Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Kitsch tegen kitsch

recensie: Connie Palmen - Het geluk van de eenzaamheid

Op het afgelopen Boekenbal ontstond een relletje toen Connie Palmen ‘nietsnutten’ als Kluun en Saskia Noort verbande uit het ‘land van de literatuur’. Daags erna zat Palmen aan de tafel van De Wereld Draait Door tegenover Noort, waar ze in eerste instantie haar woorden terugnam om vervolgens dubbel zo hard toe te slaan. Het kan niet anders of ze schreef toen aan het poëticale essay Het geluk van de eenzaamheid, want ook daarin krijgen schrijvers van ‘lectuur’ er van langs.

Onlangs bleek Palmen nog een ander slachtoffer op het oog te hebben: Thomas Vaessens en zijn werk De revanche van de roman. In een recent interview maakte ze hem uit voor charlatan. Hij zou een handlanger zijn van voornoemde nietsnutten. Harde woorden, die vragen om een onderbouwing. Het geluk van de eenzaamheid lijkt een poging die te geven, maar blijft steken in abstracte en ouderwetse argumenten.

Hans Goedkoop
Elke schrijver heeft één verhaal of thematiek, wordt vaak gezegd. Die van Palmen is de inwerking van fictie op het werkelijke: literatuur beschrijft de realiteit, maar oefent ook invloed daarop uit. Feit en fictie zijn niet te scheiden, noch in de literatuur, noch in de werkelijkheid. Goede literatuur verandert de wereld een beetje, of op zijn minst de blik van de lezer daarop.

Dat brengt Hans Goedkoops Een verhaal dat het leven moet veranderen (2004) in gedachten. Het geluk van de eenzaamheid lijkt – buiten die centrale gedachte dat kunst de wereld moet veranderen – in alles het tegendeel van Goedkoops essaybundel. Waar Goedkoop meeslepend schrijft, zichzelf in de waagschaal legt, concrete voorbeelden helder uitwerkt en enthousiasme overbrengt, stelt Palmen op al deze punten teleur.

Leeg en hol
Allereerst ligt dat aan haar belabberde stijl. Ondanks haar gehamer op stilistisch vernuft en persoonlijke visie, is haar eigen schrijfwerk om van te gapen zo saai. De woorden zijn leeg en hol. In elke alinea, in elk hoofdstuk komen ze terug, soms letterlijk woord voor woord. Al die grote woorden maken van dit boekje iets etherisch, waar niet echt iets uit blijft hangen. Een voorbeeld:

De compassie, troost en paradoxale gemeenschappelijkheid die worden opgeroepen door de erkenning van de wezenlijke eenzaamheid en uitzonderlijkheid van eenieder is tegengesteld aan de verbroedering en het saamhorigheidsgevoel waarop de aantrekkingskracht van popconcerten, schlagerfestivals, dancefeesten, lectuur en andere uitingen van massacultuur berust.

Het lukt Palmen niet haar kenmerkende, neerbuigende houding af te leggen. Door het hele boekje heen sijpelt minachting, zoals die ook uit woorden als ‘nietsnut’ en charlatan’ spreekt. Inhoudelijke argumenten om haar afkeer van bijvoorbeeld Saskia Noort te onderbouwen, zijn niet terug te vinden. Steeds weer grijpt ze terug op wat grote auteurs en denkers vóór haar hebben geschreven. Is Palmen bang voor de moderne tijd? Ze kan dan wel beweren dat ze ‘lectuur en kitsch’ niet veroordeelt, maar dat doet ze wel, voortdurend. Het had veel gescheeld als ze daar oprecht in was geweest. Haar ongefundeerde aanklacht lijkt nu verdacht veel op het populistische getier waar ze zo’n hekel aan heeft.

Traditie
Het geluk van de eenzaamheid is het tweede deel van de reeks ‘Over de roman’, een initiatief van Athenaeum – Polak & Van Gennep. Vorig jaar verscheen het eerste deel van de hand van A.F.Th van der Heijden, Kruis en kraai. De reeks wil een ‘plaatsbepaling’ van de roman aan het begin van de eenentwintigste eeuw bieden. Bij Van der Heijden bleef die plaatsbepaling vooral een bepaling ten opzichte van de modernistische traditie.

Ook Connie Palmen blikt vooral terug de twintigste eeuw in en maakt de belofte van de reeks niet waar. Het is wachten op de essayist die écht stelling durft te nemen in de eenentwintigste eeuw, die vooruit durft te kijken in plaats van alleen maar achteruit, het modernisme in. Thomas Vaessens durfde het aan. Geef nu de beurt aan Hans Goedkoop, bijvoorbeeld.

Boeken / Non-fictie

Kitsch tegen kitsch

recensie: Connie Palmen - Het geluk van de eenzaamheid

Op het afgelopen Boekenbal ontstond een relletje toen Connie Palmen ‘nietsnutten’ als Kluun en Saskia Noort verbande uit het ‘land van de literatuur’. Daags erna zat Palmen aan de tafel van De Wereld Draait Door tegenover Noort, waar ze in eerste instantie haar woorden terugnam om vervolgens dubbel zo hard toe te slaan. Het kan niet anders of ze schreef toen aan het poëticale essay Het geluk van de eenzaamheid, want ook daarin krijgen schrijvers van ‘lectuur’ er van langs.

Onlangs bleek Palmen nog een ander slachtoffer op het oog te hebben: Thomas Vaessens en zijn werk De revanche van de roman. In een recent interview maakte ze hem uit voor charlatan. Hij zou een handlanger zijn van voornoemde nietsnutten. Harde woorden, die vragen om een onderbouwing. Het geluk van de eenzaamheid lijkt een poging die te geven, maar blijft steken in abstracte en ouderwetse argumenten.

