Film / Films

De wereld uit toeristenfolders

recensie: The World (Shi jie)

De wereld in The World (Shi jie) verwijst niet naar de ‘echte’ wereld, maar naar een themapark met die naam in de Chinese hoofdstad Peking. Daar is de wereld nagebootst, of eigenlijk het deel waarvan we de afbeeldingen steeds weer zien terugkomen in toeristenfolders en reisgidsen – de Eiffeltoren staat er, de Taj Mahal, en de Twin Towers, door geen van de vliegtuigen op 11 september 2001 gevonden. Chinezen die niet de mogelijkheid hebben om al deze culturele attracties in de werkelijkheid te bekijken, bezoeken het park en doen dan net alsof ze een wereldreis hebben gemaakt. Je kunt je er laten filmen op een vliegend tapijt, tegen de achtergrond van de beroemdste gebouwen.

Regisseur Zhangke Jia koos het themapark niet zonder reden als decor voor zijn vierde film (na Xiao Wu, Platform en Unknown Pleasures). Het park is, als simulatie van de hoogtepunten van de wereld, een verbeelding van het verlangen van een meerderheid van de Chinezen die we in de film tegenkomen. En tegelijkertijd van de bittere werkelijkheid: want hier houdt de wereld op voor hen. De hoofdpersonen van The World – voor het merendeel werknemers van het park – zouden wel weg willen uit Peking, zoals ze eerder het arme Chinese platteland verlieten. Maar ze hebben niet het geld om naar het buitenland te gaan; daarnaast is het in China nog altijd vrijwel onmogelijk om aan een paspoort te komen.

Mooie kleren en mobiele telefoons


~

Jia goot The World in de vorm van een mozaïekdrama, waarin de levens van verschillende personages allemaal op de één of andere manier in elkaar grijpen. Wel koos hij hierbij één centraal karakter, over wier schouder we het vaakst meekijken: Tao, een danseres in het themapark. Zij weigert tussen haar roosters door te slapen met haar opdringerige vriendje (tevens collega). De onuitgesproken reden lijkt te zijn dat het koppel geen comfortabele slaapplaats heeft.

In symbolische zin staat het themapark voor de westerse consumentencultuur, die de hoofdpersonen met de toppen van hun vingers mogen aanraken. Wat dat aangaat hebben ze het beter dan de figuren uit documentaires die recent op het IDFA te zien waren, zoals The Concrete Revolution van Xiaolu Guo en China Bluevan Micha Peled. Zij werkten in de bouw en werden behandeld als beesten: een hongerloon, lange werkdagen en plaggenhutten om in te slapen. De werknemers van het World Park delen een kamer, maar hebben er ten minste één, en zijn in het bezit van een mobiele telefoon en mooie kleren. Ze doen mee aan de moderne wereld of hebben in ieder geval die illusie, en durven te dromen van meer.

Bittere boodschap


~

In feite maakt dat hen des te tragischer. Want ze hebben niet dezelfde levensstandaard als westerlingen. Om dit te onderstrepen, smokkelt Jia de harde werkelijkheid steeds sterker zijn film binnen. Russische danseressen belanden na een korte werkperiode in het themapark in de prostitutie; een jongeman komt om door een ongeluk in de bouw. Foute mannen proberen Tao te verleiden met diamanten en gratis reisjes. Uiteindelijk loopt het met Tao en haar vriendje dan ook slecht af.

Dat is wrang, en de boodschap lijkt bitter: hoe mooi dromen ook zijn, uiteindelijk haalt de realiteit ze in. Toch is Jia geen echte zwartkijker. Hij laat zien dat het juist die verlangens naar liefde, vrijheid en rijkdom zijn die, hoe onrealistisch ook, de personages op de been houden. Zo filmt hij het binnenkomen van sms-berichten steevast in mooie, kleurrijke animaties, alsof ze een onderbreking zijn van de dagelijkse sleur. En er zitten ook veel oprecht vrolijke dingen in zijn film, zoals de bruiloft van twee van Tao’s collega’s en de vriendschap tussen Tao en één van de Russische vrouwen. Het leven is nu eenmaal niet alleen maar kommer en kwel, lijkt Jia te willen zeggen. Die relativering maakt The World tot een film van een mild gestemde pessimist.

The World draait momenteel in Filmtheater Lumière in Maastricht.

Theater
special: Julidans festival in Amsterdam

Engagement in de dans

~

Het Holland Festival had maar net het toneel van de Amsterdamse theaters verlaten of het Julidans festival stond alweer in de coulissen. Het dansfestival presenteerde van 27 juni tot en met 8 juli nieuw werk van toonaangevende Nederlandse en internationale choreografen zoals Emio Greco, Krisztina de Châtel, Constanza Macras, Wen Hui en Yasmeen Godder. Centraal in deze editie stond het maatschappelijke engagement in de hedendaagse dans. Deze politieke stroom binnen de danswereld werd vertegenwoordigd door makers uit Europa, Azië en Afrika. 8WEEKLY deed verslag van vrijwel alle Julidans voorstellingen.

Vrijdag 7 juli 2006

Tongue’s Memory of Home – Zuhe Niao

De voorstelling Tongue’s Memory of Home is geregisseerd door Zhang Xian, een vooraanstaande en enorm productieve scenario-, script-, en toneelschrijver in de kunstwereld van Shanghai. De enige lijn die hij trekt in zijn werk, dus meteen ook de rode draad, is het verkennen van grenzen en het experimenteren met verschillen in thema en vorm. In 2005 richtte hij samen met vier jonge dansers en verscheidene video- en muziekartiesten Zuhe Niao op, ook wel bekend als het Niao Collective. In de dansvoorstelling Tongue’s Memory of Home wordt dan ook vruchtbaar gebruik gemaakt van de verschillende kunstvormen die zij te bieden hebben. Dans, video- en fotoprojectie, lichtspel, gedichten, muziek, stemmen op een bandje en die uit de mond van de dansers, dit alles wordt ingezet en vloeit harmonieus in elkaar over, wat al een kunst op zich is.

~

De vier gedichten die voorbij komen tijdens de voorstelling zijn nooit gepubliceerd, ondanks dat ze een kwart eeuw geleden erg bekend waren in China. De publicatie ervan werd niet toegestaan, omdat de gedichten over de drang naar individuele vrijheid gaan. De titel van de voorstelling refereert in die zin aan deze gedichten, die helaas inmiddels weer in de vergetelheid zijn geraakt. Tongue’s Memory of Home slaat op de verschillende soorten informatie die aan de tong zitten vastgeplakt en op de herinneringen die in de tong ‘huizen’; het verhaal van enerzijds het collectief, anderzijds het individu. Zoals bekend wordt de vrijheid van de individuele stem als een gevaar gezien daar waar het communisme – en dus het collectieve belang – wordt gepropageerd. Maar aangezien de tong naast het spreken van een taal ook kan voelen, tasten en proeven, is het volgens de makers juist de tong die de individuele vrijheid kan herstellen. Wanneer de taal die gesproken móet worden (de opgelegde taal van de ideologie) wordt genegeerd, en er geconcentreerd wordt op de informatie van de andere zintuigen, kan dit geest en lichaam inspireren weer andere werelden op te roepen. Op deze manier verwerft het individu weer nieuwe herinneringen aan een eigen thuis.

Die politieke en maatschappelijke lading achter het verhaal wordt, paradoxaal genoeg, vrij licht overgebracht. Hierdoor wordt de voorstelling niet zozeer een aanklacht, maar dat maakt het stuk juist speciaal. Door het klein te houden en in te zoomen op het individu, wordt het een poëtisch mooie en filmische voorstelling. Je verwacht een constante onderdrukking te voelen, maar de individuen die het publiek ziet marcheren, zijn met name degenen die afwijken. In deze voorstelling wordt juist de mantel van de onderdrukking afgeworpen en komt het individu in beeld dat dromerig is en grappig, dat ontroert en fascineert. De groep Zuhe Niao brengt het vrije individu op poëtische wijze in beeld, wat een ode op maat is aan de unieke, vrije stem. (Julia van Steennis)

Tando – Dansgroep Krisztina de Châtel & Compagnie Salia nï Seydou

Foto: Femke Reijerman
Foto: Femke Reijerman

De wereldpremière van de choreografie Tando vond plaats in de grote zaal van de Stadsschouwburg in Amsterdam. Een ontmoeting tussen een Europese en een Afrikaanse dansgroep die beide al jaren succesvol internationale podia betreden. De Hongaarse choreografe Krisztina de Châtel initieerde deze samenwerking na het zien van een van de werken van dansgezelschap Salia nï Seydou. Deze groep uit Burkina Faso (West-Afrika) staat onder leiding van de choreografen Salia Sanou en Seydou Boro. De Châtel ontwaarde bij hen eenzelfde sobere, strakke uitvoering en compacte, ritmische dans die zijzelf eveneens nastreeft in haar choreografieën. Waar Dansgroep Krisztina de Châtel vorige seizoenen al furore maakte met de voorstelling Föld –wat in het Hongaars ‘aarde’ betekent– deed zij dit afgelopen vrijdag weer met een nieuwe choreografie die zij deze keer samen met twee beroepsgenoten creëerde. Een werk met hetzelfde thema, nu vertaald in de moedertaal van haar collega’s uit West-Afrika.

Het eerste wat meteen opvalt wanneer de dansvoorstelling opent, is het indrukwekkende stilistische gebruik van het decor. Inderdaad strak en sober, maar waar een enorme kracht vanuit spreekt. Het grootste deel van het toneel wordt ingenomen door een enorm rond podium dat aan de achterkant ongeveer een meter opgelicht is, waardoor het de impressie wekt van een iets gekantelde dwarsdoorsnede van de aardbol. De muur van het decor waar het publiek tegenaan kijkt kleurt tijdens de voorstelling in verschillende kleuren die de hemel kan aannemen; zoals het diep rood-oranje van een zonsondergang. Op deze wijze wordt het contrast duidelijk tussen mens en natuur. Of beter gezegd, in de dansers die op het toneel verschijnen zie je de eigenlijk nietige wezens die terecht zijn gekomen op de aarde, de kolossale natuurlijke kracht waar wij ons als mieren op voortbewegen. De Europese en Afrikaanse mens met hun verschillende lichaamsbouw en eigen manier van bewegen, gaan beide op andere wijze met hun aarde om. Met die achtergrond komen zij elkaar tegen als zij zich vanaf de ‘begane grond’ op de gekantelde aardbol hebben geworpen, wat leidt tot verschillende confrontaties met elkaar. Zij dansen samen, onderzoeken elkaar door de bewegingen van de ander te volgen, weren elkaar af of beschermen elkaar juist. De beelden brengen een intrigerende sfeer waar ook de muziek prachtig op aansluit. Ergens achter de coulissen wordt er live Afrikaanse muziek gespeeld, wat ontaardt in ritmisch trommelspel maar ook een meeslepende gitaarsolo.

