Boeken / Non-fictie

Hollands meest verstilde schilder

recensie: Rémon van Gemeren - Jan Mankes. Schilder van tederheid

Het zal erom spannen: Museum MORE in Gorssel heeft een tentoonstelling op de planning staan met zo’n vijfendertig topstukken van Jan Mankes, die ze op hun website omschrijven als ‘Hollands meest verstilde schilder’. De mogelijke openingsdatum valt samen met die waarop de huidige maatregelen met betrekking tot de coronacrisis aflopen: 1 juni a.s.. En schrale troost is dat, nu al, de biografie over Mankes van Rémon van Gemeren beschikbaar is.

Leven van Mankes belicht

Jan Mankes is binnen de Nederlandse kunstwereld altijd geliefd geweest. Boeken over hem waren snel uitverkocht, zodat dit boek de leemte daarvan vult. Zijn levensloop is in grote lijnen bekend. Hij werd geboren in 1889 in Meppel, volgde de avondopleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag, trouwde met Anne Zernike in woonde in Eerbeek, waar hij op 30-jarige leeftijd in 1920 overleed. Hij liet ruim tweehonderd kunstwerken na.

Wat in de biografie direct opvalt, is dat de auteur leven en werk sterk scheidt en de nadruk op het eerste legt. Hij deelt zijn boek op in zes hoofdstukken over het leven van Mankes, met in het hart van het boek, als Intermezzo, ‘De kunst van Jan’. Kenmerkend in dit verband is de eerste zin van de inleiding: “Wat mij het meest aanspreekt in Jan Mankes, is de bezieling waarmee hij leefde in de luwte van de samenleving” en bijvoorbeeld niet: de manier waarop hij een landschap, portret of stilleven bezield weergaf. Al legt de auteur wel direct uit dat hij “geen mystieke ervaring [heeft] bij het zien” van diens schilderijen.

Met andere woorden, Mankes’ leven en een beeld van zijn tijd staan centraal. Of, concreter: zijn levenswandel, die Van Gemeren tot nu toe “in de literatuur vrij karig (…) bedeeld” vond “bij alle aandacht die kunsthistorici hebben gehad voor zijn werk”.
De soep wordt echter niet zo heet gegeten als zij wordt opgediend, en er valt ook in de hoofdstukken over Mankes’ levenswandel genoeg te lezen over de invloed die andere kunstenaars op zijn ontwikkeling hebben gehad. Bijvoorbeeld over de schok die zijn eerste kennismaking met schilderijen van Vermeer en Fabricius op hem had, en later de realistische stillevens van Verster en het dromerige, symbolistische werk van Redon.

Werk van Mankes onderbelicht

Wie denkt dat Van Gemeren in zijn ‘Intermezzo’ over Mankes’ werk, zoals te doen gebruikelijk, een soortgelijke chronologische indeling volgt, komt bedrogen uit. Niet de vier fasen die bijvoorbeeld Jan de Lange en Rudy Hodel aanhouden (dromerig, symbolisme, expressief-realistisch en in zijn latere werk een synthese tussen die stijlen), maar de receptie van Mankes’ werk door tijdgenoten staat centraal. De auteur geeft aan dat hij het weinig zinvol vindt “om te bepalen tot welke stroming of beweging Jan per se wel behoort en welke perse niet” en – in een voetnoot – dat hij de indeling van De Lange c.s. niet adequaat genoeg vindt.

Het is een gemiste kans dat Van Gemeren pars pro toto niet ingaat op de vijfendertig schilderijen die hopelijk in het museum te zien zullen zijn, zowel formeel als inhoudelijk.
In deze biografie wordt een interessant tijdsbeeld gegeven, vooral de levenswandel van Mankes in relatie daartoe staat centraal, maar ook – een beetje te nadrukkelijk – voorkeuren en aversies van de schrijver. Voor Mankes’ kunst zelf kunnen wij hopelijk straks weer terecht in diverse musea, waaronder om te beginnen in Museum MORE te Gorssel.