Tag Archief van: landscape

Boeken / Fictie

‘Lekker is een gemaksziekte’

recensie: Ronald Giphart - Troost

Koken is een kunst, een goede kok is een kunstenaar. Kunstenaar zijn betekent hartstocht en passie bezitten en dat is altijd een goed ingrediënt voor een boek. Daar komt bij dat kunstenaars vaak diep in hun hart onzeker zijn of ondanks hun succes hunkeren naar meer, of iets anders. Zo ook Art Troost, de kok aan wie de nieuwe roman van Ronald Giphart zijn titel dankt.

Art Troost is een sterrenkok met een eigen kookshow. Dat televisieprogramma wordt opgenomen op een chateau in Normandië, in de keuken van een rivaal. Conflict nummer één. Gasten van het programma zijn deze keer een wulpse actrice en een betweterige filosoof, die al de eerste ochtend bij elkaar in bed worden aangetroffen. De filosoof eist dat zijn slippertje buiten beeld gehouden wordt. Conflict nummer twee. Troost zelf heeft een verbroken liefdesrelatie nog niet verwerkt. Conflict nummer drie en vier, want de bezoekende actrice windt elk manspersoon om haar vingers. Het vijfde conflict is een blokkade van Franse boeren waardoor het chateau zonder eten komt te zitten. Tel daar nog wat andere verwikkelingen bij op en je hebt de ingrediënten voor een ramp zoals die alleen bij Giphart voor kan komen.

Betekenisloos

~

Het voorwerk (Giphart heeft, naar verluidt, de nodige ervaring als chefkok en heeft zich laten voorlichten door Pierre Wind) is zeer gedegen, dat straalt eraf. Niet alleen door te goochelen met termen, maar ook door een subtiel soort liefde voor voedsel ten toon te spreiden, weet Giphart te overtuigen als iemand die weet hoe een keuken werkt. De stijl is vlot en de toon luchtig, de verwikkelingen spannend. En Troost is een typische Giphart: een hoofdpersoon met een grote mond en een klein hartje raakt verstrikt in een kluwen van problemen, conflicten en ruzies en uiteindelijk gaat in een dampende climax alles verkeerd, waarna de hoofdpersoon een loutering doormaakt.

Geen stilte

De personages in Troost zijn bijna allemaal bijzonder gevat en adrem. Dat geeft het boek een vlotte toon, want de spitsvondige opmerkingen en woordgrapjes vliegen je om de oren. En hoewel Troost en de mensen om hem heen goede figuren zouden zijn om een saai feestje op te leuken, word je van al die overdaad aan grappigheid en goedgeplaatste opmerkingen toch behoorlijk moe.

Net als voetbaltrainers, filmregisseurs, schrijvers, hoofdredacteuren, dirigenten, noem maar op, zijn topkoks zonder uitzondering onuitstaanbare egomegalomane lieden die de wijsheid pachten van God, over alles en vooral iedereen een vernietigende mening hebben, elkaar het licht in de ogen niet gunnen en bereid zijn te allen tijde een harde concurrentiestrijd te voeren.

Niemand hoeft ooit langer dan een seconde na te denken over een antwoord, behalve dan af en toe de hoofdpersoon. Niemand stottert en in een gesprek vallen nooit stiltes omdat iemand niet meer weet wat hij moet zeggen. Dat maakt dat de personages in Troost na verloop van tijd aanvoelen als perfect geprogrammeerde robots. Ze lijken leuk en intelligent en interessant, maar wat ze uitkramen heeft geen enkele diepte.

Troost is vooral een lekker boek: vakkundig en snel. Maar, zoals de chef het zelf zegt:

Lekker mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden geschrapt uit de voedselencyclopedie. Lekker is een gemaksziekte. Vroeger betekende lekker ‘kieskeurig’ of ‘op goed eten gesteld’, en dat is een betekenis waarmee ik zou kunnen leven. Maar net als het woord ‘leuk’ is het hedendaagse ‘lekker’ afgekalfd en van zijn betekenis ontdaan, en het wordt voornamelijk misbruikt door fabrikanten van inspiratieloze massabagger, en obers van zoveelderangs smaakpapilverkrachters. ‘Was het lekker?’

Hoewel kok Troost meer eist dan het commentaar ‘lekker’, lijkt diens geestelijk vader met het betekenisloze predikaat wel degelijk tevreden. De combinatie van ingrediënten in Troost is goed, maar niet verrassend. De smaak van dit boek is gedegen, maar niet fris. Troost is kortom, alles wat een topkok probeert te vermijden. Een bekend gerecht, klaargemaakt volgens de gebruikelijke manier, opgediend op vertrouwde wijze. Meer dan ‘lekker’ is er niet van maken.

Boeken / Fictie

‘Lekker is een gemaksziekte’

recensie: Ronald Giphart - Troost

Koken is een kunst, een goede kok is een kunstenaar. Kunstenaar zijn betekent hartstocht en passie bezitten en dat is altijd een goed ingrediënt voor een boek. Daar komt bij dat kunstenaars vaak diep in hun hart onzeker zijn of ondanks hun succes hunkeren naar meer, of iets anders. Zo ook Art Troost, de kok aan wie de nieuwe roman van Ronald Giphart zijn titel dankt.

