Tag Archief van: landscape

Boeken / Non-fictie

Een boerengemeenschap in oorlogstijd

recensie: Bram de Graaf - Het verraad van Benschop

Op 13 februari 1945, vroeg in de ochtend, reed een legergroene bus het dorpje Benschop binnen. En samen met die bus het drama dat zich enkele dagen later afspeelde. Zeven mannen werden op een boerenerf gefusilleerd. Het Benschopse verzet was gebroken.

Zeventig jaar na dato is deze episode in het Utrechtse Benschop nog altijd een collectief trauma. Erover gesproken wordt er nauwelijks. Dat Bram de Graaf, journalist en historicus, toch zo veel anekdotes bij de zwijgzame bevolking los weet te weken, mag een prestatie heten. Het zit niet in de volksaard: ‘Laat toch zitten’. Maar verhalen als deze moeten juist verteld worden. Niet alleen voor het historisch besef, maar ook om de invloed van een oorlog op een zo typisch Nederlands dorpje te laten zien.

Verzet

Na de Duitse inval in mei 1940 leek er aanvankelijk weinig nieuws onder de zon in de boerengemeenschap. Een ieder pakte zijn werk weer op. Sommigen zagen zelfs wel iets in een Europese statenbond, met Duitsland als leidende natie. Een krachtig Europa dat korte metten zou maken met het communisme. De bezetters gedroegen zich netjes en vriendelijk. Nadat de eerst maatregelen tegen Joodse Nederlanders werden ingevoerd veranderde die houding. De sfeer werd grimmiger. De Februaristaking in 1941, hardhandig door de Duitsers neergeslagen, bracht het inzicht met een wrede onderdrukker te maken te hebben. De ogen gingen open. Het Benschopse verzet was geboren.

Dat in een kleine gemeenschap weinig geheim blijft, zal een ieder die daarin is opgegroeid kunnen beamen. Zo wist nagenoeg iedereen over de ondergrondse activiteiten en waren onderduikers geregeld in het dorp te zien. Dat hieruit onvoorzichtigheid kan volgen behoeft geen uitleg. Na de geallieerde invasie in juni 1944 leek het snel afgelopen te zijn met de oorlog. Een groepsfoto met leden (en meelopers) van het verzet en een enkele onderduiker werd gemaakt. Het is voorbij, we hebben het overleefd, dachten ze. Niets was minder waar.

Het verraad

Natuurlijk rees de vraag wie er voor het verraad verantwoordelijk was. Een vermomde man (grote bril, pleisters op de wangen geplakt) was gezien op die dertiende februari in de legerbus, maar wie dat was? Pas in 1946 wist rechercheur Ten Voorde een doorbraak in de zaak te forceren, nadat alle lijnen leken dood te lopen. Plots vielen ook voor de plaatselijke bevolking alle puzzelstukjes op zijn plaats. Over die bevolking: was het eenheidsgevoel tijdens de oorlog groot, na de bevrijding verwaterde dit en speelden er kleine ruzietjes en irritaties op – met name tussen de protestanten en katholieken. ‘Alleen tijdens de herdenkingen leek het dorp in de jaren erop even één’, schrijft De Graaf.

De reconstructie van ‘het verraad van Benschop’ die Bram de Graaf weergeeft is zeer compleet. Het interessantst zijn de ooggetuigenverslagen. De herinneringen aan die noodlottige dag, aan een gemeenschap in oorlogstijd. Door de vele families, onderduikers en dubieuze figuren in het complexe verhaal is het makkelijk het overzicht te verliezen. De anekdoten en personen rollen soms in een wel erg hoog tempo over elkaar heen. Pas aan het eind van het boek, na vertrouwd te zijn geraakt met de hoofdpersonen, is het overzicht gemakkelijker te behouden. Maar deze gewoonlijk vaak zwijgzame figuren maken Het verraad van Benschop tot een klein monument voor de gevallenen van zeventig jaar geleden.

Boeken / Non-fictie

Een boerengemeenschap in oorlogstijd

recensie: Bram de Graaf - Het verraad van Benschop

Op 13 februari 1945, vroeg in de ochtend, reed een legergroene bus het dorpje Benschop binnen. En samen met die bus het drama dat zich enkele dagen later afspeelde. Zeven mannen werden op een boerenerf gefusilleerd. Het Benschopse verzet was gebroken.

Zeventig jaar na dato is deze episode in het Utrechtse Benschop nog altijd een collectief trauma. Erover gesproken wordt er nauwelijks. Dat Bram de Graaf, journalist en historicus, toch zo veel anekdotes bij de zwijgzame bevolking los weet te weken, mag een prestatie heten. Het zit niet in de volksaard: ‘Laat toch zitten’. Maar verhalen als deze moeten juist verteld worden. Niet alleen voor het historisch besef, maar ook om de invloed van een oorlog op een zo typisch Nederlands dorpje te laten zien.

Verzet

Na de Duitse inval in mei 1940 leek er aanvankelijk weinig nieuws onder de zon in de boerengemeenschap. Een ieder pakte zijn werk weer op. Sommigen zagen zelfs wel iets in een Europese statenbond, met Duitsland als leidende natie. Een krachtig Europa dat korte metten zou maken met het communisme. De bezetters gedroegen zich netjes en vriendelijk. Nadat de eerst maatregelen tegen Joodse Nederlanders werden ingevoerd veranderde die houding. De sfeer werd grimmiger. De Februaristaking in 1941, hardhandig door de Duitsers neergeslagen, bracht het inzicht met een wrede onderdrukker te maken te hebben. De ogen gingen open. Het Benschopse verzet was geboren.