Hans Goedkoop
Elke schrijver heeft één verhaal of thematiek, wordt vaak gezegd. Die van Palmen is de inwerking van fictie op het werkelijke: literatuur beschrijft de realiteit, maar oefent ook invloed daarop uit. Feit en fictie zijn niet te scheiden, noch in de literatuur, noch in de werkelijkheid. Goede literatuur verandert de wereld een beetje, of op zijn minst de blik van de lezer daarop.

Dat brengt Hans Goedkoops Een verhaal dat het leven moet veranderen (2004) in gedachten. Het geluk van de eenzaamheid lijkt – buiten die centrale gedachte dat kunst de wereld moet veranderen – in alles het tegendeel van Goedkoops essaybundel. Waar Goedkoop meeslepend schrijft, zichzelf in de waagschaal legt, concrete voorbeelden helder uitwerkt en enthousiasme overbrengt, stelt Palmen op al deze punten teleur.

Leeg en hol
Allereerst ligt dat aan haar belabberde stijl. Ondanks haar gehamer op stilistisch vernuft en persoonlijke visie, is haar eigen schrijfwerk om van te gapen zo saai. De woorden zijn leeg en hol. In elke alinea, in elk hoofdstuk komen ze terug, soms letterlijk woord voor woord. Al die grote woorden maken van dit boekje iets etherisch, waar niet echt iets uit blijft hangen. Een voorbeeld:

De compassie, troost en paradoxale gemeenschappelijkheid die worden opgeroepen door de erkenning van de wezenlijke eenzaamheid en uitzonderlijkheid van eenieder is tegengesteld aan de verbroedering en het saamhorigheidsgevoel waarop de aantrekkingskracht van popconcerten, schlagerfestivals, dancefeesten, lectuur en andere uitingen van massacultuur berust.

Het lukt Palmen niet haar kenmerkende, neerbuigende houding af te leggen. Door het hele boekje heen sijpelt minachting, zoals die ook uit woorden als ‘nietsnut’ en charlatan’ spreekt. Inhoudelijke argumenten om haar afkeer van bijvoorbeeld Saskia Noort te onderbouwen, zijn niet terug te vinden. Steeds weer grijpt ze terug op wat grote auteurs en denkers vóór haar hebben geschreven. Is Palmen bang voor de moderne tijd? Ze kan dan wel beweren dat ze ‘lectuur en kitsch’ niet veroordeelt, maar dat doet ze wel, voortdurend. Het had veel gescheeld als ze daar oprecht in was geweest. Haar ongefundeerde aanklacht lijkt nu verdacht veel op het populistische getier waar ze zo’n hekel aan heeft.

Traditie
Het geluk van de eenzaamheid is het tweede deel van de reeks ‘Over de roman’, een initiatief van Athenaeum – Polak & Van Gennep. Vorig jaar verscheen het eerste deel van de hand van A.F.Th van der Heijden, Kruis en kraai. De reeks wil een ‘plaatsbepaling’ van de roman aan het begin van de eenentwintigste eeuw bieden. Bij Van der Heijden bleef die plaatsbepaling vooral een bepaling ten opzichte van de modernistische traditie.

Ook Connie Palmen blikt vooral terug de twintigste eeuw in en maakt de belofte van de reeks niet waar. Het is wachten op de essayist die écht stelling durft te nemen in de eenentwintigste eeuw, die vooruit durft te kijken in plaats van alleen maar achteruit, het modernisme in. Thomas Vaessens durfde het aan. Geef nu de beurt aan Hans Goedkoop, bijvoorbeeld.

Boeken / Fictie

Het ritme van de stad

recensie: Christiaan Weijts - De etaleur

.

Een van deze inwoners is Victor, etaleur van beroep. Op een dag krijgt hij de opdracht van het warenhuis Cocagne om een revolutionaire etalage te ontwerpen. De etalage moet als een lokroep elke voorbijganger aanzetten tot ongebreidelde kooplust. Met de directeur van Cocagne komt Victor overeen dat hij de nachten in het warenhuis mag doorbrengen. Op die manier kan hij in alle rust zijn ideeën verder uitwerken, zo houdt hij de directeur voor. De werkelijke reden is dat zijn vriendin hem heeft verlaten en dat hij wanhopig op zoek is naar een logeeradres.

Krioelende mieren

In de eenzame nachten in het lege warenhuis raakt Victor steeds meer verwijderd van de buitenwereld. Hij observeert de wereld buiten de muren van het warenhuis van een afstand.

Zelf beseft hij, is Victor ook altijd zo’n deeltje van de zwerm geweest, van hot naar her gestuurd om zijn klusjes te doen en zijn kunstjes te vertonen, in de veronderstelling dat dit was wat hij graag en uit vrije wil deed.

Victor maakt steeds minder een deel uit van de zwerm, die als een mierenkolonie door de straten van de stad krioelt. Maar waar Victor nog steeds deel is van het verhaal, is er een verteller die daar helemaal boven staat. Deze verteller, die vanuit het hogere de wereld aanschouwt, is degene die de touwtjes in handen heeft. Hij bepaalt de loop van het verhaal en levert door middel van de personages de nodige kritiek op de handelswijze van de mens. De absurditeit en onwaarachtigheid van het dagelijks bestaan legt hij hierbij genadeloos bloot.

Lanceer een organisme in de lucht, geef het onderweg een bewustzijn en ondervraag het. Het zal je vertellen dat het uit vrije wil die richting en geen andere uit gaat. Jullie zijn net zo. Jullie worden geboren in een netwerk van systemen, onbewuste gebruiken, half bewuste idealen.