Art Troost is een sterrenkok met een eigen kookshow. Dat televisieprogramma wordt opgenomen op een chateau in Normandië, in de keuken van een rivaal. Conflict nummer één. Gasten van het programma zijn deze keer een wulpse actrice en een betweterige filosoof, die al de eerste ochtend bij elkaar in bed worden aangetroffen. De filosoof eist dat zijn slippertje buiten beeld gehouden wordt. Conflict nummer twee. Troost zelf heeft een verbroken liefdesrelatie nog niet verwerkt. Conflict nummer drie en vier, want de bezoekende actrice windt elk manspersoon om haar vingers. Het vijfde conflict is een blokkade van Franse boeren waardoor het chateau zonder eten komt te zitten. Tel daar nog wat andere verwikkelingen bij op en je hebt de ingrediënten voor een ramp zoals die alleen bij Giphart voor kan komen.

Betekenisloos

~

Het voorwerk (Giphart heeft, naar verluidt, de nodige ervaring als chefkok en heeft zich laten voorlichten door Pierre Wind) is zeer gedegen, dat straalt eraf. Niet alleen door te goochelen met termen, maar ook door een subtiel soort liefde voor voedsel ten toon te spreiden, weet Giphart te overtuigen als iemand die weet hoe een keuken werkt. De stijl is vlot en de toon luchtig, de verwikkelingen spannend. En Troost is een typische Giphart: een hoofdpersoon met een grote mond en een klein hartje raakt verstrikt in een kluwen van problemen, conflicten en ruzies en uiteindelijk gaat in een dampende climax alles verkeerd, waarna de hoofdpersoon een loutering doormaakt.

Geen stilte

De personages in Troost zijn bijna allemaal bijzonder gevat en adrem. Dat geeft het boek een vlotte toon, want de spitsvondige opmerkingen en woordgrapjes vliegen je om de oren. En hoewel Troost en de mensen om hem heen goede figuren zouden zijn om een saai feestje op te leuken, word je van al die overdaad aan grappigheid en goedgeplaatste opmerkingen toch behoorlijk moe.

Net als voetbaltrainers, filmregisseurs, schrijvers, hoofdredacteuren, dirigenten, noem maar op, zijn topkoks zonder uitzondering onuitstaanbare egomegalomane lieden die de wijsheid pachten van God, over alles en vooral iedereen een vernietigende mening hebben, elkaar het licht in de ogen niet gunnen en bereid zijn te allen tijde een harde concurrentiestrijd te voeren.

Niemand hoeft ooit langer dan een seconde na te denken over een antwoord, behalve dan af en toe de hoofdpersoon. Niemand stottert en in een gesprek vallen nooit stiltes omdat iemand niet meer weet wat hij moet zeggen. Dat maakt dat de personages in Troost na verloop van tijd aanvoelen als perfect geprogrammeerde robots. Ze lijken leuk en intelligent en interessant, maar wat ze uitkramen heeft geen enkele diepte.

Troost is vooral een lekker boek: vakkundig en snel. Maar, zoals de chef het zelf zegt:

Lekker mag wat mij betreft zo snel mogelijk worden geschrapt uit de voedselencyclopedie. Lekker is een gemaksziekte. Vroeger betekende lekker ‘kieskeurig’ of ‘op goed eten gesteld’, en dat is een betekenis waarmee ik zou kunnen leven. Maar net als het woord ‘leuk’ is het hedendaagse ‘lekker’ afgekalfd en van zijn betekenis ontdaan, en het wordt voornamelijk misbruikt door fabrikanten van inspiratieloze massabagger, en obers van zoveelderangs smaakpapilverkrachters. ‘Was het lekker?’

Hoewel kok Troost meer eist dan het commentaar ‘lekker’, lijkt diens geestelijk vader met het betekenisloze predikaat wel degelijk tevreden. De combinatie van ingrediënten in Troost is goed, maar niet verrassend. De smaak van dit boek is gedegen, maar niet fris. Troost is kortom, alles wat een topkok probeert te vermijden. Een bekend gerecht, klaargemaakt volgens de gebruikelijke manier, opgediend op vertrouwde wijze. Meer dan ‘lekker’ is er niet van maken.

Film / Films

Een zotte verliefdheid

recensie: My Summer of Love

Een groot, wit paard vult driekwart van het beeld. Op zijn kop, schuin van onder gefilmd. Vanaf zijn rug buigt een meisje zich in het shot. De zon is fel en zorgt ervoor dat het een vaag beeld is, omlijnd met licht. Het geeft de eerste ontmoeting van de in de berm slapende Mona – letterlijk gezien door haar ogen – met Tamsin tegelijkertijd iets vervreemdends en iets sprookjesachtigs.

~

My Summer of Love is het verhaal van een amour fou op het Engelse platteland. Tamsin (Emily Blunt) en Mona (Natalie Press) herkennen elkaars eenzaamheid en voelen zich gevangen in de lege wereld van het dorp. Ze weten allebei dat deze vriendschap, die vrij abrupt verandert in een verhouding, eindig is. De rijke Tamsin zal na de zomer teruggaan naar kostschool en de eenvoudige Mona blijft achter in het dorp. Dat ze zich desondanks vol overgave in de affaire storten, voelt toch logisch. Er is niets te verliezen.

