Kunst / Kunstboek

Modernisme op steroïden

recensie: OASE #94 - OMA. De eerste tien jaar

Architect en visionair Rem Koolhaas heeft met zijn Office for Metropolitan Architecture (OMA) laten zien dat ‘het spektakel van de metropool’ vooral bestaat uit het weerleggen van perspectieven. Nooit vast te pinnen op een stroming, een stijl of een herkenbaar vocabulair is Koolhaas een onzichtbare bouwmeester gebleken die inmiddels wereldwijd zichtbaar is.

In dezelfde maand dat OMA de opdracht voor een gigahotel aan de Amsterdamse Zuidas krijgt – en weer een nieuw ontwerp aan het beknopte Nederlandse oeuvre zal gaan toevoegen – komt architectuurtijdschrift OASE met het themanummer OMA. De eerste tien jaar. Ook is juist besloten dat een van OMA’s vroegste bouwwerken uit die eerste tien jaar, het Lucent Danstheater in Den Haag (1987), vrijwel zeker tegen de vlakte gaat om plaats te maken voor nieuwbouw. Een sleutelmoment in toevalligheden: tijd om terug te kijken.

Delirious New York, Rem Koolhaas, 1978.

Delirious New York, Rem Koolhaas, 1978.

Papieren studio

Het tijdvak dat door OASE is afgebakend, van 1978 tot eind jaren tachtig, is voor OMA van doorslaggevend belang geweest. Het begint met de publicatie van Koolhaas’ Delirious New York, een ‘retroactief’ manifest dat zijn visie op complexe stedenbouwkundige conglomeraten als Manhattan in een wervelend dictaat aan de ontwerpwereld presenteert. De einddatum wordt gezet op 1989, als OMA door Koolhaas in een voortdurende vernieuwingsdrang steeds meer buiten de landsgrenzen actief wordt en in Museum Boijmans van Beuningen met een overzichtstentoonstelling terugkijkt op het eerste decennium.

Van de in OASE getoonde en beschreven projecten is slechts een handvol daadwerkelijk uitgevoerd. Het is de opbrengst van een gevestigde reputatie: Koolhaas/OMA staat bekend als ‘papieren studio’. Er wordt bevlogen ontworpen, veel geschreven en heftig gedebatteerd, maar gebouwd wordt er nauwelijks. De grillige virtuositeit van Rem Koolhaas, de schijnbare wisselvalligheid van zijn unieke visie, maakt dat hij voor veel prestigieuze prijsvragen wordt uitgenodigd – en zelfs bij een aantal tot overtuigende winnaar wordt uitgeroepen – maar dat overheden, bestuurders en projectontwikkelaars uiteindelijk moeite hebben om met de bouwmeester in zee te gaan.

Bus terminal, Rotterdam, 1985.

Bus terminal, Rotterdam, 1985.

Kroepoek

In Rotterdam is Koolhaas/OMA jarenlang vertegenwoordigd geweest met een eenzaam bouwsel op het Stationsplein. De in 1985 gebouwde Bus terminal – in de volksmond ‘de kroepoek’ genoemd – was een roze statement in het centrum van drukke verkeersstromen. Een gekromde driehoek op hellende pilaren zorgde voor een dynamisch contrast en tegelijkertijd voor een vloeiende overgang vanaf het halfronde stationsfront uit 1957 van architect Sybold van Ravesteyn. Het lage kantoor- en personeelsgebouw vervolmaakte de glijdende beweging richting stadscentrum. Verguisd, verwaarloosd en inmiddels gesloopt voor weer nieuwe ontwikkelingen heeft dit minimale bouwwerkje jarenlang symbool gestaan voor de architectonische houding van Koolhaas: doortastend, eigenzinnig en niet te bewegen tot enige concessie waar het zijn creaties en visie betreft.

In OASE worden achtereenvolgens de projecten en programma’s beschreven die het maquettestadium niet ontstegen zijn. Er is het indrukwekkende plan voor Parc de la Villette in Parijs (1982) waarmee OMA veel bewondering oogstte; een krachtig ruimtelijk concept dat bestaat uit de verkaveling van de oppervlakte in lineaire stroken met verschillende functies. Ook het ontwerp voor de renovatie van de Koepelgevangenis in Arnhem (1980) is een fameus project. Koolhaas noemt het plan ‘Zelfportret van een maatschappij’ en presenteert met een virtuoos inzicht hoe in de toekomst het gevangeniswezen vormgegeven zou moeten worden. Door innovatief geplaatste zichtlijnen laat hij de bewoners een gevoel van vrijheid beleven zonder de noodzakelijke beveiliging te ondermijnen.

Casa Palestra, Milaan, 1986, collage ©OMA.

Casa Palestra, Milaan, 1986, collage ©OMA.

Sportschool

De essays die tussen de projecten geplaatst zijn, werpen een grondige blik op de perceptie en de werkwijze van het bureau. Er wordt uitvoerig ingegaan op het retroactieve aspect: het effectief worden van de context door een nieuwe interpretatie van het verleden. Ook de in de begintijd veelvuldig gehanteerde copy/paste methodiek is onderwerp van deze publicatie. Voorbeelden van modernistische en avant-garde architectuur werden door Koolhaas simpelweg omgevormd tot een nieuwe beeldtaal die op een unieke wijze zijn visie onderstreepte. De in 1986 ontworpen installatie voor de 17e triënnale van Milaan bevatte een omgevormd ontwerp van een paviljoen van Mies van der Rohe uit 1929, waarbij het geheel als sportschool annex fitnessruimte werd gepresenteerd en door een criticus als ‘modernisme op steroïden’ werd bestempeld.

Het is die onnavolgbare werkwijze die Rem Koolhaas een aura van ongrijpbaarheid heeft opgeleverd. Zijn doel bestaat nooit uit architectuur an sich, maar is een complexe exercitie om een maatschappelijke verandering teweeg te brengen. Dat proces is het hoofdbestanddeel van zijn creativiteit, de architectuur is een uitvloeisel dat – noodzakelijkerwijs – uitdrukking moet geven aan de materie. Of, zoals een van de auteurs in OASE concludeert: “wat telt is niet de architectuur, maar het leven dat in de architectuur plaatsgrijpt”.

OASE #94 – OMA. De eerste tien jaar
Uitgeverij: Nai010
Aantal pagina’s: 144
Prijs: 19,95