De zin en betekenis van Verzetts gedichten zijn nauwelijks in verstaanbare woorden te vangen. In de eerste cyclus komt een prior voor die “van taaldaden uit de onderwereld” terugkomt en vervolgens in een vogel verandert:
ik hoor ‘Pri’
uit de serre schril
waar is de vogel nou?
‘Pri’
daar tel ik automatisch weer tot drie
De tweede cyclus behelst een droomwereld die gedomineerd wordt door hazen, wellicht symbolen van seksualiteit:
wij droomden over hazen
en alle voorwerpen die weerkaatsten
de wijzen van voortplanting
nauwelijks omslachtig
Grote Haas zag alles rooskleurig in
~
Maar vrijwel onmogelijk is het om iets zinvols te zeggen over de laatste twee cycli
Nadag en
Hond. Echter, niet geheel toevallig verwijst Verzett in de derde en middelste cyclus
Van der Hummes en anderen naar het dadaïsme: “what about dada / ja wat about dada?”. En daar het dadaïsme zich kenmerkt door het afbreken van lege waarden en het doorbreken van conventies, zonder daar nieuwe waarden of conventies voor in de plaats te stellen, moeten we niet al te veel zin en betekenis achter Verzetts woordenmagie zoeken.
Taalschilderijen en taalspel
Het staat iedere lezer evenwel vrij een eigen samenhang te construeren. Zo benader ik de gedichten als kleine taalschilderijen, waarin je je weet overgeleverd aan de ongebreidelde verbeeldingskracht van Verzett. Je verlaat de bekende werkelijkheid en wordt opgenomen in werelden die nauwelijks verstandelijk begrepen kunnen worden. De poëzie van Verzett is geen poëzie waarvan de betekenis zich openbaart na een grondige analyse of interpretatie.
Zo kunnen we constateren dat Verzett in haar verzen veel verwijst naar andere teksten of kunstuitingen, maar deze intertekstualiteit lijkt niet in dienst te staan van een bepaalde betekenis die de dichteres ermee wil openbaren. Neem bijvoorbeeld de strofe met de ‘Pri’-roepende vogel. De versregel “daar tel ik automatisch weer tot drie” doet denken aan een aftelrijmpje en twee gedichten verder kunnen we de volgende strofe lezen:
morgen: niet vergeten
twee vaten water halen
en nieuwe verf betalen
|
Esox Lucius |
Hier lijkt Verzett te verwijzen naar het kinderliedje ‘Twee emmertjes water halen’ dat eindigt met “van je één, twee, drie!”. Behalve het feit dat het leuk is zo’n kinderversje in een gedicht te ontdekken, voegt het op betekenisniveau niet veel aan het gedicht toe. Ook de bedoeling van enkele andere verwijzingen laat zich moeilijk raden. Waarom spreekt Verzett van een Esox Lucius die onder een glazen stolp op apegapen ligt, en niet gewoon van een snoek? En wat te denken van de verwijzing naar de Egyptische mythologie “en Thot is Thot” in het cryptische derde gedicht uit de Nadag-cyclus?
Betekenen deze verwijzingen iets? Ik ben geneigd te denken van niet. Misschien gebruikt Verzett de verwijzingen slechts vanwege hun klank of de associaties die ze oproepen, zoals je bij het scheppen van een schilderij voor bepaalde kleuren kiest. Daarmee krijgt de poëzie van Verzett iets intuïtiefs.
Taalspel
Het taalspel van Verzett laat zich karakteriseren door een niet-alledaagse woordenschat (‘pavane’, ‘raaigras’) en niet-bestaande woorden (‘schrezen’, ‘nulijf’). Ook vervormt de dichteres bestaande woorden om er betekenisnuances aan toe te voegen (‘hazenhart’, ‘het wereldt‘) en is er in haar gedichten dikwijls sprake van syntactische onvolledigheid (‘wanneer heg noch steg’). Zoals gezegd creëert Verzett werelden met een eigen ondoorgrondelijke, of zelfs ontbrekende, logica. Deze vrijheid van de verbeelding is schoon, en hoewel ze niet altijd leidt tot gedichten die beklijven, levert het toch dikwijls rake beelden op.
De Tirade-gedichten
Het loont overigens de moeite om Verzetts dichtbundel naast haar eerder in Tirade gepubliceerde gedichten te houden. Opvallend is niet alleen dat Verzett hier en daar wat heeft geschrapt, zoals in het vierde Prior-gedicht de ronkende versregels “priapee onder het prieel / zonder prietpraat prijzen we de prioriteiten” en in het laatste Prior-gedicht het clichématige “en op elk einde volgt nog steeds / een nieuw begin”, maar dat ze in de Nadag-cyclus de laatste vijf gedichten vrijwel volkomen heeft veranderd. Zo heeft ze het derde Nadag-gedicht flink ingekort, waardoor het nog enigszins aanwezige verhalende element:
jouw voorkeur in de nadag
vertel eens over de heilige geest
lekker abstract zonder ezelsschedel
Dit heeft plaats moeten maken voor uitgeklede beelden:
hier buiten in de nadag
hoor ik handelshouding
lekhart, staccatovrede
in een ezelsschedel.
In de Tirade-gedichten zou je nog kunnen achterhalen waarom Verzett heeft gekozen voor bepaalde beelden, omdat het bindend element tussen conceptie en taal nog zichtbaar is, maar in de uitgeklede gedichten van Prijken die buik ontbreekt dat bindend element en moeten de beelden het hebben van hun inherente kracht. En dat is waar Verzett goed in is: het polijsten van beelden tot ze in hun naaktheid hun volle kracht uitstralen. Vergelijk de volgende strofe uit het vierde Nadag-gedicht uit Tirade:
in het rommelhok van de overlevering
onder de vitrine grijzig gepierewaai van het tulen rafelrokje
om het bronzen danseresje
…met hetzelfde gedicht uit de bundel:
onder in de vitrine van de overlevering
geselt proper gepierewaai een rafelrokje.
Peggy Verzett heeft ons met Prijken die buik opmerkelijke poëzie voorgelegd, die weliswaar geen groot publiek zal bereiken, omdat het verhalende en het emotionele erin vermeden wordt, maar die bewonderd kan worden vanwege het beeldende vermogen van de dichteres. En hoewel de poëzie ontoegankelijk aandoet, mist het gelukkig de beladen serieusheid van sommige andere experimentelen.