Dat in een kleine gemeenschap weinig geheim blijft, zal een ieder die daarin is opgegroeid kunnen beamen. Zo wist nagenoeg iedereen over de ondergrondse activiteiten en waren onderduikers geregeld in het dorp te zien. Dat hieruit onvoorzichtigheid kan volgen behoeft geen uitleg. Na de geallieerde invasie in juni 1944 leek het snel afgelopen te zijn met de oorlog. Een groepsfoto met leden (en meelopers) van het verzet en een enkele onderduiker werd gemaakt. Het is voorbij, we hebben het overleefd, dachten ze. Niets was minder waar.

Het verraad

Natuurlijk rees de vraag wie er voor het verraad verantwoordelijk was. Een vermomde man (grote bril, pleisters op de wangen geplakt) was gezien op die dertiende februari in de legerbus, maar wie dat was? Pas in 1946 wist rechercheur Ten Voorde een doorbraak in de zaak te forceren, nadat alle lijnen leken dood te lopen. Plots vielen ook voor de plaatselijke bevolking alle puzzelstukjes op zijn plaats. Over die bevolking: was het eenheidsgevoel tijdens de oorlog groot, na de bevrijding verwaterde dit en speelden er kleine ruzietjes en irritaties op – met name tussen de protestanten en katholieken. ‘Alleen tijdens de herdenkingen leek het dorp in de jaren erop even één’, schrijft De Graaf.

De reconstructie van ‘het verraad van Benschop’ die Bram de Graaf weergeeft is zeer compleet. Het interessantst zijn de ooggetuigenverslagen. De herinneringen aan die noodlottige dag, aan een gemeenschap in oorlogstijd. Door de vele families, onderduikers en dubieuze figuren in het complexe verhaal is het makkelijk het overzicht te verliezen. De anekdoten en personen rollen soms in een wel erg hoog tempo over elkaar heen. Pas aan het eind van het boek, na vertrouwd te zijn geraakt met de hoofdpersonen, is het overzicht gemakkelijker te behouden. Maar deze gewoonlijk vaak zwijgzame figuren maken Het verraad van Benschop tot een klein monument voor de gevallenen van zeventig jaar geleden.

Muziek / Album

Professionele aantrekkingskracht

recensie: Ilen Mer - The Things That Sleep In The Woods

Het uit Tilburg afkomstige indie-folk-collectief Ilen Mer presenteerde nog niet zo lang geleden hun debuutalbum The Things That Sleep In The Woods op het podium van NWE Vorst. Tijd voor een kennismaking.

Wie het album van Ilen Mer draait, kan er eigenlijk niet omheen: dit bandje heeft direct een grote – en vooral professionele – aantrekkingskracht. De folk-hoek, waar de band zichzelf graag indeelt, moet ruim worden opgevat: de invloeden van vriendelijke popmuziek mogen niet onderschat worden.

Ontspannen genieten

De vijfmansformatie Ilen Mer bedient zich vooral van akoestische instrumenten. Op het album spelen twee gastmuzikanten mee: een cellist en een violist. Zelf speelt het collectief instrumenten als piano, klarinet, trompet, bas, trombone, gitaren, mellotron, drums, harmonium, marimba en vibrafoon. Het meest in het oog springende instrument op het lijstje van de band is – naast de vocalen die ze allemaal toevoegen – het instrument ‘liefde’.

De stem van Merrit Visser is natuurlijk het handelsmerk van de band. De vergelijking die als eerste naar voren komt, is die met singer-songwriter Vienna Teng. De fans van Teng moeten absoluut dit album van Ilen Mer checken. Het is niet alleen haar stem; ook een deel van de stijl van Teng is terug te vinden op dit album. De zang is helder, hoog, en voelt af en toe breekbaar aan, maar is bovenal overtuigend. Visser zingt met een schijnbaar gemak dat de luisteraar ontspannen laat genieten van de liedjes.

Spanningsboog

Het album opent met de song ‘Us Wolves’, dat de spanning van rennende wolven laat weerklinken in het ritme dat af toe jachtig klinkt. De samenzang van Merit Visser met de rest van de band voelt als een warme deken. In andere liedjes klinkt die samenzang op de achtergrond en vormt het meer een stevige basis, zoals in het nummer ‘Diving Bell’.

De alternatieve pop-/folk-muziek klinkt op sommige momenten als symfonische, of orkestrale popmuziek, zoals bijvoorbeeld in het fraaie lied ‘Dreamer’. Hierbij schuift de band tussen de genres in de muziek. Dit is knap gedaan, zonder uit de toon of de sfeer van het album te vallen.

Wie het album The Things That Sleep In The Woods herhaaldelijk laat spelen, zal niet snel een verveeld gevoel krijgen. De afwisseling binnen het palet aan klankkleuren van Ilen Mer is groot genoeg om de boog lange tijd gespannen te houden en de luisteraar steeds wat dieper te laten graven in de liedjes. Het album maakt de luisteraar wel nieuwsgierig naar hoe de band hier in een live setting mee om zal gaan. Hopelijk is The Things That Sleep In The Woods een voorbode voor nog veel meer moois. Deze eersteling is er een om te koesteren.