Foto: Femke Reijerman
Foto: Femke Reijerman

Wanneer de dansers letterlijk tegen elkaar op botsen, komt dit niet zo sterk over als de heftigheid waarmee wij in het ‘echte leven’ confrontaties tussen mensen en groeperingen kunnen ervaren. Hoewel niet diezelfde lading overkomt, doet het niets af aan het krachtige beeld van de choreografie. Het relativeert namelijk het belang van de overeenkomsten en verschillen die boven komen drijven tijdens de ontmoetingen tussen de dansers. In het licht van de immense kracht van de natuur is de mens klein, waardoor de emoties die hem drijven dat ook worden. Het totaalbeeld is zo sterk dat het blijft imponeren, wat mede te danken is aan de prachtige dansers. Tando is een voorstelling met allure die nog vele staande ovaties zal doen oproepen. (Julia van Steennis)

Report on 37°8 – Wen Hui & Living Dance Studio

Zelden een dansvoorstelling gezien waarin de dans zo’n ondergeschikte rol speelde. De nieuwste voorstelling van de Chinese choreografe Wen Hui en haar gezelschap de Living Dance Studio, Report on 37°8, is het derde deel in haar zogenaamde ‘Report-serie’. Na Report on Giving Birth (1999) over de basis van ons bestaan – namelijk de geboorte – aan de hand van getuigenissen van Chinese vrouwen en Report on Body (2002) over vrouwen in het hedendaagse China dat nog steeds door mannen gedomineerd wordt, gaat Report on 37°8 over de wereldwijde angst voor het SARS-virus, het virus dat China in het voorjaar van 2003 trof en vele slachtoffers maakte. Volgens Wen Hui leidde dat tot een wereld waarin iedereen bang voor elkaar was en niemand meer vertrouwde. Een kille, bijna onmenselijke omgeving: “Mensen begroetten elkaar niet meer met ‘hallo’ of ‘hoe gaat het’, maar de eerste vraag was ‘heb je je handen wel gewassen’ en ‘hoe vaak heb je ze gewassen'”. De wereldvermaarde Wen Hui staat bekend om maatschappelijk geëngageerde voorstellingen waarin ze de Chinese actualiteit centraal stelt en de hedendaagse ontwikkelingen van dit snel veranderende land onder de loep neemt.

Foto: Ricky Wong
Foto: Ricky Wong

Report on 37°8 begint met een vrouw die zeer intensief een hoop handen in een teiltje zit te wassen. Alleen het geluid van het spetterende water is hoorbaar. Het kleine tafereel wordt uitvergroot door een groot projectiescherm achter op het podium. Hier bekruipt je reeds het gevoel dat er iets goed mis is. Toch slaagt Wen Hui er niet in dit unheimische gevoel om te zetten in een fascinerende dansvoorstelling. Angst overheerst, dat is duidelijk, maar in plaats dat de dansers daar een meeslepende rol in spelen is het veel meer het projectiescherm op de achtergrond dat een hoofdrol opeist. Op het doek zie je de uitvergrotingen van het wassen van de handen, maar ook beelden van Chinezen in een drukke stad. Zo nu en dan vallen er letterlijk gaten in het doek waaruit de hoofden of hele lichamen van de dansers steken of waarachter een schimmenspel wordt opgevoerd. Maar wat het allemaal te betekenen heeft blijft onduidelijk. Wat doet die vrouw op de derde rij van het publiek eigenlijk? Ze haalt een Chinees-ogende pruik van haar hoofd en loopt van links naar rechts door het publiek. Even raak ik gefascineerd door een scène waarin de dansers, staand op krukjes, elkaar kaarten doorgeven door met de mond lucht diep in te zuigen en weer los te laten, maar het leidt vervolgens tot niets. Ook de entree van een vrouw in een witte jurk doet je even recht op zitten. De dansers blazen op de lange slangen die aan haar jurk slepen waardoor ballonnen handjes ontstaan. Vervolgens een explosie van geluid en licht. Even wordt er intensief bewogen, dansen kun je het nauwelijks noemen. De dansers vallen op de grond en worden gefilmd. Met open mond, dood wellicht. In de laatste scène eist het projectiescherm weer een hoofdrol op. Het valt langzaam uit elkaar, met daarachter de dansers en het toneel. Het einde is dan toch nog onverwachts. Maar geslaagd kan ik het niet noemen. Te fragmentarisch, te veel verstilde momenten die nergens toe leiden. Jammer. Met de status van Wen Hui verwacht je meer… (Karen Al)

Woensdag 5 juli

Progressive Encounters – Y Space i.s.m. Dance Universe en Zuhe Niao

De organisatie van Julidans besteedt dit jaar speciale aandacht aan geëngageerde dans, maar het festival heeft ook nog een andere focus en wel ten gunste van Chinese choreografen. Hedendaagse Chinese dans heeft een speciale plek gekregen in deze editie, wat resulteert in drie voorstellingen die allemaal in de tweede – tevens laatste – week van Julidans plaatsvinden. De aftrap was voor de Chinees-Maleise Teck Voon Ng, die voor de voorstelling Progressive Encounters de basale elementen van zijn culturele achtergrond als uitgangspunt nam. Op basis daarvan kwam hij tot de vier korte choreografieën Growing, Talking, Running en Rolling, waarvoor verschillende locaties in het Amsterdamse Chinatown als decor dienden. Een belangrijke rol was dan ook weggelegd voor gidsen. Zij waren ingehuurd om het publiek in groepjes te begeleiden van de een naar de andere plek en ondertussen ook achtergrondinformatie te geven over Chinatown en over hoe de Chinese cultuur zich daar de afgelopen decennia ontwikkeld heeft.

Foto: Michael
Foto: Michael

Progressive Encounters leidde tot een aardige en interessante excursie. Maar wel een waarbij de dans vaak het onderspit moest delven. De wandeling werd door de gids op een professionele en leuke manier begeleid, en ook de dansers waren goed, maar de choreografieën kwamen toch duidelijk minder goed tot hun recht dan de verhalen over de geschiedenis. De ideeën van de choreograaf waren misschien – ondanks de basale opzet – toch wat ambitieus. Het wandelen en de verhalen van de gids namen samen namelijk zo’n uur à anderhalf uur in beslag en de vier choreografieën bij elkaar op z’n hoogst misschien drie kwartier. Die verhouding werkte niet goed. De gids had veel te vertellen over de ontwikkeling van de Chinese cultuur in Amsterdam, wat voor velen nieuwe informatie opleverde, maar vertelde nagenoeg niets over de achtergrond van de choreografieën. Daardoor bleef de link tussen de geschiedenis van de Chinese cultuur en de bedoeling achter de choreografieën een beetje vaag en onduidelijk.

Wellicht als het aantal choreografieën gereduceerd was van vier naar bijvoorbeeld twee, had Teck Voon Ng meer gelaagdheid aan kunnen brengen in de choreografieën. De dansers gaven mooi uitdrukking aan een bepaalde gemoedstoestand, maar je kreeg het idee dat er wel tien verschillende thema’s aangeplakt konden worden. Teck Voon Ng heeft via zijn gidsen veel informatie gegeven over de Chinese cultuur in Chinatown, maar weinig zeggingskracht overgelaten aan de dansers. Hopelijk slagen de andere choreografen die geprogrammeerd staan in Julidans er wél in deze uitdrukkelijker aan de oppervlakte te laten komen. (Julia van Steennis)

Danse l’Afrique Danse!

Julidans besteedt aandacht aan de Afrikaanse dans tijdens Danse l’Afrique Danse. Maar wat is dat eigenlijk, Afrikaanse dans? En moet je dat op één hoop gooien tijdens een speciale ‘Afrikaanse dansavond’? Nee, is de conclusie na een avond waarin drie Afrikaanse dansgezelschappen hun ‘kunstjes’ hebben vertoond. Het werkt niet.

Foto: Antoine Tempc
Foto: Antoine Tempc

De poging van Julidans is lovenswaardig. Tijdens het festival worden drie voorstellingen getoond die op de African and Indian Ocean Choreographic Encounters, een jaarlijks concours in Parijs waar tien uitverkoren dansgezelschappen uit Afrika hun werk presenteren, in de prijzen vielen en het meest opvallend waren. Op Danse l’Afrique Danse waren achtereenvolgens te zien: Mona-Mambu van Orchy Nzaba (Compagnie Li-Sangha, Congo Brazzaville), Impro-Visé_2 van Andréya Ouamba (Compagnie Premier Temps, Senegal) en Dentro de mim outra ilha (Een ander eiland in mijzelf) van Panaibra Gabriel (Compagnie Culturarte, Mozambique). Een overeenkomst tussen de voorstellingen was er niet, behalve dan de Afrikaanse oorsprong. En dat wreekt zich na verloop van tijd. Zou er een inhoudelijke rode draad geweest zijn, of een overeenkomstige thematiek, dan had de avond meer geslaagd kunnen zijn, dan nu het geval was.

Compagnie Li-Sangha uit Congo beet de spits af met Mona-Mambu. Een voorstelling die nauwelijks uitsteeg boven het clichébeeld dat je hebt van Afrikaanse dans. Op Afrikaanse muziek, waar geen enkele lijn in te ontdekken viel, voerden de vijf dansers rituele dansen uit. Al stampvoetend en maaiend met de armen, alsof ze iets aan het bezweren waren. Soms werden zij vergezeld door een danser in een lange witte jurk – een priester wellicht – die even wild om zich heen zwaaide. Het was krachtig, dat wel, maar de voorstelling vertoonde verder weinig ontwikkeling en een echt hoogtepunt was er niet. Of het moet het bevrijdende einde zijn waarbij de dansers zich, moe gedanst, op de grond vleiden en zichzelf een drankje gunden en proostten met het publiek.

Foto: Antoine Tempc
Foto: Antoine Tempc

De tweede voorstelling Impro-Visé_2 is van geheel andere aard. Vanuit twee dozen, omgeven door proppen papier, ontstijgen twee dansers die in samenspel met elkaar en met een heftig licht-schaduw spel een prachtige dans opvoeren. Een klein juweeltje waarin choreograaf en danser Andréya Ouamba een intiem duet danst met zijn vrouwelijke danspartner Fatou Cissé, een Afrikaanse Pippi Langkous met haar rechtopstaande vlechten. De dans is speels, ingetogen en heftig tegelijk. Na een prachtige solo van Cissé eindigt de kleine voorstelling met een solo van Ouamba die, onder luid gebrabbel van Cissé, ineens verdwijnt.

De derde en laatste voorstelling van de avond, Dentro de mim outra ilha begint met klaterend watergeluid. Hilariteit alom, want je krijgt de indruk dat de dansers in een urinoir staan. Maar nee, ze wassen slechts onschuldig hun voeten. Vervolgens begint een dans rondom fel gekleurde teenslippers. De vijf dansers dansen voornamelijk in hun eentje. Soms bekruipt je het gevoel dat je naar bewoners van een gesloten inrichting zit te kijken. Ze smeren zich in met zand, maken wonderlijke geluiden en krioelen door elkaar heen. De voorstelling eindigt met een gigantische regenbui.

Wat is de conclusie na deze lange avond? Dat het niet werkt om drie totaal verschillende voorstellingen achter elkaar te programmeren. Bovendien maken de changementen tussen de voorstellingen de avond nóg langer dan nodig. Dat wreekt zich bij de laatste voorstelling. Een groot deel van het publiek is dan al naar huis. En dat kan toch niet de bedoeling zijn? (Karen Al)

Maandag 3 juli

Hell – Emio Greco | PC

Een fysiek overweldigende dansvoorstelling die van begin tot eind imponeert. Dat is Hell van de Italiaanse choreograaf en danser Emio Greco en de Nederlandse regisseur Pieter C. Scholten. Het begint al bij het betreden van de zaal. De lichten zijn nog aan, niet iedereen is al binnen, maar op het podium gebeurt al van alles. Zes dansers in sobere zwarte jurken heten het publiek als het ware welkom met jaren ’80 en ’90 hits die vol overgave geplaybackt worden. Het gemiddelde showballet valt volkomen in het niet bij de bewegingen die door deze dansers gemaakt worden. Van Pink Cadillac tot Hey Mambo, van Beds are burning tot Tell it to my heart, tot het lieflijke Sing Sing Sing dat wreed overgaat in Marilyn Manson’s The Beautiful People.