Draaimolen

Met desoriënterende beelden brengt de Pools-Engelse regisseur Pawel Pawlikowski de waanzin van een zotte verliefdheid heel dichtbij. De meisjes dompelen zich onder in een wereld van alcohol, lome zomermiddagen, sigaretten, seks en drugs. Gezichten worden gefilmd in close-ups, soms met een voorbij flitsende achtergrond. Alsof je in een draaimolen zit, gefocust op één persoon, met een licht tintelend gevoel in je buik.

Menopauze

~

Tegelijkertijd is het contrast tussen de meisjes voortdurend aanwezig, al vanaf de eerste ontmoeting. Tamsin, op wit paard, met dure, rode, goedzittende kleding. Mona, op brommer zonder motor, met een goedkoop, roze, typisch anita-achtig topje. Het klassenverschil is geen échte issue: het is er, maar wordt met subtiele humor behandeld. Als Tamsin Mona vraagt hoe haar toekomst eruit ziet, schetst ze een beeld van een bullebak van een echtgenoot, een reeks kinderen met problemen, lange, zware dagen tijdens een baan in een abattoir en dan wachten op de menopauze, of kanker.

Schimmige roes

Als de beloftes en obsessies groeien en de wereld om hen heen steeds meer inkrimpt, krijgt de draaikolk waarin de meisjes zich laten meevoeren iets onheilspellends. Mona’s broer Phil (Paddy Considine) – een fanatieke new-born Christian – ziet in hun ‘vriendschap’ het werk van de duivel. En geleidelijk krijgt de roes iets schimmigs: hoe puur is deze zomerliefde eigenlijk? Bij gesprekken schokt de camera soms even, bijna alsof het per ongeluk is. Het dwingt je te focussen op de gezichten, op hun uitdrukkingen en op wat zij proberen te verbergen: waar eindigt de waarheid en begint de leugen? Pawlikowski zet je voortdurend op het verkeerde been.

BAFTA

Leugens en waarheid, niets te verliezen en tegelijkertijd alles, passie en verveling, angst en onbezorgdheid: dit spel met paradoxen leverde een BAFTA op voor beste Britse film. Het is een ontsporende droom, My Summer of Love. Een prettige, een enge, maar vooral een fascinerende.

Lees ook het interview dat we hadden met regisseur Pawel Pawlikowski.

Film / Films

Melodrama met een grote M

recensie: Dear Frankie

Frankies wereld speelt zich voornamelijk af in zijn hoofd. Letterlijk en figuurlijk. Door zijn handicap – hij is doofstom – hoor je alleen zijn ‘inner voice’. Hij droomt over een wereld onderwater en over de reizen die zijn vader per schip aflegt. Met vlaggetjes prikt hij de route nauwkeurig op een grote wereldkaart.

~

Dear Frankie is vooral een intieme film. Omdat Frankies moeder regelmatig verhuist, is de wereld aangenaam klein: hun kennissenkring in het kleine Schotse kustplaatsje bestaat uit een handjevol mensen. De afstanden zijn er kort: Frankie wandelt naar school en terug. Zijn moeder Lizzie reist naar een postzegelhandelaar. Daar schrijft ze in naam van Frankies vader brieven naar haar zoon, verzint ze de prachtigste avonturen en sluit ze de mooiste exotische postzegels in. Zo verbergt ze dat ze zijn echte vader halsoverkop heeft verlaten.

Nepvader

~

Een slim, charmant joch met een handicap, een moeder met een geheim, een serveerster in een fish-and-chips-zaak met een gouden hart: natuurlijk is het Melodrama met een grote M. Bovendien lijkt het alsof de scenarioschrijver Andrea Gibb met moeder Lizzie de greep op het gebeuren verliest. Als de door zijn moeder verzonnen boot Accra opeens echt bestaat, aanmeert in de stad waar Frankie woont én hij zijn vader uitnodigt voor een voetbalwedstrijd, is dat natuurlijk hét moment om met de waarheid te komen. Lizzie denkt daar anders over: zij huurt een man in die voor een dag de vader van Frankie moet spelen. Waarom? “Die brieven zijn de enige manier om zijn stem te horen.” De nepvader weet vervolgens niet van wijken en ondertussen duikt ook de echte vader van Frankie weer op. Ja ja.

Luchtje

Dat je het verhaal toch blijft geloven, ligt deels aan de prestaties van de acteurs. Jack McElhone is vertederd en ondeugend in één. Ook de andere karakters zijn overtuigend menselijk. Toch is het vooral de verdienste van regisseur Shona Auerbach. Ze neemt de kijker mee naar Schotland waar het altijd druilerig is en alles een bruin-groene zweem over zich heeft. Dat wordt versterkt door het camerawerk, dat feilloos speelt met de lijnen en de lichtval. Wie de herinneringen aan sterkere films met dezelfde sfeer (Young Adam, Wilbur Wants To Kill Himself) weet te verdringen, ziet hoe de prachtige vormgeving het absurde van het verhaal kan compenseren. Net zoals Frankie zich enthousiast voor de gek laat houden door zijn moeder: er zit een luchtje aan, maar het vóelt allemaal zo echt.

