Tag Archief van: landscape

Theater

Groeiend podiumplezier

recensie: Claudia zuigt (met bonus dvd 'De wilde frisheid')

Claudia de Breij is dagelijks te horen op radio 3FM met haar programma Claudia d’r op. Daarnaast presenteerde zij afgelopen seizoen televisieprogramma’s als VARA Laat en VARA Live, en sinds begin september is ze te zien in een nieuwe theatervoorstelling Hallo Lieve Mensen. Nu is haar vorige show, Claudia zuigt, op dvd verschenen. Bij deze dvd is ook de registratie van haar eerste voorstelling uit 2003 toegevoegd. Een leuk extraatje, dat het mogelijk maakt om de cabaretière te zien groeien.

~

In Claudia Zuigt gaat De Breij terug naar de kindertijd, toen je nog zorgeloos bij je moeder achterop de stofzuiger door de kamer werd getrokken, toen de Efteling nog betoverd was en een leven vol mogelijkheden nog voor je lag. In de voorstelling blijkt echter dat het leven geen paradijselijk bestaan is, sinds “domme Eva” een hap van de appel nam. Adam en Eva zijn de rode draad in de voorstelling waarin serieuze onderwerpen worden opgefrist met rake grappen. Maar kromliggen van het lachen is er niet bij.

Vrouwenhumor

De Breij vertelt boeiend en bezit een goede timing, alleen is ze niet ontzettend grappig. Het ene moment houdt ze zich te veel in, terwijl ze later juist weer erg overdrijft. Een – wat mij betreft – bekend probleem bij vrouwenhumor. Hoe meer vrouwelijke cabaretiers ik zie, hoe vaker ik moet toegeven dat vrouwen misschien van nature niet zo lollig zijn. Of dat ik gewoon niet van vrouwenhumor houd. Het zal een kwestie van smaak zijn, maar ik lach over het algemeen harder om mannen. Mannen zijn minder beperkt, terwijl humor bij vrouwen vaak te gekunsteld is. Mannen kunnen op het podium ontwapend of sullig zijn, maar vrouwen zijn dan gewoon zielig. Mannen kunnen grof zijn, vrouwen zijn dan meteen hysterisch. Bij een sketch over het inknippen van een vrouw bij de geboorte van haar kind lijkt De Breij een op wraak beluste Dolle Mina, en echt grappig is dat niet.

Sneuneus

~

Toch is Claudia de Breij de minste niet. Persoonlijk vind ik iemand als Sanne Wallis de Vries leuker, omdat zij iets venijniger en harder is. De Breij is niet gemeen, overdreven hysterisch of een “sneuneus”, zoals ze dat zelf noemt. Het is een sterke, leuke vrouw die stevig in haar schoenen staat en zich verwondert over de wereld om haar heen. Ze lijkt van het leven te genieten en er met veel passie middenin te staan. En op het podium is ze helemaal op haar plek. Ze brengt haar grappen op een persoonlijke manier, een manier die de kijker zou moeten raken. Op dvd komt dit echter niet zo goed uit de verf; misschien werkt dat alleen in het theater.

Beeldende Nederpop

De show is afwisselend, met goede sprongen tussen lolligheid en serieuzere momenten, maar met anderhalf uur is het programma te lang en verliest het vaart. Een sterk punt is de manier waarop De Breij muziek in haar show integreert; het maakt een wezenlijk onderdeel uit van de voorstelling en hangt er niet als extraatje bij. Samen met haar sterke muzikale begeleiders Sander Geboers en Rogier Wagenaar brengt ze hedendaagse luisterliedjes over hedendaags Nederland. Soms poëtisch, dan weer wat plat, maar altijd bijzonder beeldend en met mooie melodielijnen. De liedjes zijn ook uitgebracht op haar eerste cd Niet Alleen, een aanrader voor liefhebbers van de betere Nederpop.

Toegift

~

De dvd bevat verder ondermeer twee extra liedjes en een half uur interviews met de band. Als bonus zit er nog de dvd De Wilde Frisheid bij, De Breijs eerste voorstelling uit 2003. De show duurt ruim drie kwartier en gaat ondermeer over Linda de Mols Love Letters, over nieuwbouwwijken en vervelende buren, oftewel Nederland op z’n smalst. Na het zien van De Wilde Frisheid wordt duidelijk hoe De Breij gegroeid is; in haar eerste show is ze duidelijk minder op dreef. Ze heeft hier minder vaart en haar grappen zijn een stuk flauwer. Het lijkt zelfs of ze zich schaamt om op het podium te staan; ze is er in 2003 duidelijk nog niet klaar voor om een theaterprogramma te vullen. Met Claudia Zuigt is ze gegroeid en heeft ze haar plaats op het podium verworven. Dat maakt ook nieuwsgierig naar haar nieuwe show. Want of ik nu van vrouwenhumor houd of niet, De Breij is wel een goede cabaretière, die ons in de toekomst zeker nog gaat verrassen.

Zaterdag 21 januari 2006 signeert cabaretière Claudia de Breij haar dubbel-dvd in de Amsterdamse Bijenkorf Amsterdam van 12.00 – 13.00 uur.

Theater

Groeiend podiumplezier

recensie: Claudia zuigt (met bonus dvd 'De wilde frisheid')

Claudia de Breij is dagelijks te horen op radio 3FM met haar programma Claudia d’r op. Daarnaast presenteerde zij afgelopen seizoen televisieprogramma’s als VARA Laat en VARA Live, en sinds begin september is ze te zien in een nieuwe theatervoorstelling Hallo Lieve Mensen. Nu is haar vorige show, Claudia zuigt, op dvd verschenen. Bij deze dvd is ook de registratie van haar eerste voorstelling uit 2003 toegevoegd. Een leuk extraatje, dat het mogelijk maakt om de cabaretière te zien groeien.

~

In Claudia Zuigt gaat De Breij terug naar de kindertijd, toen je nog zorgeloos bij je moeder achterop de stofzuiger door de kamer werd getrokken, toen de Efteling nog betoverd was en een leven vol mogelijkheden nog voor je lag. In de voorstelling blijkt echter dat het leven geen paradijselijk bestaan is, sinds “domme Eva” een hap van de appel nam. Adam en Eva zijn de rode draad in de voorstelling waarin serieuze onderwerpen worden opgefrist met rake grappen. Maar kromliggen van het lachen is er niet bij.

Vrouwenhumor

De Breij vertelt boeiend en bezit een goede timing, alleen is ze niet ontzettend grappig. Het ene moment houdt ze zich te veel in, terwijl ze later juist weer erg overdrijft. Een – wat mij betreft – bekend probleem bij vrouwenhumor. Hoe meer vrouwelijke cabaretiers ik zie, hoe vaker ik moet toegeven dat vrouwen misschien van nature niet zo lollig zijn. Of dat ik gewoon niet van vrouwenhumor houd. Het zal een kwestie van smaak zijn, maar ik lach over het algemeen harder om mannen. Mannen zijn minder beperkt, terwijl humor bij vrouwen vaak te gekunsteld is. Mannen kunnen op het podium ontwapend of sullig zijn, maar vrouwen zijn dan gewoon zielig. Mannen kunnen grof zijn, vrouwen zijn dan meteen hysterisch. Bij een sketch over het inknippen van een vrouw bij de geboorte van haar kind lijkt De Breij een op wraak beluste Dolle Mina, en echt grappig is dat niet.