Muziek
special: Melingo – voorbeschouwing

Bijzondere beleving

Op zaterdag 30 mei 2015 verruilt de Argentijn Daniel Melingo de straten van Buenos Aires voor het Bimhuis podium in Amsterdam. Met zijn donkere stem en volledig eigenzinnige benadering van de Tango zweept hij zijn toehoorders op.

Naast zijn kenmerkende zanggeluiden, speelt Daniel Melingo ook klarinet. Verder wordt hij bijgestaan door zijn band Los Ramones: Muhammad Habbibi el Rodra Guerra op gitaar/zang, Facundo Torres op bandoneon/zang, Romain Lécuyer op bas/zang en Lalo Zanelli op piano/zang. Dit gezelschap staat garant voor een bijzondere muziekbeleving.

Bijzondere avond

Daniel Melingo brengt sinds 1996 albums uit waarop hij de muziekstijl Tango geheel op eigen wijze invult. Er zijn geen andere artiesten die van deze stijl zo’n bijzondere beleving maken.

In zijn zes albums tellende oeuvre verfijnde Melingo zijn benadering van de muziekstijl steeds verder. Vorig jaar zag Linyera het levenslicht, dat samen met Corazón & Hueso en het uit 2011 stammende Maldito Tango tot zijn meest bekroonde werk behoort. Deze drie albums bevatten de muziekstijl van Melingo zoals hij die ook in Amsterdam zal laten horen.

Zijn stem kun je toevoegen aan het rijtje Nick Cave, Tom Waits en Serge Gainsbourg: donker, ruw en sensueel geladen. Net als zijn stem dragen zijn liedjes op het ritme van de Tango onwillekeurig het sensuele en seksuele in zich, wat de teksten dan ook mogen zeggen. Wie wil gaan voor een bijzondere avond zal zich moeten begeven naar het Bimhuis in Amsterdam, want het is zijn enige concert in Nederland.

Live in Nederland: 30 mei 2015, Bimhuis Amsterdam

Boeken / Fictie

Chagrijnige wateren, diepe gronden

recensie: Antonio Manzini - De rib van Adam

In een luxe flatgebouw in Aosta, Noord-Italië, heeft een jonge vrouw zich verhangen. De keuken is overhoop gehaald; de slaapkamer niet, maar daar mist wel de juwelendoos. Vanwege de vreemde omstandigheden wordt er gedacht aan een misdaad.

De agent op de zaak is Rocco Schiavone, vicequestore (“want aan ‘commissaris’ doen ze niet meer”), een voortdurend chagrijnige man die vooral uitblinkt in cynisme. Die zijn werkdag niet begint zonder een flinke joint te draaien. Die zich bij het verjaardagsfeestje van zijn vriendin laat wegbellen door het bureau omdat hij Roma – Inter wil kijken. Die een uitgebreid categorieënsysteem heeft om alles “wat het kloteleven hem kon aandoen” in te delen, van gillende kinderen en telemarketeers tot het kopen van cadeaus – en het oplossen van een moordzaak. Al gauw blijkt echter, zoals het een goede detective betaamt, dat er veel meer achter de zaken zit dan op het eerste gezicht lijkt.

Een gouden hart

Schiavone is een paar maanden eerder verbannen naar Aosta omdat hij in Rome een notoire verkrachter in elkaar geslagen heeft. Hij mag dan cynisch zijn, maar is zeer onzelfzuchtig als het recht verdrongen lijkt te worden door de rechtspraak – zelfs als dat tot gevolg heeft dat hij naar een oord verbannen wordt waar het zelfs in maart nog sneeuwt. De blanke pit in zijn ruwe bolster wordt nog duidelijker zichtbaar bij de eerste van vele schuingedrukte passages waarin hij een denkbeeldig gesprek voert met zijn vijf jaar geleden overleden vrouw, om wie hij nog steeds rouwt. De aimabele cynicus met diepe gronden wordt zeker door die passages overtuigend neergezet.

Verder is Schiavone vooral erg amusant. De dialogen zijn sterk en druipen van de zelfspot van hem en zijn collega’s, en de voortdurende kou en het rotweer gaan ook de lezer in de botten zitten. En hoewel Schiavone rouwt om zijn vrouw is het zeker niet beneden hem om op z’n Italiaans naar al het vrouwelijk schoon te kijken.

Een rib uit mijn lijf

De rib van Adam heeft kortom eigenlijk alles wat er van een detective te hopen valt: een klootzak van een hoofdpersoon met een gouden hart, een poëtische misdaad, sterke dialogen, humor. Maar De rib van Adam is naast een sterke detective ook een aanklacht tegen huiselijk geweld en femicide. Deze boodschap wordt vooral in het nawoord duidelijk: “Op 21 november 2013, het jaar waarin het ik het boek heb geschreven, waren er in Italië 122 gevallen van femicide. Totdat dit aantal op nul staat, kunnen we ons geen beschaafd land noemen.” Dit streven maakt van De rib van Adam zelfs meer dan een sterke detective – Manzini’s tweede detective met Rocco Schiavone in de hoofdrol. Dat er nog vele mogen volgen.

tino sehgal, a year at the stedelijk
Kunst / Achtergrond
special: A year at the Stedelijk: Tino Sehgal
tino sehgal, a year at the stedelijk

Twaalf keer Sehgal – mei

Een retrospectief van een jaar. Twaalf werken in de vorm van geconstrueerde situaties, elke maand één. Dagelijks opgevoerd vanaf het moment dat het Stedelijk opengaat totdat het sluit. Tino Sehgal choreografeert met zijn werken, die elke maand in een andere zaal van het museum te vinden zullen zijn, niet alleen hen die zijn werken vertolken, maar ook het gedrag van het museumpubliek.