Mijlpaal
In het afsluitende deel van het tweeluik rond Graaf Skarbek, Een Bronzen Hart, presenteren Rosinski en Sente een stripverhaal dat tussen de andere strips van de afgelopen jaren zijn gelijke niet kent. Na het veelbelovende openingsdeel was het een tijdje stil rond Graaf Skarbek, en vriend en vijand wachtte vol spanning af hoe het verhaal zou gaan aflopen. Alle verwachtingen zijn waargemaakt: hier is stripgeschiedenis geschreven.
In het openingsdeel rond de schilder Louis Paulus, die zichzelf als Graaf Skarbek aan de wereld toonde, waren talrijke plotwendingen verwerkt, die van bijna elke gebeurtenis een nieuwe verrassing maakten. Maar aan het einde van dat eerste deel leek het erop dat al het nodige wel gebeurd en gezegd was, en dat er in feite alleen nog maar een ontknoping hoefde te volgen. Een tweede deel leek dus eigenlijk te grenzen aan uitmelkerij. Het tegendeel bleek echter waar: Sente gaat in dit album nog verder in op het verleden van Skarbek, en langzaamaan komen we steeds dichter bij het heden. Dat gaat niet zonder slag of stoot; langzaamaan wordt duidelijk wat er écht is gebeurd nadat Louis Paulus van de aardbodem verdween.
Geweldige plotwendingen
~
Een briljante greep
Qua tekenwerk had Rosinski zichzelf al eens eerder uit een diep dal bevrijd, en in Het Bronzen Hart weet hij zijn prachtige schilderwerk voort te zetten. Waar hij in de Thorgal-serie de laatste jaren nog maar matig tekenwerk liet zien, dat een zekere luiheid en tegenzin uitstraalde, schildert hij er in Skarbek prachtig op los. Zijn aparte stijl is zeer origineel en straalt een zeker (hernieuwd) enthousiasme uit. Het afwezig laten van de voor strips zo karakteristieke zwarte contourlijnen, is een briljante greep geweest, die bovendien perfect aansluit bij Rosinki’s tekenstijl. Voor de echte liefhebbers is er een mapje met ex-librissen verkrijgbaar, maar enige haast is geboden, want de oplage is beperkt. Het mapje voegt helaas niet zoveel toe als de bij het eerste deel verschenen ex-librissen: er is gekozen voor minder mooie prenten, die bovendien sterk op de afbeeldingen in het album zelf lijken.
Een mijlpaal
De wraak van Graaf Skarbek: Een Bronzen Hart is een album dat iedere zichzelf respecterende striplezer eigenlijk niet aan zich voorbij mag laten gaan. De combinatie van de uiterst geslaagde nieuwe tekenstijl van Rosinski en het zeer doordachte scenario van Sente zorgt voor een album van het hoogste niveau. Dit tweeluik behoort wellicht tot de beste strips ooit, en vormt hoe dan ook een mijlpaal in de carrière van beide auteurs én in de stripgeschiedenis.
Prijs: 7.50 of 10.75 (incl. ex-libris mapje) (softcover)
Bladzijden: 56
ISBN: 90 6793 802 5
Misschien ook iets voor u
De illustere wereld van Grimm
Sprookjes worden vaak geassocieerd met geromantiseerde, onware verhaaltjes. Deze opvatting is zelfs doorgedrongen in ons alledaagse taalgebruik. Wie iets geweldigs meemaakt verzucht verrukt: “het lijkt wel een sprookje.” En als je iemand iets onwaarschijnlijks vertelt, kun je vaak rekenen op de repliek: “dat is vast een sprookje.” Toch zijn lang niet alle sprookjes prachtige, zoete verhaaltjes die altijd goed aflopen. Het ultieme bewijs hiervan is te vinden in de sprookjes van de gebroeders Grimm, die onlangs zowel in een Nederlandse (De sprookjes van Grimm) als in een Amerikaanse editie (The Annotated Brothers Grimm) werden uitgebracht.
Rond 1806 begonnen Jacob Grimm (1785-1863) en zijn broer Wilhelm (1786-1859), twee beroemde geleerden, met het verzamelen van sprookjes. Ze trokken daarbij niet door steden en dorpen, zoals een romantische geest wellicht geneigd is te denken, maar baseerden zich op de verhalen van een beperkt aantal mensen, waarvan Frau Dorothea Viehmann de belangrijkste was. Ze waren niet de eersten die volkslegenden verzamelden, maar wel een van de weinigen die aandacht schonken aan de traditionele populaire vertellingen die ze zelf ‘Kinder- und Hausmärchen’ noemden.
Censuur
De opzet van de gebroeders Grimm was niet zozeer om een mooi voorleesboek voor kinderen te creëren, maar om de ooit zo populaire vertellingen voor de vergetelheid te behoeden. Hun aanpak was wetenschappelijk van aard en was in eerste instantie in het geheel niet bedoeld voor een jong lezerspubliek. Hun verzameling werd echter een groot succes en al gauw volgden er herdrukken, die bovendien werden uitgebreid met nieuwe sprookjes. Zoals te lezen valt in Maria Tatars uitstekende inleiding in The Annotated Brothers Grimm bewerkten de gebroeders Grimm de sprookjes vanaf het vroegste begin intensief. Ze herschreven ze zozeer dat de eerdere versies soms nauwelijks herkenbaar waren. In latere edities werden de sprookjes bovendien steeds meer op de jonge lezertjes afgestemd, wat een flinke censuur tot gevolg had. Hierbij valt op dat vooral de seksuele verwijzingen geschrapt of afgezwakt werden, terwijl de vele wreedheden vaak gewoon bleven staan.
Het koppige kind
Naast de bekende sprookjes als Roodkapje, Sneeuwwitje, Hans en Grietje, waarvan overigens vaak vele verschillende versies de ronde doen, komen heel wat onbekende sprookjes langs in de verzameling van de gebroeders Grimm. Zoals De drie mannetjes in het bos, De levensduur of Het koppige kind. Deze laatste is een van de meest beklemmende sprookjes die de gebroeders Grimm verzameld hebben. Het vertelt het verhaal van een kind dat zijn moeder niet gehoorzaamde en door Onze Lieve Heer gestraft wordt. Hij sterft, maar wil niet begraven worden:
Dit bewijst eens temeer dat sprookjes niet per definitie lieflijke verhaaltjes zijn, maar vaak barsten van de wreedheden en geweldsdaden (in The Annotated Brothers Grimm wordt het sprookje onder de ‘Tales for Adults’ geschaard). Zelfs een relatief zoetsappig sprookje als Sneeuwwitje eindigt met een gruwelijk beeld, waarbij de boze koningin net zolang op een paar gloeiend hete schoenen moet dansen tot ze er dood bij neervalt.