Sneuneus

~

Toch is Claudia de Breij de minste niet. Persoonlijk vind ik iemand als Sanne Wallis de Vries leuker, omdat zij iets venijniger en harder is. De Breij is niet gemeen, overdreven hysterisch of een “sneuneus”, zoals ze dat zelf noemt. Het is een sterke, leuke vrouw die stevig in haar schoenen staat en zich verwondert over de wereld om haar heen. Ze lijkt van het leven te genieten en er met veel passie middenin te staan. En op het podium is ze helemaal op haar plek. Ze brengt haar grappen op een persoonlijke manier, een manier die de kijker zou moeten raken. Op dvd komt dit echter niet zo goed uit de verf; misschien werkt dat alleen in het theater.

Beeldende Nederpop

De show is afwisselend, met goede sprongen tussen lolligheid en serieuzere momenten, maar met anderhalf uur is het programma te lang en verliest het vaart. Een sterk punt is de manier waarop De Breij muziek in haar show integreert; het maakt een wezenlijk onderdeel uit van de voorstelling en hangt er niet als extraatje bij. Samen met haar sterke muzikale begeleiders Sander Geboers en Rogier Wagenaar brengt ze hedendaagse luisterliedjes over hedendaags Nederland. Soms poëtisch, dan weer wat plat, maar altijd bijzonder beeldend en met mooie melodielijnen. De liedjes zijn ook uitgebracht op haar eerste cd Niet Alleen, een aanrader voor liefhebbers van de betere Nederpop.

Toegift

~

De dvd bevat verder ondermeer twee extra liedjes en een half uur interviews met de band. Als bonus zit er nog de dvd De Wilde Frisheid bij, De Breijs eerste voorstelling uit 2003. De show duurt ruim drie kwartier en gaat ondermeer over Linda de Mols Love Letters, over nieuwbouwwijken en vervelende buren, oftewel Nederland op z’n smalst. Na het zien van De Wilde Frisheid wordt duidelijk hoe De Breij gegroeid is; in haar eerste show is ze duidelijk minder op dreef. Ze heeft hier minder vaart en haar grappen zijn een stuk flauwer. Het lijkt zelfs of ze zich schaamt om op het podium te staan; ze is er in 2003 duidelijk nog niet klaar voor om een theaterprogramma te vullen. Met Claudia Zuigt is ze gegroeid en heeft ze haar plaats op het podium verworven. Dat maakt ook nieuwsgierig naar haar nieuwe show. Want of ik nu van vrouwenhumor houd of niet, De Breij is wel een goede cabaretière, die ons in de toekomst zeker nog gaat verrassen.

Zaterdag 21 januari 2006 signeert cabaretière Claudia de Breij haar dubbel-dvd in de Amsterdamse Bijenkorf Amsterdam van 12.00 – 13.00 uur.

Film / Films

Oorlogsfilm zonder oorlog

recensie: Jarhead

Toen ex-marinier Anthony Swofford in 2003 zijn boek Jarhead publiceerde, werd hij overladen met goede kritieken. Niemand had echter verwacht dat de verzameling biografische schetsen, filosofische overpeinzingen en kritiek op vader en zoon Bush stof zou opleveren voor een film.

Dat het toch gelukt is een coherente film te maken van Swoffords boek mag gerust een triomf voor de filmmakers worden genoemd. Aan de andere kant is het ook weer niet zo heel vreemd, getuige de lange lijst van grote namen die aan de film meewerkten: voor de camera de veelbelovende jonge acteurs Jake Gyllenhaal, Peter Sarsgaard en Jamie Foxx, achter de camera Roger Deakins (bekend van zijn werk met de gebroeders Coen), de legendarische editor Walter Murch (Apocalypse Now, The English Patient), en natuurlijk regisseur Sam Mendes, van wie elke nieuwe film na de hit American Beauty en het ondergewaardeerde Road to Perdition per definitie interesse wekt.

Oorlogsfilm zonder één gevecht

~

Net als in die eerdere twee films legt de van oorsprong Britse regisseur in Jarhead weer een Amerikaanse zenuw bloot: de film gaat over de eerste Golfoorlog, of, correcter: de soldaten die vochten in de eerste Golfoorlog. Of, nóg correcter: de soldaten die trainden, oefenden en vooral erg lang wachtten tot ze mochten vechten, en toen naar huis werden gestuurd.

Het lijkt vreemd, een oorlogsfilm waarin niet gevochten wordt; toch kan Jarhead zich prima meten met de grote oorlogsfilms van de afgelopen decennia, die in Jarhead trouwens vrijwel allemaal worden geciteerd. Het begint al bij de openingsscènes in het trainingskamp, die bijna letterlijk is overgenomen uit Full Metal Jacket. In een ander deel van de film bekijken de mariniers Apocalypse Now en The Deer Hunter. Vietnam werpt zo’n duidelijke schaduw over de gebeurtenissen in Jarhead dat de parallel moeilijk is te missen: net als in die oorlog is er in de twee Golfoorlogen ook weinig kans op een hoopvolle uitkomst.

Perfect aangevoeld

Toen Jarhead een paar maanden geleden lauw werd ontvangen door zowel de Amerikaanse pers als het publiek, had een groot deel van de negatieve kritiek te maken met het gebrek aan emotie die de personages uitstralen, waardoor identificatie moeilijk is. Maar die neutrale toon verbeeldt juist perfect het karakter van die eerste Golfoorlog: voor het eerst leek een oorlog uitgespeeld te kunnen worden door op een paar knoppen te drukken. De zwart-groene nachtbeelden van CNN leken meer op een videogame dan op de realiteit en het was daardoor ook gemakkelijker om je emoties uit te schakelen bij wat er aan het gebeuren was.

~

Sam Mendes heeft dit karakter van de oorlog haarscherp aangevoeld en verbeeld, misschien juist omdat hij zelf geen Amerikaan is. Zijn personages kijken in de hele film uit naar de gewelddadige confrontatie met de vijand – de confrontatie die hun vaders en ooms twintig jaar eerder in Vietnam wel aangingen, maar die in Jarhead uitblijft. Hoe langer ze nutteloos in de stikhete woestijn blijven wachten tot ze aan de slag mogen, hoe grimmiger de onderlinge sfeer wordt. De strijdlust van de soldaten ontlaadt zich naar binnen in plaats van naar buiten, en dat is een kenmerk van elke oorlog dat nog niet eerder op zo’n schrijnende manier is behandeld in een film.