Vijf uit twaalf: Kiss (clean version) (2006)

Er staat een bankje, er hangen werken aan de muur. Toch is het vooral de grote, zowel in breedte als in hoogte, witte wand met links in de hoek een doorgang waarachter slechts zwart te zien is, die de aandacht vraagt. Het maakt nieuwsgierig naar wat er achter de wand te zien is – of er überhaupt iets te zien is. Naast de doorgang zit een suppoost. Hij zegt niks en kijkt rustig toe hoe ik door de doorgang het zwart in loop. Op de tast baan ik me een weg door een gang die almaar donkerder wordt. De gang mondt uit in een ruimte van groot zwart ‘niks’. Hoewel, bij nader inzien lijkt de ruimte veeleer zwanger van zwart te zijn.

De eerste paar minuten is het enige dat ik kan vaststellen de zachte structuur onder mijn schoenen: tapijt. Ook zwart. Het is stil in de ruimte en het duurt voor mijn gevoel zeker vijf minuten voordat ik de contouren van de ruimte kan ontwaren. Vanuit het zwart doemt een schim op. Eenmaal dichterbij blijkt het een medewerker van het Stedelijk te zijn die mij toevertrouwt dat mijn ogen even moeten wennen aan het licht. ‘Eerder het gebrek eraan’, gaat het door mijn hoofd.

Ik neem plaats op de grond terwijl mijn ogen zich meer en meer aanpassen. Trage beweging. Meerdere armen en benen. Een kluitje mens in grijstinten: langzaam wordt duidelijk dat er zich op de grond, net uit het midden, iets bevindt.

Het origineel is het verschil

Het blijken in totaal vier armen en vier benen te zijn, twee van elk behoren toe aan respectievelijk een man en een vrouw. Ze bewegen traag en zijn het overgrote gedeelte van de tijd met elkaar verstrengeld. De periodes dat er afstand tussen de twee bestaat, zijn veruit in de minderheid. Langzaam neemt de man plaats in de armen van de vrouw en nestelt zich op haar schoot. Op dat moment weet ik het zeker, de man en vrouw voeren ‘dezelfde’ choreografie uit die vorige maand onderdeel was van Kiss (2002) en opgevoerd werd in de zaal grenzend aan deze ruimte.

‘Kiss’. ‘Tino Sehgal’. ‘2006’. Om beurten spreken de vertolkers de woorden uit die tezamen de informatie vormen die normaliter op het titelbordje te lezen zou zijn. Het valt op dat dit een recentere versie is van Kiss; dit werk dateert uit 2006, waar de in april opgevoerde versie uit 2002 stamt. Het roept de vraag op of er – wanneer een werk dezelfde titel heeft en de choreografie dezelfde bewegingen bevat, maar de omstandigheden (ruimte, kleding, licht) van elkaar verschillen – sprake is van een recente versie van een reeds bestaand werk of een geheel nieuw werk. Is Kiss (clean version) een hertaling of aanscherping van Kiss? Zinspeelt de toevoeging van ‘clean version’ daarop? Of zijn het twee op zichzelf staande werken die een noemer delen, als een serie, een reeks bijna? En als dat laatste het geval is, wat betekent het dan voor de bezoekers die Kiss niet eerder hebben gezien?

Verwachtingen en patronen

Kiss (clean version) doorbreekt op meerdere manieren het verwachtingspatroon dat Sehgals werk in de voorafgaande maanden gecreëerd heeft. Waar in april en alle voorafgaande maanden het aantal vertolkers culmineerde, neemt in mei zowel het aantal werken als vertolkers af – er is slechts één werk te zien en dat bestaat uit twee vertolkers. Daarnaast wordt het werk opgevoerd in een verduisterde ruimte. Het licht dat normaal gesproken door het gedeeltelijk glazen plafond naar beneden schijnt, wordt nu tegengehouden doordat deze ‘lichtbak’ is afgedekt met donker folie. Slechts zes spleetjes laten wat licht toe in de ruimte. Bovendien is het aantal manieren om de ruimte binnen te komen teruggebracht tot één: bezoekers betreden en verlaten de zaal door dezelfde zwarte gang. De andere doorgangen, die de zaal verbinden met de naastgelegen ruimtes, zijn afgeschermd.

Dan nog een laatste, onmiskenbaar groot, verschil met de tot nu toe opgevoerde werken: de vertolkers zijn geheel ontkleed. Niks alledaagse kleding, volkomen naakt. Hoewel het gebrek aan licht maakt dat alles een soort poederige en korrelige waas over zich heen krijgt, waardoor bezoekers niet in staat zijn een scherp en gedetailleerd beeld te krijgen van de gezichten en lichamen van de vertolkers, is er vooral ook veel wel te zien. Het bijzondere hieraan is dat het zaken zijn die je normaliter waarschijnlijk wel zou registreren, maar waar aan je niet veel waarde zou toekennen. Nu dat wat je kunt zien beperkt is, verandert ook je blik. Zo valt op dat de huid van de vrouw lichter is dan die van de man. In het daglicht is dit waarschijnlijk maar een nuance, maar in een donkere ruimte als deze zijn het dit soort details die betekenis geven en krijgen. Daarentegen blijft de precieze plek waar de man zijn hand plaatst, alvorens over de vrouw heen te kruipen, een mysterie.

