Tag Archief van: landscape

Boeken

Marlon Brando’s luchtkastelen

recensie: Marlon Brando en Donald Cammell - Fan-Tan

The giant jerk-off, dat was het gedragspatroon waarin Marlon Brando steeds terugviel, vertelde Donald Cammell ooit aan Brando’s biograaf Peter Manso. Een sappige illustratie van de getroubleerde vriendschap tussen deze Schotse cultregisseur (1934-1996) en de legendarische acteur (1924-2004). Het is dan ook tekenend dat het enige tastbare resultaat van hun samenwerking nu pas wordt uitgebracht, op een moment waarop beiden al niet meer in leven zijn.

Fan-Tan is het resultaat van een van de filmprojecten die het duo ooit voor ogen stond. Brando had begin jaren 80, toen hij op ‘zijn’ eiland in Tetiaroa in de Pacifische Oceaan verbleef, een idee voor een film. Hij stelde zich een grootschalige piratenfilm voor, een ouderwets spektakel dat zich in de jaren 20 op en rond de wateren van Zuidoost-Azië moest afspelen. Brando bedacht zichzelf de hoofdrol toe, wilde de film opnemen bij zijn exotische residentie en het geheel door Cammell laten regisseren. Uiteindelijk besloot het duo het verhaal eerst in boekvorm te lanceren om zo de financiering van de film te vergemakkelijken.

Bizarre voorgeschiedenis

Marlon Brando
Marlon Brando

Na veel overleg nam Cammell deze taak op zich, en al gauw had hij Brando’s verhaal tot een lijvige roman omgetoverd. Maar Brando verloor gaandeweg zijn interesse in het verhaal, zoals hij het ook liet afweten bij die vele andere ambitieuze filmplannen die hij tot aan zijn dood in 2004 uitdacht. Cammell, het genie achter het baanbrekende Performance (1971), zou in zijn moeizame carrière nog slechts drie films maken voordat hij zichzelf in 1996 een kogel door het hoofd joeg. Cammells weduwe en de dochter van een vriendin van Brando, China Kong, bracht het oude manuscript onlangs onder de aandacht. De gerenommeerde filmhistoricus (en Brando-biograaf) David Thomson zorgde voor de afwerking. Hij voorzag het boek niet alleen van een verhelderend nawoord, maar voegde bovendien een ontknoping toe. Voor deze ontknoping, die in het manuscript zelf ontbreekt, baseerde hij zich op een schets van Cammell.

Dit is de bizarre voorgeschiedenis van de roman Fan-Tan. Het publiceren van een onvoltooid boek dat als basis moest dienen voor een nooit gemaakte film is op zijn minst dubieus te noemen. De lezer (wie anders dan filmfanaten en Brando-fans?) hoeft zich dan ook niet op eersteklas literatuur te verheugen; Fan Tan is toch vooral de basis voor een spektakelfilm en biedt als zodanig een fraaie impressie van wat er had kunnen komen, maar veel meer ook niet.

Zwakke replieken

Van Brando’s droomproject maakten Brando en Cammell (alhoewel deze laatste het boek vrijwel alleen schreef, volgens Thomson) een vlotte avonturenroman, die qua verhaal en thematiek weinig opzienbarend, maar op een eigenaardige manier toch wel stijlvol is. Cammells staccato stijl met korte, krachtige zinnen en bij tijd en wijle frappante beeldspraak weten te boeien. Maar hij is geen meester in dialogen: zijn handvol films blinken bepaald niet uit in sterke replieken. White of the Eye (1987) boette zondermeer aan kracht in door de zwakke teksten en de one-liners van Wild Side (1996) werken alleen als Christopher Walken ze uitspreekt. De bizarre een-tweetjes uit Performance klonken overtuigender, wellicht omdat ze door en door Brits waren. In Fan-Tan hanteert Cammell verschillende accenten, waaronder Aziatisch, Amerikaans en Brits, met wisselend succes: sommige personages komen op papier kolderiek over. Bovendien maakt de overdaad aan taalvariaties het boek eerder kunstmatig dan meeslepend.

En wat te denken van een liefkozende verklaring als ‘I dreamed you were a mango. With the shimmering wings of a moth.’? Cammells erudiete taal en zijn gemaakte dialogen vormen een vreemd contrast met de basale drijfkracht van de plot: veel rauwe romantiek, seks, macht, geweld en actie. Hij wekt er een fraaie, groezelige sfeer mee op waarbij je je een aardige film kunt voorstellen, maar dat de film nooit gemaakt had kunnen worden is evident. In de jaren 80 werden er genoeg grove puberprojecties naar het witte doek vertaald, maar in de vorm van een exotische piratenfilm lijkt dat een hopeloze fantasie.

Herhaling

Het bleef dus bij dit curieuze boek, maar vreemd genoeg zou het voorval zich herhalen. Enkele jaren na het debacle benaderde Brando Cammell voor een nieuwe boevenfilm: Jericho. Het is geen verrassing dat ook dit project ondanks grondige voorbereiding nooit gerealiseerd werd (Brando liet het opnieuw afweten): een van de talloze luchtkastelen van de excentrieke acteur en een van de vele filmprojecten die Cammell helaas nooit mocht realiseren. Cammells film Performance werd toegeschreven aan zijn co-regisseur Nicholas Roeg, die later ook veel meer succes oogstte. En nu wordt Cammells naam met Fan-Tan overschaduwd door de veel bekendere Brando, terwijl deze laatste het uiteindelijke manuscript niet eens gelezen zou hebben. Het is dus een terugkerende, bittere ironie dat Cammells naam nu als tweede op de kaft van Fan-Tan staat.

Donald Cammells biografie verschijnt binnenkort bij FAB Press; zijn tweede film Demon Seed verscheen onlangs op dvd.

Boeken

Marlon Brando’s luchtkastelen

recensie: Marlon Brando en Donald Cammell - Fan-Tan

The giant jerk-off, dat was het gedragspatroon waarin Marlon Brando steeds terugviel, vertelde Donald Cammell ooit aan Brando’s biograaf Peter Manso. Een sappige illustratie van de getroubleerde vriendschap tussen deze Schotse cultregisseur (1934-1996) en de legendarische acteur (1924-2004). Het is dan ook tekenend dat het enige tastbare resultaat van hun samenwerking nu pas wordt uitgebracht, op een moment waarop beiden al niet meer in leven zijn.