Foto: Basil Childers
Foto: Basil Childers

De toon is gezet, de adrenaline spat van het podium. Maar plots is het over. Het toneel is leeg. Slechts een kale boom links op het podium en rechts een toegangspoort van licht blijven over. Van het muzikale popgeweld is ook niets meer over, dat heeft plaatsgemaakt voor serene muziek. Vijf dansers staan in een halve cirkel achter dirigentendeskjes. Soms dansen ze synchroon, soms volgen ze elkaars bewegingen met enige vertraging.

De scène-overgangen zijn abrupt, net als de muziek. Je verkeert voortdurend in een andere sfeer. Soms danst de groep, soms krijgt een individuele danser de gelegenheid een solo te dansen. En soms danst ‘de schaduw’ mee, een danser – Emio Greco zelf – die, volkomen in het zwart, de danser volgt, maar zich met momenten ook losweekt en z’n eigen gang gaat.

De voorstelling eindigt met de dansers die – slechts gekleed in hun onderbroek – dansen op de Vijfde van Beethoven. Totdat ook de onderbroek uitgaat en ze geheel naakt en kwetsbaar op het podium staan. Het naakte lichaam in volle glorie. En dat is wat Greco en Scholten met Hell willen: het accent leggen op de taal van het lichaam.

De voorstelling is zeker indrukwekkend, maar naar een verhaal moet je niet (willen) zoeken. Het zijn de dansers die het stuk dragen, hun fysieke kracht, hun uithoudingsvermogen, hun elasticiteit. Vooral ook hun uitstraling is fascinerend. Het is bijzonder om naar dit uiteenlopende gezelschap te kijken en wie bekommert zich dan nog om een verhaal? Ondergaan moet je deze voorstelling, van begin tot eind. (Karen Al)

Hell is nog t/m 4 juli in de Stadsschouwburg te zien.

Zaterdag 1 juli

I like to watch!

I like to watch!, een avond met acht verschillende performances die alle het menselijke lichaam op andere wijze centraal zetten. Daarnaast was de meest opvallende gemene deler de manier waarop dit gebracht werd; het draaide allemaal om het plezier en genot van dansen, van het hebben van een menselijk lichaam in het algemeen. Al kan het uiterlijk soms bedriegen, brengt het lichaam verschillende wensen met zich mee die al dan niet ingewilligd worden, de avond wilde je aan het feit herinneren dat het erom gaat dát je geprikkeld wordt. De podia werden na het bezoeken van de voorstellingen dan ook vrijgemaakt om het publiek vervolgens zelf de kans te geven de vloer op te gaan.

Reproduction, Eszter Salamon. Foto: Bruno Pocheron
Reproduction, Eszter Salamon. Foto: Bruno Pocheron

Een voor de hand liggende handeling die het genot illustreert dat het lichaam met zich mee brengt, is uiteraard seks. Zo speelde in twee voorstellingen bijvoorbeeld het scala aan posities uit de Kamasutra een belangrijke rol. In Reproduction van de choreografe Eszter Salamon blijken de mannen die elkaar opzoeken, uiteindelijk vrouwen te zijn. Hiermee zet Salamon het vraagstuk rond de sekse centraal. Zij laat in Reproduction zien dat de voorgeschreven perceptie van het mannelijke en het vrouwelijke niet vaststaat, maar verschuift en verandert. Mette Ingvartsen laat op haar beurt haar dansers in het eerste deel van de voorstelling To Come met elkaar vrijen om de aandacht te vestigen op de verhoudingen binnen een groep. Ze eindigden met een pose die veel weg heeft van een levende, in werking gestelde machine die langzaam maar zeker tot een orgasme komt. In het tweede deel wordt er ook naar een hoogtepunt toegewerkt. De groep bootst nu alleen de geluiden na van een vrijpartij, wat aardig op de lachspieren van het publiek werkte. De voorstelling eindigt met rock-‘n-rollende individuen, koppels en trio’s, waarbij de energie van de dansers van het toneel afspatte. Verder was er de film Miss T’s Teaserama van Sietske Tjallingii, waarin zeven scènes voorbijkomen waarin het personage van Miss T (Tjallingii zelf) regelmatig geslachtsdelen op ludieke wijze in de schijnwerpers zet. Zo wordt ze bijvoorbeeld achtervolgd door een reuzenpenis tegen wie ze het uiteindelijk in de boksring moet opnemen.

Burn, Dylan Newcomb. Foto: Susanne Middelberg / beeldbewerking: Piia Maria
Burn, Dylan Newcomb. Foto: Susanne Middelberg / beeldbewerking: Piia Maria

In de kelder van Paradiso was er de interactieve installatie BodyLounge van Ina Stockem. Niet iedereen durfde het aan alleen en geblinddoekt een ruimte binnen geleid te worden, waarbij het de bedoeling was met behulp van al je zintuigen (behalve dus het zicht) je eigen voorstelling te creëren. Wie eveneens het contact met het publiek opzocht, was Dylan Newcomb in zijn solodans Burn. Zijn bewegingsruimte was een cirkel waar vlak omheen het publiek plaatsnam. Newcombs solo bestond uit drie fases waarin hij zich als danser laat leiden door het grensverleggende element vuur. Met bijzondere bedrevenheid en begiftiging (en veel, heel veel zweet) zet hij de mens in het spotlicht die eigenlijk maar een beperkte bewegingsruimte tot zijn beschikking heeft, daardoor rondjes loopt en worstelt met de kracht die hij in zich voelt. Dit leidt onder andere tot de wil te vliegen en te reiken naar de hemel. Aangezien het de mens niet gegund is dat deze wens werkelijkheid kan worden, blijft er één ding over; de drive zelf.

Met name Dylan Newcomb met zijn danssolo Burn en de voorstelling To Come van Mette Ingvartsen weten op aanstekelijke wijze de intensiteit van dansen, respectievelijk het plezier en genot over te brengen op het publiek. De programmering van I like to watch! in het geheel heeft de belofte ingelost een sensuele avond te brengen die de zintuigen zou prikkelen. (Julia van Steennis)

Strawberry Cream and Gunpowder – Yasmeen Godder and the Bloody Bench Players

Dat de nieuwste voorstelling Strawberry Cream and Gunpowder van de Israelische choreografe Yasmeen Godder politiek getint is, is meteen duidelijk. Bij binnenkomst van het theater word je omgeven door kleerkasten van bewakers met oortjes in hun oren. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel kan ik je zeggen. Bij een dansvoorstelling notabene! Maar wie enigszins bekend is met het werk van Godder weet dat ze controverse en politieke statements niet schuwt.

Foto: Tamar Lamm
Foto: Tamar Lamm

Zeven dansers en één muzikant betreden gedecideerd het podium. De voorstelling begint geluidloos met een stille confrontatie tussen twee dansers. Ze bewegen in poses die verkrampen, als foto’s die bevriezen. En dat gaat zo door. Heftige bewegingen die leiden tot stilstaande ‘plaatjes’. ‘Plaatjes’ die we allemaal kennen uit het nieuws. Van daders en slachtoffers, van wenende moeders bij het graf van hun man of kind, van soldaten die verkrachten, van soldaten die euforisch feest vieren. Al die bekende nieuwsbeelden zie je terugkomen in de voorstelling. Behoorlijk expliciet en weinig verhullend.

Volgens Godder wil ze die verontrustende beelden, die inmiddels deel van ons dagelijks leven zijn gaan uitmaken en die ons door hun voortdurende herhaling hebben afgestompt, nieuw leven inblazen. En lukt dat? Nauwelijks. De voorstelling is ronduit vervelend, langdradig en misschien juist wel té expliciet. Daardoor wordt het totaalplaatje gekunsteld, wat ook nog eens versterkt wordt door de uitgesproken mimiek van de dansers en de wanhopige kreten die ze zo nu en dan slaken. De meest voorkomende beweging bij alle scènes is de zogenaamde ‘schietbeweging’. Die komt zo vaak terug dat het bijna lachwekkend wordt. De meeste indruk maakt eigenlijk de slagboom, die als een stille getuige op het podium staat en af en toe omhoog gaat en dan weer naar beneden.

Op de een of andere manier deed de voorstelling me nagenoeg niets, ondanks de zware thematiek en de uitgebeelde wanhoop. Maar misschien behoor ik wel tot de ‘afgestompten’ die Godder probeert wakker te schudden. (Karen Al)

Vrijdag 30 juni

Back to the present – Constanza Macras/ Dorky Park

Foto: Aurel Thurn
Foto: Aurel Thurn

Een mix van dans, spel, film en muziek – dat is een omschrijving die je je bij voorbaat al doet verheugen op een aangename, enerverende theateravond. De Argentijnse choreografe Constanza Macras maakt in haar voorstelling Back to the present gebruik van de veelzijdigheid van zo’n dertien jonge multitalenten van verschillende komaf. Dit heeft tot gevolg dat zij hen, naast voornamelijk in het Engels, laat praten en zingen in hun eigen taal en als iemand bijvoorbeeld een beetje dwarsfluit speelt, wordt ook deze kunst vertoond. Er worden grappige monologen afgestoken, er wordt hip (breakdance, hiphop) en verleidelijk gedanst en voordat je het weet wordt er weer een nieuw lied ingezet, kortom; je raakt bijna geïrriteerd omdat je niet weet hoe vlug en naar wie je kijken moet.

Een chaos aan taferelen waarbij in elke scène wel een grap is verwerkt. Goed, vermakelijk dus, maar wat is de achterliggende gedachte? ‘Terug naar het heden’ doelt in deze voorstelling op de wanhoop die ontstaat bij het verlies van de goede dingen uit het verleden, en op de kunst om uit de brokstukken die je eraan overhoudt, iets nieuws te creëren. Of dat door Macras is gelukt, spant erom. Het vraagstuk blijft namelijk steken op het particuliere/ relationele niveau, en weet dit niet overtuigend door te trekken naar het maatschappelijk vlak. Alle dansers teren op oude dromen, overtuigingen, verworven capaciteiten en verloren liefdes. Niet voor niets klinkt regelmatig een Latijns-Amerikaanse cover van de bekende Beatles-song Yesterday (Suddenly, I’m not happy like I used to be, in plaats van Suddenly, I’m not half the man I used to be). De voorstelling is spetterend en grappig, ze stelt het verlangen naar het heden centraal en brengt deze met slapstickachtige humor. Wat maatschappelijk engagement betreft is deze voorstelling geen must see, als het gaat om bruisende energie en potentieel talent echter wel. Het is goed mogelijk dat Constanza Macras zichzelf met haar volgend werk ineens zal overtreffen. (Julia van Steennis)

Donderdag 29 juni

La Pudeur des Icebergs – Daniel Léveillé

Het lege toneel: daarop moet de choreograaf iets laten gebeuren. Bij de voorstelling La Pudeur des Icebergs van choreograaf Daniel Léveillé verschijnen er drie naakte dansers, waar zich later nog twee mannen en een vrouw bij voegen. Met neutrale blik voeren zij voornamelijk herhalende bewegingen uit, zoals een sprong waarna de ene danser de andere opvangt en een paar meter verder draagt of juist wegduwt. Op de achtergrond klinkt een pianoconcert van Chopin. De muziek vervult in deze voorstelling geen belangwekkende rol. Het voegt geen betoverende impuls toe, het is er gewoon. Dat is maar goed ook, want zonder de muziek zou het wel erg statisch worden allemaal. De dans duurt een uur waarin het goed mogelijk is dat de gemiddelde dansliefhebber zichzelf betrapt op ten minste één zucht van verveling. Er is geen verhaal, geen provocatie en al helemaal geen intentioneel vermaak. Het gaat hier om ‘het pure zijn’ van het bewegende naakte lichaam. Het kost weinig moeite de schoonheid in te zien van een goedgespierd lichaam. Maar door de aandacht geheel daar op te vestigen en deze uit te vergroten en te rekken tot in het eindeloze… daar moet je wel van houden.