Theater / Voorstelling

Pornografische fantasieën van bejaarde lesbische dames

recensie: Echt iets om naar toe te leven (Toneelgroep Amsterdam)

Twee dames op leeftijd genieten in de tuin van het eerste lentezonnetje. De ene zit zolang op het deksel van een ouderwetse zinken vuilnisbak, de andere op een keukenstoel. Ze zemelen over niks, zoals oude mensen dat doen; over dat het weer zo lekker is, maar toch ook nog een beetje fris – zo’n gesprek-over-niets. Arjan Ederveen en Joop Admiraal spelen deze dames in Echt iets om naartoe te leven in de regie van Gerardjan Rijnders. Ze brengen het verhaal van een dodelijk zieke kinderboekenschrijfster en haar vriendin. Het idee is goed en de start is hilarisch grappig. Maar gaandeweg ontspoort de voorstelling in gênante, oubollige nichtenhumor.

~

Dat Arjan Ederveen oprecht leuk kan zijn, is bekend. Zijn 30 minuten, een serie nepdocumentaires op televisie, bevatte een aantal geniale afleveringen. Zeker wanneer Ederveen zijn observaties van andere mensen droogkomisch houdt, kan hij mensen genadeloos precies neerzetten en op de hak nemen, vooral hun kleinheid en benauwdheid. In die tv-serie speelde hij een paar keer een zeurderige, oudere vrouw. In Echt iets om naartoe te leven speelt Ederveen in feite diezelfde vrouw. Alleen is ze deze keer lesbisch en grof in de bek.

Mooie Joop Admiraal

De voorstelling gaat heel sterk van start, met een heldere karaktertekening en maffe oneliners zoals: “Ik heb altijd het gevoel dat ze op alles valt, zolang ’t maar 37 graden is.” Ederveen is Ankie, de zeurende zieke lesbische schrijfster die weliswaar dominant lijkt, maar in feite is overgeleverd aan de zorgzaamheid van anderen. Joop Admiraal zet hartverscheurend mooi en overtuigend vriendin Jo neer. Een oudere dame met klasse, met een dure smaak voor kleren en kappers. Ze zitten in een extreem realistische setting: een klassieke boerderij compleet met staldeuren en klimop. Zelfs de vogeltjes en de arriverende auto van Ankies uitgever (Raymonde de Kuyper) staan op de geluidsband, de toeschouwer hoeft er niets bij te fantaseren.

Ranzig

~

Dat realisme begint echter al snel te irriteren. Zo komen levensechte bouwvakkers de boerderij drastisch vertimmeren. De symboliek daarvan is duidelijk: vriendin Jo neemt alvast een voorschotje op de toekomst. Na de dood van haar rijke vriendin zal zij hier de scepter zwaaien. Die bouwvakkers maken expres zo veel herrie dat ze de dialoog overstemmen. Het stuk draagt als ondertitel Een morfinesprookje: schrijfster Ankie begint in het wilde weg te dromen en te hallucineren door de pijnstillers die ze slikt. De oude lesbienne slaat pornografische taal uit, waarop de bouwvakkers uitgebreid gaan staan geilen. Reden voor de dame om er nog een ranzig schepje bovenop te doen. Vanaf dat moment dendert het niveau bergafwaarts.

Tuthola

Echt iets om naartoe te leven is een stuk dat eigenlijk schreeuwt om een verstandige scriptdokter. Het gegeven is namelijk goed gevonden: zo’n over het paard getilde, dominante tuthola die aan het eind van haar leven ondraaglijk vervelend wordt voor haar omgeving. Maar Ederveen cum suis laten dat gegeven ontsporen doordat ze de vrouw laten uitbarsten in een waterval van flauwe pornofantasieën die voorspelbaar botsen met het imago van de keurige, bejaarde kinderboekenschrijfster. De goede smaak gaat definitief voor de bijl wanneer het stuk ontaardt in een van onderbroekenlol doordrenkte revue waarin alle bouwvakkers een kinderjurkje aan moeten. Tegen die tijd is het lachen mij allang vergaan.

Echt iets om naartoe te leven wordt gespeeld tot en met 28 mei 2005.

Muziek / Album

Oldies going strong!

recensie: New Order - Waiting for the Sirens' Call

Het is dit jaar precies vijfentwintig jaar geleden dat ras-Manchester Ian Curtis een einde aan zijn leven maakte (mei 1980), waarmee hij zijn band Joy Division postuum de cultstatus bezorgde. Anno 2005 zijn er concrete plannen om het door zijn weduwe Deborah Curtis geschreven boek Touching From A Distance uit 1995 te verfilmen. Een regisseur is al gevonden: Neerlands sterfotograaf Anton Corbijn, die we als regisseur vooral kennen van zijn videoclips voor bands als U2, Mercury Rev en Depeche Mode. Dat Corbijn nooit eerder een speelfilm maakte bleek niet doorslaggevend, zijn fascinatie voor Joy Division was dat wel.

~

De overige bandleden, bassist Peter Hook, gitarist Bernard Sumner en drummer Steve Morris besloten na Curtis’ overlijden in 1980 niet bij de pakken neer te gaan zitten en formeerden New Order, waarin ze al snel gezelschap zouden krijgen van Morris’ vriendin Gillian Gilbert. New Order is bij het grote publiek vooral bekend van de elektronische dansritmes van Blue Monday, waardoor ze tot op de dag van vandaag worden beschouwd als inspiratiebron voor de house- en techno revolutie. Halverwege de jaren negentig was het Bernard Sumner die de stekker eruit trok, waarna Hook furore maakte in Monaco en Sumner samen met ex-The Smiths gitarist Johnny Marr Electronic vormde. Toch kruipt het bloed blijkbaar waar het niet gaan kan. De wederopstanding vond plaats in 2001. Get Ready (2001) verbaasde vooral door zijn gitaargeorienteerde geluid (met een gastbijdrage van ex-Smashing Pumpkins-zanger en fan Billy Corgan). Nooit eerder was de gitaar zo prominent aanwezig. Opvolger Waiting for the Sirens’ Call lijkt aanvankelijk in die geest verder te gaan, maar blijkt daarna vooral een terugkeer naar de New Order van de jaren tachtig (Technique). Gillian Gilbert is vanwege ziekte inmiddels vervangen door Phil Cunningham.