Fan-Tan is het resultaat van een van de filmprojecten die het duo ooit voor ogen stond. Brando had begin jaren 80, toen hij op ‘zijn’ eiland in Tetiaroa in de Pacifische Oceaan verbleef, een idee voor een film. Hij stelde zich een grootschalige piratenfilm voor, een ouderwets spektakel dat zich in de jaren 20 op en rond de wateren van Zuidoost-Azië moest afspelen. Brando bedacht zichzelf de hoofdrol toe, wilde de film opnemen bij zijn exotische residentie en het geheel door Cammell laten regisseren. Uiteindelijk besloot het duo het verhaal eerst in boekvorm te lanceren om zo de financiering van de film te vergemakkelijken.

Bizarre voorgeschiedenis

Marlon Brando
Marlon Brando

Na veel overleg nam Cammell deze taak op zich, en al gauw had hij Brando’s verhaal tot een lijvige roman omgetoverd. Maar Brando verloor gaandeweg zijn interesse in het verhaal, zoals hij het ook liet afweten bij die vele andere ambitieuze filmplannen die hij tot aan zijn dood in 2004 uitdacht. Cammell, het genie achter het baanbrekende Performance (1971), zou in zijn moeizame carrière nog slechts drie films maken voordat hij zichzelf in 1996 een kogel door het hoofd joeg. Cammells weduwe en de dochter van een vriendin van Brando, China Kong, bracht het oude manuscript onlangs onder de aandacht. De gerenommeerde filmhistoricus (en Brando-biograaf) David Thomson zorgde voor de afwerking. Hij voorzag het boek niet alleen van een verhelderend nawoord, maar voegde bovendien een ontknoping toe. Voor deze ontknoping, die in het manuscript zelf ontbreekt, baseerde hij zich op een schets van Cammell.

Dit is de bizarre voorgeschiedenis van de roman Fan-Tan. Het publiceren van een onvoltooid boek dat als basis moest dienen voor een nooit gemaakte film is op zijn minst dubieus te noemen. De lezer (wie anders dan filmfanaten en Brando-fans?) hoeft zich dan ook niet op eersteklas literatuur te verheugen; Fan Tan is toch vooral de basis voor een spektakelfilm en biedt als zodanig een fraaie impressie van wat er had kunnen komen, maar veel meer ook niet.

Zwakke replieken

Van Brando’s droomproject maakten Brando en Cammell (alhoewel deze laatste het boek vrijwel alleen schreef, volgens Thomson) een vlotte avonturenroman, die qua verhaal en thematiek weinig opzienbarend, maar op een eigenaardige manier toch wel stijlvol is. Cammells staccato stijl met korte, krachtige zinnen en bij tijd en wijle frappante beeldspraak weten te boeien. Maar hij is geen meester in dialogen: zijn handvol films blinken bepaald niet uit in sterke replieken. White of the Eye (1987) boette zondermeer aan kracht in door de zwakke teksten en de one-liners van Wild Side (1996) werken alleen als Christopher Walken ze uitspreekt. De bizarre een-tweetjes uit Performance klonken overtuigender, wellicht omdat ze door en door Brits waren. In Fan-Tan hanteert Cammell verschillende accenten, waaronder Aziatisch, Amerikaans en Brits, met wisselend succes: sommige personages komen op papier kolderiek over. Bovendien maakt de overdaad aan taalvariaties het boek eerder kunstmatig dan meeslepend.

En wat te denken van een liefkozende verklaring als ‘I dreamed you were a mango. With the shimmering wings of a moth.’? Cammells erudiete taal en zijn gemaakte dialogen vormen een vreemd contrast met de basale drijfkracht van de plot: veel rauwe romantiek, seks, macht, geweld en actie. Hij wekt er een fraaie, groezelige sfeer mee op waarbij je je een aardige film kunt voorstellen, maar dat de film nooit gemaakt had kunnen worden is evident. In de jaren 80 werden er genoeg grove puberprojecties naar het witte doek vertaald, maar in de vorm van een exotische piratenfilm lijkt dat een hopeloze fantasie.

Herhaling

Het bleef dus bij dit curieuze boek, maar vreemd genoeg zou het voorval zich herhalen. Enkele jaren na het debacle benaderde Brando Cammell voor een nieuwe boevenfilm: Jericho. Het is geen verrassing dat ook dit project ondanks grondige voorbereiding nooit gerealiseerd werd (Brando liet het opnieuw afweten): een van de talloze luchtkastelen van de excentrieke acteur en een van de vele filmprojecten die Cammell helaas nooit mocht realiseren. Cammells film Performance werd toegeschreven aan zijn co-regisseur Nicholas Roeg, die later ook veel meer succes oogstte. En nu wordt Cammells naam met Fan-Tan overschaduwd door de veel bekendere Brando, terwijl deze laatste het uiteindelijke manuscript niet eens gelezen zou hebben. Het is dus een terugkerende, bittere ironie dat Cammells naam nu als tweede op de kaft van Fan-Tan staat.

Donald Cammells biografie verschijnt binnenkort bij FAB Press; zijn tweede film Demon Seed verscheen onlangs op dvd.

Muziek / Album

De platenkast herbekleed

recensie: José González - Veneer

De Zweed José González. Neen, da’s geen oud Jiskefet-typetje; deze naam hoort bij een nieuwe ster aan het internationale popfirmament. Alhoewel nieuw, de 26-jarige singer-songwriter (met Argentijnse ouders) is in z’n eigen land toch al weer een tijdje als muzikant bekend. Vooralsnog is hij in Nederland echter nog zo iemand ‘waarvan ’t liedje bekender is dan de artiestennaam’. Het nummer Heartbeats, want daar gaat het in dit geval over, hoort bij die kleurrijke stuiterballenreclame van Sony. Dit wonderschone pareltje staat op het sfeervolle debuutalbum Veneer (fineer). In Zweden al in 2003 uitgebracht, in Nederland pas eind vorig jaar verschenen – en wat 8WEEKLY betreft het bespreken alsnog meer dat waard. Al was het alleen maar omdat Heartbeats momenteel hoog in de hitlijsten staat, al was het alleen maar omdat González rond april/mei een tourtje langs onze nationale zalen gaat doen. Beter laat dan nooit dus. Noem het een recentelijk aangebracht, mooi laagje fineer op de cd-kast die Muziekjaar 2005 heet.