Ritme

Weijts laat in De etaleur zien dat hij niet alleen een goed observator is, maar ook dat hij over een grote dosis mensenkennis beschikt. Deze kwaliteiten, plus een bijzonder gevoel voor taal, zorgen ervoor dat De etaleur nergens voorspelbaar is. Elke formulering, elke zin is een kunstwerk op zich waarin het ritme van de stad duidelijk voelbaar is.

Daarnaast begrijpt Weijts dat aan de basis van goede literatuur verwarring ten grondslag ligt. De etaleur is namelijk niet zomaar een dertien-in-een-dozijnverhaal, maar een verhaal dat de deur openzet naar nieuwe inzichten. Het zet de wereld van de lezer even op zijn kop door niet het gewone te laten zien, maar juist datgene waar we niet dagelijks bij stilstaan.

Toeval of lot
Een van de vragen die het boek oproept, is wat de mens drijft. Is alles gebaseerd op toevalligheden of bepaalt het lot onze weg? Victor gelooft dat alles tot stand komt door toeval. Als hij midden in de nacht oog in oog staat met zijn vroegere vriendin Vita Laurier, die betrokken is bij een actie gericht tegen het warenhuis Cocagne, overziet hij dan ook niet de betekenis van deze ontmoeting. Toeval of niet, de ontmoeting zorgt ervoor dat zijn leven nooit meer hetzelfde zal zijn. Vita daarentegen gelooft in haar lotsbestemming. Maar ze realiseert zich ook dat het lot niet te kennen valt.

Hetzelfde kan gezegd worden van De etaleur. Weijts heeft een verhaal geschreven dat niet zomaar alles prijsgeeft. De lezer wordt in het diepe gegooid en tot nadenken aangezet. Weijts laat zien dat hij, zoals een groot schrijver betaamt, niet voor de gemakkelijkste weg heeft gekozen.

Film / Films

Aanstekelijke schelmenfilm

recensie: Micmacs à tire-larigot

In de beginscènes van Micmacs à tire-larigot (grofweg te vertalen als ‘een grote rotzooi’) verliest Bazil zijn vader aan een landmijn, zijn moeder aan gekte, wordt hij opgesloten in een soort klooster en weet hij te ontsnappen naar de grote stad. Dat allemaal voordat de titel in beeld komt, en, opvallender, zonder dat er een woord is gesproken.

~

Zo’n originele opening had van niemand anders dan van Jean-Pierre Jeunet afkomstig kunnen zijn. De hand van de meester is ook terug te zien in de overrompelende creativiteit waarmee het verhaal zich ontvouwt, in de warme kleuren en in de vele details. Micmacs, zoals de film in de meeste landen heet, is een waardige opvolger voor Le fabuleux destin d’Amélie Poulain (2001). Tussendoor bracht Jeunet het tegenvallende Un long dimanche de fiançailles uit en vocht hij vergeefs om de financiering van Life of Pi rond te krijgen.

Vreemde snuiters

Amélie was zowel qua plot als in visueel opzicht overweldigend. Dat bereikt Jeunet deze keer niet. Het verhaal in Micmacs lijkt soms vooral een excuus om originele vondsten in de film te verwerken. Bazil krijgt als volwassene een kogel in zijn hoofd die hem elk moment kan doden. Hij wil wraak nemen op de wapenindustrie die zijn leven zo grondig heeft verpest. Daarvoor wendt hij zich tot zijn huisgenoten, een groep vreemde snuiters die samenwonen in een hol tussen de tweedehands spullen. Ieder van hen heeft een eigen talent, dat van pas komt in de strijd tegen de slechteriken.

~

Het is het soort opzet dat in talloze films wordt gebruikt, van Toy Story tot Ocean’s Eleven. De personages in Micmacs zijn echter lang zo leuk niet als in de voornoemde films. Er is een zwarte man wiens woordgrappen totaal verloren gaan in de ondertiteling (al valt dat de makers natuurlijk niet te verwijten), een moederfiguur die de anderen aan hun oor trekt als ze van het eten snoepen, een raar slangenmens, en zo nog wat schematische karakters die niet helemaal uit de verf komen. Een romantisch subplotje loopt volledig dood. Daar zijn deze personages niet voor gemaakt. Ze blijven pionnen in het spel dat Jeunet met de kijker speelt. De enige uitzondering is Bazil, die prachtig wordt neergezet door Danny Boon. De andere personages dienen alleen voor het doel dat Jeunet en zijn medescenarioschrijver Guillaume Laurent, met wie hij ook Amélie schreef, voor hen hebben bedacht.

Reuzemagneet

Gelukkig blijkt dat dikwijls meesterlijk. Als bioscoopganger loop je altijd net achter de feiten aan, en daarin schuilt dan ook het plezier van deze aanstekelijke schelmenfilm. Leun achterover en verbaas je over de schier onophoudelijk stroom originele uitvindingen en cartooneske plannetjes. Bazil en zijn bende maken onder andere gebruik van ballonnen, bijen en een reuzemagneet om hun ingewikkelde plannen tot uitvoer te brengen.

Micmacs speelt zich in de huidige tijd af (er is een zelfs rol voor Youtube weggelegd), maar de werkelijkheid dringt alleen bij humoristische vlagen tot de film door. Net als in Amélie schept Jeunet een universum dat het midden houdt tussen een sprookjesland en een soort nostalgische droomversie van Parijs. Het is een plek waarvan je zou willen dat hij echt bestaat.