Theater / Voorstelling

Poëtische foto’s op het grote toneel

recensie: Fragmenten (Het Zuidelijk Toneel)

In Fragmenten is regisseur Olivier Provily (ook van Oom Wanja en La Voix Humaine) “als een fotograaf die zijn rolletje kwijt is en zijn herinneringen driedimensionaal, in tijd en ruimte uittekent.” De voorstelling is niet gebaseerd op een bestaande tekst, maar op verschillende inspiratiebronnen uit het leven van de regisseur en de acteurs van Het Zuidelijk Toneel, en een bonte verzameling teksten – waaronder de manifesten van theatervernieuwer Tadeusz Kantor, een artikel van Arnon Grunberg over lifestyle en het scheppingsverhaal. Daaruit ontstond een aaneenrijging van momentopnames, die soms lachwekkend, soms mooi en soms ook heel treffend zijn.

~

Als het doek omhooggaat, zien we twee naakte mensen in foetushouding. Het kille licht waarmee ze worden beschenen, maakt dat hun lichamen er onnatuurlijk uit zien. Naakt op het toneel kan heel plat zijn, maar hier is het juist heel kwetsbaar en open. In stilte richten de man en vrouw zich op in een trage dans, die uiteindelijk eindigt in een seksuele verstrengeling.

Declaratieformulieren

In het tweede ‘fragment’ zien we zes in pak gestoken gestaltes die aanvankelijk in wisselende formaties over het podium lopen. Uiteindelijk blijven ze met zijn zessen op een rij achter op het podium staan. Een kwartier lang staren ze zo in totale stilte het publiek aan. Dit vergt erg veel van het publiek en je voelt na een tijdje de spanning in de zaal. Uiteindelijk komt er beweging in de formatie, en zoeken de personages in hun geluidloze universum contact met elkaar. En dan wordt de stilte eindelijk doorbroken, met een banaal en lachwekkend gesprek over declaratieformulieren. Juist doordat het hiervoor zo lang stil is geweest, wordt in de volgende, clichématige gesprekken duidelijk hoe de mens zich manifesteert door en verbergt achter taal.

Lonesome cowboy

De fragmenten van de voorstelling zijn een studie van de menselijke interactie, met haar mooie en minder mooie kanten. Provily koos voor verschillende settings, waaronder een kooi en een bank, die op ingenieuze wijze worden gewisseld. Niet alles wat er op het toneel gebeurt is even interessant, zoals het fragment waarin alleen een huilende vrouw te zien is. Maar andere scènes zijn soms lachwekkend en vaak heel treffend en poëtisch. Bijvoorbeeld wanneer een cowboy de tralies van de kooi uiteenduwt en naar binnen stapt terwijl hij “I’m a lonesome cowboy” zingt, of de scène waarin een man en vrouw in de kooi zitten en de vrouw alleen vraagt “Is er iets?”. De moderne mens verkiest zijn eigen gevangenschap, is de gedachte die Provily hiermee oproept.

Grote zaal

~

De 35-jarige Provily is vanaf dit seizoen vast aan Het Zuidelijk Toneel verbonden. Fragmenten is de eerste grote zaal productie die hij bij Het Zuidelijk Toneel ensceneert. En hij maakt in deze voorstelling goed gebruik van de mogelijkheden die een grote zaal biedt. Iedere scène is heel gestileerd, ook door het knappe gebruik van het licht en de ruimte. In het begin is juist de enorme leegte waarin de gestaltes zich bewegen heel sterk. In een andere scène staat een grote kooi op het verder lege toneel; door veranderingen in de belichting kijken we afwisselend naar de verschillende figuren in de kooi of naar de ijzeren tralies aan de voorkant. Ook de laatste fragmenten zijn erg filmisch. De uitgestrektheid van de lange witte bank die dan het toneel vult, wordt benadrukt doordat er een voordoek heel laag hangt; een breedbeeldeffect.

Poëtisch

Fragmenten is geen makkelijke voorstelling. In de eerste veertig minuten wordt geen woord gesproken en er wordt tijdens het stuk geen verhaal verteld. Maar als je kunt genieten van de poëtische ‘foto’s’ die Provily je voorschotelt en als je daar vrij je eigen associatieve gedachtes over kunt laten gaan, is de voorstelling zeker een bijzondere ervaring.

Fragmenten is nog tot 1 maart 2006 te zien in diverse theaters. Kijk hier voor een uitgebreide speellijst.

Muziek / Album

Leve de buzz

recensie: Clap Your Hands Say Yeah - Clap Your Hands Say Yeah

Marian Salzman is een wereldberoemde marketinggoeroe. In haar boek Buzz: harness the power of influence and create demand, dat zij samen met Ira Matathia en Ann O’Reilly schreef en in 2005 presenteerde, beschrijft zij de werking en het grote belang van de begrippen buzz en buzzmarketing. Het komt er volgens Salzman in het kort op neer dat oude marketingmethoden die zich richten op het bereik van een grote ‘massa’ niet meer zo rendabel zijn en daardoor niet meer voldoen. Een mens wil graag als individu behandeld worden en niet als onderdeel van een grote groep mensen met wie hij zich niet verbonden voelt. De beste manier om consumenten te bereiken is volgens Salzman door het creëren van buzz.

Voor de niet-kenners van dit begrip even een korte uitleg. Een buzz is eigenlijk een aaneenschakeling van mond-tot-mondreclame. Beginnend bij wat Salzman de Alphas noemt. Alphas hebben een niet te stillen honger naar stimulering, een afkeer van conventies en een drang om risico’s te nemen. Deze consumenten zijn zeer belangrijk voor het de in wereld helpen van nieuwe ideeën doordat zij andere consumenten beïnvloeden. De Alphas creëren de trends, die volledig dankzij mond-op-mondreclame tot stand kunnen komen. En dat is precies wat er gebeurd is met de Amerikaanse band Clap Your Hands Say Yeah en hun gelijknamige album.

Buzzen als een gek

~

Dit vijftal bood zijn muziek enkel aan via het internet en werd opgepikt door een aantal toonaangevende muziekjournalisten: muziek-Alpha’s om de terminologie van Salzman te handhaven. Vervolgens ging het balletje rollen en de naam Clap Your Hands Say Yeah begon met name via het internet als een gek rond te buzzen. De naam van de band is inmiddels zo groot dat ook talkshowhost Conan O’Brien dit gezelschap mocht verwelkomen in zijn studio. Inmiddels wordt het album ook gewoon via de normale weg uitgebracht bij V2, maar toch is de manier waarop Clap Your Hands Say Yeah de wereld verovert veelzeggend voor de muziekwereld zoals die er anno 2006 voorstaat.

Doordat buzz uitgaat van mond-op-mondreclame, betekent het dat individuen elkaar beïnvloeden, dankzij het vertrouwen dat de ene persoon in het beoordelingsvermogen van de ander heeft. Uitgaande van het feit dat de kritische eenentwintigste eeuwse consument zich niet laat besodemieteren, en al helemaal niet door vrienden, familie en collega’s, kun je stellen dat buzz gepaard gaat met een grote hoeveelheid geloofwaardigheid. Oftewel met een grote hoeveelheid authenticiteit. Binnen het proces van buzz moeten door ieder individu beslissingen worden genomen: bijvoorbeeld of een album wel of niet de moeite waard is om te beluisteren. Of nog een stap verder, te promoten bij goede vrienden.