~

Even ter nadere informatie en voor de goede orde, Heartbeats is niet een nummer van González zelf. Jammer, daar scoort ’ie niet echt mee, wat mij betreft. Hij heeft het van de Zweedse band The Knife geleend. Edoch, het moet me, na wat researchen op het internet, even van het hart; een oerlelijk disconummer is door deze versie wél verworden tot zeer sfeervolle song. Alle andere nummers op Veneer (gelukkig wel van González) herbergen een zelfde sfeer en karakter.

En dat zo’n debuutalbum helemaal niet lang hoeft te duren, bewijst González’ (ervoor schreef hij twee EP’s) ook. De cd klokt welgeteld 30 minuten en 50 seconden. Toch kun je in die korte tijd veel moois horen. Nick Drake lijkt een inspirator te zijn. Maar het is té gemakkelijk om hen zomaar op één muzikale hoop te gooien. Zo dubbelt González z’n eigen stem in bijna ieder nummer. Iets dat Drake vrijwel nooit deed. Verder laat Veneer een iets vrolijkere, iets opgewektere, iets frivolere toon horen door een optimistischer aandoend stemgeluid. Toegegeven, het maakt dat het daardoor wellicht allemaal minder gevoelig en intiem klinkt dan bijvoorbeeld Pink moon (1972) van Drake. Maar daarmee wordt het niet per definitie slechter, begrijp me goed. We hebben het enkel over een ander totaalgeluid.

Groots in zijn eenvoud

González’ debuut bevat dertien nummers, stuk voor stuk zeer tot de verbeelding sprekende composities. Lovestain verenigt een weliswaar akoestische maar toch Tool-iaans aandoende (!) riff met zeer prettige handklapjes. Het mooi gezongen Crosses is groots in zijn eenvoud. Remain grijpt qua gitaargetokkel direct terug naar González’ Zuid-Amerikaanse roots en in het prachtige sluitstuk Broken arrows komt onverwacht een prettige trompetpartij tevoorschijn. Luister je naar Veneer, dan luister je niet naar een kopie van een andere artiest. Neen, je vliegt van rustieke folk, via verstilde flamenco-riedels naar de sixties-simpliciteit van bijvoorbeeld akoestische Simon & Garfunkel-liedjes. Dan luister je naar het breekbare, delicate geluid van José González. Dan luister je naar een bijzonder laagje fineer uit je cd-kast die staat voor Goede Muziek.

Muziek / Album

Dollen met Klasse

recensie: Tortoise and Bonnie ‘Prince’ Billy - the Brave and the Bold

De laatste klanken van Bonnie ‘Prince’ Billy’s samenwerking met Matt Sweeney zijn nog niet uitgestorven of Will Oldham gaat een nieuwe samenwerking aan. Dit keer met de geluidskunstenaars van Tortoise. De samenkomst van postrock en traditie lijkt op papier minder onwaarschijnlijk dan de meeste mensen doen vermoeden. De link tussen beide uiteinden is al in een ver verleden gelegd. Het idee om een grappige tussendoortje in de vorm van een coverplaat te maken is verser. Maar het vooropgezette idee liep uit op een mislukking. De grap komt namelijk niet over. Daarvoor is de plaat veel te goed.

Tortoise
Tortoise

In het verleden deden Bonnie ‘Prince’ Billy en Tortoise al meerdere dingen samen, deelden wel eens een split en het meest bekende resultaat van die samenwerking was tot nu toe de tussenliggende link; David Pajo (ex-Tortoise). Want deze, net als Will Oldham uit Louisville afkomstige, muzikant, nam tijdens de verschillende projecten van Palace en op de plaat Ease Down the Road de begeleiding van Oldham voor zijn rekening. Op the Brave and the Bold nemen Pajo’s voormalige wapenbroeders de begeleiding over. Het mondt uit in een tien covers tellende prachtplaat.

Vervreemdende vrienden

De gekozen covers liggen echter niet voor de hand, maar dat ligt, gezien de combinatie, paradoxaal genoeg dan wel weer in de lijn der verwachting. De verzameling heeft een bont karakter, maar alles valt binnen de denkbeeldige grenzen. De plaat begint aanstekelijk met een opzwepende versie van Milton Nascimento’s Cravo e Canela, maar gaat over een heel andere boeg als bij het tweede nummer op een formidabele wijze Springsteens’ Thunderroad wordt vertolkt. Het enigszins vervreemdende geluid van Tortoise past wonderwel perfect bij de halfsnikkende stem van Oldham. Een andere uithoek van het geluid wordt opgezocht tijdens het industrial-achtige Love is Love van Lungfish en op het up-tempo nummer That’s Pep, wat je zou kunnen kennen van Devo.

Meer van dat

Maar er is ook rust en ruimte voor het typerende geluid van Oldham. Dan blijft Tortoise als het ware op de achtergrond. Bijvoorbeeld bij Richard Thompsons’ the Calvary Cross, bij Some Say (I got Devil) van hippiegodin Melanie en bij het mooie Pancho van Don Williams. Het mooiste nummer van de plaat, de vertolking van Elton John’s Daniël, is het beste bewijs van een geslaagde samenwerking. Daarin klinkt de vervormde stem van Bonnie ‘Prince’ Billy rauw, bepaalt de slome bas de richting en wordt het nummer voor de rest ingevuld door enkele repetitieve geluiden van Tortoise. Heel fijn. Net als de rest van de plaat.

Muziek / Album

Winstbejag of altruïsme?

recensie: Maxïmo Park - Missing Songs

.

~

Vorig jaar mei presenteerde Maxïmo Park, afkomstig uit Newcastle upon Tyne, de prima cd A Certain Trigger. Een langspeler met dertien nummers die qua sound ergens tussen punk, new wave en britpop lagen en die duidelijk allerlei muzikale invloeden hadden geabsorbeerd, van The Stranglers tot Blur en van de Undertones tot Franz Ferdinand. Kortom, stekelige songs met een pakkende melodielijn. Nog geen jaar later ligt er Missing Songs, een cd met nummers die eerder alleen maar te vinden waren op, zoals het doosje zegt: “limited editions of singles”. Dat zijn vijf van de singles van het album, maar gek genoeg niet de zesde single die in februari nog uit moet komen. De b-kant daarvan moet je dan ook missen.