Film / Films

Vroeg hoogtepunt van een meester

recensie: The 39 Steps

The 39 Steps is een fascinerende vroege film van Alfred Hitchcock uit 1935, vijf jaar voordat hij de sprong naar Hollywood zou maken. Gebaseerd op het gelijknamige boek van John Buchan is de verfilming een speelse en ongedwongen thriller met plotfouten en een onevenwichtig tempo. Desondanks is het een meesterwerk, de eerste uit een lange serie van de master of suspense.

~

Zakenman Richard Hannay (Robert Donat) stuit op een internationaal spionagecomplot als hij op een avond een mysterieuze Duitse vrouw mee naar huis neemt. Ze werkt voor de Britse regering en ze probeert militaire geheimen te beschermen die niet in verkeerde handen mogen vallen. Als ze middenin de nacht Hannays slaapkamer binnenvalt met een mes in haar rug weet ze hem nog net te vertellen dat ze een afspraak had met een man in een dorp in Schotland. Hannay, die beseft dat hij van de moord verdacht zal worden, vlucht naar het noorden. Met de politie en de spionnen in zijn kielzog gaat hij koortsachtig op zoek naar de werkelijke moordenaars en de oplossing van dit mysterie.

De verkeerde man
Waarom lukte het Hitchcock een zo sterke film te maken terwijl de plot rammelt en het raadsel waar alles om draait uiteindelijk niet veel voorstelt? Vier redenen: actie, humor, de MacGuffin en de verkeerde man. Hitchcock laat zijn held van de ene in de andere situatie terechtkomen die elk zo enerverend zijn dat je als kijker nauwelijks tijd krijgt de logica van de plot te ontrafelen. Hij stopt humor in zijn film op momenten waar je die het minste verwacht. Ook introduceert hij de MacGuffin, een plottruc waarin iets dat in eerste instantie heel belangrijk lijkt later totaal irrelevant blijkt en alleen bedoeld is om de aandacht van de echte actie af te leiden. In dit geval zijn het geheime ontwerpspecificaties voor nieuwe gevechtsvliegtuigen. En hij werkt hier voor het eerst met het personage waarnaar hij steeds terug zou keren: de verkeerde man. Zowel scenarist Charles Bennett als Hitchcock waren gecharmeerd van het concept uit Buchans boek van de wervelstorm waarin een gewone man belandt als hij verdacht wordt van iets dat hij niet gedaan heeft. Maar beiden vonden ook dat het boek geen aantrekkelijke karakters en humor had, en niets deed om het publiek in het verhaal te trekken. Dat hebben ze meer dan goed gemaakt.

~

Europa raakte zich midden jaren dertig steeds bewuster van de dreiging van het fascisme. De jacht op Hannay en de opkomst van de nazi’s dienen voor Hitchcock echter vooral als achtergrond voor het conflict en de groeiende band tussen zijn protagonist en de vrouw die, door een bizarre samenloop van omstandigheden, letterlijk aan hem gebonden is. Die binding spiegelt hij weer in andere stellen die Hannay tegenkomt. The 39 Steps zou een blauwdruk vormen voor veel van zijn latere werk, met kenmerkende gebeurtenissen, voorwerpen en locaties. De man die vlucht voor zijn leven, de vrouw die hem eerst niet en later wel gelooft, de kus die als afleiding voor de achtervolgers dient, een voorwerp dat van grote invloed is op de plot (hier een paar handboeien), de gevaarlijke ontsnappingsmanoevres, mensenmassa’s die voor verwarring en spanning zorgen, en de eindafrekening op een openbare plek. Al deze plotelementen benadert Hitchcock zowel met een serieuze als met een lichte insteek. Hannay belandt van de ene situatie in de andere waarbij de regisseur het met de geografische duiding niet zo nauw neemt. Ook in de montage neemt hij vaak grote stappen. Hitchcock behandelt de afzonderlijke scènes echter met groot oog voor detail en hij weet telkens zoveel spanning op te roepen dat je als kijker al lang vergeten bent hoe Hannay precies op die plek is beland. De regisseur introduceert het ene oerthema na de andere, van de in een huwelijk wegkwijnende echtgenote tot de massale aanbidding die een vlot pratende spreker weet op te wekken. Hitchcock geeft gas waar dat nodig is om weer in tempo te dalen als een situatie daar om vraagt. Hij is in eerste instantie een verhalenverteller en dat laat hij hier met verve zien. Dat de plot niet veel omhanden heeft maakt niet uit. Het gaat om de manier waarop het wordt gebracht.

Het spel van een meester

~

De humor verwerkt de regisseur op veel momenten, maar een scène is toch typisch Hitchcock. Hij zou zijn hele carrière geobsedeerd blijven door seks, en hier toont hij dat door Pamela (de vrouw die Hannay op sleeptouw heeft genomen) haar netkousen uit te laten trekken terwijl Hannay en de camera haar handen volgen als ze de lange reis van bovenbeen naar voet maken. The 39 Steps bevat veel van dergelijke lichte momenten en in die mengeling van spionagethriller en subtiele komedie toont de regisseur zich een meester. Hij verdoet geen tijd met uitleg over wie de vrouw in het begin heeft vermoord, waarom Hannay zelf niet gewoon uit de weg geruimd wordt en hij maakt zich niet druk over de ongeloofwaardigheid van de vele ontsnappingen door zijn held. Juist in die schouderophalende toon zit de kracht van The 39 Steps. In feit is de hele plot een MacGuffin, een kunstmatige afleidingsmanouvre voor een spel dat Hitchcock speelt met zijn personages. Een megalomane poppenspeler die teveel plezier in zijn manipulaties heeft om aandacht te hebben voor geloofwaardigheid of een motief. De kijker geniet met hem mee in deze vroege mijlpaal, een eerste indicatie voor het genie dat hij zou worden.

