedes van Andy Jenkins?

Vandaag hip, morgen uit?

Het boek Skateboarder’s kunst. Van beton naar het doek blijft een beetje een allegaartje, maar biedt wel een interessant overzicht van hoe de hedendaagse beeldcultuur als inspiratiebron dient voor veel jonge kunstenaars. Het bijgevoegde internetadres van elke kunstenaar biedt daarnaast de mogelijkheid tot een leuk zoektochtje op het web naar meer skateboarderskunst. Of deze kunst als zodanig een lang leven is beschoren, is echter nog maar de vraag. Net als graffiti maakt skateboarderskunst deel uit van de jeugdcultuur, en die is zo beweeglijk als wat.