Urgentie

Authenticiteit is dus het sleutelwoord bij het creëren van buzz. En wanneer een band als Clap Your Hands Say Yeah als een lopend vuurtje wordt gepromoot door allerlei belangrijke betekenisgevers, dan mag je er toch wel van uitgaan dat het hier om een bijzonder gezelschap gaat met muziek die bovengemiddeld interessant is. En verdomd, dat blijkt ook nog eens te kloppen. Het debuut van Clap Your Hands Say Yeah stroomt namelijk over van urgentie. Zelden hoor je muziek die je vanaf de eerste seconde zo bij je strot grijpt.

Zanger en liedjesschrijver Alec Ounsworth klinkt als een hyperenthousiaste David Byrne en de band lijkt zoals zovelen te putten uit de rijke popgeschiedenis en met name uit de new wave uit de jaren zeventig en tachtig. Maar dat doet Clap Your Hands Say Yeah met zo ongekend veel verve en ongeremde passie dat hier geenszins gesproken kan worden van jatwerk of het dom meewaaien met de door Franz Ferdinand aangeblazen wind. Het lijkt of dit vijftal de muziek spontaan uit zich laat stromen, zo organisch, zo onbedacht klinkt deze plaat. De ene melodie is nog briljanter dan de ander, de oprechtheid spat eraf. Authenticiteit in de popmuziek is de mate waarin een volstrekt unieke eigen symbiose is bewerkstelligd van bestaande stijlen. En die symbiose is perfect gelukt bij Clap Your Hands Say Yeah.

Als ik met terugwerkende kracht de belangrijkste plaat van vorig jaar zou moeten aanwijzen zou Clap Your Hands Say Yeah een bijzonder goede kans maken. Ten eerste vanwege de ultieme pracht en de uniciteit van het album en ten tweede vanwege de volstrekt natuurlijke en authentieke wijze waarop deze hype tot stand is gekomen. Een prachtig voorbeeld van wat de toekomst zou kunnen gaan brengen. Een toekomst, naar ik hoop, zonder al teveel zielloze ‘plastic pop’ en vol met door authenticiteit gestuurde buzzers. Onder het motto: de mens is niet achterlijk.

Clap Your Hands Say Yeah staat 19 februari 2006 in de Melkweg in Amsterdam

Boeken / Fictie

Ordinaire kitsch

recensie: Albert Sánchez Piñol - Nachtlicht

Nachtlicht is het literaire debuut van de Spaanse antropoloog Albert Sánchez Piñol (1965), dat met 31 vertalingen een wereldwijde bestseller werd. De roman stelt een jonge meteoroloog centraal die naar een verlaten eiland dichtbij Antarctica reist om daar een jaar lang in volstrekte eenzaamheid metingen te verrichten.

Dat ook een bestseller zijn minpunten heeft, is op zich niet verwonderlijk. Dat je als lezer niet helemaal begrijpt waarom een boek zo immens populair is, komt ook nog wel voor. Het is echter zeldzamer dat je aan een roman die volgens de flaptekst al twee jaar lang de internationale bestsellerlijsten aanvoert, niets, maar dan ook helemaal niets positiefs kunt opmerken. Nachtlicht is helaas een van die zeldzaamheden.

Platitudes

~

De opzet van het verhaal, een jonge man die aan het begin van zijn carrière voor een schijnbaar uitzichtloos en eenzaam bestaan kiest, is in beginsel al geen bijzonder originele vondst. Toch zou dit uitgangspunt nog voor boeiend leesvoer kunnen zorgen, als er thema’s als angst, eenzaamheid, bezinning op het bestaan en meer van dergelijke romantische ideeën aan bod zouden komen. Maar zelfs dat lukt Piñol niet. Hij schotelt ons een vertelling voor waarin de platitudes elkaar in verbijsterend tempo opvolgen.

Derderangs SF

Al bij aankomst op het eiland begint de ellende. De voorganger van de jonge meteoroloog blijkt verdwenen, en al wat hij aantreft is een leeg hutje dat er uitziet alsof het in enorme haast is verlaten. De enige andere eilandbewoner is een woeste vreemdeling, genaamd Batis Caffo, die zich in de vuurtoren verschanst heeft. Het volgende cliché dient zich aan wanneer de avond valt: de meteoroloog wordt belaagd door vreemde wezens die bij het invallen van de duisternis (het Kwaad verschijnt natuurlijk altijd bij nacht en ontij) uit de zee tevoorschijn komen. Het uiterlijk van deze wezens doet denken aan de marsmannetjes in een derderangs SF-serie: sterk antropomorf, maar met vliezen tussen tenen en vingers, een groenige huid, grote kale hoofden en grote ogen. De vuurtorenbewoner blijkt een vrouwelijk exemplaar van de ‘reuzenkikkers’ als huisgenoot te hebben. Uiteraard is zij mooi en gewillig. En uiteraard heeft Batis ook seks met haar. En natuurlijk bezwijkt ook de hoofdpersoon, na vele morele hindernissen te hebben geslecht, voor haar charmes en is seks met haar een sublimatie van alle seksuele ervaringen die hij tot dan toe heeft gehad.

Al neukend met haar, met deze naamloze mascotte, werd een groteske waarheid onthuld, groots en kinderlijk tegelijk; Europa weet niet dat het in eeuwige castratie leeft. Haar seksualiteit was vrij van elke last. Er was niet eens sprake van erotisch raffinement. Ze neukte alleen maar, neukte met haar hele lijf, en terwijl ze dat deed bestond er geen tederheid, geen zachtheid, geen wrok of pijn, geen betaling voor het bordeel of overgave van de minnaars. Het bracht de lichamen terug tot een eigen en unieke dimensie, en hoe dierlijker ze zich gedroeg, des te meer genot ik ervoer.

Bij het lezen van een dergelijke simplistische lofzang op de dierlijke eenvoud, de edele wilde, lopen iedere weldenkende lezer toch zeker de rillingen over de rug. En zo gaat het maar door, de hele roman lang. Alsof dat nog niet erg genoeg is, wordt deze opeenstapeling van tenenkrommende simplificaties door Pinol gelardeerd met volkomen gratuite semi-filososfische bespiegelingen, zoals deze:

Ik dacht aan mijn eerste herinnering, uit mijn kindertijd, en aan de laatste uit mijn beschaafde leven. Mijn eerste herinneringsbeeld was een haven. ik was misschien drie jaar, of jonger. Ik zat op een kinderstoel, in Blacktorne, in gezelschap van tientallen andere kinderen. Maar ik zat vlakbij een raam waardoor je de grauwste haven ter wereld kon zien. Mijn laatste herinneringsbeeld was ook een haven. De haven die ik zag vanaf de achtersteven van het schip dat me van Europa naar het eiland bracht. Nee, het leven stelt niet veel voor.