Nauwelijks psychologische diepgang
Sprookjes worden gekenmerkt door bepaalde, terugkerende eigenschappen. Ze zijn niet bedacht door een bepaald persoon, maar hebben in de loop der tijd geleidelijk aan hun vorm gekregen. Om die reden zijn ze ook anoniem en dragen ze de sporen van vele verwijderingen, toevoegingen en veranderingen. De personages in sprookjes zijn stereotypen en kennen nauwelijks psychologische diepgang. De gebeurtenissen worden gekenmerkt door een grote mate van voorspelbaarheid. Vaak zijn de sprookjes didactisch van aard en bevatten ze bepaalde volkswijsheden, maar in veel gevallen is de moraal niet helemaal duidelijk (zoals in het hierboven geciteerde sprookje). De mise-en-scène is in sprookjes erg beperkt, het verhaal concentreert zich op de essentie en is dan ook zelden langer dan drie pagina’s. In veel sprookjes is er sprake van een bepaalde overtreding, transgressie of misdaad die ofwel veroordeeld ofwel gerechtvaardigd wordt.
In De sprookjes van Grimm, op het titelblad kortweg Grimm genoemd, zijn alle 200 sprookjes uit de laatste druk van 1857 opgenomen. Het is een uitstekende leeseditie die is verluchtigd met zo’n vierhonderd eigenzinnige kleurenillustraties van Charlotte Dematons, waarin de wereld van het sprookje op subtiele wijze wordt gevat. In The Annotated Brothers Grimm is slechts een kleine selectie van 46 verhalen opgenomen. Het is een wetenschappelijke editie, voorzien van een degelijke introductie en een uitgebreid notenapparaat. Ook hier zijn verschillende illustraties toegevoegd, ditmaal allemaal afbeeldingen die in de loop der tijd bij de sprookjes zijn gemaakt door verschillende illustrators als Kay Nielsen, Arthur Rackham, Wada Gag en nog vele anderen. In de Amerikaanse editie is tevens nog een biografisch essay over de gebroeders Grimm opgenomen, alsmede de voorwoorden die de gebroeders bij de eerste twee drukken schreven. Beide edities zijn waardevol. De Nederlandse omdat ze compleet is en zodoende eindeloos leesgenot biedt. De Amerikaanse omdat er een grote hoeveelheid achtergrondinformatie bij de sprookjes wordt verstrekt, waardoor de ontstaansgeschiedenis en de sociale context duidelijk worden.
Jacob Grimm & Wilhelm Grimm (vertaling: Ria van Hengel) • De sprookjes van Grimm (Grimm) • Uitgever: Lemniscaat • Prijs: € 29,95 (gebonden) • 592 bladzijden • ISBN: 9056375288
Jacob Grimm & Wilhelm Grimm (redactie en vertaling: Maria Tatar, met een introductie door A. S. Byatt) • The Annotated Brothers Grimm • Uitgever: W. W. Norton & Company • Prijs: ca. $ 35,00 (gebonden) • 416 bladzijden • ISBN: 0-393-05848-4
Misschien ook iets voor u
Verdwalen in het brein
.
Het was de bedoeling een gezamenlijke tentoonstelling te maken, maar vanwege de dodelijke spierziekte van Jörg Immendorf (Bleckede, 1945) was dat niet mogelijk. Slechts één werk is te zien als een product van de samenwerking tussen Immendorf en Meese: een knalrode, grote installatie voorzien van onder andere een doodskop, vogelkooi en andere merkwaardige attributen.
~
Twijfel
Maatschappelijke betrokkenheid staat bij Immendorff voorop. In zijn schilderijen komen problemen die de huidige tijd beheersen aan bod. Hij stelt in zijn werk bestaande normen en waarden ter discussie. Immendorff tilt zwaar aan de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de kunstenaar. Hij is van mening dat alleen de kunst nog een waarborg kan zijn voor geestelijke ontwikkeling, die moet leiden tot een menswaardiger samenleving. Hij wil geen kunst maken voor de elite, maar kunst die voor de hele samenleving te begrijpen valt. Om zo effectief mogelijk zijn publiek te bereiken kiest Immendorf voor een realistische manier van schilderen. Naarmate Immendorf ouder werd, is zijn werk persoonlijker geworden. In de recente schilderijen komt zijn persoonlijke geschiedenis als kunstenaar aan bod. Hij geeft een somber en kritisch beeld van de patstelling waarin de kunst zich volgens hem momenteel bevindt. Ook het eigen kunstenaarschap trekt hij daarbij in twijfel.
Meese
~
Zijn bewonderaar Jonathan Meese (Tokio, 1970) is een andere mening toegedaan. Hij vindt niet dat kunst een sociale boodschap heeft. Zijn werk is eerder het gevolg van bizarre fantasieën die handelen over seks geweld, politiek en oorlog. Meese (Tokio 1970) maakt sinds 1997 monumentale installaties die zijn opgebouwd uit verschillende objecten en materialen. Het gevolg is een chaotische overvloed aan schilderijen, tekeningen, assemblages, collages, foto’s, afbeeldingen uit tijdschriften en geschilderde teksten. Ondanks het feit dat de kunstenaar zichzelf als uitgangspunt neemt, gelooft hij niet dat de kunstenaar iets over zichzelf kan vertellen. Hij ziet zichzelf als onbestemd materiaal, een leeg scherm waarop ieder beeld geprojecteerd kan worden. En dat doet hij dan ook. Hij laat zich daarbij inspireren door Picasso, Napoleon, Nietsche, Raspoetin en andere groten der aarde. Het werk Lady Vogelscheuche mit Vanillepimmeln (2000) bestaat uit een hoofd vol zaadjes op het gezicht, omwonden met gaasverband. Uit de borst puilen injectiespuiten. Een andere pop, zo eentje die oma in d’r kast heeft staan, heet Vampirpuppe (2000). Ze heeft geen gezicht en twee spuiten met lint om haar middel gebonden.