Foto: Jacques Grenier
Foto: Jacques Grenier

Als er iets met recht geconcludeerd kan worden na het zien van deze voorstelling, is dat deze zeker iets voorstelt. Léveillés werkwijze (vanuit ‘het niets’, ‘iets’ creëren) wordt door de dansers professioneel uitgevoerd en de choreograaf verdient daarom waardering voor het opwekken van een bepaalde mate van fascinatie. De beelden doen soms denken aan beeldhouwwerken: verstilde uitdrukking van naakte lichamen met aangespannen spieren, en één heel opvallend moment; alle dansers die als een hoop op elkaar liggen. Na een aantal seconden geïntrigeerd te zijn, zal bij velen al snel de associatie met oorlogstaferelen komen. Dit beeld en de voorstelling als geheel kan dus wel een en ander oproepen. De aard van de voorstelling dwingt echter bij uitstek één bepaalde reactie af: dat wat je ziet stil op je in laten werken; het laten ‘zijn’ en het verder zijn werk laten doen, precies zoals het gepresenteerd is. Het is eigenlijk een belediging voor de maker als het publiek na de voorstelling niet weet hoe snel ze de voorstelling moet ‘aankleden’ met zenuwachtige typeringen als ‘Oh, die kwetsbaarheid!’, zoals het na afloop gonst van dit soort jubeltonen. Is er iets wat meer ergernis opwekt dan het te pas en te onpas strooien met termen als ‘artistiek verantwoord’ op het moment dat de toeschouwer ook maar één blote borst, bil of sex scène ziet? Nee, Léveillé vraagt in La Pudeur des Icebergs om stille bewondering. Zoals voor een ijsberg: je registreert deze grote en krachtige verschijningsvorm en Daniel Léveillé vestigt de aandacht op het besef dat deze gewoonweg bestaat. (Julia van Steennis)

Woensdag 28 juni

FreshDance

Verrassend en avontuurlijk. Zo worden de jonge Europese choreografen gepresenteerd die geprogrammeerd staan voor FreshDance, ‘het eigenzinnige en brutale’ onderdeel van het Julidans festival. Elke avond zijn er twee solo’s van verschillende choreografen achter elkaar te zien. Frisse en veelbelovende talenten, elk met eigen visie en expressie.

Catasprophe Communication Combinatoria – Palle Dyrvall

~

Foto: Christos Avraamides

In het begin is er alleen beweging, die niet direct te plaatsen is. Daarna begint de Zweedse choreograaf en danser Palle Dyrvall een verhaal af te steken, dat hij ondersteunt met expressieve gebaren. Het is een nogal gefragmenteerd verhaal over de mens; het individu versus het collectief, energie die zich samenbalt, technologie en digitale communicatie, en het catastrofale effect daarvan. Maar ook wanneer hij spreekt, is Dyrvall soms onduidelijk. Toch blijkt dit uiteindelijk zijn intenties juist te onderstrepen. De toeschouwer krijgt namelijk de teloorgang van ‘de laatste mens’ te zien. In deze solo komt dat op het volgende neer: een ver ontwikkeld mens die door (te) ver ontwikkelde technologie verstoord is in zijn natuurlijke, oorspronkelijke manier van communiceren. Aan het einde danst en spreekt Dyrvall dan ook niet meer. Hij neemt alleen nog maar poses aan, terwijl technomuziek tot oorverdovende hoogte aanzwelt. Vooral in deze slotfase weet Palle Dyrvall te raken. De beelden zijn verontrustend; de technologie – gerepresenteerd door de muziek – heeft de mens letterlijk met zijn rug tegen de muur gezet, en de mens schreeuwt het (onhoorbaar) uit. Met name met dit laatste laat Dyrvall zien dat hij knap vorm weet te geven aan geëngageerde dans.

Inside Out – Anna Réti

De scène waarmee de Hongaarse Anna Réti haar solo opent is eigenlijk het beste te vergelijken met de beweging van een vlinder die zich losmaakt uit haar cocon. Het publiek ziet haar in het spotlicht op uiterst geconcentreerde wijze bewegen, waardoor zij vrijwel direct intrigeert. Zij geeft uiting aan een personage wiens verschillende gevoelens met elkaar in strijd zijn. Dat levert de ene keer een mooi en de andere keer een geestig beeld op. Réti loopt als een spin op hoge poten over het toneel en springt als een kind dat enkel uiting geeft aan haar vrolijke aard. Dit wisselt zij af met momenten waarin zij zichzelf afkapt, door zichzelf bijvoorbeeld ineens bij de keel te grijpen. Licht en muziek volgen haar in deze emoties, hetgeen de nuance in haar dans uitvergroot. Naarmate de solo vordert, komt haar gezicht letterlijk en figuurlijk uitgebreider in beeld. Deze is bijzonder expressievol. Anna Réti maakt indruk met de enorme beheersing van haar lichaamsbewegingen, waarmee ze gestalte geeft aan de ‘speelbal’ die zij in haar solo van haar emoties is. Zij blijkt een danseres en choreografe die passie weet te vangen in grote en kleine gebaren. (Julia van Steennis)

FreshDance is nog t/m vrijdag 30 juni te zien.

Dinsdag 27 juni

Umwelt – Compagnie Maguy Marin

De nietigheid van de mens. Zijn eindeloze dans om de leegte die leven heet. Hoe verbeeld je dat op het krappe toneel van Stadsschouwburg Amsterdam? De Franse choreografe Maguy Marin weet hoe dat moet: met een minimalistisch toneelbeeld en dansers die in herhaling vervallen. Doeltreffend, mooi en uiteindelijk vervelend. Julidans programmeert Serieuze Dans, dat moge duidelijk zijn met deze choreografie van Marin als openingsgeste. Voor de voorstelling begint, is Johan Simons aan het woord. Omdat hij ooit heeft gepoogd danser te worden, doet hij de aftrapspeech voor deze editie. Hij benadrukt het belang van geëngageerde dans en vertelt ook dat het democratische Nederland een beetje achterloopt op het polemische Duitsland. Daar heeft kunst een politieke rol, zoals het hoort.

Foto: Didier Grappe
Foto: Didier Grappe

In Umwelt wordt geen uitspraak gedaan over zaken als de eenwording van Europa, of het moet zijn dat die net zo betekenisloos is als alle andere handelingen wij verrichten. In deze voorstelling zien we fragmenten uit de levens van willekeurige mensen aan ons voorbijtrekken. Een donker, elektronisch gedrein is het geluidsdecor. Vanaf de eerste tel een onplezierig geluid. Achter op het toneel staan rijen schermen. De voorste donker en smal, de achterste lichter, breder en spiegelend. Verder is het toneel leeg. We zien mannen en vrouwen tussen de schermen verschijnen en er weer achter verdwijnen, tussendoor vangen we een glimp op van wat ze aan het doen zijn: een hapje van een appel nemen, een kartonnen kroon opzetten, een broek aantrekken, iemand een klap geven, vrijen, een fazant in hun mond de vloer over trekken. Met de regelmaat van de klok verschijnen ze, met twee, soms meer tegelijk. Op precies dezelfde manier voeren ze hun handeling uit, maar van ontmoeting tussen de mensen is geen sprake. Dan komt er een moment, dat een man stilstaat en naar voren staart. De grote leegte voor hem wordt belicht. De zaal leeft op: er gaat iets gebeuren. Een tijd lang blikt hij in het niets, dan verdwijnt hij weer. En door gaat het met appels eten en kronen opzetten, totdat weer iemand even stilhoudt.

Het is alsof je als toeschouwer vanaf een grote hoogte op het menselijk gewriemel neerkijkt. Je ziet hoe levens parallel lopen, maar elkaar nooit raken. Grote en kleine handelingen, ze leiden nergens toe. Het zijn dansjes om een onverbiddelijke leegte. Stilstaan leidt tot het grote niets, dus wat rest deze mensen anders dan verdergaan? Achteloos gooien ze een appel weg, een zak aarde en stenen, een pruik. De lege ruimte, de zin des levens, vult zich met levenloze voorwerpen. Natuurlijk is het niet de bedoeling dan we ons comfortabel voelen bij een filosofische overpeinzing als deze, maar het is uiteindelijk de verveling die beklijft. Marins metafoor voor de leegheid van het leven gaat niet schrijnen. Daarvoor blijft haar enscenering teveel op een afstand, letterlijk en figuurlijk. De betekenisvolle veranderingen die ze aanbrengt in haar choreografie, zoals mannen die een kroon opzetten en daarna buigen om voedsel van de vloer te eten, zijn mooi, maar schaars. Umwelt is niet kwellend genoeg. (Ruth Naber)

Film / Films

Caché raakt de kijker met een mokerslag

recensie: Caché

Er zijn weinig films die zo hard aankomen als de films van Michael Haneke. Zijn laatste film, Caché (2005), nu uitgekomen op dvd, borduurt voort op zijn vorige harde, realistische werken, waaronder Funny Games (1997) en La Pianiste (2001).

Een intellectueel gezin wordt lastig gevallen met anoniem bezorgde videotapes van hun eigen huis en nare kinderlijke tekeningen. De man des huizes gaat in zijn eentje op onderzoek uit. Het lijkt erop alsof hij er meer vanaf weet, wat wrijving oplevert met zijn vrouw en kind. De man wordt paranoïde en zijn drang naar veiligheid keert zich uiteindelijk tegen hem.

Bij de strot


~

Hanekes films grijpen je bij je strot door het geweld waarmee onderhuidse spanningen tot explosie komen. Zijn films zijn meestal traag. Soms zelfs te traag, dan kabbelen ze zo’n beetje voort tot op het moment waarop je als kijker bij je lurven wordt gegrepen door een scène (of gewoon één bepaald shot) die je niet had zien aankomen. In Caché zit ook zo’n moment. En dat moment leidt tot verwarring. De hele film lang zit je je als kijker af te vragen waar dit naartoe gaat, en dan word je opeens geveld door dat moment. Vanaf dat moment is de balans van de kijker weg, net als die van de twee hoofdpersonen als ze de videocassettes krijgen.

Caché is een ongewone thriller. Het gaat Haneke om een diepere psychologie: wat doet een persoon die door externe factoren in zijn of haar ordelijke bestaan opeens wordt geconfronteerd met nare en pijnlijke uitspattingen? Het is een interessante vraag die Micheal Haneke vaker stelt in zijn films. De mens in Hanekes films is in zulke situaties vooral passief en laf.