Rock & Dance

Waar Sumners vocalen op vroege albums als Power, Corruption, Lies (1983) en Low-Life (1985) op zijn zachtst gezegd nogal breekbaar overkomen, is er vanaf Republic (1993) een duidelijke kentering hoorbaar. De nonchalance blijkt een geducht wapen en het is duidelijk te merken dat Sumner zich steeds beter thuis gaat voelen in de rol van zanger. Sirens’ Call is te beschouwen als een mix van ‘dance album’ Technique en ‘rocker’ Get Ready. De danceritmes van weleer zijn gebleven, wellicht iets minder mechanisch dan vroeger, maar verder weinig verschil ten opzichte van de New Order van de jaren 80/90, al lijken de composities nu iets evenwichtiger en wordt er af en toe zelfs gebruik gemaakt van een sample (Jetstream, met een gastbijdrage van Scissor Sisters-zangeres Ana Matronic).

Mijmeren

Gebleven zijn ook de karakteristieke hoge basloopjes van Peter Hook, de ijle gitaar en de warme synthesizerklanken. In vergelijking met het rauwe Get Ready is Waiting for the Sirens’call vooral iets luchtiger. Who’s Joe zet wat dat betreft de toon; een aanzwellende melodielijn, de karakteristieke nonchalante en geknepen stem van Sumner die mijmert zoals geen ander lijkt te kunnen mijmeren, een simpel rockrefrein, dito drums, hier en daar een gitaartje (nooit overdadig), warme synthesizerklanken en Hook met zijn hoge basmelodieën. Een heerlijke lenteplaat! Je betrapt jezelf er al snel op dat je aan het meeneurieën bent. Blijkbaar zijn alle onderlinge meningsverschillen definitief uit de wereld. In deze vorm kan New Order nog jaren mee.

Muziek / Album

Major Tom fucked up, maar Beef is geslaagd

recensie: Beef - Last Rudy Standing

Veel gebeurt er in Nederland niet op het gebied van roots en reggae. Vorig jaar kwam het Friese Luie Hond met het aardige maar erg Doe Maar-esque Hier is… en vervolgens was het weer een jaar lang wachten. Wachten op Beef, zo bleek: het derde echte album van de Eindhovense formatie zou eigenlijk al afgelopen herfst bij de platenboer liggen, maar herhaalde uitstel volgde.

~

In augustus 2004 zei de band al de laatste hand aan het album te leggen; er werd zelfs een optreden op Lowlands voor afgezegd. In plaats van het verwachte nieuwe album lag er eind afgelopen jaar echter opeens een oude bekende in de schappen: de EP Babylon by Beef (1999) beleefde een heruitgave. Klaarblijkelijk viel het resultaat van de nieuwe opnames tegen, want maanden van schaven volgden. Het eindproduct mag er desalniettemin wezen: Last Rudy Standing prikkelt meer dan verwacht.

Stuiterend

Onder de bezielende (bij)sturing van producer Michel Schoots, als drummer van de Urban Dance Squad gewend aan het produceren van vet geluid, klinkt Beef rauwer en puntiger dan voorheen. Last Rudy Standing nadert door de opvallende stem van zanger Pieter Both en de (soms weliswaar iets te vette en harde) bas zelfs het live-geluid, iets waar reggae- en skabands op plaat nogal eens moeite mee hebben. Toegegeven: ik ging niet stuiterend door de woonkamer, maar Beef dwingt met deze plaat wel de aandacht af.

Playstation to ground control

De uitgebrachte single Cashin’ the Money is daar jammer genoeg niet het beste voorbeeld van. Alle instrumenten blijven op de vlakte, en het nummer krijgt nergens een eigen gezicht. Maar ach, misschien moet je dat ook niet verwachten van singles. Leuker en interessanter is in ieder geval het nummer erna: Station to Station. Het intro klinkt alsof er een rocknummer volgt, maar de rootsinvloeden hebben al snel weer de overhand. Het zijn het vooral het opzwepend-swingende refrein en de bizarre tekst die dit nummer zo leuk maken. Station to Station is een vrolijke legalize-song, met wonderlijke verwijzingen:

Playstation to ground control
Major Tom fucked up
Smokey signals, no reply

De laatste rebel

De snellere nummers zijn de leukste en opwindendste van de plaat. Run da Dance bijvoorbeeld is een sensationele crossover tussen dancehall, hiphop, rocksteady en ouderwetse rock. Hier is van lome reggae geen sprake: Run da Dance is het energieke hoogtepunt. Jammer is alleen dat het volgende nummer wel weer erg rustig is. Dat tempo had best even voortgezet mogen worden, hoe mooi het ingetogen het liedje ook is. Prettiger is dan de titelsong. Op het voor het genre zo typerende tsjak-tsjak ritme gebeurt in drie minuten van alles: er wordt gewoon gezongen, geschreeuwd, gitaargesoleerd, getingeld en in alle drukte roept de band om meer rebellen: Last Rudy Standing, de laatste rebel. De gedachte kwam bij Both op na de laatste sprong van Herman Brood. In Boths ogen was Brood de laatste echte rebel van Nederland. Hij vlakt zijn eigen band echter ook niet uit: in de door commercie geteisterde muziekwereld doet Beef als een van de weinigen zijn eigen ding, aldus Both. Hoewel daarover valt te discussiëren heeft de band in ieder geval een erg mooie plaat met een herkenbaar en eigen geluid afgeleverd. Het was het wachten wel waard, en de nieuwe Luie Hond lijkt er trouwens ook al weer aan te komen. Het is een goed rootsjaar.

Film / Films

Een narcotische zeepbel

recensie: Ivans xtc

Licht. Bewegende schaduwen. Aanzwellende muziek. Hollywood. De droomfabriek van de wereld, waar volgens kant en klare recepten zoete, gewelddadige, melige en komische films in elkaar worden gedraaid. In Hollywood is het leven een zeepbel die op knappen komt te staan als de realiteit van de gewone mens zich opeens weer opdringt met de onaangekondigde komst van de dood. De sinistere aanraking van de drievingerige aangevreten hand van de man met de zeis die over roemruchte schouders schuurt. Hij die harten vervangt door een steeds kouder wordende steen. Ivans xtc van Bernard Rose laat zien hoe de dromerige zeepbel op knappen kan komen te staan. De film is een niet geheel geslaagd pamflet tegen Hollywood dat met een flinke dosis toegevoegde naïviteit echter behoorlijk verdraaglijk is.

~

De film begint met enkele achter elkaar gemonteerde beelden van luxe gebouwen en huizen. Hiermee is de toon direct gezet. Deze film gaat over de rijken der aarde die zich voortbewegen in glimmende auto’s en zich uitleven op wilde feesten. Kort daarna krijgen we een vergadering te zien waar enkele hevig geagiteerde mensen wachten op een zekere Ivan Beckman die voor de geplande vergadering kennelijk essentieel is. Enkele roddels gaan van mond tot mond, waaruit duidelijk wordt dat Ivan zijn werk de laatste paar dagen om onbegrijpelijke redenen heeft laten verslonzen. Dan bereikt het bericht van Ivans dood de vergadering en de geagiteerdheid slaat om in ongeloof die uitmondt in ergernis en rusteloze activiteit. De boodschap is duidelijk: Ivans dood is voor zijn zogenaamde vrienden en collega’s weinig meer dan een lastige en ergerniswekkende gebeurtenis die hun toch al niet gemakkelijke leven in de war schopt. De rest van de film brengt in beeld wat er aan de dood van Ivan voorafging.

Narcotische roes

Tijdens zijn leven was Ivan een oppervlakkige, maar goed gebekte filmimpresario (sterk spel van Danny Huston) die zich overgeeft aan overmatig drugsgebruik en vele losse seksuele contacten onderhoudt met verschillende dames, waaronder zijn eigen vriendin die zelf ook graag buiten de deur neukt. Als Ivan te horen krijgt dat hij kanker heeft en niet lang meer zal leven, stort hij zich nog dieper in de narcotische roes. Nadat hij zijn kanker heeft ‘opgebiecht’ aan twee hoerige meiden die vervolgens verschrikt afdruipen, neemt hij een overdosis en sterft. Al met al ontstaat er een weinig flatteus inkijkje in het leven van de ‘world of dreams’. Hoe waar dit portret wellicht ook moge wezen, de kijker wordt toch vooral bevestigd in de bestaande clichés over Hollywood en krijgt nauwelijks iets te zien over de drijfveren of de tragiek van de gesjeesde filmgiganten.

Vertwijfeling

~

Ivans xtc probeert in feite twee dingen te verwezenlijken. Aan de ene kant wil het de hypocrisie en leegte van de filmbusiness in Hollywood aan de kaak stellen, aan de andere kant wil het iets zeggen over de vertwijfeling die de mens overvalt in het licht van zijn eigen, naderende dood. Beide aspecten mislukken; het eerste vanwege het feit dat de film teveel in bekende karikaturen en clichés blijft hangen, het tweede omdat de film te oppervlakkig blijft om de vertwijfeling van Ivan echt op te kunnen oproepen.

Gelijkmaker

De menselijke vertwijfeling en doodsangst wordt in Ivans xtc bovendien op een ietwat tendentieuze manier gekoppeld aan het oppervlakkige leven van degene die op sterven ligt (dit gebeurt op een veel minder storende manier in Tolstojs verhaal De dood van Ivan Ilyich, waarop de film losjes is gebaseerd). Alsof iemand die een alleszins zinvol leven heeft geleefd (wat dat ook moge wezen) niet vertwijfeld zou raken bij het bericht dat hij kanker heeft. Iedereen gaat dood. Of je nu een leven geleid hebt vol drugs, roddel en andere wantoestanden, een doodgewoon leven als bescheiden burger in een groot land of een leven dat mens weet te inspireren en doortrokken is van iets groots, de dood is de grote gelijkmaker.