 

Film / Films

Wraak met een gedachte

recensie: Law Abiding Citizen

.

F. Gary Gray (A Man Apart,

~

Regisseur Gray is dol op wraak. In eerdere films bewegen zijn personages hemel en aarde om een gepleegde moord te vergelden. In het simplistische Vin Diesel-vehikel A Man Apart wordt op een Steven Seagal-achtige manier een bende te grazen genomen. In de vlotte misdaadfilm

~

Butler (300, The Ugly Truth) speelt niet zijn beste rol, maar is toch aardig op zijn plaats als geniale psychopaat. Dat komt vooral door het sterke scenario van Kurt Wimmer, die eerder betrokken was bij The Thomas Crown Affair en Equilibrium. Vooral het eerste deel van de film, waarin blijkt hoe helder doordacht de aanklacht tegen het juridische systeem is, getuigt van een krachtige visie. Het is alleen jammer dat de strijd op den duur uitloopt op een clichématige ratrace en dat het einde ronduit slecht is. Toch stijgt Law Abiding Citizen uit boven het tot nu toe middelmatige oeuvre van Gray. Zijn vorige film Be Cool, was een flauwe muziekkomedie met John Travolta. Dat in ogenschouw genomen is Law Abiding Citizen een opvallend volwassen thriller, waarin de spanningsboog continu strak gespannen is. De film is soms opmerkelijk ingetogen en wekt hooguit irritaties op door de expliciete oneliners en de koppige hoofdrolspelers.

Boeken / Non-fictie

Een man op een boot

recensie: David Foster Wallace - Superleuk, maar voortaan zonder mij (vert. Iannis Goerlandt)

Een reisverslag valt Superleuk, maar voortaan zonder mij van David Foster Wallace moeilijk te noemen. Wat op het eerste gezicht een verzameling grappige observaties en rake typeringen lijkt, blijkt bij nadere beschouwing een impressionistisch essay dat inzicht biedt in een bij uitstek moderne vorm van vermaak. De existentiële eenzaamheid van de schrijver die het allemaal ondergaat is hierbij zelden ver weg.

David Foster Wallace was na de publicatie van zijn magnum opus, de vuistdikke toekomstroman Infinite Jest (1996), een van de belangrijkste figuren in de Amerikaanse literatuur. Hij geldt als inspirator van een hele generatie schrijvers, onder wie Jonathan Safran Foer en Benjamin Kunkel. Vorig jaar pleegde hij, nadat hij niet langer reageerde op antidepressiva, zelfmoord. Het is verleidelijk zijn werk nu te beschouwen in het licht van die tragische gebeurtenis en het te zien als kroniek van een aangekondigde dood. Dit zou de schrijver echter tekortdoen. Hoewel dit essay alweer bij vijftien jaar oud is heeft het weinig aan kracht verloren. De Nederlandse lezer mag zich gelukkig prijzen dat ook een kleiner werk als dit is vertaald.

Alleen in de massa
Harper’s Magazine boekte een volledig verzorgde cruise van een week voor de schrijver, met als enige wederdaad een uitgebreid verslag voor het tijdschrift. Wallace komt terecht op de MS Zenith, die hij consequent aanduidt als de MS Nadir. Wat volgt is een bij vlagen hilarisch verslag vol onzichtbare kamermeisjes, vervelende tafelgenoten, een wantrouwige kapitein die Wallace’ nieuwsgierigheid niet op prijst stelt, overvloedig eten, een state of the art-badkamer en misplaatste jaloezie over de vermoedelijk nog grotere luxe op een verderop aangemeerd schip van een concurrerende maatschappij.

Al lezende doet het ‘machtige lazuren hemelgewelf’ pijn aan de ogen. Enerzijds omdat de beschrijvingen vaak prachtig zijn, anderzijds omdat het door Wallace beschreven geluk pijnlijk oppervlakkig is. De tekst ademt de onmogelijkheid voor de schrijver zijn ironische afstandelijkheid naast zich neer te leggen en door onvoorwaardelijke overgave genot te ervaren. Alle geestigheden ten spijt lijkt Wallace zich geen moment werkelijk op zijn gemak te voelen. Het beeld dat hij, wanneer hij zich niet opsluit in zijn kajuit, in eenzaamheid over het immense schip zwerft, dringt zich steeds sterker aan de lezer op. Toch weigert Wallace in bot cynisme te vervallen. Bij tijd en wijle is zijn toon wantrouwend, maar vaker oprecht verbaasd over het gedrag van zijn medepassagiers. Soms lijkt hij zelfs blij verrast.

De nuance in de Engelse titel – A Supposedly Fun Thing I’ll Never Do Again – is in de vertaling helaas weggevallen. Van het licht ironisch onbegrip voor het genot van een cruise in de originele titel is in de Nederlandse vertaling weinig over. Het klinkt hier meer als bijtend bedoeld sarcasme. Dit gebrek aan subtiliteit past niet bij Wallace’ observerende schrijfstijl.

Doelloos ronddobberen

Critici menen dat de essays van Wallace vaak een duidelijke structuur ontberen en zodoende richtingloos zijn. Zeker voor het eerste valt iets te zeggen. Het verhaal meandert zonder duidelijke aanleiding van het ene naar het andere onderwerp. Wallace’ stijl is hier zeer impressionistisch. Het tweede punt van kritiek is eveneens het gevolg van die stijlkeuze, mogelijk ingegeven door een meer principiële positie. Wallace wil niets beweren, geen idee opdringen of een mening venten: hij ondergaat iets om er vervolgens kritisch maar rechtvaardig verslag van te doen. De kracht van dit essay is er in gelegen dat de lezer geen moment het idee heeft een diepgaande beschouwing te lezen, terwijl men aan het eind toch het gevoel heeft nieuwe inzichten te hebben opgedaan.