Alter ego
Meese neemt in het tentoongestelde werk de gedaantes aan van bizarre personages. Hij zet zichzelf neer als een zachtaardig Erntekind, maar ook als een afschrikwekkende Meesewolf. In Die Phantasie der Phantasie (2005) draait het om seks. In het midden beeldt Meese zichzelf af, met vrouwen voorzien van grote borsten die praten over Pimmeln. Ook oorlog schuwt Meese niet, zoals in Dr. Eagle im Bunker der Neuzeit (2005). Meese beeldt zichzelf af als een woest uitziende man, geschilderd in heftige penseelstreken, aangebracht met dikke klodders verf. Hij draagt een medaille, en om zijn middel een riem vol patroonhulzen. Zijn held en leermeester Immendorf eert Meese tenslotte in een serie portretten. We zien Immendorf, gekluisterd aan een rolstoel, in verschillende gedaantes. Als paus, als Dracula, als Egyptische farao, maar toch ook altijd zichzelf door de onafscheidelijke bril en sigaret. Ook Meese duikt op, tot hij uiteindelijk versmelt met zijn held.
Sherwood Forest is geen licht verteerbare kost. Na het bekijken ervan sta je als bezoeker enigszins duizelig weer buiten. Er wordt veel gevraagd van het voorstellingsvermogen van de kijker. Enige kennis over beide kunstenaars is dan ook geen overbodige luxe, wil je iets begrijpen van de stortvloed aan informatie die in deze expositie op je afkomt.
Jörg Immendorf en Jonathan Meese - Sherwood Forest
Gezien in: De Hallen, HaarlemNog te zien tot: zondag 01 januari 2006
Misschien ook iets voor u
Tegendraads realisme
Het is even wennen aan de nieuwe titel De broers Karamazov. Het bekt niet zo lekker als De gebroeders Karamazov, zoals het beroemde sluitstuk van Dostojevski’s oeuvre in Nederland decennia lang geheten heeft. Het licht archaïsche ‘gebroeders’ heeft zo z’n charmes, maar het is feitelijk een ietwat oubollig en misplaatst woord om de verhouding tussen de broers Karamazov mee aan te duiden. Arthur Langeveld heeft er dan ook goed aan gedaan het mes er in te zetten, al is het alleen maar om het vermakelijke gemopper dat het overal in den lande zal opleveren.
De broers Karamazov verscheen gedurende 1879 en 1880 in gedeelten in het tijdschrift De Russische bode (het was destijds gebruikelijk om romans eerst in tijdschriften te publiceren). Dostojevski moest er tegen schrijven om alles op tijd af te krijgen en was regelmatig te laat met zijn inzendingen. Dit kwam vooral doordat zijn gezondheid vrij zwak was en hij minder hard kon werken dan hij zou willen. Volgens zijn tweede vrouw Anna was Dostojevski oorspronkelijk van plan om nog een vervolgdeel aan De broers Karamazov toe te voegen, waarin dezelfde personen een rol zouden spelen, alleen dan twintig jaar ouder. In dit vervolgdeel had hij zich bovendien meer willen concentreren op Aljosja Karamazov, die hij vanaf het begin als de held van zijn roman beschouwde. Door Dostojevski’s vroegtijdige en plotselinge dood in 1881 is dit vervolg er echter nooit gekomen.
In De broers Karamazov draait het om een twist tussen Dmitri Karamazov en zijn vader Fjodor. De twist gaat in eerste instantie over geld, maar later vooral over de lichtzinnige Groesjenka op wie beiden verliefd zijn geworden. Dmitri verkondigt schuimbekkend dat hij zijn vader gaat vermoorden. Ondertussen rent zijn ijverige en bijna ziekelijke tolerante broertje Aljosja van hot naar her om iedereen met goede bedoelingen en adviezen bij te staan, terwijl zijn grote broer Iwan de lakei Smerdjakov (een vermoedelijke halfbroer van de Karamazovs) en anderen in de war brengt met zijn nihilistische theorieën over de moraal. Dit alles mondt tenslotte uit in de moord op vadertje Karamazov, waarvoor Dmitri uiteindelijk veroordeeld wordt.
Stijlverschillen
Dostojevski is vaak verweten dat hij minder taalregisters tot zijn beschikking had dan bijvoorbeeld graaf Tolstoj. Uit deze nieuwe vertaling blijkt eens te meer dat dit verwijt volstrekt onterecht is. De vertaling van Langeveld is in vele opzichten een verademing in vergelijking met de eerdere ‘Russische Bibliotheek’-vertaling van Jan van der Eng. De verschillen tussen beide vertalingen manifesteren zich vooral wanneer er in ambtelijk en kerkelijk jargon of in dialect wordt gesproken. Over de kleurrijke figuur vader Ferapont zegt een bijenhouder bij Van der Eng het volgende:
Bij Langeveld is dit:
Het laatste is stukken scherper en doet meer recht aan het geheel eigen taaltje van deze boer. In feite hebben alle twaalf boeken waarin De broers Karamazov is onderverdeeld een eigen stijl: de ene keer is dit het taaltje van opgeschoten jongens, een andere keer het gerechtelijk jargon, weer een andere keer het gebabbel van roddelende dames. In de vertaling van Van der Eng vielen deze stijlverschillen nooit zo op, maar Langeveld is er behoorlijk goed in geslaagd ze naar het Nederlands over te zetten. Ook de subtiele humor en ironie die bij Dostojevski ruimschoots aanwezig zijn, komen in de vertaling van Langeveld beter tot hun recht.
Heiligenlevens
~
Men verweet Dostojevski vrijwel meteen dat Een Russische monnik wel een hele zwakke repliek was op Iwans blasfemische parabel van de grootinquisiteur, waarin onder andere verkondigd wordt dat geluk belangrijker is dan vrijheid, en dat Christus in feite voor niets gestorven is. Door de naïeve stijl is Een Russische monnik inderdaad nauwelijks geschikt als argumentatieve weerlegging van Iwans blasfemie. Uiteindelijk worden Iwans standpunten echter van binnenuit geïroniseerd door de kruiperige lakei Smerdjakov, een van de meest fascinerende personages uit het boek. Deze indirecte problematisering is veelzeggender dan een directe weerlegging zou zijn geweest. Het is dan ook dit vermogen om volstrekt tegengestelde standpunten en levensvisies naast elkaar te zetten, zonder er zelf een oordeel over te vellen, dat De broers Karamazov tot een tijdloze ideeënroman maakt.