Krater

Het zou om die reden veel interessanter zijn om te laten zien hoe een doodgewoon mens die zijn leven zo goed en zo kwaad als dat ging heeft geleefd, omgaat met de naderende dood. Dan wordt de vraag naar de zin van het bestaan pas echt prangend. De dreigende afgrond van de zinloosheid kan dan niet worden afgewend op het feit dat de stervende een betekenisloos leven heeft geleid. De diepe krater die doodsangst slaat, zou in dat geval werkelijk worden betreden. In Ivans xtc blijven we er slechts boven zweven.

Muziek / Album

Stevig rocken mag weer

recensie: Stereophonics - Language. Sex. Violence. Other?

.

~

Of het ligt aan de nieuwe drummer of dat de Stereophonics de huidige trend om te rocken wat achternalopen, een feit is zeker: deze nieuwe plaat is een welkome verrassing na de soms wel wat erg tamme albums Just Enough Education to Perform en You Gotta Go There to Come Back . Nadat de band uit Wales de twee sterk rockende albums Word Gets Around en Performance and Cocktails had afgeleverd zakte de passie van de band in en leek het erop dat zanger/gitarist Kelly Jones alleen nog maar rustige liedjes kon schrijven. Toch is het niet zo dat er helemaal terug is gegrepen op deze twee cd’s. De Stereophonics zijn door de jaren heen duidelijk gegroeid.

Agressie

Opmerkelijk is de aanwezigheid van invloeden uit de seventies (glam)rock van bijvoorbeeld Iggy Pop. In een aantal nummers zit mede daardoor veel agressie. Het zit in de stem die soms dreigend klinkt als Marilyn Manson, zoals in Doorman. Het zit in de gitaar, die de nummers met moddervette solo’s doorspekt, het zit in de rare geluidjes op de achtergrond die ook aan Amerika’s engste shockrocker doen denken. En de agressie zit zeker in de teksten. Dat Kelly Jones soms erg boos kan worden op een individu of groep mensen wisten we al door het nummer Mr. Writer (op Just Enough Education to Perform), dat gericht was aan leugenachtige Engelse muziekcritici. Nu zijn uitsmijters de lul (in Doorman) en ook Brother is niet echt een vriendelijk nummer. Dit nummer is gebaseerd op een ware gebeurtenis en dankzij de tekst hoef je niet te raden wat dat was:

“You walk right up to me,
Abuse me on the street,
Like a cannonball killing me.
You got it wrong brother, can’t you see?
Don’t push me brother!”

Totaal plaatje

Niet alle nummers zijn even agressief. Er is een goede balans gevonden tussen de harde nummers en de rustigere liedjes. Ook zijn er nummers met een meer op de liefde toegesneden onderwerp, zoals Devil en de single Dakota. Toch zijn ook deze nummers niet zoetsappig zoals op de vorige twee platen die soms wel erg lieflijk waren. Kelly Jones zegt het ook min of meer in het cd-boekje, de Stereophonics hebben een nieuwe sound, die uitermate plezierig is voor het gehoor. De plaat doet zijn titel (en ook het mooie snelle en hippe artwork) eer aan. Er is taal, seks, geweld en iets anders. Dat andere is de hervonden esprit van de band, die ervoor zorgt dat dit album op nummer 1 staat in de Britse albumlijst en dat Performance and Cocktails en Word Gets Around in de top honderd van beste Britse rockalbums van het blad Kerrang stonden. Een plaats die deze nieuwe plaat met ballen in de toekomst zeker ook verdient, omdat hij bol staat van het testosteron en de Stereophonics weer een tijdje met hun tijd mee kunnen.

Film / Films

Gedachten op nul

recensie: Assault on Precinct 13

Tussen al de boekverfilmingen, tekenfilms en vage horrors, werd het weer eens tijd voor een ouderwetse ‘niet denken maar schieten’ actiefilm. Zo moet regisseur Jean-François Richet waarschijnlijk gedacht hebben. Hij pakte een oude actiefilm uit zijn kast en besloot deze in een nieuw jasje te stoppen. Zo komt het dat de gelijknamige film van John Carpenter uit 1976 nu, net iets anders, weer in de bioscopen draait.

~

Politieagent Jake Roenick (Ethan Hawke) heeft het maar zwaar. Bij een flink mislukte undercover actie een paar maanden geleden heeft hij zijn hele team verloren. Nu heeft hij een nietszeggend kantoorbaantje op het oudste politiebureau van de stad, dat ook nog eens gesloten gaan worden in het nieuwe jaar. Gelukkig heeft hij de altijd opgewonden secretaresse Iris (Drea de Matteo) en zijn oude makker Jasper (Brian Dennehy) om hem gezelschap te houden op deze eenzame, laatste oudejaarsavond.

Kat en muis

Maar eenzaam blijft het niet. Door een zware sneeuwstorm moet een politiebusje toevlucht zoeken in Precinct 13. Leeg is het busje uiteraard niet. Naast een paar kleine criminelen, zit ook de meest gezochte gangster én politiemoordenaar Marion Bishop (Laurence Fishburne) op het oude politiebureau vast. ‘Toeval’ wil het, dat hij gevolgd werd door een groep van ongeveer dertig man die hem snel dood willen hebben. Het kat en muis-spel kan beginnen, net als het ‘wie zou er nou dood gaan’-spelletje.