Albert Sánchez Piñol
Albert Sánchez Piñol

Ten hemel schreiend, zo’n citaat. Niet alleen omdat het als een soort volkomen overbodige deus ex machina in het verhaal opduikt en werkelijk niets van waarde toevoegt, maar vooral door de verbijsterende conclusie. Na een sentimentele bespiegeling over zijn jeugd op de kostschool Blacktorne, die voor het verdere verloop van het verhaal ook helemaal niet terzake doet, komt de schrijver met de loodzware slotsom dat het leven niets voorstelt. Nogal een boude bewering, op basis van de oppervlakkige kitschbeelden die eraan voorafgaan, en niet erg overtuigend uit de mond van een nogal jeugdige hoofdpersoon.

Als lezer blijf je in eerste instantie hopen dat dit een literaire truc is, dat de schrijver zichzelf na enkele tientallen pagina’s ontmaskert en met een geniale plotwending voor de dag komt waardoor het ineens toch om een ijzersterke roman blijkt te gaan. Jammer genoeg blijkt die hoop al snel ijdel. De briljante wending blijft uit, het verhaal blijkt een uiterst simplistische lineaire vertelling vanuit de ik-persoon te zijn, in de onvoltooid verleden tijd. En toen en toen en toen en toen. Waarbij van meet af aan duidelijk is dat de hoofdpersoon alle gruwelen zal overleven, anders zou hij het immers niet na kunnen vertellen.

Katharsis

Op ongeveer driekwart van het verhaal volgt een gewelddadige climax, waarbij Batis en de hoofdpersoon tegenover een gigantische horde reuzenkikkers komen te staan die ze te lijf gaan met een flinke voorraad dynamiet. Geheel in de lijn van het voorgaande beleeft de meteoroloog als gevolg van de slachting die hij zelf aanricht een ware katharsis en gaat hij de reuzenkikkers, die “Citauca” blijken te heten, met andere ogen bezien. In het slotdeel van de roman trakteert Pinol ons nog op een aantal oersaaie, slaapverwekkende antropologisch getinte, maar nogal dweperig aandoende beschouwingen over een conflict tussen verschillende soorten en de gevolgen die dat heeft voor de eerdere bondgenoten, die nu in onbegrip tegenover elkaar zijn komen te staan; want natuurlijk komt de woesteling Batis niet tot inkeer na alle geweld. Dit wordt dan ook zijn ondergang: hij wordt door de Citauca meegenomen en vermoord terwijl de hoofdpersoon achterblijft op het eiland om na zijn morele inzinking een nieuwe start te maken.

Nachtlicht is een belediging voor het intellect van de lezer. Bladzijde na bladzijde neemt de irritatie toe. Vanuit welke invalshoek je deze roman ook bekijkt, het is en blijft een flinterdun stukje ordinaire kitsch. Piñol zou zich moeten schamen, zowel als schrijver als als antropoloog.

Boeken / Strip

Cartooneske doos van Pandora

recensie: Mark Newgarden - We All Die Alone

De Amerikaanse stripauteur Mark Newgarden is een van de voornaamste cartoonisten van zijn tijd. Zijn publicaties in onder meer The New York Times boden hem een belangrijk podium om zijn kunsten te vertonen. Op dit moment ontwikkelt hij in zijn eigen studio (Laffpix Inc.) diverse ideeën voor televisie en internet. Het zal de kenner niet verbazen dat de bundel We All Die Alone, vol cartoons en theoretische passages over humor, juist uit zijn hoge hoed komt.

Doos van Pandora

~

De titel van Newgardens nieuwe album is ontleend aan zijn strip uit 1991. Hierin gebruikt hij de traditionele cartoonvorm om zijn eigen (voor)oordelen in beeld te brengen. Door onder een prikkelende titel (bijvoorbeeld We all die alone!) in vier verschillende plaatjes uiteenlopende personages te situeren (een huisvrouw, een dokter en een zwerver), geeft hij aan dat iedereen met het besproken onderwerp te maken heeft. Dit gegeven versterkt hij nog door de eerste drie plaatjes te signeren met de naam van een beroemd persoon (Proust, Beckett, Oswald) en het vierde plaatje te voorzien van een veel voorkomende naam als Mel of Vito. Ook hiermee wil Newgarden duidelijk maken dat iedereen, onbekend of beroemd, niet ontkomt aan de existentiële dilemma’s. Uiteraard is dit alles overgoten met een hilarisch sausje. Kortom, onder de luxe omslag (zwart pluche met gouden letters) gaat een wereld schuil vol humor, tragedie en opmerkelijke personages. Een cartooneske doos van Pandora.

Het is niet eenvoudig een samenvatting te geven van de inhoud; daarvoor zijn de bijdragen nu eenmaal te divers. Het album leest als een collage van alles wat de cartoon te bieden heeft: gags, short stories en pagina’s vol knipsels en foto’s. De titel ‘cartoonbijbel’ gaat hier te ver, omdat het heel erg Yankee minded is. Het moet gezegd: lang niet alles is kwalitatief hoogstaand. Maar dit heeft uiteraard met persoonlijke smaak te maken. Eens te meer blijkt het begrip humor op diverse manieren te benaderen.

Grote neuzen

~

Het lijkt erop dat Mark Newgarden al zijn hebben en houden wilde samenbrengen in een kloeke bundel. Het resultaat is een interessant, maar tegelijkertijd warrig geheel.
Met name in het hoofdstuk Meet the cast etaleert de auteur zijn fraaie tekenkunsten. Tientallen cartoonfiguren, vormgegeven in verschillende stijlen, passeren de revue. Ook de episodes van de The little nun, een strookstrip met een non in de hoofdrol, zullen menig lezer kunnen bekoren. Daartegenover staat een aantal tekstuele bijdragen, bestaande uit korte verhalen, die minder toegankelijk zijn. Veel van deze teksten lijken geen enkele clou te bevatten, en zijn waarschijnlijk vooral boeiend voor de echte Newgardenfanaten.

Wat verder opvalt is de fascinatie van de auteur voor grote neuzen. Waar dit lichaamsdeel in de Europese stripscene steeds beschaafdere vormen is gaan aannemen, blijft het in de overzeese cartoonwereld nog steeds een garantie voor succes. Hierdoor ogen de strips in het boek nog authentieker en doen ze denken aan de eerste experimentele cartoons van decennia geleden.

Van alles een beetje

Uiteindelijk blijft de vraag knagen: waarom deze bundel? Wat is de achterliggende filosofie van deze uitgave? Voor een bloemlezing is het niet compleet genoeg en voor een guide to the world of the cartoon is het niet informatief genoeg. We All Die Alone is van alles een beetje. Vaak onderhoudend en grappig, soms langdradig en ongetwijfeld voor veel lezers ontoegankelijk. Voor de lezer die niet bekend is met het fenomeen Mark Newgarden is het een hele kluif om We All Die Alone door te komen. Voor de fans van deze veelzijdige Amerikaanse tekenaar komt deze bundel als een geschenk uit de hemel en zal hij wellicht voor enige tijd de bijbel van de salontafel verdringen.