Gevoelig

Die singles hebben maar liefst twaalf extra nummers opgeleverd, die de band de moeite waard vond om voor al haar liefhebbers beschikbaar te maken. Een altruïstische gedachte, want het zijn inderdaad allemaal sterke songs. Er staan negen nieuwe songs op de cd, die duidelijk wel anders zijn dan de nummers op A Certain Trigger. Hoewel niet allemaal, zijn ze over het algemeen net iets rustiger en iets minder puntig, maar beslist niet minder goed. De songs zijn meestal iets gevoeliger en emotioneler dan die op de debuutplaat. Een topper is I want you to leave. Er is ook een cover te vinden, namelijk Isolation, van John Lennon en een nummer dat verdacht veel op een cover lijkt. A Year Of Doubt lijkt door de tekst, zanglijn en gitaartjes wel heel erg veel op een nummer van The Smiths, waarvan de invloed ook op A Certain Trigger wel te horen was. Een prima nummer, maar de zinsnede “I wait behind the factory gates for you, to finish off your shift” is een wel heel opzichtige ripoff, ook al lijkt de stem van Maxïmo-zanger Paul Smith op die van Morrisey.

Winstbejag?

De cd eindigt met drie demoversies van nummers van A Certain Trigger, waarvan vooral de ruige versie van single Graffiti erg goed is. Dat is sowieso een goed nummer dat je niet vaak genoeg kunt horen. Door Missing Songs blijkt dat de nummers op A Certain Trigger vooral op hun effectiviteit zijn uitgekozen. Maxïmo Park blijkt meer te kunnen dan snelle songs schrijven en dat spreekt voor de band. Het is alleen echt stom dat de waarschijnlijk laatste single van het debuut niet is meegenomen op deze plaat. Dat duidt toch wel op wat winstbejag van het zo vriendelijk ogende Warp-records. Kennelijk hebben ze het grote geld geroken. Maar alles beter dan dat ze een remixalbum hadden gebracht, zoals bij Bloc Party recentelijk deed.

Film / Films

Emotionele politieke thriller

recensie: Munich

‘The Olympics of Peace and Joy’ van 1972 worden in de tweede week van het toernooi opgeschrikt door een gijzeling, waarbij twee leden van het Israëlische team worden vermoord en negen anderen worden vastgehouden. De massaal aanwezige media volgt het drama tot aan de ontknoping: een chaotisch vuurgevecht op het vliegveld waarbij alle gegijzelde atleten omkomen en de Olympische spelen voorgoed hun onschuld verliezen. Negenhonderd miljoen mensen zijn hier live getuige van.

~

In de opening van Steven Spielbergs controversiële film Munich is live-materiaal van het drama doorsneden met beelden vanuit Palestijnse en Israëlische huiskamers. Achter de schermen geeft Golda Meir (Lynn Cohen), de premier die elke onderhandeling weigerde, haar fiat aan een geheime Israëlische missie die als doel heeft de plannenmakers van München te achterhalen en te liquideren. Spielberg bouwt rondom dit team van vijf mannen met een ‘licence to kill’ een emotionele en politieke thriller, perfect vormgegeven in de stijl van de jaren zeventig. Geheim agent Avner (Eric Bana uit Troy, Hulk) leidt het team dat door heel Europa zwerft en transformeert in professionele killers die ver van de wet staan. Ze zijn enkel aangewezen op elkaar en op hun Case Officer Ephraim (Geoffrey Rush).

Bloedig politiek spel

Spielberg verkleint de Palestijns-Israëlische situatie tot de besloten wereld van deze vijf mannen. Elke moordpartij heeft een ander karakter, een andere emotionele spanning en sensatie. Naarmate de jacht op de terroristen voortschrijdt groeit de twijfel over de rechtvaardigheid van hun missie. Het realistische geweld spiegelt de twee kanten van het bloedige, politieke spel. Spielberg maakt de Israëlische kant helder als Avners moeder de stichting van de staat memoreert (“We learned we have to take it, because no one will give it to us”), maar laat nauwelijks ruimte voor een Palestijns weerwoord. Alleen in Athene (waar het ‘safe house’ ook door de concurrent blijkt te zijn geboekt) raakt hij de keerzijde van de zaak. Spielberg doet niets meer dan laten zien dat Israëliërs door het verleden zijn gevoed met wantrouwen en geweld – het dilemma in het bestaan van een Sabra, een in Israël geborene.

Gevoelige bommenmaker

~

Spielberg zaait slechts twijfel op menselijk niveau – de enige echo die hij goed weet door te geven als verhalenverteller. Wat gebeurde er 33 jaar geleden, wat hebben we ervan geleerd en wat gaat er om in het hoofd van een patriot die verandert in een moordende geheim agent? Het script van Tony Kushner en Eric Roth had scherpere discussies en dialogen mogen bevatten – tenslotte vierde in 1972 de discussie hoogtij. Nu krijgen de karakters vooral door de actie en stilering identiteit: Steve (Daniel Craig) is de harde en modieuze chauffeur in spijkerbroek en leren jack; Robert (Mathieu Kassovitz) de gevoelige bommenmaker die altijd aan het knutselen is. De weerslag van die tijd, die iets suggereert over het denken, is de moeite waard om nader te bekijken. Maar bloed en bommen en de verharding van Avner hebben de nadruk in deze film.

Twin Towers

Jammer, want met zoveel kwaliteit in acteurs, productie en cinematografie (van Janusz Kaminski), was de opkomst en ontwikkeling van de politiek met een gewelddadige bevrijdingsagenda (die in het Midden-Oosten werd/wordt gevolgd) misschien voor een groter publiek begrijpelijker geworden. Dat we met de consequenties op mondiale schaal nog steeds te maken hebben laat Spielberg zien in de eindscène, met een computer gegenereerde Twin Towers op de achtergrond. Maar verder dan dat statement naar de toekomst en het openen van het geschiedenisboek gaat hij niet. Wat je doet afvragen of historici de jaren zeventig niet eens nader moeten bekijken als kantelpunt in de geschiedenis, met de ‘groeimarkt’ die het terrorisme inmiddels is geworden.

Boeken / Strip

Schlemielen, denkende bruggen en autoritaire bruten

recensie: Peter Kuper / Franz Kafka - Give It Up! And Other Stories

Negen verhalen van Franz Kafka zijn in Give It Up! And Other Stories door stripkunstenaar Peter Kuper in stripvorm gegoten. Met zijn stijl en enorme vakmanschap weet deze stripmaker de bijzondere sfeer in Kafka’s – soms moeilijk te bevatten – verhalen vrijwel altijd precies in beeld te brengen.