~

Een prijs voor het meest originele scenario gaat deze film nooit krijgen. Het is een stoere actiefilm, en daar moet je nou eenmaal niet al te hard bij nadenken. Een prijs voor de leukst verzonnen personages gaat Assault ook niet in de wacht slepen. Alle stereotypen zitten in deze film. De stoere politieagent met een probleem, de sexy secretaresse met minirokje, de slimme gangster, de ultraslimme maar oh zo mooie psychiater en, uiteraard, de bíjna gepensioneerde oudere politieagent.

Oud bewijsmateriaal

Maar dondert ook allemaal niet. Een actiefilm hoeft geen prijzen te winnen. Zo lang de actie maar goed geregisseerd is en de acteurs lol hebben in hun werk. Dat is gelukkig beide het geval. Zodra de belegering begint, komt er tot aan de laatste scène geen einde meer aan de dan ingezette actie. Aangezien het politiebureau gesloten gaat worden, liggen er bijna geen wapens meer. Een beetje A-team-achtig denken brengt de hoofdpersonen dan al snel tot het gebruik van molotovcocktails en oud bewijsmateriaal.

Ook de acteurs doen goed hun best. Ethan Hawke is geen Bruce Willis, maar hij maakt absoluut het beste van zijn rol. Drea de Matteo steelt vrijwel elke scène waar ze in zit en Laurence Fishburne heeft zichtbaar plezier in zijn ijzige gangster. Daarnaast heeft het verhaal, gelukkig, ook nog wat pluspunten. Het spelletje ‘wie blijft er leven en wie niet’ gaat niet iedereen winnen, dat mag zeker zijn. Al zijn de ontknoping en het einde jammer genoeg vrij voorspelbaar.

Lekkere en mooie actie, fijne karakters en een dun verhaaltje, dat is de conclusie over deze film. Voor wie zin heeft in weer eens een actiefilm, is dit zeker een aanrader. Ruim anderhalf uur de gedachten op nul kan ook wel eens verfrissend zijn.

Muziek / Album

Experiment met klassieke pop

recensie: I Am Kloot - Gods and Monsters

De eerste plaat van I Am Kloot, Natural History, werd meteen in het hokje van de op dat moment populaire “New Acoustic Movement” gestopt. Onder deze stroming vielen bandjes die lieflijke liedjes speelden op voornamelijk akoestische instrumenten. Op hun tweede plaat I Am Kloot was daar weinig meer van over. De band blonk hierop uit in sterke popliedjes in de Britse traditie die naadloos aansloot op de late Britpop van een band als Ocean Colour Scene: melancholiek, maar toch stevig. Behalve dat bijna alle liedjes nog wel op een akoestische gitaar worden gespeeld is er niks aan I Am Kloot dat herinnert aan de stijl waar Belle & Sebastian en Kings of Convenience populair mee zijn geworden. Nieuweling Gods And Monsters borduurt juist voort op het tweede album.

~

Hoewel het uit Manchester afkomstige I Am Kloot muzikaal zeker veel weg heeft van de “pub-rock”- of “dad-rock”-bands die in Groot-Brittannië erg populair zijn, zijn er toch wel verschillen. Door het simpele gitaargebruik verdrinkt de muziek niet in de vette, druipende gitaarsound die de muziek van Oasis de laatste jaren heeft gedomineerd. Wat ook mist is de pathos die de afgelopen twee platen van de Stereophonics nogal heeft verpest, maar vervolgens ook zorgde voor grote verkoopcijfers van deze band. In tegendeel tot veel ‘klassieke ‘gitaarpopbands in Groot-Brittannië stelt I Am Kloot zich niet behoudend op, maar slaan ze aan het experimenteren in hun eigen genre en dat levert op Gods And Monsters een aantal interessante nummers op.

Jazeker!

Het titelnummer doet bijvoorbeeld door een vrolijk orgeltje meteen denken aan de ska van The Specials. An Ordinary Girl valt juist op door vreemde tempowisselingen die je eerder bij bands als Muse en Placebo zou verwachten. Als je het geheel bekijkt dan bevat Gods And Monsters een mix van folk, meer jazzy liedjes (Strange Without You) en melodieuze pop zoals die alleen in het Verenigd Koninkrijk gemaakt wordt. De vraag “Is dit een goede plaat?” kan alleen maar worden beantwoord met een stellig “Jazeker!”.

Vakmanschap

De vraag of het ook een betere plaat is dan de eerdere platen van I Am Kloot is moeilijk te beoordelen. Dat is vooral een kwestie van smaak. De liedjes op voorganger I Am Kloot zijn pakkender dan de liedjes op dit nieuwe album, maar Gods And Monsters is gevarieerder en minder standaard dan zijn voorganger. Dat is het album zeker ook als veel van de gitaarpop die de afgelopen jaren het Kanaal is overgestoken en die beter verkocht op het Europese vaste land dan I Am Kloot. Eén ding typeert al het werk van I Am Kloot en dat is vakmanschap. De platen zijn goed ingespeeld en gezongen en live is de band net zo sterk. Reden om Gods And Monsters een luisterbeurt te gunnen en de band binnenkort live in Nederland te gaan bewonderen.

Live:

13 mei – Vera, Groningen
14 mei – Melkweg, Amsterdam
15 mei – Nighttown, Rotterdam