Boeken / Fictie

‘Begrijpen dat het onbegrijpelijk is’

recensie: Imre Kertész - De samenzwering

Het centrale thema binnen het oeuvre van de Hongaarse Nobelprijswinnaar Imre Kertész is de holocaust. In zijn beroemde roman Onbepaald door het lot (1975) kijken we door de ogen van een joods-Hongaarse jongen naar de gruwelijkheden om hem heen in de concentratiekampen Auschwitz en Buchenwald. In De samenzwering (1977) is de plaats van handeling een Zuid-Amerikaanse junta. Het perspectief is verschoven naar dat van de dader, maar de kern blijft hetzelfde: de absurde logica van het totalitaire regime en de verantwoordelijkheid die wij allen hebben in die logica.

De samenzwering is een apologie die de politiecommandant Martens schrijft terwijl hij in gevangenschap zijn proces afwacht na de val van een junta-dictatuur in Zuid-Amerika. De aanklacht luidt: betrokkenheid bij de onschuldige veroordeling van en moord op vader en zoon Salinas.

Opvallend aan het manuscript van Martens is de haast voyeuristische wijze waarop hij zich over het leven van de familie Salinas buigt. Je kunt zijn betrokkenheid bij de mensen voelen, maar zijn koele uitvoerdersgeest registreert als een ambtenaar. Het is deze schizofrene houding die zijn rol in de dictatuur mogelijk maakte: “Martens erkende tijdens het opnemen van het proces-verbaal zonder gêne, vrijwillig en zelfs bereidwillig zijn misdaden, met zo’n gevoelloosheid en onverschilligheid dat het leek alsof hij geen rekenschap aflegde van zijn eigen daden, maar van die van een ander”, zo deelt zijn advocaat ons aan het begin van het boek mee.

De Eichmann-mentaliteit


Een goede verstaander herkent hier de mentaliteit van Eichmann, de kritiekloze ambtenaar van de Endlösung. Toen het tribunaal in Jeruzalem – dat hem uiteindelijk ter dood veroordeelde voor zijn rol in het nazi-regime – hem vroeg of hij geen schuld of berouw voelde, ontkende Eichmann dat, want, zo zei hij, de treinen waren altijd op tijd vertrokken, hij had zijn opdrachten altijd naar behoren uitgevoerd, dus hoe kon hij ergens schuldig aan zijn?

Salinas, die over eenzelfde houding beschikt, leest dan ook met toenemende verbazing de dagboeken van de jonge Enrique Salinas: “Overal moest hij een argument voor hebben, zelfs om te leven. Iemand die zo denkt is nog een kind, geen volwassen man.” Enrique Salinas is de absolute tegenpool van Martens, hij vergelijkt het leven in een dictatuur met ‘non-existentialisme’, met ‘een non-existerend existeren’, omdat er geen mogelijkheid is om het leven in eigen hand te nemen.

~

De vertegenwoordigers van de junta stellen hier tegenover de bloedeloze drogredenen zoals Martens’ meerdere Diaz ze graag bezigt: de politie is er om orde in de schepping te brengen. Voortdurend is Martens op zoek naar de logica van zijn bazen en van het regime dat hij diende, om tenslotte tot de conclusie te komen dat de logica slechts deze was: “Ik begreep dat wij alles overboord hadden gezet wat ons nog aan de menselijke wetten bond, ik begreep dat wij nergens meer op konden vertrouwen behalve op onszelf. En natuurlijk op het noodlot, op die onverzadigbare, gretige en altijd hongerige machine.” Niet dat Martens hier zijn eigen handelen ter discussie stelt: nee, het is het noodlot dat hem heeft meegesleurd.

Wie zweert er samen?

In deze trant moeten we ook de ambigue lading van de titel lezen: want wie zweert er nu eigenlijk tegen wie samen? Zweren de Salinas’ samen tegen de machthebbers, zweren de machthebbers samen tegen de Salinas’, of zweert het ‘systeem’ samen tegen beiden? Kertész lijkt in elke situatie de persoonlijke verantwoordelijkheid van ieder mens te benadrukken: het lot is geen excuus, anders is er immers ook geen vrijheid.

Kertesz’ werk is een een poging om onder woorden te brengen wat de holocaust zegt over de mens en de Europese beschaving. Hij beschouwt Auschwitz niet als een incident, maar onderkent de grote kans op herhaling, die als een ‘lange, donkere schaduw van de holocaust’ over onze tijd hangt. Voor Kertesz betekent Auschwitz de werkelijke dood van god, het einde van de houdbaarheid van elk metafysisch principe. Nu moet de mens bij elke stap die hij zet zélf de morele uitdaging aangaan. In zijn essaybundel De verbannen taal zegt hij hierover dat we ons best moeten doen om te “begrijpen dat het onbegrijpelijk is”.

In die zin kunnen we De samenzwering opvatten als bevestiging van deze these. Voor Kertész representeren alle totalitaire regimes van de twintigste eeuw (hij leefde zelf lang onder het Hongaarse communisme) de holocaust. De taak van de mens is om zich teweer te stellen tegen de objectiverende logica van dergelijke regimes, om zo herhaling te voorkomen.

Film / Films

Louis Malle Collection

recensie: Ascenseur pour l'échafaud / Au revoir les enfants

De Franse regisseur Louis Malle is minder bekend dan collega-regisseurs als Truffaut, Godard en Resnais. Enerzijds is dit terecht – Malles films zijn net iets minder eigenzinnig, experimenteel en gedurfd dan die van voornoemde collega’s – anderzijds behoren veel van Malles films wel tot de hoogtepunten uit de Franse cinema. Reden genoeg dus om de Louis Malle Collection, die in acht delen bij Video/Film Express staat te verschijnen, enthousiast te onthalen. Onlangs verschenen de eerste twee delen: Ascenseur pour l’échafaud uit 1957 en Au revoir les enfants uit 1987.

Louis Malle
Louis Malle

De filmcarrière van Louis Malle nam een aanvang met de documentaire Le Monde du Silence (1956), die hij samen met Jacques Yves Cousteau maakte. De documentaire bleek een groot succes en won in Cannes een Gouden Palm voor de beste film. Na deze veelbelovende start kreeg Malle de kans om de assistent te worden van zijn idool Robert Bresson, die echter zo onafhankelijk te werk ging dat Malle al snel weer afhaakte en zijn eigen weg insloeg.

Geïmproviseerde jazzmuziek

Met zijn eerste speelfilm Ascenseur pour l’échafaud maakte Malle de weg vrij voor een van de invloedsrijkste filmstromingen aller tijden: de nouvelle vague. Al enkele jaren voor het verschijnen van Truffauts Les 400 Coups (1959) en Godards A Bout de souffle (1960) paste Malle de principes toe die deze films zo succesvol zouden maken, zonder zelf overigens onderdeel van de nouvelle vague uit te maken. Met Ascenseur pour l’échafaud was Malle een van de eerste regisseurs die op locatie ging filmen met de camera op de schouder, zonder decor, kunstlicht of make-up. De film werd verder met een zeer beperkt budget gemaakt en introduceerde enkele destijds nog volstrekt onbekende acteurs, zoals Jeanne Moreau (die uit zou groeien tot een van de grootste Franse actrices ooit) en Maurice Ronet. Malles meesterzet betrof echter de geïmproviseerde jazzmuziek van Miles Davis die de beelden van een door de straten van Parijs dwalende Jeanne Moreau ondersteunen.