Overigens sluit het gebrek aan sturing in de tekst in dit specifieke geval mooi aan bij het onderwerp. Bij een cruise gaat het tenslotte niet om een reis in de traditionele zin van het woord, de passagiers gaan nergens naar toe. Vanaf het moment dat ze aan boord stappen zijn ze op hun bestemming, het hele feest dobbert gewoon een weekje rond. Doelloos en enigszins verdwaasd, net als het vermaak dat ze aan boord in overvloed geboden wordt.

Boeken / Non-fictie

De schrijvende én tekenende hand van Lucebert

recensie: Hans Groenewegen - Het handschrift van Lucebert

.

Het handschrift van Lucebert is prettig uitgegeven: een aangenaam groot formaat met een harde kaft. De tekst is rijkelijk geïllustreerd met weliswaar klein afgedrukte tekeningen van Lucebert, maar mooi van kleur. Het boek is duidelijk met zorg vormgegeven (de typografie is van Rudo Hartman). Geciteerde gedichten zijn bijvoorbeeld in blauw gedrukt en titels van gedichten zijn vet gezet, een slimme oplossing, aangezien Lucebert geen hoofdletters in titels gebruikte. Zo zijn ze duidelijk onderscheiden van de lopende tekst, en bovendien is het makkelijk terugzoeken.

Soms gaan esthetische afwegingen ook wel enigszins ten koste van de leesbaarheid. Doordat onderschriften (titels en jaartallen) bij de afgebeelde tekeningen ontbreken – wat op zich een mooie rustige bladspiegel oplevert – is het soms een heel gezoek onder het lezen, naar de afbeeldingen die beschreven of besproken worden.

~

Goed kijker
De opzet van het boek is overigens ook ietwat onoverzichtelijk doordat het boek geen hoofdstukindeling heeft. De tekst loopt achter elkaar door met tussenkopjes, waardoor je als lezer nogal ‘zwemt’ in dit boek. Dit sluit wel aan bij de ‘open’ opzet: het is een neerslag van Groenewegens bestudering van Luceberts tekeningen, en naar aanleiding van de tekeningen, een aantal gedichten.

De auteur laat zich geheel door zijn eigen observaties leiden, als lezer kijk je met hem mee. Groenewegen is een goed lezer – dat wisten we al uit eerder essaybundels over poëzie, zoals Schuimen langs de vloedlijn en Overvloed – maar blijkt ook een goed kijker. Hij ‘ziet’ veel. En hij kan bovendien beeldend beschrijven wat hij ziet en leest. Zo schrijft hij over het gedicht ‘ik ben gaudium geluk’: ‘De regels hebben de linkerkantlijn losgelaten. Omgeven door veel wit vloeien ze sierlijk over de bladzijde.’ En over een tekening: ‘Om die ogen zijn koppen gekneed waarin verder alleen nog ruimte is voor een kreet, schreeuw of in stomme ontzetting vertrokken monden.’

Hij beschrijft ook treffend een fragment uit Johan van der Keukens Een film voor Lucebert uit 1967 (hier integraal te bekijken) waarin Lucebert tekenend aan het werk is, zoals hij dagelijks deed:

Hij brengt even met wat beweging tekening aan in het lichaam, en laat aan de derde poot een menselijke voet groeien. De hand strooit wat inktdruppels. Zijn het sterren of groeikernen voor nieuwe figuren? […] Er is geen plan. Er is een dans van de hand boven het papier, onder impuls en regie van wat het oog ziet ontstaan.

Dubbeltalent
Groenewegen is met name geïntrigeerd geraakt door de manier waarop beide het tekenen en dichten van Lucebert iets over elkaar zeggen: ‘Ik keek naar de dichter om via zijn woorden de tekenaar te leren kennen. Ik keek naar de tekeningen om het beeld te krijgen dat de tekenaar heeft van de dichter. Zo kwam ik iets dichter bij de bron van het dubbeltalent.’

~

Groenewegen laat zien hoe tekeningen vaak een zelfportret zijn van hoe Lucebert tegenover zijn eigen kunstenaarschap en dichterschap staat. Groeneweg onderscheidt verschillende groeifasen van Lucebert als dichter: een groeiende teleurstelling in wat met poëzie mogelijk is en een steeds grotere ruimte voor het beeldende werk. In de periode tussen 1963 en 1981 zweeg de dichter, er verscheen helemaal geen poëzie. En na die periode van zwijgen was de wijze van schrijven veranderd, zo stelt Groenewegen: ‘De schriftuur is zelden meer vloeiend. […] Hij wil de esthetiserende blik kapot maken.’ In titels is er een verschuiving naar het zelfportret. ‘Hij (Lucebert) beschouwt zijn gedichten niet meer als amulet om pijnlijk zwijgen te verwoorden en van angst te genezen. Het innerlijk vuur van de directe expressie is hij kwijt. Elegieën zingt hij niet meer.’

Overlappende thema’s
Daarnaast maakt Groenewegen mooie observaties over de thematische verwantschap tussen Luceberts tekeningen en gedichten. Het oog blijkt in beide obsessief aanwezig. Ook ontdekt Groenewegen dat de nevel, mist, nacht en schemer in de poëzie het visuele equivalent zijn van de vlekken in de tekeningen. Ze vervagen de contouren van de figuren: objecten en personen staan zo niet langer vast, en de dichter kan ze metamorfoses laten ondergaan.