Peter Kuper (1958) is een Amerikaanse auteur die bekend staat om zijn bijzondere grafische technieken; zijn werk heeft veel weg van houtsneden. Dat is een techniek waarbij in hout de delen van een tekening worden weggesneden die wit moeten blijven in het daaropvolgende drukproces. Vroeger gebeurde dit veelal met gespoten sjablonen en kleur, zoals te zien is in The System, een boekje dat momenteel voor een habbekrats in grote stapels bij De Slegte ligt. In zijn Kafka-verstrippingen maakt Kuper gebruik van een zogenaamd scraper board. Daarbij is zwart papier op dik wit papier geplakt en wordt het zwart vervolgens weggeschraapt. Dit geeft een effect dat verbluffend dicht in de buurt van houtsneden komt. Het is een heel arbeidsintensief proces, maar kan voor een ervaren artiest erg effectief zijn.

Mysterieuze sfeer

~

Kuper beheerst het scraper board tot in de puntjes. Dunne lijnen, dikke lijnen, hij weet er zelfs bijna rasters mee te maken. Daar komt bij dat Kupers stijl sterk tegen de grafiek van Der Blaue Reiter en Die Brücke aanleunt, de twee belangrijkste expressionistische groepen uit vooroorlogs Duitsland. Deze stijl had zijn hoogtepunt rond 1910-1920, wat zo ongeveer de tijd is waarin de verhalen van Kafka zijn geschreven. De stijlen van Kafka en Kuper lijken voor elkaar gemaakt: de donkere, mysterieuze sfeer van de Tsjechische auteur en de techniek en stijl van Kuper sluiten naadloos op elkaar aan. Dat bewees Kuper al eens eerder in zijn versie van Kafka’s Die Verwandlung, en nu dus opnieuw in Give It Up! And Other Stories.

Visuele interpretatie

In technisch opzicht is dit nieuwe boek van Kuper een schitterend werk: iedere tekening, iedere pagina op zich is weer een kunstwerkje. Ondanks de moeilijke en arbeidsintensieve techniek weet de tekenaar de figuren beweeglijk en levendig neer te zetten, in iedere streek zit een zekere kracht en snelheid. De strip ademt volledig Kafka. Het is een sfeer van natte straatjes, blinde muren, schlemielen en autoritaire bruten. De visuele interpretatie van de verhalen is echter een ander verhaal. In sommige gevallen is die perfect, in andere niet wat je ervan verwacht had, zoals in het geval van The Bridge. In dit verhaal heeft Kafka een brug de mogelijkheid verleend menselijke gedachten te hebben, wat aan het eind van het verhaal een grappig moment oplevert als de brug zich – als een mens – probeert om te draaien en vervolgens breekt. Bij Kuper heeft de brug echter helemaal een menselijke gestalte gekregen, waardoor de absurditeit en de grap van Kafka verdwijnen, en er alleen een zekere tragiek overblijft. Het maakt deze strip tot de minst geslaagde uit het boek.

~

In een aantal andere gevallen resulteert Kupers interpretatie wel in een geslaagde verstripping, zoals in het titelverhaal Give It Up!. Waar dit verhaal bij Kafka enigszins onbegrijpelijk blijft, krijgt het in Kupers gedaante, als gevolg van de visualisering van de politieagent als dikke bruut, een erg grappige uitstraling. Ook The Top is goed geslaagd. De filosoof uit het verhaal is een echte ‘gekke professor’ geworden, en de vertelstem is heel inventief in de rook van de pijp van de filosoof geplaatst.

Wisselende kwaliteit

Alle verhalen van Kafka in dit boekje, met uitzondering van The Hunger Artist, zijn in geschreven vorm niet langer dan een pagina. The Hunger Artist is het meest herkenbare Kafka-verhaal en is door Kuper grotendeels in zijn eigen woorden omgezet. Met een groot deel van de tekst is er ook een en ander aan diepgang verdwenen, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de geslaagde tekeningen. Ook haalt Kuper zo nu en dan een verhaal uit zijn eigen tijd om het te verplaatsen naar een moderne grote stad, een aanpassing die heel goed uitpakt. Give It Up! And Other Stories is door de keuze en interpretatie van de verhalen een werkje van wat wisselende kwaliteit, en doet het wat dat betreft onder voor Kupers andere verstripping The Metamorphosis. De grafische kwaliteit staat echter buiten kijf en bevestigt opnieuw Kupers reputatie.

Give It Up! And Other Stories is verkrijgbaar via de site van de uitgever.

.

Film / Films

Unheimlich buitenbeentje

recensie: The Kingdom I & II (special edition)

Een Zweedse topchirurg lucht in een wc-pot zijn woede over ‘het Deense tuig’ dat hem omringt, waarna hij zijn excrementen nazwaait; een door de duivel verwekte baby die ernstig misvormd is weet zich staande te houden tegenover de verlokkingen van het kwaad; een man wordt vergiftigd en verandert in een zombie; een spiritiste simuleert ziektes om maar in het ziekenhuis te kunnen blijven. De aartsprovocateur Lars von Trier pakt met zijn achtdelige tv-serie The Kingdom (Riget) groots uit.

Onlangs zijn de eerste twee seizoenen van de The Kingdom op dvd verschenen; een derde seizoen werd wel gepland maar nooit gemaakt. The Kingdom is een eigenzinnige soapopera waarin een van de grootste en oudste ziekenhuizen van Denemarken centraal staat: het Rigshospital in Kopenhagen. Vanwege de eigenaardige vermenging van het rationele en het occulte, van het bedachtzame en het waanzinnige die op dat soort plaatsen ontstaat vormt dit ziekenhuis de ideale setting voor een heuse ghost story vol drama, zwarte humor en bizarre verhaallijnen.