‘Is it closed?’

Eenmaal aan het licht gewend, zijn het de reacties van de bezoekers die de zaal nog maar net betreden hebben die de situatie vermakelijk maken. Het is duidelijk dat bezoekers nog niet kunnen zien wat er zich in de zaal afspeelt en zich dus ook niet bewust zijn van het feit dat er zich al meerdere bezoekers in de zaal verzameld hebben. De nodige angstkreten worden geslaakt en nagenoeg alle bezoekers lopen met hun armen voor zich uit de donkerte in.

‘Is it closed?’, hoor ik een dame vragen aan de suppoost die naast de ingang zit. Hij schudt waarschijnlijk van nee, want even later zie ik een vrouw de ruimte betreden. Een paradoxale vraag om te stellen wanneer je voor een deuropening staat. Het lijkt alsof het zwart afschrikt. Niet weten waar je uitkomt, wat je te zien krijgt en daarvoor een zwarte gang op de tast door moeten gaan; het is niet wat doorgaans omschreven wordt als uitnodigend. Het maakt wel nieuwsgierig. Daarin vraagt Kiss (clean version) meer van de bezoekers dan Sehgals eerdere werken. Allereerst moet je de drempel over om door het zwart heen te gaan, vervolgens moet je de tijd nemen om je ogen aan het donker te laten wennen.

Is verhullen in zekere zin nodig om te kunnen onthullen, of om onthulling zichtbaar te maken? Zou het verhullende van het zwart het onthullende van het naakt mogelijk maken? Zoals het onthullende van het daglicht het verhullende van alledaagse kleding nodig lijkt te hebben? Kiss en Kiss (clean version) spelen het spel van de paradox en zijn als een dialoog tussen context en archetype. Waarin de één de ander bevraagt en de ander de één.

Boeken / Fictie

Een krampachtige roman

recensie: Eleonore Dehnerdt – Anna Magdalena Bach. Een biografische roman

Haar leven lang stond Anna Magdalena Bach (1701 – 1760) in de schaduw van haar man, een van de grootste componisten aller tijden: Johann Sebastian Bach. Eleonore Dehnerdt had de kans haar uit het donkere hoekje te schrijven. Het lukte haar niet.

Toen Anna Magdalena  ter wereld kwam, speelde haar vader trompet. Hij speelde voor zijn vrouw die van hun kersverse dochter aan het bevallen was. Op de allereerste pagina hebben we meteen het mooiste beeld van de roman te pakken. De vader die met gezwollen lippen en een bezweet voorhoofd zijn vrouw met muziek bijstaat en zijn dochter welkom heet. Met zo’n ontvangst kan het ook haast niet anders of het kind ademt muziek. Een trouwe vriend. Altijd aanwezig. Bij vreugde en verdriet.

Verlies

Verdriet na verlies is in Anna Magdalena’s leven een constante. Dertien kinderen zette ze op de wereld, slechts zes overleefden hun kinderjaren. Als moeder zullen deze sterfgevallen haar de meeste pijn hebben bezorgd. Toch was er ook een ander verlies dat haar zwaar gevallen moet zijn. In de jaren voor haar huwelijk met Johann Sebastian was zij sopraanzangeres aan het hof van Köthen. Ze bereikte de top, waar ze ook al snel met de eenzaamheid van het daar bivakkeren te maken kreeg. Nadat Bach om haar hand vroeg verbleef het gezin nog verscheidene jaren in Köthen, alwaar ze ook bleef musiceren. Dit veranderde nadat haar man een betrekking in Leipzig aannam. Voor Anna was daar geen werk; voortaan zong ze enkel binnenshuis. In Leipzig was ze fulltime huisvrouw. De verbindende factor binnen het gezin Bach.

Gemiste kansen

Dat er in al die tragiek een verhaal zit, weet Dehnerdt uiteraard. Braaf beschrijft ze dan ook de treurende Anna na haar zoveelste gang naar het kerkhof. Beschrijft ze het gemis van haar zus Johanna, haar ouders, haar veelbelovende zangcarrière. Een aantal maal komen er kansen voorbij om het verhaal boven een ietwat stijf verslag uit te tillen.

Zo is er dochter Dorothea, afkomstig uit Bachs eerste huwelijk. Anna Magdalena en zij hebben een ijzersterke band. Dorothea zou ook zo graag zangeres willen worden, maar Johann Sebastian is ertegen. In huis kan ze niet gemist worden en de opleiding van zijn zonen komt op de eerste plaats. Toch worden er in Leipzig de eerste zaadjes geplant voor toekomstige vrouwenemancipatie. Het was interessant geweest daar een verhaallijn rond te creëren.

Dehnerdt houdt zich aan de feiten. Chronologisch volgen we Anna’s leven dat, na de dood van Bach in 1750, in armoede eindigt. Dit levert krampachtige passages op. We rollen van de ene zwangerschap in de andere, een sterfgeval hier, een sterfgeval daar. Een leven als huissloof, met af en toe een glimpje zonneschijn in de gestalte van muziek. Maar, wat komen we nu meer over Anna Magdalena te weten dan ook in haar biografie beschreven staat? De romanvorm leent zich juist uitstekend om dieper in haar gedachtewereld door te dringen. Evenwel blijft het steken aan de oppervlakte. Jammer, want zo’n volhardende vrouw verdient het om, al is het maar eventjes, boven het maaiveld uit te steken.