Handschriften?
Er is een ding dat bevreemdt in dit boek. De handschriften van Lucebert ontbreken. De titel van het boek maakt nieuwsgierig: hoe schréef de tekenhand van Lucebert? Hoe tekende de dichter? Want Lucebert maakte een aantal tekening-gedichten, een mengeling van beide kunstvormen. Daarin zitten de twee expressiewijzen immers het dichtst bij elkaar. In het boek staan maar liefst 117 tekeningen afgedrukt, maar niet één handschrift, niet één tekening-gedicht. Terwijl Groenewegen er wel over schrijft: hij wijdt bijvoorbeeld twee pagina’s aan de samenhang is tussen de voorstelling en het gedicht ‘ik ben gaudium geluk’, maar hij onthoudt ons de afbeelding. Voor wie ook nieuwsgierig is, dat ziet er bijvoorbeeld zo uit: 

~

 

Boeken / Fictie

Naamsverandering betekent nog geen identiteitsverandering

recensie: Jhumpa Lahiri (vert. Kees Kooman) - De naamgenoot

In een slordige driehonderd bladzijden vertelt Jhumpa Lahiri de geschiedenis van een Bengaalse familie. Vader en moeder Ganguli emigreren in de jaren zestig naar Amerika en stichten daar hun gezin. De naamgenoot is een bijna letterlijk verslag van mensen die in den vreemde leven, dat slechts op sporadische momenten een beetje ontroert.

Culturele identiteit is een taai, ondoorzichtig onderwerp. Het vormt om een referentiekader, een kapstok voor alle andere normen en waarden. In romans verschijnt het als een moeilijk op te lossen probleem. Midnight’s Children van Salman Rushdie is een goed voorbeeld, maar ook The Impressionist van Hari Kunzru. Deze boeken behandelen culturele identiteit als een begrip dat uitstrekt tot buiten de grenzen van onze taal. Ook in Lahiri’s werk speelt dit thema een grote rol.

Amerikaans of Bengaals?
Bij Bengaalse families bestaat de traditie dat een kind tijdens de eerste jaren van zijn leven een ‘gegeven naam’ draagt. Het moet een naam zijn die alleen tijdens informele gelegenheden dienst doet, onder vrienden en familie. Zodra zoon- of dochterlief een bepaalde leeftijd heeft bereikt, verzinnen de ouders de ‘goede naam’. Het Amerikaanse naamgevingssysteem is helaas niet berekend op een dergelijke traditie. Mensen die emigreren moeten zich aanpassen. Zo ook de ouders van Gogol Ganguli. Zijn ouders moeten dus onmiddellijk de ‘goede naam’ bedenken, en dit probleem blijft hem zijn hele leven achtervolgen.

Gogol erft enerzijds het aanpassingsvermogen van zijn ouders, maar anderzijds speelt zijn afkomst hem parten. Het best merkbaar is dit bij de verschillende partners die hij heeft. De relatie met een meisje uit het rijke milieu van Manhattan loopt stuk vanwege de traditionele rouwperiode die Gogol doormaakt wanneer zijn vader sterft. Maar zijn huwelijk met een Indiaas meisje blijkt weer niet bestand tegen de mondaine New Yorkse invloeden.

Beperkte verdienste
Wat vooral opvalt, is dat de roman de ervaring van de  immigrant – zowel eerste als tweede generatie – op lijkt te eisen. Dat Lahiri Gogols problemen met zijn achtergrond zo gedetailleerd beschrijft, is op zich een verdienste. Maar er is geen ruimte voor een andere voorstelling: alle Bengaalse families in Amerika overkomt dit, zonder uitzondering. Dat is heel jammer, en ook een beetje arrogant.

In De naamgenoot geeft Lahiri op gedegen wijze de multiculturele ervaring weer. Maar het is ook meteen dé multiculturele ervaring en dat maakt het een betweterige roman die elke psychologische diepgang mist. Het lezen van deze roman voelt aan als het kijken van een middelmatige soapserie. Gogol ondergaat de verschillende invloeden in zijn leven, maar het klopt allemaal net iets te goed. Lahiri gebruikt ontzettend veel woorden om duidelijk te maken dat Gogol wel zijn naam, maar niet zijn identiteit kan veranderen. Het boek is dichtgesmeerd met zo veel feitelijkheden en oplossinkjes van probleempjes dat het een corvee is om het vol te houden tot pagina 191. Dit is namelijk het moment waarop de eerste echte ontroerende gebeurtenis plaatsvindt. Maar dan blijven er nog wel 120 trage bladzijden over.

Muziek / Album

Terug in de tijd

recensie: Piano Magic - Ovations

Het Londense Piano Magic is actief sinds het midden van de jaren negentig. De band kende vele bezettingswisselingen en bracht de meest uiteenlopende muziek uit: van elektronische knoppendraaierij tot zwaarmoedige, barokke pop. Op de nieuwe plaat Ovations komen donkere new wave, Oost-Europese muziek en Marokkaanse klanken samen.

Piano Magic is altijd een band geweest die nogal op zichzelf stond en moeilijk in een hokje te plaatsen viel. In Engeland heeft de groep nooit op grote schaal waardering gekregen. Het was vooral het Europese continent dat interesse toonde. Zo bracht Piano Magic muziek uit op het Nederlandse label Staalplaat en toerde de band regelmatig door Duitsland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje en Italië.