Juridische retoriek
Het laatste deel van De broers Karamazov is vrijwel volledig gewijd aan de veroordeling van Iwan Karamazov. In dit deel trekt Dostojevski alle registers open om de juridische retoriek van de advocaten tegenover elkaar te zetten. Dit verbale geweld, dat nodig is om de jury te overtuigen, wordt door Dostojevski nogal kritisch neergezet. In feite ging hij hiermee verder op de weg die hij in zijn veelgelezen Dagboek van een schrijver was ingeslagen. In dit deels journalistieke, deels ideologische periodiek deed hij onder meer verslag van verschillende grote rechtszaken, waarbij hij blijk gaf van een eigenzinnige en uiterste kritische visie op de rechtsspraak. Wie hier meer over wil weten kan zijn hart ophalen bij het onlangs verschenen Western Law, Russian Justice van Gary Rosenshield, een uitstekende studie waarin parallellen getrokken worden tussen Dostojevski’s journalistieke opmerkingen in zijn Dagboek van een schrijver en zijn fictionele verwerking hiervan in De broers Karamazov. Verder worden Dostojevksi’s ideeën over het recht in de sociale context van zijn tijd geplaatst. Uiteindelijk komt Rosenshield tot een verfrissende en geheel eigen interpretatie van De broers Karamazov.
Abnormaal
Al in zijn eigen tijd kregen Dostojevski’s romans veel kritiek te verduren. Volgens velen was zijn thematiek abnormaal, extreem en onrealistisch (later werd dit door Nabokov en anderen herhaald). Zijn repliek hierop was dat een groot deel van zijn materiaal ontleend was aan de werkelijkheid. De gruwelijkheden die Iwan Karamazov beschrijft in het beroemde ‘nihilistische’ boek 5 zijn allemaal ontleend aan waargebeurde verhalen. Verder maakte hij bij het schrijven veel gebruik van krantenbronnen en verzocht hij anderen in zijn brieven om informatie over bijvoorbeeld kindermishandeling, iets wat hem erg aan het hart ging. Dostojevski gebruikte deze bronnen echter niet om een realistische weergave van de werkelijkheid te geven. Dit zogeheten realisme interesseerde hem niet; bij hem ging het om ideeën, visies en inzichten en daarvoor is het noodzakelijk om bepaalde zaken op de spits te drijven en uit te vergroten. Wie graag exact weet hoe de crime scene er precies uitziet, is bij Dostojevski aan het verkeerde adres. Wie dat echter een zorg zou zijn kan zich naar hartelust onderdompelen in de gistende ideeënrijkdom van De broers Karamazov.
Gary Rosenshield • Western Law, Russian Justice: Dostoevsky, the Jury Trial, and the Law • The University of Wisconsin Press • Prijs: $ 45,00 • 309 bladzijden • ISBN: 0-299-20930-X
Prijs: tot 15 februari 39,00, daarna 45,00 (gebonden)
Bladzijden: 968
ISBN: 9028240403
Misschien ook iets voor u
Dromen van een stad
/ 0 Reactiesdoor: Mariëlla Pichotte / beeld: Ron Bunzl 0 SterrenSommige stukken trekken je zo in de voorstelling dat je wegdroomt in het verhaal en de tijd vergeet. We dromen allemaal, maar anders wordt het om je dromen met anderen te delen. Het Engelstalig stuk Teenagers Dream is het eerste deel van Voices of the City. Een multidisciplinaire, multimedia theatervoorstelling die de verhalen van en uit de stad vertelt.
Een avond theater is niet langer een paar uur in je stoel kijken naar een groep acteurs die op het podium een verhaal vertelt en je de illusie voorhoudt dat zij ook echt de karakters zijn. Het publiek gaat steeds meer deel uitmaken van de voorstelling. In de vierdelige voorstelling Voices of the City wisselen dans, poppentheater, video, muziek, tekst, improvisatie, stand-up en interactie met het publiek elkaar in razende tempo af.
Dromen zijn illusies
~
Verstoorde illusie
De verzamelde dromen en idealen worden gebruikt door de acteurs en de poppen. De kleine macho pop Stan en de oude vrouw weten de illusie te wekken dat ze leven. Wanneer een poppenspeler opgaat in zijn pop, kan hij doen geloven dat de pop een levend persoon met een eigen karakter is. En niet een stuk stof over de hand van een acteur. Bij de rappende Marokkaanse pop werd deze illusie verstoord door de harde microfoon van de poppenspeelster. Bij gewone acteurs is het vervelend, maar wanneer dit bij een pop gebeurt is ook meteen de hele magie van de pop verdwenen en wordt het weer een stukje opgevuld stof. Gelukkig verdwijnt hij van het podium om niet meer terug te komen.
Zichtbare dromen
Sommigen geloven dat een droom voortkomt uit je onderbewustzijn. En het is dus eigenlijk je onderbewustzijn die tegen je praat. Het projectiescherm op het podium maakt de dromen van de spelers zichtbaar. Hun wensen en angsten. Terwijl op het podium een meisje een beetje onzeker haar verhaal doet, zien we haar op hetzelfde moment naakt door een winkelstraat lopen. Volgens de droomuitleg betekent dit dat ze zich onzeker voelt en gevoelig is voor kritiek. Bij anderen zien we in hun droom wat ze willen zijn. Ook de dromen van de poppen worden geprojecteerd.
Publiek is bepalend
~
Snelle afwisseling
Door de snelle afwisseling tussen de disciplines en het steeds meenemen van het publiek in de verhaallijn, heeft het stuk snelheid. Het hele theater wordt ingenomen door de jonge acteurs. Het decor is helemaal open. Door te kiezen voor een doorzichtig projectiescherm, kun je de acteurs blijven volgen en verdwijnen ze niet in een dode hoek zodra ze achter het scherm om lopen naar de andere kant van het toneel.
Ron Bunzl
Bunzl maakte de afgelopen 20 jaar naam in de theater- en danswereld als regisseur, choreograaf, performer en filmmaker voor onder andere Cloud Chamber en Suver Nuver. In een theatrale vertaling van zijn functie als regisseur en samensteller van het project neemt Bunzl in dit project de rol van MC/VJ/verteller op zich. Je hebt niet meteen door dat de man achter de geluidsknoppen ook deel uitmaakt van de groep. Als presentator begeleidt hij de actie en de interacties met de andere performers door middel van live mixes van video, muziek en gesproken tekst. Lange tijd blijft het daarom onduidelijk of het één van de performers is die iets zegt door de microfoon, of dat achter de coulissen iemand zit. Zijn stem verschilt in toon niet veel van de andere performers, waardoor hij eigenlijk onzichtbaar blijft.