~

Het verhaal van Ascenseur pour l’échafaud is losjes gebaseerd op een goedkoop pulpromannetje, hetgeen destijds een vrij normale gang van zaken was. Door zijn persoonlijke aanpak en zijn eigen accenten weet Malle het goedkope verhaal echter naar een hoger plan te tillen, met als resultaat een artistiek interessante film. Ascenseur pour l’échafaud bestaat uit twee verhaallijnen die elkaar op een subtiele manier spiegelen. De ex-militair Julien Tavernier en zijn minnares Florence Carala beramen de perfecte moord op Monsieur Carala, Juliens baas en Florence’ echtgenoot. De moord slaagt wonderwel, maar Julien komt helaas vast te zitten in de lift terwijl Florence tevergeefs op hem wacht en vertwijfeld door de straten van Parijs dwaalt. Ondertussen heeft het stoere vriendje van Veronique – het charmante dienstertje uit de bloemenwinkel op de hoek – de auto van Julien gestolen. Het tweetal imiteert het gedrag van Julien en Florence en doet zich zelfs voor als monsieur en madame Tavernier. Als ze betrapt worden bij een nieuwe autodiefstal, pleegt het vriendje een brute dubbele moord die later aan Julien wordt toegeschreven. Malle speelt een ironisch spel met de parallellen tussen deze twee verhalen en geeft zo een melancholische blik op het Parijs van zijn tijd, dat door de muziek van Davis alleen nog maar versterkt wordt.

De schuld van toeschouwer

Het met fatalistische ironie doordrenkte Ascenseur pour l’échafaud was een stilistisch hoogtepunt in de Franse cinema van de jaren zestig. Het dertig jaar later gemaakte Au revoir les enfants is stilistisch veel minder interessant, maar is wel een ingenieuze meditatie op de schuld en de verantwoordelijkheid van de toeschouwer die getuige is van onrechtvaardig geweld. De film is gebaseerd op Malles eigen herinneringen aan de oorlog, waarin hij als kostschooljongen moest aanzien hoe een van zijn Joodse medeleerlingen door de nazi’s uit de klas gehaald werd. Dit autobiografische feit verwerkt hij in zijn verhaal over de verschrikkingen van WO II, waarin hij echter vooral de universele thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan de orde stelt.

~

De film zit erg goed elkaar. Elk scène heeft betekenis en draagt bij aan het geheel. Malle is er duidelijk niet op uit om zijn eigen ervaringen zo getrouw mogelijk te boekstaven, maar probeert via tegenstellingen en complexe verwantschappen de morele ambiguïteit te schetsen die ontstaat als je geconfronteerd wordt met een kwaadwillende bezetter. Malle benadrukt vooral het alledaagse hiervan. Het terloopse verraad door een blik of een hoofdknik of de spontane heroïek van een impulsieve reddingsactie. Hij laat ook zien hoe deze twee impulsen – collaboratie en verzet – elkaar in het verloop van enkele uren kunnen afwisselen. De rol van de toeschouwer is in zulke situaties complex: enerzijds is hij machteloos omdat hij voortdurend het gevaar loopt zelf ook slachtoffer te worden, anderzijds is hij ook verantwoordelijk omdat hij de enige is die wellicht nog verandering in de situatie kan brengen, alhoewel het daarbij nooit duidelijk is hoe groot zijn kansen zijn.

We zullen bidden voor hen die lijden

Malle weet de thematiek van schuld en verantwoordelijkheid aan te snijden door een betekenisvolle spanning te creëren tussen de verschillende scènes. Een voorbeeld hiervan is het contrast dat hij creëert tussen de woorden en de daden van de priester die aan het hoofd van het internaat staat. Eerst zien we hoe deze priester een toespraakje over de moraal houdt: “We zullen bidden voor hen die lijden, voor hen die honger hebben, voor hen die vervolgd worden.” Even later zien we echter hoe de priester de kreupele en armoedige keukenhulp (allerminst een vijand) wegstuurt vanwege de zwarte handel die hij heeft opgezet, terwijl hij de leerlingen die er ook bij betrokken waren slechts een lichte straf geeft. Malle laat hiermee niet alleen zien dat de priester ook niet vrij van smetten is, maar zet veeleer zijn moralistische toespraak onder spanning. Van de ene kant is de priester een held die zichzelf niet ontziet om enkele onbekende Joodse jongens te redden, van de andere kant is hij een wrede despoot die een armoedige ondergeschikte zonder al te veel scrupules wegstuurt.

~

De mechanismen van in- en uitsluiting worden hier op een ingenieuze wijze aan de oppervlakte gebracht. De rijke kinderen worden licht gestraft (waarschijnlijk uit vrees voor hun ouders), terwijl de kreupele keukenhulp het moet ontgelden. Met zijn inconsequente moraal is de priester indirect verantwoordelijk voor het lot dat het klooster treft. Zijn onrechtvaardige beslissing wordt op een gruwelijke wijze gewroken doordat de keukenhulp de Joodse jongens verraad. Malle geeft hiermee niet zozeer kritiek op de priester in het bijzonder of de katholieke kerk in het algemeen (zoals in zoveel andere films gebeurt), maar laat veeleer zien hoe moeilijk het is om in zulke omstandigheden telkens weer het moreel juiste te kiezen.

Film / Films

Charlize Theron schittert als moordenaar

recensie: Monster (Special Edition)

Het had niet veel gescheeld of Monster was geruisloos aan de wereld voorbijgegaan. De waargebeurde geschiedenis van Aileen Wuornos was aanvankelijk bedoeld voor een videoreeks over seriemoordenaars. Maar het verhaal van de lesbische prostituee die zeven mannen vermoordde en daarvoor de doodstraf kreeg, prikkelde de nieuwsgierigheid van regisseuse Patty Jenkins. Ze begon te corresponderen met Wuornos in haar dodencel, verliet haar oorspronkelijke opdracht en schreef een script wat minder gericht was op sensatie.

~

Toch is het resultaat op z’n minst spraakmakend te noemen. De film staat bol van geweld, prostitutie, drank en scheldpartijen. Boven dit alles verrijst het personage van Aileen, op een voortreffelijke wijze gespeeld door Charlize Theron. Het is maar moeilijk te geloven dat achter de façade van make-up en asociaal gedrag een actrice schuilgaat die tot voor kort leek voorbestemd voor de ‘lichtere’ rollen. Volkomen terecht kreeg ze een Oscar voor deze fenomenale gedaanteverandering.

Sympathie

Een van de grootste prestaties van Theron is dat ze een interessante mix van walging en sympathie weet op te roepen. Hoewel het gedrag en uiterlijk van Aileen werkelijk afstotend zijn, gun je haar toch een gelukkig leven met haar nieuwe vriendin (gespeeld door Christina Ricci), een van de weinige personen die iets om haar lijkt te geven. De spaarzame momenten in de film die de kijker een enigszins goed gevoel bezorgen, zijn de scènes waarin de twee vrouwen troost zoeken bij elkaar. De gepleegde moorden en het onvermijdelijke lot waar Aileen op afstevent, zijn dan even onzichtbaar.