Meesterwerk


~

Caché is een waar meesterwerk: Juliette Binoche en Daniel Auteuil zijn subliem als het echtpaar dat wordt lastiggevallen, de film is erg realistisch, en er kan een bruggetje gemaakt worden naar onze huidige samenleving zonder dat de film te prekerig wordt. Een vervelend pamflet is Caché niet geworden, daarvoor is de film niet moralistisch genoeg, maar de film geeft wel een duidelijke visie mee: we nemen liever nog een slaappil en slapen onze zorgen weg, dan dat we de problemen aanpakken en op een juiste manier oplossen.

De dvd bevat uitgebreide extra’s, die een mooi beeld geven van de charismatische filmmaker. Haneke geeft in een interview van bijna een half uur zijn visie op de huidige maatschappij en praat over een van de belangrijkste onderwerpen van de film: hoe mensen hun burgerlijke bestaan bewaken. Daarnaast biedt de dvd nog een kijkje op de set, waar vooral het perfectionistische karakter van de regisseur aan het licht komt. Zo briest hij tegen zijn cameraman als deze met zijn camera niet door de deur kan, terwijl dat wel was afgesproken. Hier komt een andere man naar voren dan de lachende, sympathieke man uit het interview. Uit het interview blijkt verder dat hij vooral houdt van de komische films van Woody Allen. Maar zijn favoriet blijft toch Salò van Pasolini. Volgens hem een mijlpaal voor het intense realisme waar hij, zoals blijkt uit Caché, een voorstander van is.

Lees ook de recensie van de bioscoopversie.

Boeken / Strip

Herkenbare verhalen

recensie: Jeroen Steehouwer - De Uitweg. Jeugdjaren

Striptekenaar Jeroen Steehouwer staat dit jaar flink in de belangstelling van uitgevers. In oktober vorig jaar verscheen van zijn hand Waarvan leeft de mens, een stripbewerking van een aantal verhalen van Lev Tolstoj. In een interview met 8WEEKLY beloofde hij een leuk scenario voor alle leeftijden en dat is er nu, met de titel De Uitweg.

De Uitweg telt vier verhalen over het jongetje Joachim, dat opgroeit in de jaren ’70. In ieder verhaal heeft hij een andere leeftijd; hij wordt gaandeweg het boek steeds ouder. De thematiek van de verhalen past steeds heel goed bij Joachims leeftijd. In het eerste verhaal, De Teddybeer, vertelt Joachim hoe hij als baby wordt gered door zijn knuffel. In Kaptein Ooglapje heeft hij de kleuterleeftijd en speelt hij dat hij een piraat is die zijn pasgeboren zusje laat opvreten door zijn knuffeldraak. Het titelverhaal gaat over hoe Joachim als ongeveer tienjarige wordt gepest in een klein dorpje in de Betuwe, en in het slotverhaal is hij een puber die zich als punker wil afzetten tegen zijn ouders. De thematiek van alle verhalen is heel herkenbaar, vrijwel iedereen zal wel enkele gevoelens van Joachim herkennen.

Alter ego?

~

De persoon van Joachim roept echter wel wat vragen op. Steehouwer schrijft dat Joachim zijn alter ego is. Betekent dat dan dat dit een autobiografisch boek is? Als je de verhalen leest zou je zweren dat ze echt zo gebeurd zijn. Vooral hoe het verhaal De Uitweg is neergezet is dermate realistisch dat er geen woord verzonnen lijkt. Maar de auteur zegt op zijn website over Kaptein Ooglapje dat hij is geïnspireerd door het liedje Puff, the magic dragon van Peter, Paul en Mary. Hoeveel is er nou werkelijk verzonnen van de verhalen in De Uitweg? Hoewel ik er in eerste instantie van overtuigd was dat Steehouwer een autobiografisch werk had afgeleverd, ben ik er nu niet meer zo zeker van. Het veroorzaken van dit soort twijfel is zeer te waarderen.

Persoonlijke toets

De Uitweg is in dezelfde schetsmatige, bijna krasserige manier getekend als Waarvan leeft de mens. Steehouwer weet dit handschrift, dat lijkt op dat van George Herriman (van Krazy Kat uit het begin van de vorige eeuw) goed uit te buiten. De tekeningen krijgen er iets beweeglijks en speels door. Waar bij de bewerkingen van Tolstoj nog iets miste in de verhalen, een bepaalde persoonlijke toets, is dat nu goed gekomen. De Uitweg is een heel charmant boekje, dat voor volwassenen vol herinneringen zit en voor kinderen onderhoudend is en misschien zelfs wel een beetje hulp kan bieden bij eigen problemen. Toch is er ook een heel klein ‘kritiekpuntje’: het boekje is veel te snel uit en laat je achter met de wens naar meer.

Kunst / Expo binnenland

Kom nog maar wat dichterbij…

recensie: Thomas Schütte - Thomas Schütte - werken op papier vanaf 1975

Intiem. Hier en daar bijna te persoonlijk. Dat is het gevoel dat overheerst bij het zien van de expositie Thomas Schütte – werken op papier vanaf 1975 in De Pont in Tilburg. Daarnaast blinken de werken uit in veelzijdigheid, zowel in stijl als formaat. Schütte (1954) is sowieso een veelzijdig kunstenaar, wiens sculpturen waarschijnlijk de meeste bekendheid genieten. Vanaf het begin van zijn carrière maakt hij echter ook tekeningen, aquarellen, foto’s en grafisch werk. En met succes; zijn werk is opgenomen in belangrijke museale verzamelingen als die van het Tate Modern in Londen en het Centre Pompidou in Parijs. In 2005 ontving hij de prestigieuze Gouden Leeuw op de Biënnale van Venetië.


Mirror Drawings, 39 x 28 cm
Mirror Drawings, 39 x 28 cm

Omdat aan het maken van een schilderij of een sculptuur meestal een ingewikkeld procedé vooraf gaat, zijn het vaak doordachte producten. Ongevraagde oneffenheden worden tijdens het proces weggepoetst en verkeerd ingeschatte verhoudingen kunnen worden rechtgetrokken. Tekeningen hebben meestal een wat losser karakter; een gezette lijn wordt eenvoudigweg ‘gecorrigeerd’ door er een lijn tegenaan te zetten. Je zou kunnen stellen dat tekeningen directer zijn en dichter bij de maker staan dan welke kunstvorm dan ook; ze bezitten eenzelfde intimiteit als aantekeningen in een dagboek. Vandaar misschien ook dat ik me in eerste instantie wat bezwaard voelde toen ik in De Pont geconfronteerd werd met Schüttes Mirror Drawings uit 1998. In deze tekeningen probeert hij zichzelf, kijkend in een scheerspiegel, in beeld te brengen. De ene keer schetst hij zichzelf in slechts enkele lijnen binnen de cirkel van de spiegel, de andere keer worden de lijnen ondersteund door wat kleuraccenten in aquarelverf. Hoewel Schüttes blik je in enkele Mirror Drawings bij de keel grijpt, getuigen de meeste van deze tekeningen van een worsteling. Thomas Schütte zegt zelf over de Mirror Drawings:”Ich dachte, ich mache das jetzt ein Jahr, dann weiss man, wer man ist… ich war total enttaüscht, weil sie nichts sagten…Es ist also ein Versuch, sich selbst auf die Schlichte zu kommen, und der ist wirklich schief gegangen.”

Schütte krijgt de slag –op een à twee tekeningen na– telkens net niet te pakken. Als beschouwer geeft dit een wat ongemakkelijk gevoel, dat je interesse in deze werken vreemd genoeg versterkt. Het is alsof de kunstenaar de beschouwer uitnodigt getuige te zijn van een zoektocht die niet (direct) tot een bevredigend eindproduct geleverd heeft. Maar het gevoel van gêne dat dit oproept wordt overschaduwd door het gevoel van trots, dat opgewekt wordt doordat je in vertrouwen wordt genomen.

Intiem

De tekeningen onder de titel Spielzeug zijn gebaseerd op het lievelingsspeelgoed van Schüttes kinderen. Kijkend naar deze tekeningen (van een speelgoedmuisje tot een knuffelbiggetje) vraag je je af of je hier op zit te wachten. Onderwerpen als deze zijn -wanneer ze gepresenteerd worden zoals ze zijn- alleen waardevol voor de direct betrokkenen. Alhoewel Schütte het speelgoed ‘leuk’ in beeld brengt, missen deze werken de extra lading die de andere tekeningen in de verder intrigerende presentatie wel hebben.

Spielzeug, Mei 1998
Spielzeug, Mei 1998

Andere werken hebben minder intieme onderwerpen, maar komen door de manier waarop ze tentoongesteld zijn toch heel dichtbij. De relatief krappe kabinetten waarin veel van de kleinere werken geëxposeerd zijn, zorgen ervoor dat je ze van dichtbij bekijkt. De serie tekeningen van bloemen is daar een goed voorbeeld van. In de meeste exemplaren worden de bloemen gekleurd door in elkaar overvloeiende pastelkleurige waterverf, die ze een teer, bijna ijl karakter geeft. Door de minimale afstand tussen werk en beschouwer wordt de kwetsbaarheid van de afgebeelde bloemen voelbaar. Daarnaast heeft Schütte veel van de tekeningen vergezeld van een zin of een woord. De tekening Do Lilies Lie? uit 1995 spreekt de beschouwer zelfs direct aan door deze een vraag te stellen (en wat voor een!). Schütte heeft eens in een interview gezegd dat tekeningen als popliedjes zijn; met simpele effecten wordt in korte tijd een heel register aan mogelijke interpretaties opengetrokken. Deze vergelijking gaat zeker op voor de bloementekeningen. Bijgevoegde woorden als Tot en Flucht leiden de verbeelding van de beschouwer direct een bepaalde richting op. Ook de keuze voor het kunsthistorisch beladen onderwerp van de bloem, doet binnen een mum van tijd een heel scala aan associaties tot leven komen.

Moet een rebus opgelost worden?

Studio II, 1982, 135 x 110 cm
Studio II, 1982, 135 x 110 cm

Voor wie goed zoekt is er naast de persoonlijke sfeer die de werken op papier uitstralen, nog een overeenkomst te vinden. Veel van deze werken hebben het karakter van een rebus, een woord- of beeldraadsel. In Aufzeichnungen aus der 2. Reihe (1991) zien we een grote diversiteit aan snelle schetsjes, vaak gecombineerd met een of twee woorden. Zo zien we onder andere een zwevend tapijtje met daaronder het woord Will Power geschreven, een dichtgeknoopt zakje gecombineerd met de woorden Rich Right en een kruis met de woorden Unternehmer, Undertaker. Humoristische beeld-woordcombinaties die je doen glimlachen. De meer architectonische tekeningen, zoals Studio II uit 1982 zijn een beeldraadsel binnen één enkel beeld. We zien een opmerkelijk bouwsel in een landschap waar buiten drie vlaggen verder niets te vinden is. Je vraagt je af waar je nu exact naar kijkt en waarom het bouwsel niet bewoond is. Waar zijn de mensen? Waar is het leven in dit geheel? Het lijkt wel een model voor een nieuw soort huis, een voorstel voor hoe de mens ook zou kunnen wonen. Alhoewel het geen doorsnee huis is, zorgt Schütte er wel voor dat je het bouwsel herkent als werkplek of woonhuis. Door de perfecte balans tussen herkenbare en vervreemdende elementen, weet hij de aandacht van de kijker direct te pakken.