Filmische essays

Lars Von Trier
Lars Von Trier

Met The Kingdom, waarvan het eerste seizoen in 1994 uitkwam, had Von Trier voor het eerst echt succes in eigen land. Zijn eerdere werk dat in het buitenland (vooral Frankrijk) enthousiast werd ontvangen, kon men in Denemarken nauwelijks waarderen. Dit werd ongetwijfeld veroorzaakt door het ontoegankelijke karakter van Von Triers films en door zijn vele provocaties (zoals zijn sneer naar jurylid Polanski die in het Cannes van 1991 volstrekt niet in goede aarde viel). Vroege films als The Element of Crime en Europa zijn eerder filmische essays dan realistische representaties. Ze zijn veelal abstract, experimenteel en gestileerd van aard. De tv-serie The Kingdom vormt een relatieve uitzondering op deze regel, wat waarschijnlijk ook het succes ervan verklaart.

The Kingdom is zodoende een buitenbeentje in het oeuvre van Von Trier. Hoewel het verhaal grotendeels draait om de rondspokende geest van een dood meisje dat geen rust kan vinden, is het een van zijn meest realistisch gefilmde projecten. Hij noemt het zelf in het bijgevoegde audiocommentaar dan ook wel een semi-documentaire – zo zijn de beelden van operaties allemaal echt. De bizarre gebeurtenissen worden bijna terloops in de serie geïntroduceerd. Ondertussen blijven de personages gewone mensen die naast de bovennatuurlijke shit met hun eigen problemen worstelen.

Bovennatuurlijke verklaring

~

De schijnbare eindeloosheid van het ziekenhuis in The Kingdom heeft veel weg van de eindeloze hotelgangen uit Kubricks The Shining. Von Trier, die een groot liefhebber van Kubrick heet te zijn, heeft zich hier ongetwijfeld door laten inspireren. Terwijl je in The Shining echter voortdurend twijfelt tussen een natuurlijke en een bovennatuurlijk verklaring voor de gebeurtenissen, word je in The Kingdom (met name in het tweede seizoen) al gauw gedwongen om je toevlucht te nemen tot een bovennatuurlijke verklaring. Dat is dan ook een van de belangrijkste minpunten van de serie. Het bovennatuurlijke wordt meer dan een suggestie en verliest daardoor een deel van haar mysterie en wordt minder verontrustend. Dit wordt echter ruimschoots goedgemaakt door de onderkoelde zwarte humor en de satirische ondertoon die hun hoogtepunt vinden in het ironische commentaar waarmee Von Trier zelf elke aflevering eindigt.

Voodoogif

Hoewel Von Trier alom bekend staat als een control freak van het zuiverste water is zijn regie in The Kingdom heel losjes. Terwijl hij bij eerder films zoals Europa rigoureus gebruik maakt van het storyboard en alles vooraf plant, wordt er in The Kingdom veel geïmproviseerd en hebben de acteurs een grote mate van vrijheid. Zoals vrijwel altijd in Deense filmproducties is het acteerwerk uitstekend. Vooral Ernst-Hugo Järegård valt op als de Zweedse hersenchirurg dr. Helmer die heilig gelooft in de wetenschap, maar ondertussen wel naar Haïti afreist om één of ander voodoogif te bemachtigen. Ook Kirsten Rolffes weet te overtuigen als de fanatieke spiritiste Sigrid Drusse, en Udo Kier speelt een fenomenale dubbelrol als de duivelse Aage Kruger en diens verminkte bastaardzoon.

~

In enkele gewaagde, maar goed gelukte scènes laat Von Trier telkens twee afwassers met het syndroom van Down aan het woord, die in de kelder hun monotone werk verrichten. Zij vormen het sprekende koor (zoals in de Griekse tragedies) dat commentaar geeft op de gebeurtenissen in het Rigshospital en meer van de situatie begrijpt dan de geleerde doktoren, die zich van hun bestaan niet eens bewust zijn. Het vuil van de afwas wordt een soort metafoor voor de gruwelijke mysteries die zich in het ziekenhuis afspelen, het is alsof ze uit die afwas de toestand van het ziekenhuis af kunnen lezen.

Deense Twin Peaks?

The Kingdom wordt vaak omschreven als het Deense antwoord op David Lynch’ Twin Peaks. Alhoewel de vergelijking met Twin Peaks in eerste instantie voor de hand lijkt te liggen, blijkt ze bij nadere beschouwing enigszins uit de lucht gegrepen te zijn. De vergelijking komt eerder voort uit een classificatieprobleem dan uit daadwerkelijke overeenkomsten. De artistieke stijl van Lynch verschilt radicaal van die van Von Trier. Zo ontbreekt de visuele flair van Twin Peaks volledig in The Kingdom (dat bewust in een gedempte, sepiakleurige waas gedrenkt is). Ook van de grotesk aangezette lichaamsrepresentatie die in Twin Peaks een grote rol speelt is geen sprake. Ga zo maar door. Dat beide series desondanks toch met elkaar vergeleken worden komt vooral doordat ze zo verschillen van andere tv-series en dat ze allebei gekenmerkt worden door unheimliche en bizarre elementen die een tragikomische ondertoon hebben.

~

Naar verluidt is The Kingdom deels gebaseerd op een aantal verhalen uit de geschiedenis van het in 1910 gestichte Rigshospital (letterlijk: Rijksziekenhuis) waar de serie zich ook afspeelt. Het ziekenhuis schijnt een rijke folklore te kennen vol bizarre wetenschappelijke experimenten met een occult randje. Zo kwam rond het verschijnen van het eerste deel van de serie naar buiten dat een bewaker mensen entree liet betalen om de lijken in het pathologisch laboratorium van het Rigshospital te mogen bekijken. Von Trier vertelt in het audiocommentaar dat sommige verhalen zo absurd waren dat ze niet gebruikt konden worden zonder de geloofwaardigheid van de serie aan te tasten. Om de serie zelf hangt ondertussen ook een mysterieus luchtje. Er gaan verhalen dat de lift in het Zentropa gebouw (de filmstudio van Von Trier) op eigen kracht heen en weer ging en vlak voor de première van de serie werd er in park vlakbij het Rigshospital een stel bevroren benen gevonden.

Extra’s:

– Achter de schermen

– Commentaar van de regisseur e.a. op een aantal scenes

The Shiver, music video & bloopers

– Documentaire In Lars von Trier’s Kingdom

Theater

Groeiend podiumplezier

recensie: Claudia zuigt (met bonus dvd 'De wilde frisheid')

Claudia de Breij is dagelijks te horen op radio 3FM met haar programma Claudia d’r op. Daarnaast presenteerde zij afgelopen seizoen televisieprogramma’s als VARA Laat en VARA Live, en sinds begin september is ze te zien in een nieuwe theatervoorstelling Hallo Lieve Mensen. Nu is haar vorige show, Claudia zuigt, op dvd verschenen. Bij deze dvd is ook de registratie van haar eerste voorstelling uit 2003 toegevoegd. Een leuk extraatje, dat het mogelijk maakt om de cabaretière te zien groeien.