Boeken / Fictie

Zeeuwse cadans

recensie: Andreas Oosthoek – Het relaas van Solle

Het is moeilijk iets te schrijven over Het relaas van Solle dat werkelijk recht doet aan het werk. Het boek kan als pedant en vermoeiend worden gezien; het heeft een exuberante, bijna wellustige woordenschat en tientallen opsommingen. Maar sla het boek niet te snel dicht, want het is prachtig.

Het manuscript van Andreas Oosthoek (1942), oud-hoofdredacteur van de Provinciaal Zeeuwse Courant, legde een lange route af in de tijd. Oosthoek schreef het al in 1974, het was niet voor publicatie bedoeld. Hij borg het op en in 1986 kwam hij het uiteindelijk weer tegen. Hij voegde stukken toe, schaafde het bij, en weer borg hij het op, een schat gelijk. Er kwamen in 2012 en 2014 nog twee momenten van aanpassing voordat het huidige werk ontstond. Een verhaal uit Zeeland, voor de lezer in de niche, en recht uit het hart.

Elders

Hoofdpersoon Danker-Jan Landa, bijgenaamd Solle, is een opgroeiende boerenzoon op het afgelegen landgoed La Solitude, op de eilanden van Zeeland. Solle is, zo wordt (te) vaak benadrukt, een bovenaards mooie jongen. De blonde godenzoon van Zeeuwse en Deense afkomst voelt zich verbonden met zijn familie, zijn geschiedenis en zijn toekomstige taak als hoeder van La Solitude. Stug en stil van buiten, gevoelig en gepassioneerd van binnen.

De wat oudere Jacques Christophe d’Ulm is de ontwortelde tegenpool van Solle. Hij is flamboyant, excentriek en poëtisch en wil in alle vrijheid als nomade de wereld rond. De liefde die tussen hen ontstaat lijkt met het oog op hun toekomst bijna niet mogelijk. Jacques zal vertrekken, en wel zodra hij kan:

Die grote huizen met hun deftige historiën, ze zijn de duffe dood, een gat in je ziel. Plaisir de palais. Afgelegen, weg van de wereld, allemaal hetzelfde en allemaal niets. Je moet je eens voorstellen wat het zou zijn, zonder een boek, zonder een verrekijker, een telefoon, een herenwiel of benzine. Een rijtje bruine beuken, een vijver, hagen, heggen en daartussenin de leegte. De familievlag keurig uit bij aankomst. De vlag gestreken bij vertrek. Je waant je in een rariteitenkabinet. De local gentry blijft het adoreren, maar ik zoek elders en ik zal vinden.

Later:

‘Maak nog even je school af,’ heeft Jacques tegen Aimé [Solle, red.] gezegd. ‘Ik ga naar Parijs, ik vind mijn weg, kom me achterna.’ De jongen is stil geworden, zwijgzaam en somber. Hij tracht het vuur, dat af en toe plots in hem vaart, klein te houden, te klein voor woorden en voor tranen.

Maar na zijn eindexamen neemt Solle geen trein zuidwaarts. Hij blijft hardnekkig geworteld in de klei van zijn thuisgrond en volgt een koers die hem past en die van hem wordt verwacht. Terwijl hij nadenkt bij het graf van zijn merrie Minne, flaneert zijn Jacques door de nachtelijke lusten van het Parijs van de jaren zestig. De twee zielen blijven echter onverwoestbaar met elkaar verwant. Op de eerste bladzijden van het boek, als Solle op Gare du Nord arriveert, valt hij snikkend in Jacques’ armen. Hun tijd samen in Parijs is verweven met hun wordingsgeschiedenis, maar ook de vloekende dreiging aan hun horizon.

Meedeinen

Het relaas van Solle verdient het om een tijdje te laten rijpen, net als bij een diepgelaagd gedicht. Is het een boerenroman, een bildungsroman, een ‘tout à fait’ kosmopolitisch relaas, een tragische liefdesgeschiedenis? Het is misschien wel ‘allemaal hetzelfde en allemaal niets’. En men kan zich ook –wellicht overbodig – afvragen of dit boek proza is, of eerder poëzie; de synthese van die twee benadert de stijl wellicht wel het meest. Velen zullen wellicht moeten wennen aan de hier en daar wat gekunstelde woordenacrobatiek van Oosthoek. Niet elke zin kan een winnaar zijn. Toch zijn veel zinnen geschreven in eenzelfde soort trant. Bij rustige lezing ontstaat een aangename, muzikale cadans. Daarom kunt u dit boek het best lezen alsof u een Zeeuw bent; meedeinend op de door u geliefde golven, die tegelijkertijd meedogenloos uw land dreigen te overspoelen. Wees vooral geduldig, lees sommige zinnen twee-, driemaal, en u leest een prachtig, waarachtig Nederlands boek, van kaft tot kaft.

Boeken / Fictie

Innerlijke landschapsverkenningen

recensie: Yves Bonnefoy – Wat in de schaduw bleef

Yves Bonnefoy is de meest vertaalde nog levende Franse dichter. In het Nederlands verschenen rond de millenniumwisseling al onder meer de vertalingen De beweging en roerloosheid van Douve en In het drogbeeld van de drempel.