De tekeningen roepen vragen op, verwijzen naar sculpturen van Schütte, maar ook naar alledaagse praktijken en maken hierbij gebruik van een tegelijkertijd persoonlijk, maar ook algemeen cultureel idioom. Hoe vaker je de tekeningen bekijkt, hoe beter je deze taal kunt ontcijferen. Maar helemaal te ontcijferen is het niet en dat maakt dit werk en de tentoonstelling in De Pont spannend.

Film / Films

Verwarrende Americana

recensie: Down in the Valley

Down in the Valley (2005) vertelt het verhaal van de mysterieuze urbane cowboy Harlan (Edward Norton) die in de buitenwijken van Los Angeles in contact komt met het onzekere tienermeisje Tobe (Evan Rachel Wood) en een relatie met haar begint. Dit gegeven vormt het uitgangspunt van een onduidelijke film waarin regisseur David Jacobson iets wil zeggen over geweld en Amerikaanse waarden.

~

De relatie die Harlan met Tobe begint is natuurlijk een doorn in het oog van haar alleenstaande en beschermende vader, Wade, gespeeld door een solide David Morse (Dancer in the Dark, The Indian Runner). Dat zijn wantrouwen gewekt wordt is misschien ook niet zo gek. Norton is als Harlan een vreemde en haast nerd-achtige cowboy die niet echt aantrekkelijk of mannelijk overkomt. Ook is er weinig chemie tussen Norton en Wood en dat wordt nog eens versterkt door Jacobsons snelle afhandeling van hun verliefdheid. Wood – eerder goed gecast in Thirteen – wordt in Down in the Valley gebruikt als een sjabloon voor het onzekere tienermeisje, zonder dat er van haar acteertalent gebruik wordt gemaakt om haar rol en relatie met Norton uit te diepen.

Richtingloze genreconventies

Al snel wordt duidelijk dat Harlan niet helemaal normaal is en lijkt Jacobson zich op het eerste gezicht snel te willen schikken aan de genreconventies van een thriller. Maar de film blijft door vreemde nieuwe wendingen in het verhaal eigenlijk steken in zijn eigen onzekerheid. Deze verwarrende afhandeling betekent niet gelijk dat regisseur David Jacobson geen potentieel heeft, ondanks het feit dat zijn vorige films commercieel of artistiek niet veel indruk hebben gemaakt (wie kan zich het seriemoordenaarsbiopic Dahmer nog herinneren?). Zo zijn de shots in Down in the Valley wijds en helder, wat de film erg aantrekkelijk om naar te kijken maakt.

~

Jacobson heeft ook een goed gevoel voor de afstemming van beeld en muziek. De soundtrack bevat mooie nummers van Calexico en Mazzy Star die in hun vermenging van pop en Americana goed passen binnen het grensgebied dat Jacobson probeert te onderzoeken. Deze aspecten van de film zijn ook functioneel als een manier om iets ter discussie te willen stellen zonder dat het in de film echt geheel naar boven komt.

Het oude tegen het nieuwe Westen

Het onderwerp van Down in the Valley heeft eigenlijk met een verval en verwarring van waarden en identiteiten te maken. De film wil daarnaast ook iets zeggen over de Amerikaanse fascinatie met geweld, en de manier waarop agressie wordt gerechtvaardigd als een soort verlengstuk van identiteit. De film toont een botsing tussen het oude en het nieuwe Westen en staat daarmee gedeeltelijk in zijn intentie in de voetsporen van klassiekers als The Last Picture Show (1971), Hud (1963) en Lonely Are the Brave (1962). Het probleem is dat Jacobson maar in een paar gevallen dit gegeven door laat schemeren vanuit de vaste conventies van de genrefilm.

~

In een scène leest Norton in de vorm van een monoloog een brief voor die Harlan heeft geschreven. Het blijft onduidelijk voor wie die bedoeld is en Harlan lijkt al een paar keer eerder in de film verwijzingen te hebben gemaakt naar mensen wier bestaan vaag is. De monoloog die zich ontspint geeft een inzicht in een mate van mislukking en gekrenkte trots, waarbij Nortons stem zich op een overtuigende en gedesillusioneerde manier lijkt te uiten over het verschil tussen zijn beeld van dingen en de realiteit. Deze discrepantie wordt ook nog eens vervreemdend weergeven in een scène waar een vluchtende Harlan op een filmset terechtkomt waar een western wordt gefilmd. Onopgemerkt en gelukkig loopt Harlan op de set rond, alsof de illusie zijn ideaal gewenste beeld lijkt te bevestigen.

Te veel zijwegen

Harlan wordt aan het einde van de film een soort anti-held die zichzelf opoffert voor zijn verouderde waarden, maar de film is dan al te veel zijwegen ingeslagen om nog te boeien. Jacobson had zich beter op de uitwerking van de personages kunnen focussen; daarmee had Down in the Valley een interessante film kunnen zijn over de desintegratie van de Amerikaanse geest.

De dvd-uitgave vergroot de verwarring nog eens door twee aanvullende eindes aan te bieden. Aangezien beide eindes eigenlijk gewoon deel uitmaken van het normale verloop van de film is de optie eigenlijk een lege huls. De dvd bevat verder geen extra’s, afgezien van wat trailers.

Boeken / Fictie

Twee bakken ellende

recensie: Graa Boomsma - Het tweede gezicht // Paul Gellings - De vulkaan en het meisje

.

Op het eerste gezicht al niks

Het tweede gezicht is de meest recente roman van Graa Boomsma en gaat over Gary, een jongen in Mobile, Alabama, die onder het Vietnamverleden van zijn vader gebukt gaat. Maar niet alleen Gary, ook zijn zusje Rita en hun moeder moeten buigen voor de tirannie van de eenbenige veteraan die hele dagen op zolder zit en zich van de buitenwereld niets meer aantrekt. Een interessant uitgangspunt voor een roman over de destructieve krachten van familie, maar Het tweede gezicht is niet zo’n boek geworden.

Het is wel een boek vol ellende, gekunsteld leed en nog veel gekunstelder dialogen. De personages declameren teksten waar de beste acteur nog over zou struikelen en dat maakt van het boek een drama, in de negatieve zin van het woord.

Een kruk in oorlog? Een ex-soldaat die voor de zoveelste keer in zijn eigen onzichtbare rechtervoet schoot? Een manshoge achilleshiel? Wat wil je nou, Gary boy? Alles hangt van het perspectief af, dat moet jij zo langzamerhand wel weten. De kikker kijkt anders de wereld in dan een vissende reiger of een albatros hoog boven de Grote Oceaan.

Gary’s vader moet op de lezer overkomen als een enigma, een gesloten boek vol ongrijpbaar en onbegrijpelijk leed, maar hij keuvelt in cynische volzinnen over zijn eigen ellende. Hierdoor lijkt het alsof vader zijn eigen trauma nauwelijks serieus neemt, dus waarom zou de lezer dat wel doen? Van vaderlijke tirannie is weinig sprake, hij is alleen maar irritant.

Het enige interessante aan het boek is misschien de intertekstualiteit, want Boomsma parafraseert en citeert dat het een lieve lust is uit Strindberg, Faulkner, Moby Dick en andere Amerikaanse werken en schrijvers. Wellichy dat Het tweede gezicht na een hernieuwde poging wat meer los kan laten, maar op het eerste gezicht is dit boek een onnodig onechte portie leed en ellende, die je beter aan je voorbij kunt laten gaan.

Het tweede gezicht • Graa Boomsma • Uitgever: Nieuw Amsterdam • Prijs: € 15,50 (ingenaaid) • 191 bladzijden • ISBN 90 468 0040 7

Geen paukenslag te bekennen

Op de achterflap van zijn nieuwe roman De vulkaan en het meisje staat over een ander boek van de relatief onbekende schrijver Paul Gellings het citaat: “Gellings weet zonder paukenslagen te schrijven over de verschillende manieren waarop mensen hun verleden wegwerken”. ‘Zonder paukenslagen’ kun je uitleggen als een afwezigheid van bombast, maar je kunt er ook een minder positieve draai aan geven. In De vulkaan en het meisje gebeurt genoeg voor een hele symfonie vol pauken, maar er valt geen roffel of slag te beluisteren.

Een gesloten pompbediende op een Caribisch eiland denkt terug aan zijn jeugd in Nederland en de kwellingen die hij daar moest doorstaan. Ouders al op jonge leeftijd overleden door een ongeluk, zelf kreupel geworden, een notaris die er met de erfenis vandoor gaat, twee heikneuters die de voogdij krijgen, mishandeling, uitbuiting, pedofilie, moord op zijn broertje en pyromanie, het kan niet op. Terwijl de pompbediende zich die ellende herinnert, blijkt zijn vijftienjarige vriendinnetje zwanger en tegelijk gezocht door de lokale maffia. En toch is er geen paukenslag te bekennen. Dat maakt van De vulkaan en het meisje dan ook een ongeloofwaardig grote verzameling rampspoed die zonder enige piek of dal in de beschrijvingen nog geen wenkbrauw omhoog kan krijgen. Catastrofes zijn leuk, maar daar hoort wel passende muziek bij.

De vulkaan en het meisje • Paul Gellings • Uitgever: De Geus • Prijs: € € 19.90
(gebonden) • 190 bladzijden • ISBN 90 445 0772 9

Film / Achtergrond
special: Tennessee Williams Collection op dvd

Bloed, zweet en alcohol

De Tennessee Williams Collection vormt een perfect overzicht van een tijdperk waarin Williams’ toneelstukken populair waren in Hollywood en een kleine revolutie veroorzaakten in het doorbreken van taboes. Het is ook een mooie verzameling die een beeld geeft van veranderende tendensen in regie en acteerwerk binnen de Amerikaanse cinema.

Het begon allemaal met Elia Kazans filmadaptatie van A Streetcar Named Desire, waar een jonge en krachtige Marlon Brando impact maakte op een hele nieuwe generatie cinefielen. Het was ook de film die method acting introduceerde bij een groot publiek. A Streetcar is in zijn kracht niet verouderd.

Tennessee Williams
Tennessee Williams

Een vervallen dame uit het zuiden van de Verenigde Staten, Blanche Dubois, komt wegens onduidelijke reden bij haar zus Stella terecht in een zwoel New Orleans. Daar raakt ze al snel in strijd met Stanley Kowalski (Brando), de agressieve man van Stella. Kazan koos ervoor om de Britse Vivien Leigh (toen al wereldberoemd door haar rol als Scarlett O’Hara in Gone with the wind) tegenover de rauwe en jonge energie van Brando te plaatsen. Het contrast werkt perfect door in de film en de toeschouwer wordt langzaam getuige van Blanches geestelijke crisis die door Stanley manipulatief in werking wordt gezet, met fatale gevolgen.

Tennesse Williams speelt in zijn stukken met personages die op verschillende manieren afhankelijk van elkaar zijn. De verschillen tussen de personages veroorzaken een prikkelende frictie. Er ontstaan conflictsituaties tussen man en vrouw of tussen verschillende generaties, en de langzame woordenstrijd die zich ontspint zorgt voor een arsenaal aan emotionele trucs en spelletjes.

Scène uit <i>A Streetcar Named Desire</i>
Scène uit A Streetcar Named Desire

De drukkende setting van veel van Williams’ toneelstukken is ook een belangrijke factor binnen zijn oeuvre. De zuidelijke broeierigheid, waarbij emoties langzaam lijken te koken, gekoppeld aan de altijd aanwezige alcohol versterken de reacties van de personages in hun strijd en twijfel.