Eigen input
Het volgende deel van Voices of the City staat gepland in maart. Tot die tijd kan iedereen zijn belevenissen in de stad in tekst, muziek, video, foto’s en ander beeldmateriaal blijven sturen naar de website of een sms sturen naar 06-22280134. Wie weet wordt jouw verhaal of beeldmateriaal gebruikt in de een van de volgende delen.
De andere voorstellingen staan gepland voor mei in Sugar Factory in Amsterdam en daarna als voorstelling voor het festivalcircuit, waaronder het Oerol Festival.
Link: Sugar Factory
Link: Voices of the City
Misschien ook iets voor u
‘Ik kan niet buiten dit land’
/ 0 Reactiesdoor: Arnoud van Soest / beeld: Rob Bouwer 0 SterrenHoe is het om Nederlander te zijn? En waarom kun je van Nederland houden? Dat was een van de vragen die muziektheatergroep Het Volksoperahuis zichzelf stelde, ná de moord op Theo van Gogh. Dat leidde tot een poëtische theatervoorstelling, met mooie muziek en een flinke scheut humor, Zeeuwse Nachten (dat we eerder zagen op het Over ’t IJ festival).
~
Opera
Bij volksopera moeten we overigens niet denken aan een sopraan of een bariton, maar aan een kleine en dynamische muziektheatergroep. Jef Hofmeister, drijvende kracht achter Het Volksoperahuis, vertelt er graag meer over: “We noemen het opera, omdat dat voor mij niets meer of minder betekent dan muziektheater. En omdat opera altijd over liefde en dood gaat; iets waar ik altijd weer op uitkom.”
Eerste van drieluik
~
“Shit, ik wil hier weg”
De groepsleden hebben veel gebrainstormd, waarbij een hoop vragen naar boven kwamen, herinnert Hofmeister zich. “We vroegen ons af: ‘Hou ik nog van dit land, wil ik hier nog wel wonen?’ Ik had het gevoel, zoals wel meer mensen: ‘Shit, ik wil hier weg. Ik leef in een land met mensen die op geen enkele manier van dit land houden.’ Hoe dat zo gekomen is? Vlak na de moord was de samenleving extreem verdeeld in ‘wij’ en ‘zij’. Aan de ene kant had je Nederlanders die op hun manier van dit land houden en aan de andere kant had je mensen die hier niet geboren zijn, of misschien wel hier geboren zijn, maar inmiddels tot de tweede generatie behoren. Mensen die zeggen:’Ik hou helemaal niet van dit land.’ Daar schrok ik van. En ik vroeg me af: ‘Hoe kan dat nou?’. Ik probeer altijd van de plek te houden waar ik ben. Als je dat niet doet, ben je niet gelukkig. En zul je ook nooit gelukkig worden. Maar toen ging ik zelf ook weer twijfelen. En vroeg ik me af of ik zelf wel van dit land kan houden. Uiteindelijk ben ik daar toch wel op uitgekomen, omdat hier alles ligt wat mij cultureel tot mens maakt. Ik kan niet buiten dit land; het is wat het is.”
Teleurgesteld
~
Lichtvoetig
Ondanks de filosofische inslag is Zeeuwse Nachten een lichtvoetige voorstelling geworden, besluit Hofmeister: “Voor deze voorstelling werken we samen met Rogier Schippers, die hele mooie, poëtische teksten schrijft. En we werken samen met een mimespeler, die ook nog drumt…”
Een mimespeler die drumt? Hofmeister, lachend: “Nou ja, daar kan hij ook niets aan doen…”
Zeeuwse Nachten wordt in ieder geval nog tot en met 21 april 2007 gespeeld. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.
Volksoperahuis koppelt Hans Brinker aan Zeeuws meisje
Misschien ook iets voor u
Groeiend podiumplezier
Claudia de Breij is dagelijks te horen op radio 3FM met haar programma Claudia d’r op. Daarnaast presenteerde zij afgelopen seizoen televisieprogramma’s als VARA Laat en VARA Live, en sinds begin september is ze te zien in een nieuwe theatervoorstelling Hallo Lieve Mensen. Nu is haar vorige show, Claudia zuigt, op dvd verschenen. Bij deze dvd is ook de registratie van haar eerste voorstelling uit 2003 toegevoegd. Een leuk extraatje, dat het mogelijk maakt om de cabaretière te zien groeien.
~
Vrouwenhumor
De Breij vertelt boeiend en bezit een goede timing, alleen is ze niet ontzettend grappig. Het ene moment houdt ze zich te veel in, terwijl ze later juist weer erg overdrijft. Een – wat mij betreft – bekend probleem bij vrouwenhumor. Hoe meer vrouwelijke cabaretiers ik zie, hoe vaker ik moet toegeven dat vrouwen misschien van nature niet zo lollig zijn. Of dat ik gewoon niet van vrouwenhumor houd. Het zal een kwestie van smaak zijn, maar ik lach over het algemeen harder om mannen. Mannen zijn minder beperkt, terwijl humor bij vrouwen vaak te gekunsteld is. Mannen kunnen op het podium ontwapend of sullig zijn, maar vrouwen zijn dan gewoon zielig. Mannen kunnen grof zijn, vrouwen zijn dan meteen hysterisch. Bij een sketch over het inknippen van een vrouw bij de geboorte van haar kind lijkt De Breij een op wraak beluste Dolle Mina, en echt grappig is dat niet.
Sneuneus
~
Beeldende Nederpop
De show is afwisselend, met goede sprongen tussen lolligheid en serieuzere momenten, maar met anderhalf uur is het programma te lang en verliest het vaart. Een sterk punt is de manier waarop De Breij muziek in haar show integreert; het maakt een wezenlijk onderdeel uit van de voorstelling en hangt er niet als extraatje bij. Samen met haar sterke muzikale begeleiders Sander Geboers en Rogier Wagenaar brengt ze hedendaagse luisterliedjes over hedendaags Nederland. Soms poëtisch, dan weer wat plat, maar altijd bijzonder beeldend en met mooie melodielijnen. De liedjes zijn ook uitgebracht op haar eerste cd Niet Alleen, een aanrader voor liefhebbers van de betere Nederpop.
Toegift
~
Zaterdag 21 januari 2006 signeert cabaretière Claudia de Breij haar dubbel-dvd in de Amsterdamse Bijenkorf Amsterdam van 12.00 – 13.00 uur.