~

Een sterk drama als Monster laat de meegeleverde extra’s op de tweede dvd met gemak in zijn schaduw staan. Blijkbaar was er gebrek aan materiaal, of er moet een andere reden zijn waarom de maker van de (oninteressante) soundtrack zo veel ruimte krijgt. In de ‘Making of’ wordt maar weer eens fijntjes uitgelegd hoeveel moeite en research de regisseuse heeft moeten doen om zo dicht mogelijk bij de waarheid te blijven. En natuurlijk is er veel met bekenden van vroeger gepraat. De daaropvolgende docu gaat er nog eens gedetailleerd op in. Veel van hetzelfde kortom, al had de uitstekende rol van Ricci als verwend lesbisch meisje wel iets uitvoeriger behandeld kunnen worden.

Dame des Doods

Eigenlijk is alleen de documentaire Aileen Wuornos: Damsel of Death het bekijken waard. Hierin wordt de voorgeschiedenis van de echte Aileen verteld, en die is nog een graadje erger dan wat we in de film te zien krijgen. Het tragische verhaal wat uit de doeken wordt gedaan was voor Theron (die eveneens een traumatische jeugd heeft gehad) de aanleiding om zowel de hoofdrol als de productie voor haar rekening te nemen. Wat het meeste opvalt is echter de uiterlijke gelijkenis tussen Wuornos en de (opgemaakte) Theron.

De extra’s als geheel bieden veel inzicht in het tragische leven van ‘Amerika’s eerste vrouwelijke seriemoordenaar’, maar wie Monster bekijkt heeft eigenlijk geen toelichting meer nodig. Het verhaal en de beelden zeggen genoeg, en dat kan niet van elke film gezegd worden.

Kunst / Expo binnenland

Finse kunst te lang onbekend gebleven

recensie: Finse kunst rond 1900

De periode rond 1900 blijft een interessante periode voor kunsthistorisch onderzoek. In hoog tempo volgde de ene avant-garde beweging de andere op. Terwijl in de kunst van de late negentiende eeuw de laatste resten romantiek – zoals de hang naar oude volksverhalen – zichtbaar waren, diende het symbolisme zich al aan. Vervolgens zagen het expressionisme en de sociaal-realistische kunst het daglicht. In de tentoonstelling Finse kunst rond 1900 laat het Gemeentemuseum Den Haag in samenwerking met Ateneum Art Museum in Helsinki en Östereichische Galerie Belvedere in Wenen zien dat ook voor de Finse kunstwereld deze periode zeer dynamisch was.

De opstelling van de tentoonstelling Finse kunst volgt voor een groot deel de indeling in kunststromingen. De invloed van andere Europese schilders uit die tijd is duidelijk merkbaar. Er kunnen drie verschillende invloeden genoemd worden: de Scandinavische inspiratie door onder andere Edward Munch, de Russische door onder andere Vasily Kandinsky en de Franse door pointillisten als Paul Signac en Georges Seurat. De tentoonstelling geeft een bijzonder goed inzicht in werk dat tot nu toe vrij onbekend is gebleven. En ook zonder de vele vergelijkingen is er een grote waardering voor deze kunst.

Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Akseli Gallen-Kallela, De (grote) zwarte specht, 1893, gouache op papier, bevestigd op doek, 145 x 90 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Kalevala

Ook de Finse nationaliteit speelde een grote rol in de kunst van het fin-de-siècle. Na eeuwen van Zweedse overheersing en jaren van Russische bezetting, ontwikkelde Finland een grote behoefte aan onafhankelijkheid. Zoals vaker gebeurt in het proces van streven naar onafhankelijkheid, werd er naar de eigen culturele identiteit gezocht. Die zoektocht ging ver terug; zo werden oude volksverhalen opgetekend. Een van deze verhalen was de Kalevala, het nationale epos van Finland. Het vormde een grote inspiratiebron voor bijvoorbeeld de kunstenaar Akseli Gallen-Kallela. In zijn werk dat heldere kleuren en decoratieve elementen bevat, komen scènes uit dit epos veelvuldig voor.

Eigen ‘kleur’


Ondanks de vele verwijzingen naar modernistische stromingen en buitenlandse kunstenaars, heeft de Finse kunst zeker een eigen ‘kleur’ en karakter. De landschappen zijn bijvoorbeeld een verheerlijking van het Finse landschap en onderscheiden zich door een bepaalde lichtval of kleur van het licht, die typisch de kleur van het Finse licht is. In Lenteavond; het ijs breekt (1897) van Hugo Simberg, spat het geweld van een gouden avondzon uit het schilderij en zorgt voor een bijna abstract schilderij door de constaterende kleurvlakken die zijn ontstaan.

Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Hugo Simberg, Lente avond, het ijs smelt, 1897, olieverf op doek, 27 x 37 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

Opvallend is ook het lila-grijs dat onder andere in Baltische haringmarkt (1905) van Alfred Wiliam Finch opvalt, een kleur die je niet bij Finland bedenkt, maar die je na het bekijken van dit schilderij met het land zal associëren. Bij Finch is in ander werken de invloed van Seurat zichtbaar in de techniek van het pointillisme en het gebruik van lichte, heldere kleuren.

Vrouwen in de voorhoede


Terwijl in de tentoonstelling in eerste instantie een historische lijn wordt gevolgd, legt Soili Sinisola, de directeur van het Ateneum Art Museum, in de inleiding van de catalogus juist de nadruk op onderzoek naar het aandeel van vrouwelijke kunstenaars in de Finse avant-garde. Het werk van vrouwelijke kunstenaars is experimenteler dan dat van hun mannelijke
collega’s, maar werd in de belangrijke trends van het modernisme vaak niet
beschreven.

Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki
Helene Schjerfbeck, Zelfportret met zwarte achtergrond, 1915, olieverf op doek, 34 x 42 cm, collectie Ateneum Art Museum, Helsinki

In de catalogus is de nadruk op dit aspect groter dan de inrichting van de tentoonstelling doet vermoeden, maar het werk van de vrouwlijke artiesten neemt toch een bijzondere plaats in. Een deel van het getoonde werk van Helene Schjerfbeck en Ellen Thesleff, wordt getoond in een van de ‘nissen’ die het Gemeentemuseum Den Haag rijk is. De kleine schilderijen zijn in deze serene omgeving meer op hun plaats dan tussen het geweld van sommige werken in de grote tentoonstellingen. Het bijna abstracte werk met prachtige kleuren en bijzondere lijnen Balspel (1909) van Thesleff bijvoorbeeld, of het zelfportret van Schjerfbeck uit 1915 dat als promotiebeeld voor deze expositie is gebruikt. De bijzondere rol die deze kunstenaressen spelen in het geheel, krijgt juist extra nadruk door deze plek. De mooie, fijne werken kunnen in alle rust bewonderd worden.