~

In Claudia Zuigt gaat De Breij terug naar de kindertijd, toen je nog zorgeloos bij je moeder achterop de stofzuiger door de kamer werd getrokken, toen de Efteling nog betoverd was en een leven vol mogelijkheden nog voor je lag. In de voorstelling blijkt echter dat het leven geen paradijselijk bestaan is, sinds “domme Eva” een hap van de appel nam. Adam en Eva zijn de rode draad in de voorstelling waarin serieuze onderwerpen worden opgefrist met rake grappen. Maar kromliggen van het lachen is er niet bij.

Vrouwenhumor

De Breij vertelt boeiend en bezit een goede timing, alleen is ze niet ontzettend grappig. Het ene moment houdt ze zich te veel in, terwijl ze later juist weer erg overdrijft. Een – wat mij betreft – bekend probleem bij vrouwenhumor. Hoe meer vrouwelijke cabaretiers ik zie, hoe vaker ik moet toegeven dat vrouwen misschien van nature niet zo lollig zijn. Of dat ik gewoon niet van vrouwenhumor houd. Het zal een kwestie van smaak zijn, maar ik lach over het algemeen harder om mannen. Mannen zijn minder beperkt, terwijl humor bij vrouwen vaak te gekunsteld is. Mannen kunnen op het podium ontwapend of sullig zijn, maar vrouwen zijn dan gewoon zielig. Mannen kunnen grof zijn, vrouwen zijn dan meteen hysterisch. Bij een sketch over het inknippen van een vrouw bij de geboorte van haar kind lijkt De Breij een op wraak beluste Dolle Mina, en echt grappig is dat niet.

Sneuneus

~

Toch is Claudia de Breij de minste niet. Persoonlijk vind ik iemand als Sanne Wallis de Vries leuker, omdat zij iets venijniger en harder is. De Breij is niet gemeen, overdreven hysterisch of een “sneuneus”, zoals ze dat zelf noemt. Het is een sterke, leuke vrouw die stevig in haar schoenen staat en zich verwondert over de wereld om haar heen. Ze lijkt van het leven te genieten en er met veel passie middenin te staan. En op het podium is ze helemaal op haar plek. Ze brengt haar grappen op een persoonlijke manier, een manier die de kijker zou moeten raken. Op dvd komt dit echter niet zo goed uit de verf; misschien werkt dat alleen in het theater.

Beeldende Nederpop

De show is afwisselend, met goede sprongen tussen lolligheid en serieuzere momenten, maar met anderhalf uur is het programma te lang en verliest het vaart. Een sterk punt is de manier waarop De Breij muziek in haar show integreert; het maakt een wezenlijk onderdeel uit van de voorstelling en hangt er niet als extraatje bij. Samen met haar sterke muzikale begeleiders Sander Geboers en Rogier Wagenaar brengt ze hedendaagse luisterliedjes over hedendaags Nederland. Soms poëtisch, dan weer wat plat, maar altijd bijzonder beeldend en met mooie melodielijnen. De liedjes zijn ook uitgebracht op haar eerste cd Niet Alleen, een aanrader voor liefhebbers van de betere Nederpop.

Toegift

~

De dvd bevat verder ondermeer twee extra liedjes en een half uur interviews met de band. Als bonus zit er nog de dvd De Wilde Frisheid bij, De Breijs eerste voorstelling uit 2003. De show duurt ruim drie kwartier en gaat ondermeer over Linda de Mols Love Letters, over nieuwbouwwijken en vervelende buren, oftewel Nederland op z’n smalst. Na het zien van De Wilde Frisheid wordt duidelijk hoe De Breij gegroeid is; in haar eerste show is ze duidelijk minder op dreef. Ze heeft hier minder vaart en haar grappen zijn een stuk flauwer. Het lijkt zelfs of ze zich schaamt om op het podium te staan; ze is er in 2003 duidelijk nog niet klaar voor om een theaterprogramma te vullen. Met Claudia Zuigt is ze gegroeid en heeft ze haar plaats op het podium verworven. Dat maakt ook nieuwsgierig naar haar nieuwe show. Want of ik nu van vrouwenhumor houd of niet, De Breij is wel een goede cabaretière, die ons in de toekomst zeker nog gaat verrassen.

Zaterdag 21 januari 2006 signeert cabaretière Claudia de Breij haar dubbel-dvd in de Amsterdamse Bijenkorf Amsterdam van 12.00 – 13.00 uur.

Film / Films

Oorlogsfilm zonder oorlog

recensie: Jarhead

Toen ex-marinier Anthony Swofford in 2003 zijn boek Jarhead publiceerde, werd hij overladen met goede kritieken. Niemand had echter verwacht dat de verzameling biografische schetsen, filosofische overpeinzingen en kritiek op vader en zoon Bush stof zou opleveren voor een film.

Dat het toch gelukt is een coherente film te maken van Swoffords boek mag gerust een triomf voor de filmmakers worden genoemd. Aan de andere kant is het ook weer niet zo heel vreemd, getuige de lange lijst van grote namen die aan de film meewerkten: voor de camera de veelbelovende jonge acteurs Jake Gyllenhaal, Peter Sarsgaard en Jamie Foxx, achter de camera Roger Deakins (bekend van zijn werk met de gebroeders Coen), de legendarische editor Walter Murch (Apocalypse Now, The English Patient), en natuurlijk regisseur Sam Mendes, van wie elke nieuwe film na de hit American Beauty en het ondergewaardeerde Road to Perdition per definitie interesse wekt.

Oorlogsfilm zonder één gevecht

~

Net als in die eerdere twee films legt de van oorsprong Britse regisseur in Jarhead weer een Amerikaanse zenuw bloot: de film gaat over de eerste Golfoorlog, of, correcter: de soldaten die vochten in de eerste Golfoorlog. Of, nóg correcter: de soldaten die trainden, oefenden en vooral erg lang wachtten tot ze mochten vechten, en toen naar huis werden gestuurd.