Claudia zuigt (met bonus dvd 'De wilde frisheid')
Artiest: Claudia de BreijMisschien ook iets voor u
Schijn bedriegt
.
~
Rafelige spijkerbroekrock wordt modieus combinerende laagjeskleding
Sowieso is er productioneel aardig wat veranderd vergeleken met het eerdergenoemde debuut en opvolger Room on Fire. De eendimensionale rafelige spijkerbroekrock is verworden tot modieus combinerende laagjeskleding, tot breder uitgemeten instrumentale partijen, feitelijk tot meer diversiteit. Producer David Kahne (Paul McCartney, The Bangles) heeft aanzienlijk met z’n vingers door de Strokes-pap geroerd. Zelfs de bandleden geven in interviews aan dat het ‘geen gemakkelijke bevalling’ was. Maar goed, als er maar een gezonde baby uitkomt, toch? Even een voorzichtige analyse? Gelaagdheid voert de boventoon op dit album. En als je dat leuk (lees: ik hou van een band die vernieuwend is) vindt, dan is dat smullen geblazen.
Instrumenten wat nader specificeren? Allereerst de gitaarpartijen van Nick Valesi. Ze zijn meer uitgedacht (Vision of Division!) en opeengestapeld. En da’s alvast een eerste complimentje waard, het maakt de composities ruimtelijk en spannend. Ook drumpartijen (Red Light) van Fabrizio Moretti lijken diverser dan tevoren. Weg standaardritmes, welkom diepgang en trommeluitdaging.
Dan songwriter en zanger Julian Casablancas. Meer dan ooit klinkt hij als bronstige variant van Iggy Pop. En daarbij zijn z’n zanglijnen gelukkig een stuk minder zeurderig en zeikerig geworden. Maar die teksten? Donker, bijna zwartgallig. De man heeft het moeilijk, that’s for sure.
Een greep uit de nieuwe collectie
Nog even snel een aantal andere opzienbare songs af gaan? Razorblade. Eerste indruk? Een lekker los nummer met een refrein dat (onbedoeld?) verwijst naar Barry Manilows’ Mandy. Barry fuckin’ Manilow? Het nummer zorgt in ieder geval voor een verrassende meezingbaarheid (en trouwens, Mandy is natuurlijk ook geen slecht nummer). Ask me anything. Een zeer fraaie ballade, je mag bijna wel zeggen de allereerste van The Strokes. En 15 Minutes? Op het eerste gezicht lijkt het dronkenmansgebral. Casablancas als volgegoten Ierse karaoke-artiest? Nee, na talloze keren draaien, blijkt ook dat dit nummer met bevlogenheid gebracht.
’t Enige juiste devies: er zijn veel luisterbeurten nodig om First Impressions of Earth echt op waarde te kunnen schatten. Echt, het ís even door de zure appel heen bijten, maar je krijgt er een verdomd mooie plaat voor terug.
The Strokes
Album: First Impressions of EarthMisschien ook iets voor u
Taalschilderijen van Peggy Verzett
Na een viertal voorpublicaties in Tirade heeft Peggy Verzett (1958) met Prijken die buik een opmerkelijk debuut gemaakt. De oranjegekafte bundel herbergt een vijftal cycli en een vijftal losse gedichten waarin de Rotterdamse kunstenares al haar taalregisters opent en de lezer meevoert in welhaast ondoorgrondelijke, maar fascinerende werelden.
De zin en betekenis van Verzetts gedichten zijn nauwelijks in verstaanbare woorden te vangen. In de eerste cyclus komt een prior voor die “van taaldaden uit de onderwereld” terugkomt en vervolgens in een vogel verandert:
De tweede cyclus behelst een droomwereld die gedomineerd wordt door hazen, wellicht symbolen van seksualiteit:
~
Taalschilderijen en taalspel
Het staat iedere lezer evenwel vrij een eigen samenhang te construeren. Zo benader ik de gedichten als kleine taalschilderijen, waarin je je weet overgeleverd aan de ongebreidelde verbeeldingskracht van Verzett. Je verlaat de bekende werkelijkheid en wordt opgenomen in werelden die nauwelijks verstandelijk begrepen kunnen worden. De poëzie van Verzett is geen poëzie waarvan de betekenis zich openbaart na een grondige analyse of interpretatie.
Zo kunnen we constateren dat Verzett in haar verzen veel verwijst naar andere teksten of kunstuitingen, maar deze intertekstualiteit lijkt niet in dienst te staan van een bepaalde betekenis die de dichteres ermee wil openbaren. Neem bijvoorbeeld de strofe met de ‘Pri’-roepende vogel. De versregel “daar tel ik automatisch weer tot drie” doet denken aan een aftelrijmpje en twee gedichten verder kunnen we de volgende strofe lezen:
Hier lijkt Verzett te verwijzen naar het kinderliedje ‘Twee emmertjes water halen’ dat eindigt met “van je één, twee, drie!”. Behalve het feit dat het leuk is zo’n kinderversje in een gedicht te ontdekken, voegt het op betekenisniveau niet veel aan het gedicht toe. Ook de bedoeling van enkele andere verwijzingen laat zich moeilijk raden. Waarom spreekt Verzett van een Esox Lucius die onder een glazen stolp op apegapen ligt, en niet gewoon van een snoek? En wat te denken van de verwijzing naar de Egyptische mythologie “en Thot is Thot” in het cryptische derde gedicht uit de Nadag-cyclus?
Betekenen deze verwijzingen iets? Ik ben geneigd te denken van niet. Misschien gebruikt Verzett de verwijzingen slechts vanwege hun klank of de associaties die ze oproepen, zoals je bij het scheppen van een schilderij voor bepaalde kleuren kiest. Daarmee krijgt de poëzie van Verzett iets intuïtiefs.
Taalspel
Het taalspel van Verzett laat zich karakteriseren door een niet-alledaagse woordenschat (‘pavane’, ‘raaigras’) en niet-bestaande woorden (‘schrezen’, ‘nulijf’). Ook vervormt de dichteres bestaande woorden om er betekenisnuances aan toe te voegen (‘hazenhart’, ‘het wereldt‘) en is er in haar gedichten dikwijls sprake van syntactische onvolledigheid (‘wanneer heg noch steg’). Zoals gezegd creëert Verzett werelden met een eigen ondoorgrondelijke, of zelfs ontbrekende, logica. Deze vrijheid van de verbeelding is schoon, en hoewel ze niet altijd leidt tot gedichten die beklijven, levert het toch dikwijls rake beelden op.