Oosters


Met name muziek uit Zuid- en Oost-Europa is van invloed geweest op Piano Magic. Op Ovations combineert de band deze met plechtige melancholische klanken in de stijl van Dead Can Dance, The Cure, The Chameleons, And Also The Trees en This Mortal Coil. In de albumopener, ‘The Nightmare Goes On’, horen we niemand minder dan Brendan Perry van Dead Can Dance zingen. De nog immer imponerende stem van Perry zorgt, in combinatie met Turkse percussie, viool, synthesizer en onheilspellende koorklanken, voor een indrukwekkende, bijna mystieke, start van Ovations: ‘The nightmare goes on, won’t somebody wake me’. Ook ‘March of the Atheists’ klinkt oosters en is krachtig en levendig. Alsof je over een markt ergens aan de rand van Zuidoost-Europa loopt. Een vleugje flamenco geeft het nummer ook een nog Zuid-Spanje tintje.

~

De voorliefde van Piano Magic voor donkere new wave uit de jaren tachtig leidt tot een aantal typisch klinkende nummers. Het pakkende ‘On Edge’ klinkt met zijn straffe beat wat gedateerd, maar kan tevens als een treffend eerbetoon aan een band als Cocteau Twins gezien worden. Ook ‘The Faint Horizon’ klinkt aangenaam, al speelt Piano Magic hier ook leentjebuur. Een dergelijk gezwollen, afgerond gitaargeluid kwam eerder tot ons via The Cure. Ook ‘The Blue Hour’ is een stijloefening in een artistiek jaren tachtiggeluid: een flinke galm op de gitaren en een dominante bas. Bij dergelijke nummers laat Piano Magic vorm een beetje boven compositie prevaleren, maar het resultaat weet toch te overtuigen. Dit komt vooral doordat Piano Magic authentiek klinkt en een uitgebalanceerd geluid heeft; alle invloeden van de band komen op natuurlijke wijze samen.

Ontroerend

In een aantal nummers komt het elektronische verleden van de band bovendrijven: zo eindigt het plechtstatige ‘A Fond Farewell’ met ambient/techno en stoelt afsluiter ‘Exit’ voor een groot deel op elektronica. Het is niet het meest bevredigende slotakkoord. Het tweede door Brendan Perry gezongen nummer, ‘You Never Loved this City’, zou een waardiger sluitstuk geweest zijn. De strijkers en de piano in dit nummer ontroeren, en met Perry aan het roer zou de cirkel naar openingsnummer ‘The Nightmare Goes On’ ook weer rond zijn geweest.

Hoe dan ook, Ovations is een mooie en sfeervolle plaat. Het is echter ook een album dat een sterke aha-erlebnis oproept. Als Piano Magic bij een volgende plaat iets meer van de songs en wellicht iets minder van de muzikale vormgeving uitgaat, dan kan deze band tot nog grotere hoogten stijgen.

Muziek / Album

Dertigersdilemma brengt nieuwe ontdekking

recensie: Isbells - Isbells

.

Gaetan Vanderwoude uit het Belgische Leuven had het wel gezien bij Ikea, zeker toen hij dertig werd en een heel lelijk toekomstvisioen van zichzelf in een geel-blauwe outfit kreeg. Hij schreef toen al liedjes maar besloot dat hij de grote stap moest wagen. Hij zegde zijn baan op en wierp zich op de muziek. Een MySpace-pagina opende – zoals voor zovelen – de deuren naar een platencontract. In dit geval was het Zeal Records dat toehapte. En nu ligt er dan de cd. Een niet al te lange, ruim een half uur, maar bedenk hierbij dat het voorgaande verhaal zich binnen amper een jaar heeft afgespeeld. Vanderwoude speelde wel eerder in andere, relatief onbekende rockbandjes (Soon, Ellroy) maar de singer-songwriter die in hem schuilging had hij nog totaal niet ontwikkeld.

Bon Iver

~


De vergelijkingen met Bon Iver en Elliott Smith dringen zich op bij het beluisteren van Isbells. En dat betekent dus: harmonieus, melancholisch, dromerig, ingetogen. Hier en daar dringen zich ook José Gonzalez en Fleet Foxes op. Niet de minsten om mee vergeleken te worden en dat is tegelijk het wonder van Isbells. Als een debuutplaat zó klinkt dan kun je gerust van een ontdekking spreken.
Het openingsnummer ‘As Long As It Takes’ is al direct raak. Een vrouwenkoortje trapt af, gevolgd door een akoestisch gitaarriedeltje en vervolgens is daar de hoge stem van Vanderwoude. Een ingehouden setje blazers maakt het nummer af. De tekst gaat over de vraag wie er verantwoordelijk is voor de ondergang van de aarde. ‘What do I tell my child / is future’s gone for life / what have we done’.

De tweede track ‘Without a Doubt’ is ook al niet een al te vrolijk nummer, tenminste als je op de tekst afgaat. Hier gaat het dan weer over dromen waarvan niets terecht komt, de toekomst die aan diggelen ligt en dat soort zaken. Houd vast dat we hier te maken hebben met een dertigersdilemma… Vanderwoude wil niet dood, dus valt het nog alleszins mee. Je zou het uit de teksten niet afleiden, maar de cd maakt allesbehalve een depressieve indruk. Dat is vooral te danken aan de lichte toon van het geheel.

Beste debuut

Voorzover hij nog in een dip zit, zal Gaetan Vanderwoude niet veel reden hebben er nog lang in te blijven zitten. Zijn troostende, intieme, ietwat hoge stemgeluid, gecombineerd met zijn talent om mooie liedjes te schrijven, maakt dat hij terecht het predikaat veelbelovend krijgt. De kritieken zijn lovend en hij heeft met Isbells volgens velen het debuut van het jaar in België gemaakt. Laat 2009 maar het jaar van Gaetan Vanderwoude worden. En misschien dat premier Balkenende ook nog wat troost bij hem vindt, nu de Belgen er in Europa met de hoofdprijs vandoor zijn gegaan.