Het lijkt vreemd, een oorlogsfilm waarin niet gevochten wordt; toch kan Jarhead zich prima meten met de grote oorlogsfilms van de afgelopen decennia, die in Jarhead trouwens vrijwel allemaal worden geciteerd. Het begint al bij de openingsscènes in het trainingskamp, die bijna letterlijk is overgenomen uit Full Metal Jacket. In een ander deel van de film bekijken de mariniers Apocalypse Now en The Deer Hunter. Vietnam werpt zo’n duidelijke schaduw over de gebeurtenissen in Jarhead dat de parallel moeilijk is te missen: net als in die oorlog is er in de twee Golfoorlogen ook weinig kans op een hoopvolle uitkomst.

Perfect aangevoeld

Toen Jarhead een paar maanden geleden lauw werd ontvangen door zowel de Amerikaanse pers als het publiek, had een groot deel van de negatieve kritiek te maken met het gebrek aan emotie die de personages uitstralen, waardoor identificatie moeilijk is. Maar die neutrale toon verbeeldt juist perfect het karakter van die eerste Golfoorlog: voor het eerst leek een oorlog uitgespeeld te kunnen worden door op een paar knoppen te drukken. De zwart-groene nachtbeelden van CNN leken meer op een videogame dan op de realiteit en het was daardoor ook gemakkelijker om je emoties uit te schakelen bij wat er aan het gebeuren was.

~

Sam Mendes heeft dit karakter van de oorlog haarscherp aangevoeld en verbeeld, misschien juist omdat hij zelf geen Amerikaan is. Zijn personages kijken in de hele film uit naar de gewelddadige confrontatie met de vijand – de confrontatie die hun vaders en ooms twintig jaar eerder in Vietnam wel aangingen, maar die in Jarhead uitblijft. Hoe langer ze nutteloos in de stikhete woestijn blijven wachten tot ze aan de slag mogen, hoe grimmiger de onderlinge sfeer wordt. De strijdlust van de soldaten ontlaadt zich naar binnen in plaats van naar buiten, en dat is een kenmerk van elke oorlog dat nog niet eerder op zo’n schrijnende manier is behandeld in een film.

Theater / Voorstelling

Poëtische foto’s op het grote toneel

recensie: Fragmenten (Het Zuidelijk Toneel)

In Fragmenten is regisseur Olivier Provily (ook van Oom Wanja en La Voix Humaine) “als een fotograaf die zijn rolletje kwijt is en zijn herinneringen driedimensionaal, in tijd en ruimte uittekent.” De voorstelling is niet gebaseerd op een bestaande tekst, maar op verschillende inspiratiebronnen uit het leven van de regisseur en de acteurs van Het Zuidelijk Toneel, en een bonte verzameling teksten – waaronder de manifesten van theatervernieuwer Tadeusz Kantor, een artikel van Arnon Grunberg over lifestyle en het scheppingsverhaal. Daaruit ontstond een aaneenrijging van momentopnames, die soms lachwekkend, soms mooi en soms ook heel treffend zijn.

~

Als het doek omhooggaat, zien we twee naakte mensen in foetushouding. Het kille licht waarmee ze worden beschenen, maakt dat hun lichamen er onnatuurlijk uit zien. Naakt op het toneel kan heel plat zijn, maar hier is het juist heel kwetsbaar en open. In stilte richten de man en vrouw zich op in een trage dans, die uiteindelijk eindigt in een seksuele verstrengeling.

Declaratieformulieren

In het tweede ‘fragment’ zien we zes in pak gestoken gestaltes die aanvankelijk in wisselende formaties over het podium lopen. Uiteindelijk blijven ze met zijn zessen op een rij achter op het podium staan. Een kwartier lang staren ze zo in totale stilte het publiek aan. Dit vergt erg veel van het publiek en je voelt na een tijdje de spanning in de zaal. Uiteindelijk komt er beweging in de formatie, en zoeken de personages in hun geluidloze universum contact met elkaar. En dan wordt de stilte eindelijk doorbroken, met een banaal en lachwekkend gesprek over declaratieformulieren. Juist doordat het hiervoor zo lang stil is geweest, wordt in de volgende, clichématige gesprekken duidelijk hoe de mens zich manifesteert door en verbergt achter taal.

Lonesome cowboy

De fragmenten van de voorstelling zijn een studie van de menselijke interactie, met haar mooie en minder mooie kanten. Provily koos voor verschillende settings, waaronder een kooi en een bank, die op ingenieuze wijze worden gewisseld. Niet alles wat er op het toneel gebeurt is even interessant, zoals het fragment waarin alleen een huilende vrouw te zien is. Maar andere scènes zijn soms lachwekkend en vaak heel treffend en poëtisch. Bijvoorbeeld wanneer een cowboy de tralies van de kooi uiteenduwt en naar binnen stapt terwijl hij “I’m a lonesome cowboy” zingt, of de scène waarin een man en vrouw in de kooi zitten en de vrouw alleen vraagt “Is er iets?”. De moderne mens verkiest zijn eigen gevangenschap, is de gedachte die Provily hiermee oproept.

Grote zaal

~

De 35-jarige Provily is vanaf dit seizoen vast aan Het Zuidelijk Toneel verbonden. Fragmenten is de eerste grote zaal productie die hij bij Het Zuidelijk Toneel ensceneert. En hij maakt in deze voorstelling goed gebruik van de mogelijkheden die een grote zaal biedt. Iedere scène is heel gestileerd, ook door het knappe gebruik van het licht en de ruimte. In het begin is juist de enorme leegte waarin de gestaltes zich bewegen heel sterk. In een andere scène staat een grote kooi op het verder lege toneel; door veranderingen in de belichting kijken we afwisselend naar de verschillende figuren in de kooi of naar de ijzeren tralies aan de voorkant. Ook de laatste fragmenten zijn erg filmisch. De uitgestrektheid van de lange witte bank die dan het toneel vult, wordt benadrukt doordat er een voordoek heel laag hangt; een breedbeeldeffect.

Poëtisch

Fragmenten is geen makkelijke voorstelling. In de eerste veertig minuten wordt geen woord gesproken en er wordt tijdens het stuk geen verhaal verteld. Maar als je kunt genieten van de poëtische ‘foto’s’ die Provily je voorschotelt en als je daar vrij je eigen associatieve gedachtes over kunt laten gaan, is de voorstelling zeker een bijzondere ervaring.

Fragmenten is nog tot 1 maart 2006 te zien in diverse theaters. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.