De Tirade-gedichten
Het loont overigens de moeite om Verzetts dichtbundel naast haar eerder in Tirade gepubliceerde gedichten te houden. Opvallend is niet alleen dat Verzett hier en daar wat heeft geschrapt, zoals in het vierde Prior-gedicht de ronkende versregels “priapee onder het prieel / zonder prietpraat prijzen we de prioriteiten” en in het laatste Prior-gedicht het clichématige “en op elk einde volgt nog steeds / een nieuw begin”, maar dat ze in de Nadag-cyclus de laatste vijf gedichten vrijwel volkomen heeft veranderd. Zo heeft ze het derde Nadag-gedicht flink ingekort, waardoor het nog enigszins aanwezige verhalende element:
Dit heeft plaats moeten maken voor uitgeklede beelden:
In de Tirade-gedichten zou je nog kunnen achterhalen waarom Verzett heeft gekozen voor bepaalde beelden, omdat het bindend element tussen conceptie en taal nog zichtbaar is, maar in de uitgeklede gedichten van Prijken die buik ontbreekt dat bindend element en moeten de beelden het hebben van hun inherente kracht. En dat is waar Verzett goed in is: het polijsten van beelden tot ze in hun naaktheid hun volle kracht uitstralen. Vergelijk de volgende strofe uit het vierde Nadag-gedicht uit Tirade:
…met hetzelfde gedicht uit de bundel:
Peggy Verzett heeft ons met Prijken die buik opmerkelijke poëzie voorgelegd, die weliswaar geen groot publiek zal bereiken, omdat het verhalende en het emotionele erin vermeden wordt, maar die bewonderd kan worden vanwege het beeldende vermogen van de dichteres. En hoewel de poëzie ontoegankelijk aandoet, mist het gelukkig de beladen serieusheid van sommige andere experimentelen.
Prijs: 12,50
Bladzijden: 48
ISBN: 90 282 4056 x
Misschien ook iets voor u
Een van God verlaten oord?
Stad van God is de eerste roman van Paolo Lins. De auteur groeide op in de favelas, de sloppenwijken van Rio de Janeiro, en werkte er jaren als antropoloog. Dat zijn in het Portugees verschenen debuutroman uit 1997 zich er afspeelt, zal dan ook geen verrassing zijn. Na het succes van de verfilming City of God (Cidade de Deus) in 2002, verscheen nu de Nederlandse vertaling bij Ambo.
Lins vertelt over het harde leven in de Braziliaanse favelas, en volgt daarbij vooral straatjongetjes en criminelen. Drugsgebruik, seks, overvallen en veldslagen met de politie of tussen rivaliserende bendes zijn er aan de orde van de dag. Maar ook onzekerheden, verliefdheid, jaloezie, passie, hoop en teleurstelling worden door Lins uitvoerig in beeld gebracht.
Al snel wordt duidelijk hoe dicht de auteur bij het leven in de sloppen staat. Zijn beschrijvingen van de wijk maken dat je de warme zon haast voelt en je de smalle straten voor je ziet. Lins geeft de personages namen als Touwtje, Musje, Knappe Zé of Hel, en laat ze snelle dialogen voeren:
Op dit punt is de vertaling helaas wat tekortgeschoten. Kreten als “stuk ongeluk”, “lulletje rozewater” en “ammehoela” komen toch wat ongeloofwaardig over uit de mond van de zwaarste criminelen uit de favelas.
Geweldsspiraal
Meer dan het taalgebruik en de stijl is het de inhoud van het boek die overdondert. Lins antropologische achtergrond is hierin duidelijk aanwezig. Hij brengt het leven in de sloppen nauwgezet in kaart: de verhoudingen tussen de verschillende groepen criminelen, maar ook tussen de criminelen en de ‘sukkels’, ofwel de gewone mensen, en de criminelen en de politie.
Dit is duidelijk te zien in het laatste deel van het boek, wanneer Jo Kleintje de grote baas wordt van de Stad van God. Hij manipuleert, trekt aan touwtjes, boezemt angst in, en stelt zo de machtsverhoudingen op scherp. Als Knappe Zé zijn positie tart, ontstaat een oorlog tussen twee bendes, en daarmee het meest aangrijpende deel van Stad van God. Zé had zich altijd ver van de criminaliteit gehouden. Maar nadat zijn vriendin verkracht wordt door Kleintje, zien we hem afglijden naar een zelfde gewelddadigheid als die door zijn opponent wordt tentoongespreid. Hij gaat de strijd aan met Jo Kleintje en verzamelt zelf ook een bende rond zich. Lins brengt het machtsspel dat zo ontstaat, geraffineerd in beeld. Maar vooral de zuigende werking van geweld wordt duidelijk: niemand in de favelas ontkomt eraan.
Versnippering
Stad van God is opgebouwd uit drie delen, elk met een andere bandiet als hoofdpersoon. Toch lopen de delen vrijwel naadloos in elkaar over, wat deels veroorzaakt wordt door de aanwezigheid in het eerste deel van de hoofdpersonen uit het tweede en derde deel, maar wat eerst en vooral te danken is aan de favela, de eigenlijke spil van het verhaal. De verschillende hoofdpersonen leveren wel een probleem op: de drie afzonderlijke delen mogen dan wel goed op elkaar aansluiten, een alles omvattende spanningsboog is afwezig, zowel wat betreft het boek als geheel, als de afzonderlijke delen. Het verleent Stad van God een wat versnipperd karakter, dat zich ook manifesteert in de veelheid aan persongaes. Niet een personage krijgt werkelijk gestalte, en dat maakt het niet altijd even gemakkelijk om de vele schietende figuranten, die opeens een grotere rol toebedeeld krijgen, uit elkaar te houden.
Maar ondanks de ontbrekende rode draad blijf je lezen. Het brute geweld fascineert, maar wordt ook begrijpelijk gemaakt. Het boek maakt pijnlijk duidelijk hoe de favelabewoners gevangen zitten in de omstandigheden waarin ze geboren werden, en hoe er niet wordt opgekeken van een moord meer of minder: de dood van een crimineel doet er niet toe – er komt wel weer een volgende die de macht overneemt en de gewelddadige spiraal voortzet.
Prijs: 22,95
Bladzijden: 400
ISBN: 9026318936
Misschien ook iets voor u