Beide bundels hebben, onterecht, nauwelijks aandacht gekregen in de kritiek. Dat betekent gelukkig niet dat er überhaupt geen aandacht voor Bonnefoy is. In tijdschriften en bibliofiele uitgaves verschijnen nog vertalingen van zijn werk, en recent is Wat in de schaduw bleef uitgekomen. Deze uitgave blijkt uit twee bundels te bestaan: Ce qui fut sans lumière en Début et fin de neige, suivi de Là où retombe la flèche. Dat ontdek je pas als je de colofon leest. In het nawoord wordt heel kort aangestipt dat het hier om twee bundels gaat, maar je zou daar zo over heen lezen; voor je het weet lees je heel Wat in de schaduw bleef als één dikke bundel van honderddertig pagina’s. Dat had wat duidelijker gemogen.

Visueel

Yves Bonnefoys poëzie beantwoordt aan het beeld dat velen van een belangrijk geacht dichter zullen hebben: vaak nogal abstract, moeilijk doordringbaar en vrij gewichtig. Die kant van zijn poëzie maakt ook Wat in de schaduw bleef soms een beetje vervelend, maar dat wordt gecompenseerd door Bonnefoys troef: zijn gedichten doen tegelijkertijd behoorlijk visueel aan. Bovendien zijn de hier gepresenteerde bundels anekdotischer dan zijn eerdere werk, en dat maakt de gedichten toegankelijker.

Die visuele kracht leunt sterk op het herhalen en uitstrekken van beelden. Dat gebeurt in het lange openingsgedicht van Wat in de schaduw bleef (de eerste helft van deze uitgave) ‘De herinnering’, waarin een rustige verteltrant ingezet wordt. Het gedicht beschrijft de droom van iemand die zich een huis herinnert, dat huis binnengaat, daar zichzelf tegenkomt (‘waar een groot deel van wat ik was nog slaapt’), het huis verlaat en richting het ravijn loopt.

Landschapsverkenning

Er wordt uitgebreid aandacht besteed aan de ruimtetekening, aan het groen om de ‘ik’ heen. In de gedichten daarna komen veel natuurbeelden terug, alsof in het openingsgedicht de grote lijnen uit zijn gezet en de gedichten daarna die lijnen verder invullen. Dat gevoel wordt nog eens versterkt als een bijna terloops beeld aan het begin van ‘De herinnering’, ‘Een gemaskerde man en vrouw, het lijkt wel / Of die een al te grote sloep vlot willen trekken’, terugkeert als slotreeks ‘De sloep met twee slapers’.

Het visuele aspect komt ook naar voren in de reeks ‘De grote sneeuw’ (uit de tweede hier opgenomen bundel). Bonnefoy neemt de ruimte om een wereld neer te zetten die uit niet veel meer bestaat dan de ‘ik’ en de sneeuw om hem. Deze ‘ik’ verlaat geregeld zijn huis om het sneeuwlandschap te verkennen, en ondertussen herinnert hij zich verscheidene zaken. Langzaam beginnen het landschap en die herinneringen een relatie aan te gaan; eigenlijk zoals dat ook in Wat in de schaduw bleef gebeurt. Alleen al daarom vullen beide bundels elkaar uitstekend aan. Ook dat zorgt ervoor dat Wat in de schaduw bleef een mooie uitgave is geworden, die bovendien een uitstekende introductie is tot Bonnefoys poëzie.

Film / Documentaire

Het beest en de kudde

recensie: The salt of the earth

Hoeveel ellende kan een mens aan? In het geval van fotograaf Sebastião Salgado heel veel. Zo laat de sublieme documentaire The salt of the earth zien. Maar er zijn grenzen.

De Braziliaan, aangesloten bij het vermaarde fotopersbureau Magnum, staat bekend om zijn langlopende fotoprojecten waarin hij een specifiek thema uitwerkt. De sociaal bewogen Salgado, opgeleid als econoom, liet in de fotoboeken Workers en Migration bijvoorbeeld zien onder welke omstandigheden er wordt gewerkt of hoe vluchtelingenstromen verlopen. Zijn indringende zwart-wit beelden maken grote geopolitieke en macro-economische ontwikkelingen persoonlijk. Beroemd zijn de foto’s van arbeiders in een Braziliaanse goudmijn; een soort menselijke mierenhoop. Of de beelden van de brandende oliebronnen in Koeweit na de Eerste Golfoorlog.

Rwanda

Wanneer de fotograaf een reportage maakt over de twee miljoen vluchtelingen die na de burgeroorlog in Rwanda klem zitten tussen strijdende partijen in Congo en hun thuisland knapt er iets bij hem. Tweehonderdduizend mensen komen om van ziekte, uitputting en honger. Salgado ervaart het als een reis door de hel. Steeds vaker moet hij zijn camera neerleggen omdat hij moet huilen. Meer ellende kan hij niet aan. ‘De mens is een verschrikkelijk beest’ is zijn conclusie. Maar hij weigert cynisch te worden en richt zijn camera voortaan op andere onderwerpen. Hij wordt natuurfotograaf. In zijn geboortedorp begint hij aan een groot project waarbij een door erosie kaal geslagen gebied wordt herbebost. Het nieuwe regenwoud wordt een nationaal park.