Benauwde wulpsheid

Ook met Richard Brooks’ Cat on a Hot Tin Roof en Sweet Bird of Youth is de setting ongeneerd zuidelijk. De vlaggen van de confederacy hangen in veel scènes nog in volle trots buiten alsof de Amerikaanse burgeroorlog nooit heeft plaatsgevonden. En alle personages praten met de nonchalante ritmiek van een zuidelijke cadans.

In Cat on a Hot Tin Roof zijn verlangen en zingeving de voornaamste ingrediënten voor een borrelend conflict. Een verlopen sporter (Paul Newman) kampt met een alcoholprobleem en een teleurgestelde vader, terwijl zijn vrouw Maggie (Elizabeth Taylor) langzaam gek lijkt te worden door een gebrek aan seksuele aandacht.

Scène uit <i>Cat on a Hot Tin Roof</i>
Scène uit Cat on a Hot Tin Roof

Taylor acteert als Maggie alle kanten op. Ze wisselt van stemmingen en van motivatie. Ze speelt de bitcherige schoondochter, maar is tegelijkertijd ook kwetsbaar en vertwijfeld. Taylors rol was ontstaan door haar eigen ongenoegen met haar imago. Voor die tijd was ze ongekend erotisch en wulps en haar rol straalt nog steeds die gloed uit.

Zuidelijke patriarchen en verloren dromers

Sweet Bird of youth (wederom Brooks) heeft een coole Paul Newman als Chance Wayne die achter zijn zonnebril een kwetsbare dromer en mislukkeling blijkt te zijn. Chance komt na een mislukte poging om bekend te worden in Hollywood terug naar het zuiden om op zoek te gaan naar zijn oude jeugdliefde Heavenly. Heavenly’s vader is een machtige politicus die vulgair en sluw wordt gespeeld door Ed Begley en die Chance ziet als een bedreiging voor zijn dochter.

Het personage van Chance Wayne kan tussen twee films binnen de filmgeschiedenis worden geplaatst. Aan de ene kant lijkt Chance op de mislukte scenarioschrijver gespeeld door William Holden uit Sunset Boulevard (1950) die gekoppeld is aan de vervallen actrice Norma Desmond. In Sweet Bird of Youth heeft Chance een oude actrice (Geraldine Page) op sleeptouw. Al snel blijkt hij een simpele gigolo te zijn die probeert rond te komen van haar gewilligheid. Page is in haar verloren glorie als afgeschreven filmdiva erg scherpzinnig in haar alcoholische beslommeringen.

Scène uit <i>Sweet Bird of Youth</i>
Scène uit Sweet Bird of Youth

Maar Newmans rol lijkt ook een soort vooruitblik te zijn op de naïeve dromen van Joe Buck uit Midnight Cowboy (1969). Daarmee is Sweet bird of Youth een soort overgangsfilm, waarbij Hollywood zijn eigen helden en dromen ter discussie lijkt te stellen.

Een duistere nacht van de ziel

John Hustons Night of the Iguana speelt zich af in Mexico, waar een ex-priester (Richard Burton) met zichzelf in het reine probeert te komen, terwijl hij als een reisgids een bus met vrouwen begeleidt. De film is erg levendig door een energieke Ava Gardner en een zweterige en twijfelende Burton die vecht tegen vleselijke verlokkingen.

Hustons verfilming is broeierig en eindigt in een mooie conclusie waarbij Burton verward en koortsachtig naar zingeving en vergiffenis zoekt. Die vind hij bij een pure maar tegelijk ook complexe Deborah Kerr. Zij zet een prachtige rol neer als een frigide Engelse die door een intieme bekentenis nog een mate van troost lijkt te bieden.

The Roman Spring of Mrs. Stone is het netste deel in de serie en is wat stijfjes. Het mist de drukkende sfeer van de andere films. Opmerkelijk is wel de bijrol van Lotte Lenya (voornamelijk bekend als de echtgenote van componist Kurt Weill en als de vertolkster van zijn beroemde liedjes) als barones die gigolo’s koppelt aan eenzame oude dames.

Scène uit <i>A Streetcar Named Desire</i>
Scène uit A Streetcar Named Desire

De serie laat ook tweemaal het regietalent zien van Richard Brooks, die ook de scriptbewerkingen van twee verfilmingen ter hand nam. Hij kreeg voor zijn bewerking van Cat on a Hot Tin Roof wel felle kritiek (“een schande!”) van Williams.

Toch was Brooks als regisseur een perfect tussenpersoon in de tijd dat Hollywood vernieuwend probeerde te zijn voor een breed publiek. Met zijn bewerking van Truman Capotes In Cold Blood (1967) leek Brooks perfect in staat te zijn om een nieuwe filmtaal te hanteren voor interessante thema’s.

~

De Tennessee Williams Collection verscheen bij Warner en bevat A Streetcar Named Desire (Elia Kazan, 1951), Cat on a Hot Tin Roof (Richard Brooks, 1958), Sweet Bird of Youth (Richard Brooks, 1962), The Roman Spring of Mrs. Stone (José Quintero, 1961) en The Night of the Iguana (John Huston, 1964). De serie bevat een aantrekkelijk pakket aan extra’s. Elke film bevat audiocommentaar van een Williams-biograaf en andere kenners. Daarnaast heeft elke film ook nog eens een bijbehorende documentaire die genoeg achtergrondinformatie bevat om de films in hun context te plaatsen. De uitgave van A Streetcar Named Desire bevat zelfs een hele dvd aan extra’s, waaronder vijf documentaires en een serie screentests van Brando.

Muziek / Album

Nieuw Gronings label presenteert eerste sampler

recensie: Subroutine Records Showcase

.

Eerst nog even over kort over die sampler, want daarop staan ook bekendere namen als Green Hornet, Feverdream, Vladimir, El Camino, Sukilove en Meindert Talma, die voor de gelegenheid een – supermooi! – Engelstalig lied levert. Voor de volledigheid zal ik ook maar eventjes de resterende zes noemen: The Tranquis, Fuck The Writer, Aestrid, Glenister, Flux en Zeal. Zo op het eerste gezicht een mooie mix van bekend en minder bekend talent uit de Nederlandse underground. Bovendien een goed evenwicht tussen ingetogen en uitbundig. De absolute hoogtepunten van de sampler zijn de DAF-cover Der Mussolini van Green Hornet, Lord of Pesetas van next big thing Vox Von Braun en I Woke Up in the Middle of a Dream van het Liars-achtige De Nieuwe Vrolijkheid. Twee van hen zijn ook tijdens de presentatie aanwezig.

Vox von Braun
Vox von Braun

Hippe shit

Elke band kreeg tijdens de presentatie ongeveer een half uur. Het is Vox von Braun, de nieuwe ‘supergroep’ van voormalig The Gluemen-zanger/gitarist Wymer Vaatstra en Propeller voorman Frank Hiep, die de avond mocht openen. Vox Von Braun maakt heerlijke, broeierige rockmuziek met één been in de jaren zeventig en het andere in de jaren tachtig. Muziek die onmiddellijk associaties oproept met The Velvet Underground en The Jesus and Mary Chain. Voor de jonkies onder ons: denk aan de eerste twee albums van The Black Rebel Motorcycle Club, maar dan minder psychedelisch en minder vet geproduceerd. Vanavond speelt Vox Von Braun voor het eerst met de nieuwe drummer Jan-Willem (de oude drummer Michel Weber bleek het toch te druk te hebben met zijn andere band Audiotransparent). Misschien staan ze daarom – ondanks de ruime podiumervaring bij Vaatstra en Hiep – nog wat onwennig op het podium. Vooral de stuurs kijkende bassiste Maike Doornebosch lijkt geïntimideerd door het tweehonderdkoppige publiek. Op zich ook wel logisch, want zo veel optredens heeft Vox Von Braun nog niet achter de rug. Hiep grapt tijdens de set nog dat ze aanvankelijk zelfs even met de gedachte hebben gespeeld om een drumcomputer mee te nemen, maar dat Jan-Willem ze uiteindelijk wist te overtuigen dat hij nog strakker is. Nee, met die onderlinge sfeer zit het wel goed bij Vox Von Braun. Minstens zo belangrijk: ook het materiaal klinkt veelbelovend! Dat de zang dan aanvankelijk wat te zacht staat neem je al gauw voor lief.

Blonde Redhead uut Grunn

Daarna is het de beurt aan Hieps andere band Propeller, waarvan vorig jaar het uitstekende debuutalbum The Midnight Ghost verscheen bij dat andere post-Silent Minority-label, Rara Records. Maar er is ook een link met Subroutine; Subroutine-(en 8WEEKLY-)man Niek Hofstetter doet bij Propeller sinds kort de toetsen/samples. Toen ik ze een week eerder tijdens De Nacht van de Fooi zag spelen in het lokale Shadrak waren het juist die toetsen die niet goed uit de verf kwamen. In Vera treffen ze gelukkig een betere geluidsman en het resultaat is dat Propeller een mooie, degelijke set neer weet te zetten. Waarbij nog maar eens blijkt dat de band live een stukje harder klinkt dan op plaat! Het publiek kijkt gehypnotiseerd toe, en ziet met een glimlach op het gezicht dat het goed is.

Getergde De Haan slaat hard terug met akoestische gitaar

Na zo veel gitaargeweld zet je normaalgesproken geen singer-songwriter neer met een akoestische gitaar. En dat is dus precies wat Subroutine wel doet met Awkward I. Vragen om moeilijkheden, heet zoiets. Gelukkig heeft Djurre de Haan een dijk van een stem en een aantal mooie, breekbare liedjes, waarmee hij het geroezemoes al snel in de kiem weet te smoren. Wel blijft het onbegrijpelijk dat ze De Haan hebben weggestopt op een verlaagd bijpodium vlak naast de mengtafel voor het zaalgeluid. Als er 20 mensen om hem heen staan te dringen is het al vol. Nog zoiets: tijdens het optreden wordt er op het hoofdpodium druk gewerkt aan de opstelling van Fuck The Writer, waardoor De Haan min of meer wordt gedegradeerd tot achtergrondmuzikant. De arme jongen verdient absoluut beter!

Fuck the Writer
Fuck the Writer

Singer-songwriter die z’n band beter thuis had kunnen laten

Een andere miskleun is het programmeren van Fuck The Writer op het hoofdpodium. Hoewel ik er wel bij wil melden dat het intieme door de akoestische gitaar gedragen nummer dat de sampler heeft gehaald nog steeds veelbelovend klinkt! Live kan de band van singer-songwriter Emil van Steenwijk echter geen moment overtuigen. De technische mankementen met de bas- en akoestische gitaar, de talloze positiewisselingen en een sampleapparaat dat op hol slaat, het haalt alle vaart uit het toch al matige en statische optreden. Naderhand vernam ik dat dit het eerste optreden van Fuck The Writer was in deze samenstelling. Aanvankelijk was Fuck The Writer alleen Van Steenwijk. Misschien kan Van Steenwijk beter alleen door gaan, of samen met die goed zingende drummer. Hoe dan ook, in Vera ziet het er in ieder geval niet goed uit. Met als resultaat dat wanneer De Nieuwe Vrolijkheid aanvangt er amper zestig bezoekers over zijn, al zal dat wellicht ook te maken hebben met het late aanvangstijdstip.