In de documentaire The salt of the earth is de totstandkoming van Salgado’s laatste project de rode draad. Voor de tentoonstelling en het fotoboek Genesis fotografeert de Braziliaan zeven jaar lang op plekken waar de natuur nog niet is aangetast door menselijk ingrijpen. We zien hem aan het werk diep in het Amazonewoud bij een stam die nog nooit een blanke met een camera heeft gezien. Aan de oevers van de Arctische Oceaan in Noord-Siberië richt hij zijn lens op dieren die geen angst voor de mens kennen.

Bevlogen verteller

Dat levert fraaie plaatjes op, maar regisseur Wim Wenders graaft dieper en plaatst het nieuwe werk van Salgado in een ruimere context. Salgado vertelt over zijn reizen voor eerdere projecten en over de omstandigheden waarin zijn foto’s tot stand kwamen. De indringende beelden worden groot geprojecteerd, de fotograaf licht ze toe en laat ons anders naar de foto’s kijken. Tussendoor reflecteert Salgado op zijn eigen functioneren als mens. Als fotograaf was hij sociaal bevlogen. Als vader was hij grotendeels afwezig. Voor de documentaire werken vader en zoon nu voor het eerst samen. De reisreportages waarin we Salgado aan het werk zien in allerlei uithoeken zijn gemaakt door zijn zoon Juliano die als co-regisseur naast Wenders op de aftiteling staat.

The salt of the earth is zo veel meer geworden als een making of-docu van een fotoproject. Het biedt inzicht in het hele oeuvre van Salgado. En we komen meer te weten over zijn drijfveren. Daarbij helpt het dat de Braziliaan een bevlogen verteller is met een hoopvolle boodschap.  De mens is dan wel een verschrikkelijk beest, maar er huist in ons ook een dier dat zich bekommert om de rest van de kudde.

Muziek / Album

Indrukwekkende bedwelming

recensie: Róisín Murphy – Hairless Toys

Het heeft even geduurd voordat er een nieuw album van Róisín Murphy verscheen: bijna acht jaar. Hairless Toys klinkt als het product van zware inspanning en is geen gemakkelijke kost, maar ligt tegelijkertijd nooit zwaar op de maag.

Op het vorige album, Overpowered uit 2007, liet Murphy horen dat ze elektronische pop kon maken die zowel hitgevoelig als verrassend diepgaand was. Na fantastische stampers als ‘Let Me Know’ en ‘Movie Star’ volgde het tragere maar bedwelmende ‘Primitive’. De pop is er op Hairless Toys inmiddels wel uit. Sterker nog: Róisín Murphy anno 2015 is behoorlijk dwars. Het album klokt vijftig minuten, en dat met acht nummers. Eentje daarvan duurt vier minuten; de rest gaat richting de zes minuten of gaat daarover heen. Een deel van de muziekstukken (liedjes zijn het nauwelijks te noemen) leunt duidelijk op dansmuziek, maar probeer je eens een euforische menigte voor te stellen op ‘Evil Eyes’ en ‘Exploitation’…

Mooie anticlimax

De paranoïde sfeer en hypnotiserende, dwingende bassen van die nummers roepen eerder het beeld op van een dansvloer waarop iedereen, geïsoleerd van elkaar, een beetje voor zich uit danst. ‘Exploitation’ bijvoorbeeld klokt ruim negen minuten, en bouwt een spanning op die nergens tot een climax leidt. Sterker nog: op de helft van de track valt de zang weg, en volgt een langgerekt instrumentaal deel, dat een goede gooi doet naar mooiste anticlimax in de popmuziek van 2015.

Op een ander deel van het album is de elektronica zo goed als verdwenen. ‘Exile’ en ‘Unputdownable’ vormen samen een vreemd duo, juist doordat ze zo gewoontjes klinken. Ze zitten ergens tussen slepende folk en classic rock-esque toestanden in. Het zijn prima nummers, maar deze quasi-missers zijn toch Fremdkörper op een verder erg avontuurlijk album. Toch is het nog maar de vraag of ze beter helemaal van het album hadden kunnen worden gelaten. Ze zorgen namelijk wel voor enige verlichting tussen het wat zwaardere werk.

Details vallen op hun plaats

Maar uiteindelijk overtuigt Hairless Toys toch het meest wanneer Murphy zich een heel eind van de gebaande paden begeeft. Zo is het wat jazzy titelnummer onnadrukkelijk aanwezig, totdat de synthesizers invallen. Die lijken aanvankelijk met de rest van de muziek te vloeken, maar al snel wordt duidelijk dat hun aanwezigheid niet meer dan logisch is. Hetzelfde geldt voor het bijna onbezorgde gefluit op ‘Uninvited Guest’, dat contrasteert met de nerveuze elektronica en zang.

Het duurt even voordat de opvallende (om niet te zeggen vloekende) elementen op hun plaats vallen op Hairless Toys. Dat, in combinatie met het uitgesponnen karakter, laat het album langzaam uitgroeien tot een fraaie bedwelming. Waar eerst veel nummers vrij leeg lijken, begint het geheel steeds vanzelfsprekender te klinken. Ook ‘Exile’ en ‘Unputdownable’ vallen uiteindelijk op hun plaats. Tegelijkertijd blijft het dwarse karakter van de muziek overeind. Dat alles bij elkaar opgeteld levert een van de indrukwekkendste platen op van het lopende muziekjaar.