De Nieuwe Vrolijkheid
De Nieuwe Vrolijkheid

Energiek maar flegmatiek

De naam van De Nieuwe Vrolijkheid gonst al een tijdje in het circuit. Het gaat hier om een Haags twee/drie/viertal (varieert) waarvan september vorig jaar de debuut EP We Are John Wayne is verschenen. Naar aanleiding daarvan worden ze in recensies vaak vergeleken met Liars. De Nieuwe Vrolijkheid is geniale chaos met een Punkdrive – met de zeer charismatische, maar ook een tikje arrogante zanger/toetsenist Vincent als een soort ADHD-versie van Ian Curtis. Technisch gezien is het misschien niet je-van-het, maar de energie maakt heel veel goed! Onverstoorbaar doen ze hun ding. Niets of niemand die ze kan tegenhouden. Waar het aan ligt, weet ik niet, maar toch, op de één of andere manier grijpt De Nieuwe Vrolijkheid me niet heel erg. Voor het hoofd misschien wel interessant, maar het hart wordt er vanavond niet door geraakt. Iets te veel muziek voor muzikanten vrees ik. Eigenlijk is alleen het nummer dat ook op de sampler te vinden is (I Woke Up in the Middle of a Dream) een beetje catchy.

Wat dat betreft weet Subroutine er wel de goeie nummers uit te pikken; ook Lord of Pesetas is namelijk veruit het sterkste nummer van Vox Von Braun. Waarmee er een mooi bruggetje is gebouwd naar de split-vinyl EP met Vox Von Braun en De Nieuw Vrolijkheid die Subroutine in de planning heeft staan. Al met al een opvallende avond, met een even opvallende sampler. Blijf dat volgen.

Muziek / Achtergrond
special: Rock Werchter, 29 juni - 2 juli 2006

Rock Werchter gered door het weer

Weinig mensen zullen na afloop van dit festival met een slecht gevoel huiswaarts zijn gekeerd. Vier zonovergoten dagen en het goed georganiseerde festival lieten niets te klagen over. Ook muzikaal was er voor iedereen wel iets te vinden – of je nu van soul, punk, reggae, lounge, rock, dansmuziek of eenvoudige lichtverteerbare pop hield, alle genres waren vertegenwoordigd. De dagen vlogen voorbij en voor je het door had was het festival alweer voorbij.

Foto: Dick Doe
Foto: Dick Doe

Op het terrein waren twee podia aanwezig, waarbij op het hoofdpodium de ‘grote namen’ stonden en de Pyramid Marquee tent gereserveerd was voor meer intieme concerten. Helaas overlapten de programmeringen van de twee podia elkaar constant. Afgezien van het feit dat het simpelweg te warm was om continu heen en weer te sprinten, was het zien van 59 bands in vier dagen wat teveel van het goede. Op den duur zit je ‘gewoon vol’. Het was dus zaak het kaf van het koren te scheiden. Maar met wat teveel ‘kaf’. Waarbij ik direct opmerk dat het goed mogelijk is dat ik het koren gemist heb door een verkeerde schifting.

Donderdag 29 juni

De eerste dag wist eigenlijk alleen TOOL te verbazen, waarbij ik geboeid luisterde hoe de strakke ritmes live stand hielden. Manu Chao, The Red Hot Chili Pepers en de Black Eyed Peas deden waarvoor ze ingehuurd waren, elk met voldoende hits om het publiek vast te houden en mee te laten zingen. Maar de routine droop er vanaf.

Vrijdag 30 juni

De tweede dag begon beter. Het was ’s middags een waar feest voor het oor toen achtereenvolgens Editors, The Kooks en Clap Your Hands Say Yeah speelden. Alec Ounsworth, de zanger van de laatste band, gaf zich volledig en schreeuwde piepend de longen uit zijn lijf. Daardoor hoorden de toehoorders aan het eind van het optreden een totaal nieuwe versie van In this Home on Ice. De hoge net niet (of wel?) valse stem was vervangen door een hees, bijna normaal geluid. Hiermee was de toon gezet voor de volgende bands. Op de muziek van Elbow, Live en Anouk was weinig af te dingen. Het vormde een aangenaam achtergrondmuziekje voor iedereen die languit in het gras lag te zonnen.

The Who (foto: Dick Doe)
The Who (foto: Dick Doe)

Een stilte voor de storm, want, thank god, toen kwam, zag en overwon Muse. Twee jaar geleden stond deze band ook al als een van de hoofdacts geprogrammeerd. De duidelijk jongere groep gaf een enigszins geforceerde, te strakke show, waarbij ze constant boven het geschreeuw van de tienermeisjes uit probeerde te komen – alsof je naar een boyband stond te kijken. Ditmaal zagen we een groep die een overtuigende set neerzette, waarbij bleek dat zowel het publiek als de band volwassen waren geworden. De nieuwe nummers klonken veelbelovend, minder eentonig en niet ‘meer van hetzelfde’, zoals het geval was bij de vorige cd Absolution. Voor, tijdens en gelukkig ook na dit optreden speelde in de tent Radio Soulwax. Dit jaar hadden de broertjes Dewaele de regie voor de hele vrijdagavond toegewezen gekregen. Tussen Radio Soulwax en 2 Many DJ’s, twee eigen projecten, verzorgden Vitalic en Tiga waardige gastoptredens. Terwijl in de tent het dak eraf ging, speelde voor de mensen die wat minder actie wilden, aan de andere kant The Who. Een grote naam, maar naar mijn idee een week te vroeg. Qua uitstraling past deze band beter bij Werchter Classics, dat op 8 juli plaatsvindt.

Zaterdag 1 juli

Zaterdagochtend mocht de Australische band Wolfmother de aftrap verzorgen. Een goed begin voor een pittig dagje muziek. Want later op de dag volgden optredens van Artic Monkeys, die voor een nieuwe band met weinig hits verbazingwekkend lang overeind bleven op het grote podium, The Raconteurs, die een oninteressante muur van geluid neerzetten, en Franz Ferdinand, die overtuigend lieten zien dat zij de laatste jaren zijn uitgegroeid tot een volwaardige hoofdpodiumact. Voor mensen die het zo al warm genoeg vonden was er voldoende aanbod om met een pintje in de hand te relaxen. Eerst bij de surfer met muzikale nevenactiviteiten Donavon Frankenreiter, een net iets te duidelijk muzikale tweelingbroer van Jack Johnson in een hippie-outfit. Daarna was het optimaal genieten met de Belgische band Absynthe Minded. Bij My Heroics werd hier en daar zelfs een traantje weggepinkt.

Wolfmother (foto: Dick Doe)
Wolfmother (foto: Dick Doe)

Daarna snel naar de andere kant, om nog even te zien hoe Kaiser Chiefs heel hard hun best deden om hun muziek leven in te blazen, maar waarbij ik wel het gevoel had de juiste keuze te hebben gemaakt door naar de tent te gaan. Het spitsgedeelte van de dag werd ingewijd door Placebo, dat inmiddels zoveel ervaring en hits heeft dat de band zonder al te veel inspanning het publiek meekreeg. De afsluiter van de derde dag was ons aller dEUS. In de krant mocht dan de volgende dag staan dat zij het veld plat speelden, maar dit was kennelijk vooral door een vlaag van chauvinisme ingegeven. Hoewel, ergens klopte het inderdaad dat het veld plat ging; want terwijl ‘de goden’ aan het spelen waren, ging een deel van het publiek richting tent en matras. Het optreden was qua show en nummerkeuze nagenoeg gelijk aan dat waarmee zij de laatste tijd de Nederlandse podia hebben aangedaan – en geen reden om speciaal naar België af te reizen.

Zondag 2 juli

Eels (foto: Mariska Mulder)
Eels (foto: Mariska Mulder)

Terwijl ik al even bang was dat we het hele festival geen enkele echte show te zien zouden krijgen, was daar halverwege de vierde dag, als geschenk uit de hemel, de onovertroffen Redder Des Festivals, Eels. De band waarvan ik dat het minst verwacht had, gaf de grootse show weg. Bij aanvang werd een vooruitgeschoven groepslid van de band uitgefloten, een kleine slip of the tongue, toen de zwaar getatoeëerde crimineel met een Security-shirt opeens op het scherm verscheen. Het duurde even voordat iedereen besefte dat hij bij de band hoorde… Na het optreden was het publiek om en werd de man op handen gedragen. Waar een groot deel van de acts duidelijk leunde op de hits, ging Eels zijn eigen gang. De bekende nummers waren bijna onherkenbaar in een strak rockjasje gegoten, en de helden gooiden – je moet maar durven, er een twintig minuten durende versie tussendoor van Not Ready Yet. En iedereen slikte het als zoete koek!

De overige van de bands op de laatste festivaldag klonken goed, maar bijna niets wist hierna meer te overtuigen. Het bleef bij wat heen hen weer lopen, standjes kijken, etensbonnen opmaken, terwijl op de achtergrond muziek klonk. Het festival leek zwevend op Hooverphonic en Depeche Mode een stille dood te sterven, totdat in de Marquee opeens het dak eraf vloog bij de ultragaye kitschdiscopop van The Scissor Sisters. Je moest even door de schaamte heen bijten, totdat je merkte dat jij niet de enige was die zijn voeten niet op de grond kon houden. Sterker nog, tot aan het veld ging iedereen los en de zaal vulde zich met energie. Heerlijk fout, maar wat waren ze goed! De serieuze afsluiter van Werchter, Depeche Mode, kon met hun donkere electrobeats de vrolijke tonen van de Scissors niet meteen afremmen. Opeens klonken de langgerekte zwarte tonen als vrolijk dansbare muziek, waardoor het dansen doorging tot het traditionele vuurwerk ontstak. In polonaise verlieten we vervolgens het terrein…

Maar toch…


… dat de vier dagen voorbij waren gevlogen, had niet alleen met het mooie weer te maken. Op Werchter verwacht ik de Grote Goden uit de muziek. De Lijst met Grote Namen die dit jaar aanwezig waren, bestond echter grotendeels uit gevallen of bejaarde sterren met hun hoogtijdagen (ver) achter zich. De Peppers, Manu Chao en Depeche Mode kregen het publiek wel mee, maar ze brachten niks extra’s. Van deze artiesten kun je kwaliteit verwachten, daar worden ze voor betaald. Maar het was net iets te duidelijk dat het gewoon hun werk was en op routine speelden. Ze hebben zoveel hits, dat iedereen toch wel meezingt. Dit werd helaas ook niet gecompenseerd door een spektakelshow, zoals bij Metallica of Rammstein. De enige echte shows waren die van de Scissor Sisters en Eels. Beide op de laatste dag, op plaatsen of tijdstippen die voor de mindere goden zijn gereserveerd. Andere grote namen zoals The Who en Robert Plant, leken een week te vroeg geprogrammeerd te zijn en pasten beter op Werchter Classics. Een flink aantal van de overige bands had daar overigens ook prima kunnen staan zonder uit de pas te lopen, waarbij ik met stip Live nomineer. Ten slotte stonden op het hoofdpodium twee avonden achter elkaar Belgische bands op TopTijdstippen geprogrammeerd; dEUS en Hooverphonic. Afgezien van de kwaliteit zijn dit niet de bands waarvoor ik naar België afreis; zij komen al jaren op de Nederlandse podia en zijn erg toegankelijk. Volgend jaar beter. Al met al paste de muziek goed bij het weer, was de sfeer goed en vloeide het bier rijkelijk. Maar bij regen was muziek luisteren in een tent op de camping een zeer reële optie geweest…